Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, collega's, minister, ik trap een open deur in als ik zeg dat de coronacrisis ervoor heeft gezorgd dat onze scholen voor heel wat uitdagingen kwamen te staan. Ze moesten zich anders indelen en organiseren. Ze investeerden in beschermend materiaal, ICT, zodat leerlingen voortaan online afstandsonderwijs en online examens konden afleggen, opvang enzovoort. Bij de heropstart troffen ze heel wat voorbereidingen inzake hygiëne, social distancing en sanitaire voorzieningen. Het coronadraaiboek vormde hiervoor de rode draad.
Het staat buiten kijf dat in het kader van de bestrijding van besmettelijke virussen zoals COVID-19 er blijvend extra aandacht zal moeten gaan naar hygiënemaatregelen, in het openbare leven en ook op school.
Op infrastructureel vlak kan er nog een enorme inhaalbeweging gemaakt worden door onder andere te investeren in sanitaire voorzieningen en klaslokalen die in de mate van het mogelijke virusproof zullen zijn.
Minister, denkt u dat er door de huidige coronaontwikkelingen op infrastructureel vlak extra investeringen nodig zijn? Denkt u hierbij aan bijkomende middelen en nieuwe subsidieprocedures voor infrastructurele aanpassingen inzake sanitair, die onder meer de verkorte procedure sanitair van het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) aanvullen of versterken?
Minister Weyts heeft het woord.
Scholen zullen blijvend aandacht moeten besteden aan hygiëne, nu meer dan ooit. Een goed uitgerust sanitair was ook vóór corona cruciaal. Schoolbesturen met een gepland bouwproject – of het nu gaat om nieuwbouw of verbouwingswerken – kunnen het best rekening houden met de hygiënische en sanitaire vereisten. Op de website van AGION staan heel concrete aanbevelingen op het vlak van sanitair, ventilatie en onderhoud. Ze worden daar prominent in de kijker gezet.
We hebben in deze legislatuur gelukkig extra middelen, maar liefst een half miljard euro extra voor scholenbouw. In totaal gaat het dus over 3 miljard euro dat we kunnen investeren. Hiervan zal een gedeelte worden aangewend voor het creëren van bijkomende plaatsen, gelet op de capaciteitsproblematiek, maar uiteraard zullen er ook middelen zijn voor de bestaande infrastructuur. We weten dat er op dat vlak nog veel werk aan de winkel is. De extra middelen zullen dan ook zeker van pas komen bij nieuwbouw of verbouwingswerken in of aan bestaande schoolgebouwen. Er moet daarbij aandacht zijn voor hygiënemaatregelen. Ik heb er dan ook alle vertrouwen in dat zowel de bestaande als de extra scholenbouwmiddelen goed besteed zullen worden.
Er bestaat inderdaad een verkorte procedure sanitair bij AGION, waarmee schoolbesturen van het vrij gesubsidieerd onderwijs versneld subsidie kunnen krijgen voor sanitaire werken. Het gaat om 60 procent of 70 procent subsidie, al naargelang het onderwijsniveau, wat toch een aanzienlijke tussenkomst is. Via deze procedure zijn zowel nieuwbouw als verbouwingswerken aan het sanitair mogelijk en is de klassieke limiet van 125.000 euro, die bestaat voor de gewone verkorte procedure, niet van toepassing. Dat is belangrijk om te noteren.
Ik heb ook goed nieuws: hier is geen sprake van een wachtlijst. Alle scholen die een gedegen onderbouwde aanvraag doen binnen de verkorte procedure, worden dus snel geholpen. In 2020 hebben we specifiek voor de verkorte procedure sanitair in 5 miljoen euro voorzien. Ondertussen werden er reeds voor bijna 2 miljoen euro dossiers goedgekeurd. We hebben dus nog wel marge. Indien het nodig zou zijn, kan deze 5 miljoen euro opgetrokken worden.
De nodige middelen en procedures zijn vandaag dus voorhanden en ik zal aan AGION uitdrukkelijk vragen om deze in de verf te zetten. We moeten de schoolbesturen zoveel mogelijk faciliteren inzake scholenbouw, en sanitair is daarbij in de huidige tijden cruciaal.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Het is inderdaad positief dat er geen wachtlijsten zijn en dat de middelen kunnen worden opgetrokken als dat nodig zou zijn.
Er is daarstraks in deze commissie ook al verwezen naar het werk van de GEES, die op dit ogenblik aan een procedure bezig is. Er wordt verwezen naar dreigingsniveaus, maar uiteraard niet – gelukkig maar – naar terreurdreiging. In de gezondheidscrisis zou er naar verschillende niveaus gegaan worden en per niveau is er een bepaald scenario. We weten daar nog niet zo heel veel van. Essentie zal zijn om nieuwe uitbraken en de epidemie goed te managen.
