Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, deze vraag is inderdaad gericht aan u als minister van Onderwijs, maar ik had ze ook gericht aan minister-president Jambon, omdat het eigenlijk gaat over een initiatief dat hij heeft genomen toen hij nog federaal minister van Binnenlandse Zaken was. We hebben toen afspraken met hem gemaakt, ik toen nog in de hoedanigheid van verantwoordelijke voor Provincie Limburg Opleiding en Training (PLOT), dus het veiligheidsonderwijs in Limburg, samen met alle andere provinciale veiligheidsscholen, om een samenwerking tot stand te brengen tussen het reguliere onderwijs – vooral dan hogescholen en hbo5 – en dat veiligheidsonderwijs. Het probleem was toen dat dat niet in het regeerakkoord stond. Nu trouwens ook niet. De minister van Binnenlandse Zaken, de huidige minister-president, had dus de bedoeling om een samenwerkingsakkoord af te sluiten tussen de federale en de Vlaamse overheid zodat een gedeelte van alles wat nu aan de politiescholen wordt gegeven, naar het reguliere circuit zou gaan en we ook rekening zouden houden met het Europese Bologna-akkoord. We spreken daar al heel lang over, al meer dan tien jaar, maar in de praktijk is daar niks van gekomen. De politiescholen zouden zich dan specifiek richten op het hele technische gedeelte wat politie en brandweer betreft.
We zouden dus eigenlijk twee vliegen in één klap slaan. De kwaliteit van dat onderwijs zou verbeteren en dit zou alleszins niet op de lange baan worden geschoven door rekening te moeten houden met een verdere staatshervorming.
U zou me nu natuurlijk kunnen antwoorden dat we inderdaad naar een staatshervorming gaan. Dan is het helemaal op de lange baan geschoven. Ik wil u echter eigenlijk gewoon het volgende vragen. Het plan was toen klaar. De toenmalige minister had daar ook afspraken over met diverse gemeenschappen. In ons geval was dat minister Crevits. Ook de veiligheidsscholen hadden daar onder elkaar afspraken over gemaakt, zodat elke veiligheidsschool zich eigenlijk voor een stuk zou specialiseren wat de technische aanpak betreft. Zo zou Limburg zich specifiek richten op drones, om maar iets te zeggen, en andere provinciale veiligheidsscholen zouden zich in andere dingen specialiseren.
Minister, wat is er van dat plan gekomen? Bent u van plan om daar nog iets mee te doen, en vooral, stel dat we ooit nog een federale minister van Binnenlandse Zaken zouden krijgen, bent u van plan om dat idee dan op te nemen? Ik denk dat dat een goede zaak zou zijn voor zowel ons onderwijs als de politie- en brandweermensen en de hele sector van de geneeskundige verzorging. Dat is natuurlijk iets moeilijker, iets specifieker, maar dat zou dus ook beter zijn voor heel de sector. Het plan was er, lag klaar. Ik denk zelfs dat er een getekend akkoord was tussen Vlaanderen en de federale overheid. Bent u van plan om een stap in die richting te zetten?
Minister Weyts heeft het woord.
Er zijn twee onderwijsniveaus in het geding in dezen, namelijk het hoger onderwijs en het secundair onderwijs.
Ik zal beginnen met het hoger onderwijs en de voorgeschiedenis een beetje schetsen. Het klopt dat de Federale Regering in 2014 opnam dat ze wenste het politieonderwijs grondig te hervormen. Het politieonderwijs zou worden afgestemd op de onderwijssector, men zou het dus omvormen tot diplomaonderwijs. De erkende politiescholen zouden diploma’s van hoger onderwijs kunnen uitreiken, volgens de regelgeving van de gemeenschappen. De federale overheid wou dat de zes Vlaamse politie- en veiligheidsscholen een aanvraag zouden indienen als instelling hoger onderwijs volgens onze procedure. Daarmee zouden ze het recht krijgen om de graden van gegradueerde, bachelor en master uit te reiken, waardoor de afgestudeerden met zo’n diploma meer kansen zouden hebben op de arbeidsmarkt. Dus ruimer dan enkel politie.
