Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, een paar weken geleden las ik een artikel waaruit toch wel wat zorgwekkend nieuws te leren was over de opvolging van de energieprestaties van Vlaamse overheidsgebouwen in de brede zin, zowel die van de eigen Vlaamse administratie als die van de lokale en andere overheden. Daaruit viel te leren dat het Vlaams Energieagentschap (VEA) al sedert 2016 blijkbaar geen controles meer heeft uitgevoerd op de vraag of die overheidsgebouwen al dan niet beschikken over energieprestatiecertificaten (EPC's).
Het VEA heeft ook geen volledig adressenbestand van alle publieke gebouwen die over zo’n EPC moeten beschikken, wat op zich al zorgwekkend is. Het is algemeen bekend dat in 2015 maar goed en wel 38 procent van de Vlaamse overheidsgebouwen voldeed aan de normen voor energie-efficiëntie, wat op zich niet goed is. De Vlaamse Regering heeft terecht in haar klimaatplan de ambitie geformuleerd om de uitstoot van overheidsgebouwen ieder jaar met 2,5 procent te verminderen, wat een zeer terechte ambitie is, maar die moeilijk rijmt met de vaststelling dat er blijkbaar alleen maar manke controlemechanismen bestaan. Je kunt moeilijk ambities waarmaken als je ze niet kunt meten. Je kunt er natuurlijk wel een mooi verhaal over vertellen, maar dat brengt niet veel op.
Minister, hoe denkt u de realisatie van die ambitie van min 2,5 procent per jaar te meten als we zelfs niet weten van welk punt we vertrekken, laat staan dat we dat voor alle gebouwen kunnen doen? Op die manier is het natuurlijk gemakkelijk ambities te formuleren, maar als je geen nulpunt hebt, haal je altijd de meet.
Hoe kan het dat een agentschap als het VEA, wetende dat EPC's al jaren verplicht zijn voor overheidsgebouwen, na al die jaren niet eens beschikt over een volledige lijst met adressen van alle overheidsgebouwen die zouden moeten voldoen? Dat zou nog maar de eerste stap moeten zijn en zelfs die heeft men niet gezet tot nu toe.
Wie is er binnen de Vlaamse overheid verantwoordelijk – niet met naam en serienummer – voor het opvolgen van de energieprestaties van de Vlaamse overheidsgebouwen en aan wie en op welke manier wordt daarover gerapporteerd, als blijkt dat heel wat gebouwen geen EPC hebben of zelfs niet bekend zijn?
En dan de laatste stap in de hele oefening: zijn er op dit moment cijfers beschikbaar over de evolutie van de energie-efficiëntie van de eigen gebouwen en zo ja, waarom zijn die niet in het bezit van het VEA? Als startpunt van een evaluatieproject lijken dit noodzakelijke vragen om een antwoord op te krijgen.
Minister Demir heeft het woord.
Collega Tobback, ik verwijs naar het actieplan van 1 juli 2017 over energie-efficiëntie. Dit was de start van tal van acties, energiescans, projecten enzovoort. De Vlaamse overheid beschikt sinds 2015 over een nulmeting van het energieverbruik voor de uitvoering van het actieplan energie-efficiëntie van het Vlaams EnergieBedrijf (VEB). Het verbruik van elektriciteit, aardgas en stookolie voor de gebouwen en de technische installaties werd in kaart gebracht in één databank, Terra. Het energieverbruik van de betrokken agentschappen wordt elk jaar aangevuld, verrijkt en gevalideerd.
Het VEA beschikt over de adressen van alle gebouwen in Vlaanderen die een energieprestatiecertificaat moeten hebben, maar niet alle gebouwen van de overheid moeten over een energieprestatiecertificaat beschikken. Daar zit al een belangrijke nuance in.
