Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, op woensdag 10 juni werd de tweede oproep voor de zomerscholen gelanceerd. Dat is een goede zaak, want de timing voor de eerste ronde was krap en niet alle steden en gemeenten kregen hun dossier rond. We juichen de zomerscholen toe. Hoe meer kinderen kunnen deelnemen, hoe beter, want we moeten er alles aan doen om te vermijden dat de coronacrisis ervoor zorgt dat kinderen een blijvende achterstand oplopen.
Tot onze verbazing lezen we echter dat ook de tweede oproep zich beperkt tot kinderen uit de lagere school. In de oproep lezen we niet dat het aanbod ook geldt voor kinderen uit de derde kleuterklas. Daar leek nochtans een draagvlak voor te zijn bij de meeste commissieleden, ook bij de meerderheidspartijen. Dat werd duidelijk naar aanleiding van de bespreking van het voorstel van resolutie van mijn fractie hierover, dat tot doel had dit al bij de eerste oproep te wijzigen. De meerderheidspartijen wilden toen het proces en cours de route niet veranderen, wilden daar niet in inbreken, maar zagen wel brood in aanpassingen bij de tweede ronde. Het voorstel van resolutie van mijn fractie lichtte omstandig toe waarom het uitsluiten van kinderen uit de derde kleuterklas helemaal haaks staat op pedagogische inzichten en ook op het eigen beleid van deze regering.
Minister, in de pers verwees u naar taalprojecten als alternatief voor kleuters, waardoor zomerscholen overbodig zouden zijn. Over die taalprojecten werd echter al vóór de coronacrisis beslist, ze lopen over verscheidene jaren en zijn niet bedoeld om de specifieke corona-achterstand te verhelpen van vijfjarigen die sinds maart weken school misten en die toch op een start in het eerste leerjaar moeten worden voorbereid.
Wat is uw motivatie om ook deze keer kleuters niet mee te nemen? Hoe kunt u dat verantwoorden? Welke initiatieven plant u dan wel om kleuters, in het bijzonder die kleuters die opgroeien in kwetsbare thuissituaties of in een gezin waar weinig Nederlands wordt gesproken, voor te bereiden op het eerste leerjaar? Hoe zult u ervoor zorgen dat de zomerscholen die kinderen bereiken die die het meest nodig hebben, en niet de kinderen van ouders die al sterk gemotiveerd zijn? Zij zouden hun kinderen nog eens naar die zomerscholen sturen, maar vangen die kinderen in feite al heel goed op.
Minister Weyts heeft het woord.
Graag nog wat reclame voor die zomerscholen, die trouwens gratis zijn. Een van de belangrijkste doelstellingen is het remediëren van leerhiaten. Daarbij wordt gefocust op een à twee vakken. Dat is het concept van die zomerscholen. Natuurlijk is zich concentreren op vakken iets moeilijker wat kleuteronderwijs betreft. Het concept was echter van in het begin het remediëren van leerhiaten, van mogelijke achterstand. Dat willen we ook handhaven.
Daarom geven we de klassenraden een belangrijke rol inzake de toeleiding van die leerlingen. Leerlingen die er nood aan hebben, zullen door de klassenraad maximaal worden gestimuleerd om deel te nemen aan een zomerschoolinitiatief dat aansluit op hun noden en behoeften. De oproep tot het inrichten van zomerscholen spreekt ook expliciet lokale partners aan zoals jeugdwerking, welzijns- en armoedeorganisaties op hun verantwoordelijkheid om hun doelgroepen toe te leiden naar de zomerscholen.
Alle voorstellen met betrekking tot het inrichten van een zomerschool die we ontvangen, worden beoordeeld op een aantal criteria om de kwaliteit ervan te garanderen. De mate waarin de toeleiding op een kwaliteitsvolle manier gebeurt, en dus leidt tot participatie van de beoogde doelgroepen, is één van de criteria; net als de mate waarin maatwerk wordt geboden.
In het geval dat de vraag het aanbod overstijgt in een zomerschool, krijgen de leerlingen die het meest nood hebben aan remediëring voorrang, dit in overleg met de instanties die de kinderen en jongeren hebben toegeleid.