Een van de voorwaarden is, naast onder andere een positieve ‘toets nieuwe opleiding’ voor minimum één opleiding, dat de instelling een overeenkomst afsluit ‘met een andere binnenlandse of buitenlandse instelling, die door de respectievelijke overheid erkend is voor hoger onderwijs en die de betreffende opleiding kan aanbieden’. Dit was eerst niet mogelijk, omdat geen enkele instelling voldeed aan de voorwaarden, namelijk erkend zijn voor hoger onderwijs – dat was geen probleem – én de betreffende opleiding aanbieden. Dat was een moeilijkheid. Daarom heeft men via decretale weg een uitzondering gemaakt voor instellingen die worden ingericht door een Belgische overheid en die door de betrokken overheid erkend zijn om opleidingen te verstrekken. Deze instellingen kunnen onderling een overeenkomst afsluiten en zo garanderen dat ingeschreven studenten hun opleiding bij elkaars instellingen kunnen voltooien.
Indien de federale overheid op een later tijdstip voor de andere veiligheidsopleidingen dezelfde hervormingen wenst door te voeren, dan kan er ook op deze uitzondering een beroep worden gedaan. Dit was dus een eerste hinderpaal die weggewerkt is.
Maar om een positieve toets nieuwe opleiding aan te vragen bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) moeten de opleidingen zelf ook worden hervormd. Hiervoor werd een projectgroep opgericht met betrokkenheid van het Departement Onderwijs aan Vlaamse kant. De werkgroep heeft de beroepskwalificatie ‘inspecteur politie’ ontwikkeld. Voor de graduaatsopleiding nam de Vlaamse Regering vorig jaar nog maar het besluit tot ontwikkeling van de onderwijskwalificatie ‘graduaat in de politiekunde’. De politiescholen die erkend zijn, kunnen een aanvraag voor een toets nieuwe opleiding indienen bij de NVAO. Er zijn nog geen vragen of voorstellen gekomen van de politiescholen. Ook voor mogelijke opleidingen op bachelor- en masterniveau hebben we geen vragen gekregen. Dat is het luik hoger onderwijs.
Voor het secundair onderwijs kan ik u het volgende meegeven. De verschillende federale overheidsdiensten bevoegd voor defensie, brandweer, private veiligheid, politie en justitie gaven te kennen dat de verschillende partners het steeds moeilijker hebben om geschikte kandidaten te vinden voor de 4000 vacatures per jaar. Bovendien gaan de behoeften verder toenemen. De vraag naar bewakingsagenten neemt alsmaar toe, het staat ook op de VDAB-lijst van knelberoepen.
De bevoegde federale actoren, met name het Ministerie van Defensie, de FOD Binnenlandse Zaken en de FOD Justitie, stellen vast dat kandidaten die zich aanbieden met het oog op een eventuele loopbaan in de diverse veiligheidsberoepen, grote moeilijkheden ondervinden om te slagen voor de toelatingsproeven. Dit kan mogelijks worden verklaard door de beperkte kennis van de specifieke kenmerken van de verscheiden veiligheidsberoepen en de voorwaarden eraan verbonden.
Vanuit die optiek pleit men er federaal voor om een nieuwe opleiding ‘Defensie en veiligheid’ in te voeren in de derde graad technisch secundair onderwijs met een dubbele finaliteit. Die opleiding zou dan leiden tot een diploma van secundair onderwijs dat toegang geeft tot graduaats- en bacheloropleidingen in het hoger onderwijs. Anderzijds verwerven jongeren dan de nodige kennis en competenties afgestemd op de noden van de arbeidsmarkt waardoor ze bijvoorbeeld vlot kunnen doorstromen naar een job bij defensie, brandweer, justitie en bewakingsmaatschappijen.
Daarnaast zouden leerlingen de mogelijkheid kunnen krijgen om in het zesde leerjaar de toelatingsproeven af te leggen om na het beëindigen van het secundair onderwijs snel te kunnen worden aangeworven. Als ze slagen voor die toelatingsproeven, kunnen ze dus onmiddellijk doorstromen. Ten slotte zou de verplichte basisopleiding bij indiensttreding kunnen worden verkort tot de beroepsspecifieke onderdelen.
