Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, de Vlaamse Gemeenschap levert heel wat inspanningen om te beantwoorden aan de enorme noden aan sportinfrastructuur in Brussel. Dat konden we recent nog vaststellen tijdens een gedachtewisseling met u over dit thema in de commissie Brussel, begin maart.
Het COOVI-sportcomplex (Centrum voor Onderricht en Opzoekingen der Voedings- en chemische Industrie) in Anderlecht is daar een mooi voorbeeld van. Eind 2017 kende de Vlaamse Regering bij monde van toenmalig Vlaams minister van Sport, Philippe Muyters, via het decreet Bovenlokale Infrastructuur een subsidie van 1 miljoen euro toe aan de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) voor de realisatie van een nieuw sportcomplex op de COOVI-campus. Binnen het sportcomplex zouden er een nieuwe sporthal, een klimzaal, petanquebanen en buitenpleinen voor outdoor fitness, voetbal en basketbal komen. Met andere woorden: een welgekomen uitbreiding van de sportinfrastructuur in onze hoofdstad, waar de noden enorm hoog blijven.
Binnen het decreet is er een uitvoeringstermijn voorzien van drie jaar vanaf de toekenning van de investeringssubsidie. Dat wil zeggen dat volgens de voorwaarden de infrastructuurwerken opgeleverd moeten zijn tegen eind 2020. Ten gevolge van de coronacrisis hebt u die deadline intussen met een jaar verlengd.
Het bouwproject begon vertraging op te lopen toen het College van de VGC in 2018 op eigen initiatief besliste om mee te stappen in de uitvoering van een mobiliteitsstudie voor COOVI door perspective.brussels, het gewestelijk ontwikkelingsbureau. De overeenkomst met betrekking tot die studie werd in juni 2019 ondertekend en de studie zal pas afgerond zijn tegen eind 2020.
Het is echter koffiedik kijken waar het probleem voor de realisatie van het COOVI-sportcomplex precies ligt. Het VGC-College verklaart dat het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest moeilijk doet over de mobiliteitsstudie. Brussels minister-president Rudi Vervoort wijst op zijn beurt naar het VGC-College. In feite geeft niemand concreet antwoord op de vraag waar het kalf nu werkelijk gebonden ligt.
Eind mei werd in de Raad van de VGC de begrotingswijziging voor 2020 goedgekeurd. In dat document ontbreekt elk spoor van ingeschreven middelen voor het COOVI-sportcomplex. Met hun vraag naar verdere concrete info over dit dossier werden de raadsleden wandelen gestuurd. Er lijkt er dus nog steeds maar weinig te bewegen in dit sportinfrastructuurproject, dat nochtans beslist beleid is en ondertussen al in een ver gevorderd stadium zou moeten zitten.
Kunt u een laatste stand van zaken geven van de realisatie van het COOVI-sportcomplex?
Heeft er recent een overleg plaatsgevonden tussen de sportdienst van de VGC en Sport Vlaanderen? Indien ja, wat waren de belangrijkste conclusies van dit overleg? Indien neen, wordt er in de komende weken en maanden een overleg gepland?
Hebt u van het VGC-College reeds enige verduidelijking gekregen over de redenen van de vertragingen inzake het COOVI-dossier? Indien ja, kunt u die toelichten? Indien neen, zult u die opvragen?
Welke acties zult u ondernemen om het VGC-College ertoe aan te zetten om de beschikbare Vlaamse middelen correct aan te wenden en zo een inhaalbeweging te realiseren inzake bijkomende sportinfrastructuur in Brussel?
Minister Weyts heeft het woord.
Zoals u zelf zegt, kreeg het project Schoolsportcomplex COOVI een subsidie van ongeveer 1 miljoen euro via de voorkeursregeling voor Brussel, die werd toegepast binnen het decreet ter ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur en topsportinfrastructuur. Volgens het subsidiebesluit zou het project eind 2020 opgeleverd moeten worden.