U zegt dat de twee oproepen op elkaar gelijken. Dat is ook de bedoeling. We hebben zeer snel beslist om die tweede ronde te starten. De vragen van aanbieders die snel wilden indienen, noopten tot snel schakelen. Heel wat indieners waren al bezig aan een dossier. De voorwaarden wijzigen en cours de route zou meer onheil aanrichten, denk ik, dan zo dicht mogelijk bij de oorspronkelijke oproep blijven. De eerste ronde werd gelanceerd op 14 mei 2020 en afgesloten op vrijdag 5 juni. De tweede ronde werd gelanceerd op 9 juni. Aangezien daar ook een weekend is overgegaan, was een bijsturing echt niet realistisch, los van het feit dat de zomerschool focust op één à twee vakken, in combinatie met sport en spel. Dat is voor kleuters iets moeilijker. Daarnaast gingen de kleuters als eerste terug naar school. Leerachterstand zal daar – in vergelijking met het secundair onderwijs – beperkter zijn.
Kleuters uit een gezin waar weinig Nederlands wordt gesproken – dat is een belangrijke doelgroep – kunnen wel deelnemen aan taalstimulerende activiteiten. Dat is vooral het probleem, namelijk een mogelijke taalachterstand. Hiervoor heb ik een aparte oproep gelanceerd op 14 mei die net focust op taalstimulerende activiteiten. Lokale besturen kunnen samen met partners uit het onderwijs en de vrijetijdssector Nederlands organiseren voor kinderen en jongeren uit het kleuteronderwijs in de schoolvakanties.
U stelt dat dit al voor de coronacrisis beslist zou zijn. We lanceerden de twee oproepen in mei, dus tijdens de coronacrisis. We stuurden nog bij in functie van de coronacrisis. Dat lijkt mij evident. We spelen in op een urgente nood. De jureringen van de aanvragen is trouwens deze week al. We hebben daar goed aan gedaan, want het is een groot succes, die taalprojecten. Er zijn 38 aanvragen voor het project Lezen op school. Er zijn 81 aanvragen voor het project ‘Taalstimuleringsactiviteiten tijdens de schoolvakanties en de buitenschoolse opvang’.
Grote dank aan de verschillende initiatiefnemers van binnen en buiten de onderwijswereld. Het is straf dat ze dit op zo’n korte tijdspanne hebben klaargekregen. De eerste terugkoppeling die ik kreeg van mijn administratie was de appreciatie dat de kwaliteit van de ingediende dossiers zeer positief is, met een aanbod naar kleuters toe!
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister en collega’s, ik blijf enorm teleurgesteld omdat er zelfs in die tweede ronde geen aanpassingen zijn gebeurd. Er bestond toch wel een groot draagvlak voor in deze commissie dat die eerste oproep niet meer gewijzigd kon worden tijdens het proces maar dat dat voor die tweede oproep wel kon gebeuren. Dat u dat weigert te doen, wijst voor mij op een zekere therapeutische hardnekkigheid die ik echt niet kan begrijpen.
U zegt dat erin staat dat er geconcentreerd wordt op twee vakken. Dat had niet gehoefd in die tweede oproep. Het had ook anders kunnen zijn. Ik vind dat eigenaardig en ik blijf het een gemiste kans vinden. We kunnen daar natuurlijk blijven over discussiëren maar dat ga ik niet doen.
Ik wil nog een aantal bijkomende vragen stellen, minister. U zegt: om kwetsbare groepen te bereiken, rekenen we op de klassenraden die die leerlingen zullen doorverwijzen. U hebt al gecommuniceerd dat er 724 zomerklassen komen in 144 scholen. Blijkbaar zouden de scholen echter pas tegen 30 juni te weten komen of hun voorstel al dan niet aanvaard is in die eerste ronde. Dan zijn die klassenraden natuurlijk al bezig, vele klassenraden zullen dan al afgerond zijn in die laatste week van juni. Dat lijkt me dus een tegenstrijdigheid, minister. Kan daar niet vroeger over gecommuniceerd worden? Ik weet dat het veel schoolbesturen en steden en gemeenten irriteert dat die communicatie is gebeurd maar dat ze zelf nog niet weten of ze in aanmerking komen.