Bij elk scenario hoort wellicht ook een bepaald draaiboek en zal onderwijs ook opnieuw gevat zijn. Het is belangrijk dat we dat goed opvolgen, minister. Ik voel vanuit het veld – en in de media is daar ook aandacht aan besteed – dat het belangrijk is om daar tijdig duidelijke informatie over te krijgen. Hebt u al zicht op de infrastructurele consequenties in die verschillende scenario’s? Worden die mee in kaart gebracht? Wat betekent dat bijvoorbeeld voor de sanitaire organisatie, de organisatie van de speelplaats, de eetzaal? Worden al die infrastructurele vragen meegenomen voor elk scenario of elk dreigingsniveau dat nu wordt uitgewerkt door de experten? Ik denk dat het goed is dat wij in deze commissie, en u in het bijzonder, dat goed opvolgen, zodat we zo snel mogelijk duidelijkheid kunnen bieden, zodat scholen op 1 september weten in welke context ze moeten opstarten, en dat ze later, bij de verschillende scenario’s, mochten die zich voordoen, weten welke infrastructurele consequenties elk niveau met zich meebrengt. Hebt u daar zicht op? Zult u ons daarover informeren?
De heer Laeremans heeft het woord.
Dit is natuurlijk een interessant gegeven. Ik heb in het verleden ook ervaren dat het sanitair van schoolgebouwen vaak te wensen overlaat en dat investeringen daarin absoluut nodig zijn. Dat hebben we bij deze coronacrisis natuurlijk zeer sterk aan den lijve mogen ondervinden. Voor scholen was het vaak moeilijk om aan al die regeltjes te voldoen, bijvoorbeeld met het beperkte aantal toiletjes in kleuterklassen. Als daar maar een paar kleuters tegelijk in mogen, en je moet met honderd kleuters naar het toilet binnen die periode, gaat dat echt niet. Daar zit dus een probleem.
Dan zijn er ook de minimumnormen voor de grootte van nieuwbouwklassen. Ik ken die niet. Het interesseert mij wel om te weten hoe het daarmee zit. Ik kan maar twee scholen vergelijken. Als ik de nieuwste school in mijn eigen gemeente, de gemeenteschool in Beigem, vergelijk met de gemeenteschool in Humbeek, zijn de nieuwe kleuterklassen in Beigem een stuk kleiner dan die in Humbeek, die al zoveel jaren ouder zijn. En dan zit je natuurlijk meteen vast met die normen van 4 vierkante meter die worden opgelegd. Gaat men eens nakijken, om toch een beetje op mogelijke toekomstige corona-uitbraken te anticiperen, of die minimumnormen niet te klein geworden zijn, hoewel het natuurlijk goedkoper is om kleine lokalen te bouwen? Moet men die normen niet eens verifiëren en desnoods wat aanpassen?
Ik zie ook dat nogal wat scholen de laatste weken en maanden moeite hebben gedaan om de leerlingen de kans te geven om buiten les te volgen. We hebben natuurlijk een zeer mooie periode gehad in de coronatijd. We hebben bijna geen regen gehad, wat dan natuurlijk weer slecht was voor het grondwaterpeil, maar voor het buitengebeuren was dat een geluk. We konden leerlingen buiten les laten volgen. Maar hoe gaat dat dan op school? Ze gaan banken van binnen naar buiten sleuren en zo verder, terwijl het toch nuttig zou zijn om het mogelijk te maken dat in elke school een buitenklaslokaal wordt gebouwd, zodat, bij welke situatie dan ook, leerlingen daarvan gebruik kunnen maken. Ik weet niet hoe dat allemaal kan worden geregeld, maar misschien kan dat opgenomen worden bij de mogelijkheden van verbouwingen. Ik denk dat zoiets wel nuttig is voor heel wat activiteiten, dat de klas eens gesplitst wordt en dat een deel buiten gaat. Dat zou, denk ik, wel nuttig zijn en een aanwinst zijn voor de scholen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik vind het niet onbelangrijk wat de minister daarnet heeft aangegeven, dat we deze legislatuur een half miljard euro extra voor scholenbouw voorzien, boven op de bestaande middelen. Ik vind dat we dat toch nog eens mogen herhalen. Dat is niet niets. Dat is zelfs heel veel dat erbovenop komt.
Mijnheer Laeremans, we moeten ook opletten: voor de reguliere gebouwen zijn er nog wel wachtlijsten. Die zijn zelfs vrij lang. Als we nu scholen dubbel gaan bouwen, de binnenschool en de buitenschool, dan zou ik al niet goed weten qua ruimte waar we dat zouden zetten, laat staan hoe we het financieel rond krijgen. Maar omdat we hier en daar capaciteitsproblemen hebben, moeten we die daar eerst inzetten. Maar in elk geval, het half miljard euro extra is zeker welkom.
De korte procedure sanitair, zoals u het vertelt, minister, is iets heel goed, en op dit moment zeker zinvol om een aantal extra wasbakken te plaatsen. Dat kan dan wel buiten. Met het oudercomité van de school van onze kinderen hebben we in totaal zestien extra wasbakken gebouwd. Ik weet dus wat dat gekost heeft. Als ik dan de bedragen zie die mogelijk zijn, dan zijn dat heel veel wasbakken, die zorgen dat er snel handen kunnen worden gewassen. Als er geen wachtlijst is, zoals u daarnet aangaf, en er nog 3 miljoen euro marge is, dan denk ik dat het belangrijk is voor scholen om daarin in te stappen.