In februari 2019 heeft het kabinet van toenmalig minister van Sport, Philippe Muyters, een brief ontvangen van het VGC-College met de vraag om de realisatietermijn te verlengen. Als reden gaf men op dat er een bijkomend onderzoek noodzakelijk was, met name een mobiliteitsstudie in samenwerking met de Commission communautaire française (COCOF) voor de hele campus.
Sport Vlaanderen heeft daarna een onderhoud gehad met de algemeen directeur van de VGC en een vertegenwoordiger van het kabinet van de toenmalige minister voor Sport, Pascal Smet. Het decreet voorziet geen mogelijkheid om uitstel te geven. Enkel wanneer we kunnen spreken van overmacht is dat mogelijk. Sport Vlaanderen gaf aan dat er een meer uitgebreide motivatie met een duidelijk aangetoonde overmacht nodig was. De VGC zou dit ter harte nemen en een nieuwe motivatie bezorgen aan Sport Vlaanderen.
Alle sportinfrastructuurdossiers die gesubsidieerd worden via het decreet ter ondersteuning van bovenlokale sportinfrastructuur dienen, tot ze zijn opgeleverd, halfjaarlijks te rapporteren over de voortgang van het project. Dat was dus ook zo voor het project van de COOVI-campus. In september 2019 werd een voortgangsrapport ingediend. Naar aanleiding van dit voortgangsrapport heeft Sport Vlaanderen in december 2019 contact opgenomen met de VGC, met de vraag om een uitgebreide motivatie te voorzien op basis van die overmacht. Zo niet loopt men hier het risico dat de subsidie komt te vervallen. Er wordt nu in dat voortgangsrapport gesproken over een voorlopige oplevering in de zomer 2022, terwijl de voorziene oplevering ten laatste had moeten gebeuren in december 2020.
Door de coronasituatie werd er, zoals u weet, een algemeen uitstel gegeven van een jaar voor alle nog lopende sportinfrastructuurprojecten, waaronder ook de COOVI-campus. Hierdoor verschuift hun deadline om op te leveren naar december 2021. Dat is nog altijd niet congruent aan de vooropgestelde deadline van de zomer van 2022.
Ik heb nog altijd nood aan een verantwoording. Het is voor mij evenzeer als voor anderen nog koffiedik kijken wanneer dit project gerealiseerd zal worden, alsook of men nog een aangepaste, onderbouwde vraag om uitstel zal indienen waarin die overmachtssituatie wordt geduid. Dat heb ik absoluut wel nodig. We zijn zeker van goede wil om mee te denken en tegemoet te komen, maar we hebben wel een degelijke verantwoording en onderbouw nodig voor de overmacht die blijkbaar bij dat project in het geding zou zijn.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoorden. Ik zie het verloop van het COOVI-dossier echt wel met lede ogen aan. De Vlaamse Gemeenschap heeft het goed voor met onze hoofdstad: Brussel kan vanuit de Vlaamse Gemeenschap rekenen op een bijzondere voorrangsregeling wat projectvoorstellen betreft, waardoor die noodzakelijke inhaalbeweging gemaakt kan worden. Deze uitzonderingspositie voor Brussel blijft ook deze legislatuur behouden, zoals u zei.
Het is dan ook ongelooflijk jammer om te zien hoe de VGC, de bevoegde instantie, een totaal gebrek aan ambitie heeft om die nood te lenigen en projecten te initiëren. Afgelopen legislatuur heeft de VGC slechts één project ingediend, met name het COOVI-project, dat vervolgens door Vlaanderen ingewilligd werd met een subsidie van 1,07 miljoen euro. Wanneer we rekening houden met alle middelen die tijdens de vorige legislatuur ingezet zijn voor het decreet Bovenlokale Sportinfrastructuur, zien we dat Brussel een bedrag van ongeveer 3 miljoen euro heeft laten liggen om andere sportinfrastructuurprojecten te realiseren, terwijl – en ik kan dat niet genoeg benadrukken – de nood aan degelijke sportinfrastructuur in Brussel zo ongelooflijk groot is. Dat een enkel project, het COOVI-sportcomplex, op losse schroeven blijkt te staan, is helemaal betreurenswaardig. We zijn nu twee en een half jaar na de toekenning van die investeringssubsidie, maar tot op de dag van vandaag is er nog altijd geen enkele concrete stap vooruitgezet. Er heerst volslagen mist over het project, en in plaats van duidelijkheid te verschaffen, klaagt VGC-Collegelid Pascal Smet telkens weer aan dat de huidige decretale manier van werken niet werkt voor Brussel, dat dit te beperkend is. In feite schuift hij de zwartepiet door naar Vlaanderen en impliceert hij tegelijk dat hij liever een Vlaamse blanco cheque krijgt, waarmee hij kan doen wat hij wil.