Ik heb nog een tweede bijkomende vraag. In een advertentie van het CLB die circuleert op Facebook wordt gezegd: Fact check. Als vrijwillig lesgever op een zomerschool kan ik niet lesgeven op een zomerschool georganiseerd door mijn eigen schoolbestuur. Een leerkracht van een school kan dus niet als vrijwilliger die zomerschool ondersteunen. Is dat correct, minister? Is daar iets aan te doen? Want dat is toch wel jammer. Of is het verhaal iets genuanceerder en kan dat wel als de stad of de gemeente de vrijwilligersvergoeding uitbetaalt? Hoe kan daar een mouw aan gepast worden, zodat zoveel mogelijk leerkrachten net wel in hun scholen kinderen kunnen opvangen?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Wij steunen de vraag van mevrouw Meuleman. Ik denk dat het heel nuttig is dat de kindjes van de derde kleuterklas aan die zomerscholen kunnen participeren, zeker gezien de verlaging van de leerplicht. Ik wil even meegeven dat bepaalde lokale besturen dat wel hebben gedaan en dus wel zomerscholen inrichten voor kinderen die van de derde kleuterklas naar het eerste leerjaar overstappen. Dat is bijvoorbeeld het geval in Wevelgem. In Wevelgem is er blijkbaar een groot enthousiasme voor die zomerscholen, terwijl er bijvoorbeeld in Denderleeuw heel weinig animo voor is. Dat beschouw ik als de zwakte van de zomerscholen. Ik vind die zomerscholen een heel goed en lovenswaardig initiatief, maar ze zullen wel hun doel voorbijschieten en niet die leerlingen bereiken die bereikt moeten worden. In Wevelgem worden zomerscholen georganiseerd en in Denderleeuw niet, terwijl er in Denderleeuw uiteraard meer leerlingen met grootstedelijke problemen en met een leerachterstand zijn. Ik steun collega Meuleman en vind het eigenlijk ook een gemiste kans.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Het onderwerp is tijdens de vorige commissievergadering inderdaad al uitgebreid aan bod gekomen naar aanleiding van de resolutie. Ik vind het toch wel een beetje spijtig, mevrouw Meuleman, dat u zo negatief blijft over het ontbreken van die kleuters. We hebben inderdaad gezegd dat er bij een tweede oproep eventueel aanpassingen mogelijk zouden zijn, maar er is uiteindelijk voor gekozen om snel te schakelen. Er is voor duidelijkheid gekozen, zodat mensen goed wisten welke voorwaarden er gesteld werden aan het project dat ze indienden. De belangrijkste doelgroep voor die zomerscholen blijft toch nog altijd leerlingen met een leerachterstand.
We weten allemaal dat kleuters spelenderwijs leren. We mogen toch ook niet vergeten dat zij dit schooljaar zeven maanden kleuteronderricht genoten. Ze hebben inderdaad drie maanden minder onderwijs genoten dan normalerwijze, maar laten we dat niet overroepen. Laten we zeker ook niet de kracht van de leerkrachten van het eerste leerjaar onderschatten.
Zij weten dat de kleuters die in het eerste leerjaar bij hen komen, een stuk van het laatste trimester van de derde kleuterklas hebben gemist, wat een heel belangrijk trimester is voor de voorbereiding van lezen en schrijven enzovoort. De leerkracht zal dus mogelijk wat ruimer de tijd moeten nemen voor herhalingsoefeningen, voor het aanbieden van de basis, voor het lezen en schrijven, voor de visuele analyse, de auditieve analyse, synthese. Al die zaken moeten eerst goed worden aangepakt, vooraleer men begint aan het eigenlijke lees- en schrijfproces. De leerkrachten van het eerste leerjaar weten perfect hoe ze daarmee moeten omgaan. Ik denk dat dat echt wel meevalt. En inderdaad, het Nederlands is eigenlijk het allerbelangrijkste voor de kleuters. Zij moeten het Nederlands goed leren. Ik vind het dan ook heel fijn om van de minister te horen dat de taalprojecten zo'n groot succes zijn, dat er veel kwalitatieve aanvragen zijn gebeurd en dat er ook aandacht is voor de kleuters. Dat is heel belangrijk en we moeten er heel content mee zijn. Want uiteindelijk is een goede taalbasis echt wel de sterkste kracht in de aanvang van een eerste leerjaar.
Mevrouw Meuleman, uw laatste vraag is daarom eigenlijk ook de belangrijkste: zullen we met de zomerscholen bereiken wie we willen bereiken, die leerlingen met leerachterstand? En zal het effectief ook iets hebben opgeleverd? Want we mogen die zomerscholen ook niet idealiseren. Iedereen is heel pro. Uiteraard ben ik ook wel pro, maar ik ben toch ook wel wat voorzichtig en realistisch. Die veertien dagen zomerschool zijn ‘maar’ veertien dagen zomerschool. Ik denk dat we veel meer hebben gewonnen met de herstart van de scholen eind mei en begin juni. De minister heeft het voortouw genomen om samen met de Groep van Experts belast met de Exitstrategie (GEES) te bekijken hoe die scholen konden worden herstart. Volgens mij is daarmee wellicht veel meer gewonnen dan met die zomerscholen. Uiteraard hoop ik dat ze hun doel zullen bereiken, maar we moeten dat nog wat afwachten en opvolgen. Zeker en vast opvolgen, om dan te bekijken in welke mate we die projecten kunnen doortrekken naar de komende jaren.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb twee korte vragen. Wevelgem als voorbeeld uit Limburg, dat horen we graag. Alle gekheid op een stokje.