Wat de toekomst betreft: ik weet niet of we de minimumnormen moeten aanpassen. We moeten wel nadenken over de zogenaamde circulatieplannen. Waar en hoe planten we sanitair in? Ik denk dat het wijs is om dat minstens te bekijken omdat dat binnen dezelfde vierkante meters en dezelfde budgetten zit. We moeten wel nadenken langs waar de kinderen binnen- en buitengaan, zodat je geen stromen krijgt die op elkaar botsen. Dat zijn zaken die in voorbeelden van goede praktijken kunnen worden meegenomen.
Minister Weyts heeft het woord.
Er gelden inderdaad minimale oppervlaktenormen. Ik moet eerlijk zeggen dat ik meer de vraag krijg naar het verlagen van die normen dan het verhogen ervan. Bijvoorbeeld uit stedelijke context – ik denk Brussel – krijgen we regelmatig de vraag om de oppervlakte meer te beperken omdat het voor de scholen moeilijk is om de nodige ruimte te vinden om een school te kunnen bouwen. Dat zou beter gaan als ze kleinere klassen kunnen bouwen, dus met een beperktere oppervlakte.
Meer buitenruimte en ipso facto in veel gevallen ook meer speelruimte, is altijd aangewezen. Ook daar moeten we opletten om dat op te leggen, want we willen meer capaciteit en meer plaatsen creëren. Als we, zeker in de stedelijke context, gaan opleggen dat er bijvoorbeeld een buitenruimte moet zijn die kan worden ingericht voor buitenonderwijs, dan maken we het projecten in de stedelijke context misschien eerder moeilijker dan dat we ze faciliteren.
Wat ik nog wil meegeven, is dat we 25 miljoen euro gaan verdelen naar de scholen voor extra investeringen die ze gedaan hebben. Dat gaat soms ook over sanitaire eenheden die men heeft geïnstalleerd, dus ook voor de korte termijn. Met die 25 miljoen euro hebben we toch een serieuze inspanning gedaan vanuit de Vlaamse Regering.
Mijnheer Brouns, ik ga daarover niet in detail treden, maar we werken met verschillende pandemieniveaus. We hebben dat vanuit het onderwijs zo uitgewerkt. Daar zijn we nu over aan het discussiëren met de GEES. Bij elk pandemieniveau gaan we ervan uit dat daar ook concrete veiligheidsvoorwaarden gelden, inclusief wat betreft oppervlakte. Het is de bedoeling om zoveel mogelijk duidelijkheid te geven in elk pandemieniveau wat er moet gebeuren en aan welke normen er moet worden beantwoord zodat we dat allemaal op voorhand weten en dat de scholen daar rekening mee kunnen houden. Dat zal het nodige comfort kunnen geven. We zullen dan niet plots moeten schakelen wanneer het zogenaamde pandemieniveau of de dreiging verandert. We moeten dan niet opnieuw aan tafel gaan met bijvoorbeeld het onderwijsveld om concrete maatregelen te gaan uitdokteren. Dat willen we dus verhinderen. Vandaar die onderscheiden pandemieniveaus. Maar zoals u zelf opmerkt, zal elk van deze nieuwe niveaus gekoppeld worden aan concrete veiligheidsvoorwaarden, inclusief oppervlaktenormen zoals we dat de afgelopen maanden gekend hebben in sommige gevallen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Ik denk inderdaad dat we zo snel mogelijk duidelijkheid moeten bieden. Dat hebben we hier de voorbije weken al herhaaldelijk gezegd. Dit is een crisis zonder voorgaande. De sociaal-economische impact is tot op heden nog steeds niet in te schatten. Ook ons onderwijs heeft heel zware weken achter de rug. Elke school, elk schoolteam is bezig om het schooljaar zo goed mogelijk te kunnen afsluiten, met het afscheid met alle leerlingen, maar er is meteen ook al de focus op 1 september.
Daarnaast werkt de GEES inderdaad aan een aanpak met verschillende niveaus, verschillende scenario’s bij een opstoot, bij een nieuwe gezondheidscrisis. Daarom is het meer dan ooit belangrijk – dat hebben we de voorbije weken geleerd – dat voor elk niveau heel duidelijk is wat er qua infrastructuur van scholen wordt verwacht, en dat dat doenbaar en haalbaar is, om het met uw woorden te zeggen.
Ik denk dat we de komende week echt heel hard moeten doorwerken om zeker toch tegen midden juli die scholen een perspectief voor 1 september en het najaar te kunnen geven op wat dat kan betekenen bij eventuele nieuwe opstoten. Hopelijk zullen die opstoten zich niet voordoen, maar dan zullen ze dat toch tijdig weten en zich kunnen voorbereiden. We vragen heel duidelijk erover te waken dat al die scenario’s die worden uitgewerkt op het vlak van infrastructuur – klas, school, speelplaats, eetzaal, sanitair, noem maar op –, realistische zaken zijn die die scholen tijdig kunnen organiseren indien dat dan nodig is.
De vraag om uitleg is afgehandeld.