Samen met mijn collega bevoegd voor Werk wil ik die federale vraag zeker beantwoorden. De Vlaamse Regering is ons hierin gevolgd. We hebben vorige week nog een ontwerpbesluit principieel goedgekeurd waarin de opleiding Defensie en veiligheid is voorzien. Dat ontwerpbesluit legt vast dat deze nieuwe derdegraadsopleiding in het tso georganiseerd kan worden vanaf 1 september 2021. Dat houdt wel in dat de modernisering van de graad per 1 september 2023 niet afgewacht wordt wegens de heel grote nood aan de invulling van en doorstroom naar die veiligheidsberoepen. De effectieve start van de opleiding is nog afhankelijk van één voorwaarde, namelijk dat uiterlijk op 30 september 2020 alle betrokken partijen een onderwijsconvenant sluiten waarin alle verdere praktische regelingen en wederzijdse engagementen worden vastgelegd.
Het is de bedoeling om dat ontwerpbesluit zo snel mogelijk te kunnen goedkeuren, ik hoop nog voor het zomerreces. Daardoor kan de verdere voorbereiding, inclusief het opmaken van een convenant inzake de opleiding Defensie en veiligheid, in alle rechtszekerheid verlopen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw uitgebreide antwoord. Wat het luik over het secundair onderwijs betreft, gaat het de goede richting uit en zijn de nodige beslissingen genomen. Maar ik wil nog even terugkomen op het eerste gedeelte. Ik had begrepen dat minister Jambon bij het aflopen van de vorige regeerperiode, dus vlak voor de verkiezingen, de bedoeling had om ook echte protocolakkoorden af te sluiten met de hogescholen zodat een opleiding die gestart zou worden aan een politieschool verdergezet zou kunnen worden aan een hogeschool, dus niet-universitair hoger onderwijs, waar dat diploma als bachelordiploma beschouwd zou worden. Of begrijp ik dat verkeerd?
De heer Brouns heeft het woord.
Dank u wel, minister. Elk pleidooi voor de versterking van de kwaliteit van ons politieonderwijs treed ik heel graag bij. Ik denk dat het absoluut noodzakelijk is dat we ook daar de kwaliteit goed bewaken en dat de lat wel wat hoger mag liggen. Uit eigen ervaring weet ik dat er gigantische verschillen zijn in de kwaliteit van de politiescholen in België. Ik werd daarstraks misschien even weggezet als ‘minder goede Limburger’. Ik hoop dat dat bij dezen rechtgezet kan worden. Waar collega Vandenhove naar verwees, is waar: het is sinds jaar en dag een van de beste politiescholen van België. Dat mag toch wel eens benadrukt worden. Dat is uiteraard ook een stuk de verdienste van collega Vandenhove, die daar als deputé hard aan gewerkt heeft. Die kwaliteit is voor ons een heel belangrijk aandachtspunt. De accreditatie van die opleidingen, die kwaliteitstoets, kan natuurlijk bijdragen tot het verbeteren van die kwaliteit.
Ik hoor u zeggen dat u nog geen enkele aanvraag hebt gekregen van zo'n politieschool om naar zo’n hbo5-opleiding te gaan. Er zullen wellicht nog heel wat zaken moeten worden geregeld alvorens dat kan. Vandaag is het zo dat de selectie van die kandidaten, bijvoorbeeld voor het niveau van inspecteur, gebeurt op federaal niveau. Die mensen starten op en krijgen een wedde. Wat zullen we met die wedde doen? Mogen ze die behouden? Wie zal die betalen? Gaat een stuk van die wedde naar de opleiding? Ik denk dat er eerst nog heel wat vraagstukken moeten worden opgelost alvorens we die hervorming kunnen doorvoeren, alvorens die scholen klaar zijn om die accreditatie te kunnen aanvragen. Op dat vlak moet dat dossier nog worden vastgepakt, om de context, het kader te creëren waarbinnen men die omschakeling naar hbo5 kan doen.