Minister, ik heb deze vraag al gesteld als reactie op een andere vraag. Vanuit het veld hoor ik de bezorgdheid dat er voldoende middelen moeten worden ingezet voor de zorg en de differentiatie in de klas. Sommige leerkrachten en directies geven aan dat ze wat zorgen hebben over de leerlingen die terugkomen na de grote vakantie, na zo'n lange periode waarin er door corona niet voltijds werd lesgegeven. Zij stellen dat 1 september, nog meer dan anders, een cruciale eerste schooldag wordt. Ze willen klaarstaan. Zij vragen dat de middelen die niet werden benut, die over zouden zijn, effectief zouden doorstromen naar de basisscholen, naar scholen die dit nodig hebben en die extra handen in de klas zouden kunnen gebruiken.
Als lokaal bestuurder, als schepen verantwoordelijk voor onderwijs in Poperinge, ontving ik een mail vanuit de administratie. Daarin stond de boodschap dat je als lokaal bestuur eigenlijk niet kon intekenen en de middelen niet kon ontvangen, omdat niet elk lokaal bestuur ook inrichtende macht of schoolbestuur is. In de oproep stond er zeer duidelijk vermeld dat je als provincie of als lokaal bestuur wél kon intekenen. En nu kregen we dus een brief of mail met de boodschap: let op, want niet elk lokaal bestuur is een schoolbestuur. Minister, wat is daarvoor de reden? 260 lokale besturen zijn ook schoolbestuur. Als voorzitter van de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) vind ik dat een mooi aantal. Maar er zijn dus nog gemeenten die geen schoolbestuur zijn. Betekent dat dat die niet kunnen optreden als initiator van deze initiatieven? Dat is dan wel bizar, want we hebben toch een flankerend onderwijsbeleid dat ook vanuit Vlaanderen wordt ondersteund. Dat vinden we toch wat vreemd. Het is ook zo dat er andere projecten zijn die wel worden betaald aan niet-schoolbesturen, zoals de Regionale Technologische Centra (RTC) of andere. Minister, hoe komt dit? Wat is de achterliggende reden daarvoor?
De heer Brouns heeft het woord.
Ik heb nog een praktische vaststelling uit het veld als aanvulling op wat mevrouw Vandromme vertelde. Als je als gemeente wel inrichtende macht bent, ben je verplicht om de leerkrachten, in het kader van het flankerend beleid, die meedoen aan de zomerschool, te betalen conform hun wedde. Je mag als gemeente daarvoor de vrijwilligersvergoeding niet aanwenden. Je moet daarvoor een andere rechtspersoon zoeken, bijvoorbeeld het OCMW. Een gemeente die inrichtende macht is en de leerkrachten wil inzetten in de zomerschool, moet ze betalen volgens de wedde die in de rechtspositie is voorzien. Als je de zomerschool organiseert vanuit het OCMW, mag je de vrijwilligersvergoeding gebruiken. Er zit dus wel spanning op.
Minister, ik geef u dit mee zodat duidelijk wordt gecommuniceerd of het met een vrijwilligersvergoeding kan of met een wedde.
Minister Weyts heeft het woord.
Het is een fantastisch project. Ik ben er heel fier op dat we er verdorie in geslaagd zijn om op zo'n korte tijdspanne maar liefst honderdvierenveertig dossiers te hebben. In Nederland bestaat dit al ettelijke jaren. Ik denk dat daar ongeveer honderdtwintig zomerscholen bestaan en wij hebben er op een korte tijdspanne honderdvierenveertig.
In de tweede oproep hebben we verder gewerkt conform de eerste oproep, anders krijgen we weer het verwijt dat we alles omgooien.