Ik hoor nu dat men voor de voorlopige oplevering mikt op de zomer van 2022. Dat is een timing die, zelfs met het uitstel dat u verleent, niet voldoet aan de vereiste uitvoeringstermijn, waardoor die Vlaamse investeringssubsidie dreigt te vervallen. Dat is een element dat mij enorm veel zorgen baart. We verwachten dat het VGC-College een betrouwbare partner is waarmee goed samengewerkt kan worden. Ik hoop dat u de druk op de ketel zult blijven zetten en er strikt op toe zult kijken dat het VGC-College in september niet opnieuw verzaakt aan zijn rapporteringsplicht.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik deel de bezorgdheid van collega Tavernier natuurlijk. Dat zou uiteindelijk ook een slecht voorbeeld zijn. Ik twijfel niet aan de goede wil van eenieder, maar ik hoop dat dat dossier snel in orde gebracht kan worden, dat er ook echt een degelijke verantwoording gegeven wordt. Men kijkt soms met enige jaloezie en afgunst naar de soepele voorwaarden die bestaan voor het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest: in vergelijking met andere sportinfrastructuurinvesteringsdossiers is er de facto een voorrangsregel voor Brussel.
Om u enig idee te geven: deze legislatuur hebben we ongeveer 3,75 miljoen euro beschikbaar voor Brusselse projecten via die voorrangsregel in het decreet Sportinfrastructuur. Dat zijn dus middelen die gelibelleerd zijn voor Brussel; het is enkel een kwestie van ze te kunnen opnemen, maar daarvoor heb je gedegen dossiers nodig en dat is allemaal vrij complex. De regels moeten misschien wat soepel worden toegepast en geïnterpreteerd, maar we voorzien toch wel in een serieuze investeringsimpuls.
Ik denk dat er grote noden zijn in Brussel, ook qua sportinfrastructuur. We hebben de middelen, dus ik hoop dat we de volgende jaren, in samenspraak met de VGC en ook private partners, echt kunnen komen tot nieuwe voorbeeldinvesteringsdossiers op het vlak van sportinfrastructuur in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Dank u wel, minister. De afgelopen jaren heeft de Vlaamse Regering een duidelijke omslag ingezet naar een meer bewegend Vlaanderen. Er werd een echte inhaalbeweging gemaakt op het vlak van sportinfrastructuur en er werd enorm veel geïnvesteerd om allerlei sportactiviteiten te faciliteren.
Dat is helemaal anders bij de Brusselse partners. In Brussel is er totaal geen ‘sense of urgency’, noch bij de Brusselse gewestregering, die een rol te spelen heeft bij gemeentelijke sportinfrastructuur, noch bij de VGC. Zelfs bij beslist beleid, zoals bij de reorganisatie van het COOVI-sportcomplex, slaagt de VGC er niet in om projecten op de rails te krijgen. De verantwoordelijkheid ligt in de eerste plaats bij de VGC, zij moet initiatieven nemen. Het wordt hoog tijd dat de heer Smet in eigen boezem tast, enige ambitie aan de dag legt inzake sportinfrastructuur en eindelijk klaarheid schept over zijn intenties met het COOVI-sportcomplex.
Daarenboven hoop ik ten zeerste dat het VGC-College deze legislatuur sterker gebruik zal maken van de subsidiemogelijkheden om sportinfrastructuur te realiseren. Wij nemen onze verantwoordelijkheid; ik hoop dat de andere partners hetzelfde zullen doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.