Twee, ik wil graag een pleidooi houden om de politieopleiding, de specifieke politionele competenties, binnen de politiescholen te houden. Het is goed dat er overeenkomsten kunnen worden gemaakt met de hogeschool over de hoofdinspecteur en de commissarissen. In plaats van acht maanden voor hoofdinspecteur, wordt het een driejarige bacheloropleiding en in plaats van één jaar voor commissaris, wordt het een vier- of vijfjarige masteropleiding. Verschillende onderdelen kunnen op universitair en hogeschoolniveau worden gevolgd. Maar die politionele competenties – vaardigheden in verband met verdedigingstechnieken, schietvaardigheden enzovoort – moeten wel degelijk binnen de politiescholen blijven. Ik wil dus graag een pleidooi houden voor de versterking van de politiescholen, uiteraard in samenwerking met het regulier onderwijs.
Ik sluit af. Minister, kunt u dat dossier vastpakken en een kader creëren zodat die hbo5-opleiding voor inspecteur kan worden gerealiseerd?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, hebt u er zicht op in hoeverre de coronacrisis roet in het eten heeft gegooid? Ik hoor vanuit het veld dat het toelatingsexamen verschillende keren werd uitgesteld. Kunt u daarover duidelijkheid verschaffen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega's, dit onderwerp ligt mij na aan het hart. In enkele scholen was ik in 2007 zelf de grondlegger van de integrale veiligheid en de veiligheidsberoepen in het secundair onderwijs. Ik heb de hilarische vergaderingen meegemaakt op federaal niveau, waarbij elke school zijn eigen taal sprak en het hoofd van de Belgische binnenlandse veiligheid die vergadering voorzat. Ik zal de naam van de dame niet noemen. Toen wij spraken over brandweermannen, zei zij de hele tijd ‘non’, totdat de directeur van de brandweerschool van Oost-Vlaanderen zei: “Misschien moeten we het eens in het Frans zeggen.” Hij zei: “Brandweerman est le même que pompier ou sapeur.” Daarop antwoordde ze: “Ah oui, je comprends. D’accord.” Om maar te zeggen onder welk gesternte die opleidingen ooit uit de grond zijn gestampt.
Het zijn belangrijke opleidingen, minister. Ze zijn belangrijk omdat ze, één, een bepaald profiel van leerlingen aantrekken die meestal niet meteen ergens anders hun gading vinden; twee, toeleiden naar knelpuntberoepen – wat u aanhaalde – en drie, een goede voorbereiding vormen op andere veiligheidsberoepen.
Door de jaren heen zijn die beroepen echter onder druk komen te staan, vooral omdat het zeer specifieke gedeelte, gebaseerd op federale vereisten, een duur gedeelte is. Bij de brandweer denk ik dan aan de flashover, waarbij je zo'n pak en adembescherming moet dragen in een container. Of aan de backdraft. Dat kost niet weinig, dat kost veel.
En natuurlijk is er dan altijd getouwtrek over wie dat zal betalen. Dat is een zeer belangrijke vraag, collega's, die wij vanuit Vlaanderen niet uit de weg mogen gaan. Het zou mij een goede zaak lijken indien we die opleidingen in het hoger onderwijs kunnen inrichten, indien we die studenten een bijkomende kwalificatie kunnen geven. Daar kunnen we absoluut niet tegen zijn, integendeel, dat zou een goede zaak zijn. Maar we moeten wel opletten voor twee zaken en ik zal u die heel expliciet meegeven. Eén, die opleidingen hebben een heel eigen profiel. Collega's Vandenhove en Brouns verwezen er al naar. Ze hebben een heel eigen profiel, een heel eigen invulling, betaling, een andere vorm van examens, een vorm van stage, maar toch anders. Als we dat door de filter van de huidige onderwijsdecreten duwen, zullen we meer problemen creëren dan oplossingen hebben. De NVAO die neerstrijkt in de politieschool, daarvoor houd ik mijn hart toch wat vast. Minister, ik wil u vragen ervoor te zorgen dat het eigene van die specifieke opleidingen kan blijven bestaan. Dat lijkt mij heel belangrijk, zowel voor de lesgevers, het programma, de cursisten, enzovoort. Dat is het eerste gedeelte.