We moeten ook focussen op opgelopen leerachterstand. In de eerste plaats situeert zich dat natuurlijk in het secundair onderwijs en in het lager onderwijs. Ik heb u de redenen gegeven. Kleuterscholen hebben snel volledig kunnen heropenen. Trouwens, wat is het meest essentieel voor kleuters in hun opleiding in de kleuterscholen? Dat zijn sociale vaardigheden, leren omgaan met anderen, en de taal. Net daarom hebben we nog eens een aparte oproep gedaan in functie van taalstimulering, ook voor kleuters. Het zijn allemaal nieuwe projecten, nieuwe initiatieven die we op poten hebben gezet. Ik vind dat we op dat vlak echt goed hebben gewerkt.
De discussie over de vrijwilligersvergoeding wordt ook nog gevoerd op het brede overleg dat ik organiseer met het onderwijsveld. Het staat daar geagendeerd.
Wanneer mijn administratie de dossiers inhoudelijk heeft beoordeeld, moet de Inspectie van Financiën ook nog formeel gezien haar oordeel geven. Gelet op de deadline die nadert, vraag ik ook aan de administratie om, op grond van een positieve beoordeling van het ingediende dossier, zo snel mogelijk, al is het maar informeel, de organisator op de hoogte te brengen. Procedureel zijn we gebonden aan de Inspectie van Financiën voor elke uitgave die we doen. Ik vraag dat er toch minstens informeel een seintje wordt gegeven.
De middelen die overblijven, blijven natuurlijk binnen Onderwijs. Ik ga nog geen concrete suggesties doen om die opnieuw toe te wijzen. Ik ga ervoor zorgen dat die middelen in de eerste plaats binnen het Onderwijsdomein blijven. We zien dan wel waar we die uiteindelijk aan kunnen toewijzen. Ik hoop vooral dat we uiteindelijk weinig geld zullen overhouden en dat er in de tweede oproep toch nog wel wat organisatoren zullen volgen. Het zal niet hetzelfde aantal zijn als uit de eerste oproep, dus geen honderdvierenveertig, maar ik hoop toch dat we tussen de honderdvijftig en de tweehonderd zouden kunnen eindigen. Dat zou een fantastische uitslag zijn. Ook hoop ik dat de eenentachtig aanvragen voor taalstimuleringsactiviteiten gedegen projecten zijn en dat we die ook kunnen honoreren en maximaal zullen kunnen ondersteunen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik vind het bevreemdend om te horen hoe licht de minister over het belang van het kleuteronderwijs gaat. Dat is inderdaad jarenlang stiefmoederlijk behandeld en men zag het als een soort van opvang, maar dat is pedagogisch al heel lang bijgesteld. De inzichten zijn al zo lang gerijpt dat het vroegste onderwijs de plek is waar de basis gelegd wordt op het vlak van taalontwikkeling en waarbij competenties en vaardigheden aangeleerd worden die nodig zijn tijdens de latere leerjaren. De basis wordt daar gelegd. De Vlaamse Regering was daar met de vorige minister echt wel in mee en de andere regeringspartijen ook. Daarom zijn beslissingen genomen zoals het verlagen van de leerplichtleeftijd en het gelijkschakelen van de middelen. De visie dat het alleen maar opvang is en dat er niet echt een achterstand opgelopen kan worden omdat er niet echt wordt geleerd, is van de vorige eeuw. Net voor jonge kinderen is het zo belangrijk. Ze zijn inderdaad als eersten kunnen herstarten, maar vaak heel partieel. We zien – en ook daar is veel wetenschappelijk onderzoek over – dat de grote vakantie al lang een probleem is en de ongelijkheid vergroot. Dit is nog meer het geval bij jonge kinderen. Net voor hen zou terugkeren in augustus belangrijk zijn om op spelenderwijs aan taal- en competentieontwikkeling te doen.
Ik ben het ook eens met mevrouw Vandromme dat die zomerscholen niet alleenzaligmakend zullen zijn en dat de achterstand opgelopen gedurende drie maanden niet goedgemaakt zal worden met twee weken zomerschool. De uitdaging in het eerste leerjaar zal bijzonder groot zijn, wat ze trouwens ook nu al is. Het eerste leerjaar is een heel uitdagend jaar. Er zijn grote verschillen. Er zijn kinderen die toekomen met achterstand en je moet ze heel veel aanleren. Het begin van het eerste leerjaar zal cruciaal zijn als we niet willen dat die kinderen een blijvende achterstand meenemen. Ik steun de oproep van mevrouw Vandromme volledig om te kijken wat er aan extra ondersteuning kan komen om maatwerk te bieden om alle kinderen mee te krijgen in het eerste leerjaar. Dat kan niet genoeg benadrukt worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.