Een tweede gedeelte betreft de financiering. Als we ze in Vlaanderen zouden opnemen in het organieke kader, dan betaalt Vlaanderen. Goed, als we dan ook alle politionele bevoegdheden in Vlaanderen mogen regelen en als dat in een zevende staatshervorming allemaal naar Vlaanderen komt, dan heb ik daar geen probleem mee. Maar als het federale niveau die dure opleidingen naar Vlaanderen afstoot en wij betalen, maar het federale niveau de inhoud blijft bepalen, dan heb ik wel een probleem.
Mijn oproep is dus om dat goed uit te klaren en om voor de bestaande opleidingen Integrale veiligheid en Veiligheidsberoepen in het secundair onderwijs met uw federale collega het gesprek aan te gaan. Wij bereiden ze goed voor op die veiligheidsberoepen maar zij mogen de inhoud niet uithollen zodat er niets meer overblijft en men er geen voordeel meer bij heeft om die opleiding te volgen. En er moet een budgettair kader komen omdat het voor die scholen moeilijk te realiseren is.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb ook deel uitgemaakt van de federale commissie Binnenlandse Zaken. In die periode waren er ook hoorzittingen over een eventuele samenwerking en harmonisatie tussen de politiescholen en over een upgrade naar een bachelor- en masteropleiding. De vaststelling was dat er heel grote verschillen zijn tussen de diverse provinciale opleidingen die worden ingericht. Politieverantwoordelijken zeggen dat ze na enkele dagen al kunnen zien waar een rekruut is opgeleid. Er is dus een vraag naar harmonisatie en een upgrade van de opleiding.
Wat de corona-impact is, kan ik u niet zeggen, gelet op het feit dat het volledig provinciale scholen zijn. De link naar Vlaanderen is er vooralsnog niet. We hebben die dus wel mogelijk gemaakt.
Er is een onderwijskwalificatie ‘graduaat in de politiekunde’ die sinds vorig jaar is uitgewerkt. We willen er alles aan doen om die te faciliteren maar we moeten eerst nog eens onderzoeken waarom er vanuit de politiescholen geen vragen komen voor de inrichting van die graduaatsopleidingen die toch de grootste nood zouden kunnen lenigen.
Het is wel nooit de bedoeling geweest dat hogescholen of universiteiten die opleiding zouden overnemen of dat wij als Vlaamse Gemeenschap die zouden financieren. Betalen is inderdaad bepalen. Ik ben de idee van een Vlaamse politie natuurlijk niet ongenegen, maar dat is momenteel absoluut niet aan de orde.
Er werden ook vragen gesteld over het secundair onderwijs. Daar hebben we grote stappen vooruit gezet en een en ander mogelijk gemaakt. Ik hoop dat we snel kunnen schakelen en dat we aan de grote vraag vanuit de markt kunnen beantwoorden.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik denk eerlijk gezegd dat we het probleem niet moeten verzuipen, wat natuurlijk wel gebeurt als men begint over Vlaamse politie en financiering. Belastingen worden betaald door de belastingbetaler en die wil goede politiemensen en zo weinig mogelijk belastingen betalen.
Het model dat wij hadden uitgetekend op het einde van de vorige legislatuur was zelfs een model waarbij minister Jambon – u kunt het checken – regelmatig de Vlaamse politiescholen samenbracht waarbij hij er zelfs een aparte overkoepelende structuur voor wou maken, waar ik dan niet voor was, voor alle duidelijkheid. Ik denk dat het perfect mogelijk is om binnen de bestaande structuur, zonder een en ander te willen verzuipen – het is al de tweede keer dat ik u dat verhaal hoor vertellen, mijnheer Daniëls – na te gaan hoe we dat kunnen aanpakken. En wat Limburg betreft, zullen wij eens informeren hoe het komt dat de PLOT die nochtans vragende partij is voor zo'n model, tot nu toe geen aanvraag zou hebben gedaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.