Het VEB werkt samen met Het Facilitair Bedrijf aan de databanken Terra en Vastgoed. In deze databanken staat elk gebouw van de Vlaamse Overheid, van het Vlaams Parlement en een kantoor van VDAB, tot een sluisgebouw in Zeebrugge en een technische werkplaats van het Agentschap Wegen en Verkeer. Per gebouw zijn onder andere de volgende gegevens beschikbaar: adres, beheerder, energieverbruik, oppervlakte, ouderdom, eigendom, enzovoort.
Elk gebouw van de Vlaamse overheid heeft een eigen beheerder. Dit kan de gebruiker van het gebouw zijn, bijvoorbeeld VDAB, het kan ook Het Facilitair Bedrijf zijn als beheerder van veel gebouwen van de Vlaamse Overheid. Het is in eerste instantie aan de beheerders van de gebouwen om de bestaande regelgeving te respecteren, toe te zien op veiligheid en onderhoud en ook de energieprestaties van de gebouwen op te volgen. Zo zorgen de diensten van het Vlaams Parlement dat hun gebouwen voldoen aan de energieregelgeving van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.
Een aantal diensten hebben een eigen interne rapportering, en alle diensten geven hun energiedata door aan het VEB. Zij beheren de centrale databank Terra en van daaruit rapporteert men.
Sinds 2017 wordt de energiebesparing van de Vlaamse overheid jaarlijks berekend. Over de periode van de eerste drie jaar is de besparing gemiddeld 2,25 procent per jaar, dus boven de doelstelling van 2,09 procent.
U hebt ook verwezen naar de doelstelling van 2,5 procent die we hebben afgesloten in het regeerakkoord. Aangezien de energiebesparing de afgelopen drie jaar op een goed ritme zit van een besparing van 2,25 procent ben ik ervan overtuigd dat we die 2,5 procent zullen halen. Dat zal ook de inzet zijn van alle beheerders – we hebben dat ook gevraagd –, in het bijzonder van Het Facilitair Bedrijf en van het VEB.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de informatie. Maar eigenlijk bent u, al dan niet bewust, een aantal dingen door elkaar aan het halen. Ik heb geen vraag gesteld naar het energiegebruik maar naar de energie-efficiëntie. Dat zijn twee verschillende dingen.
Ik ga niet betwisten dat de Vlaamse overheid globaal genomen ongeveer 2,2 procent per jaar minder verbruikt. Maar dan hebben we het alleen over de eigen Vlaamse overheidsgebouwen, en niet over gemeentebesturen of bijvoorbeeld schoolgebouwen. Eigenlijk zegt dat niets over de energie-efficiëntie van de gebouwen. De EPC-certificaten handelen over de energie-efficiëntie van een gebouw. Het gaat over het soort gebouw dat je in eigendom hebt en dat je gebruikt.
Je kunt bij wijze van spreken twee activiteiten privatiseren en dan vervalt het energiegebruik van het Vlaamse Gewest in die activiteit tot nul. Dat is een besparing van 100 procent, maar het gebouw zelf en de activiteit die erin wordt uitgeoefend blijft net evenveel energie verbruiken. Je hebt dan gewoon de rekening naar iemand anders doorgeschoven. Terwijl het de ambitie is om het gebouwenpark en de energie-efficiëntie van het gebouwenpark, met de Vlaamse overheid als voorbeeldrol daarin, mee aan te pakken.
Als u energiebesparingen probeert te doen door activiteiten af te stoten is dat eigenlijk geen energiebesparing. Dan is dat een kostenbesparing voor de overheid maar geen energiebesparing voor de samenleving. Vandaar het belang van die EPC’s en van de voorbeeldrol van de Vlaamse overheid.
Ik heb u weinig horen zeggen over het globale percentage van de overheidsgebouwen die een EPC moeten hebben. Ze moeten dat niet allemaal hebben, maar minstens van diegenen die het moeten hebben had ik graag geweten hoeveel procent er effectief een hebben vandaag. Blijkbaar is ook dat niet duidelijk. Daar zit de rol van de Vlaamse overheid als voorbeeld, als trekker, als investeerder en initiatiefnemer. En daar fietst u toch een beetje rond.
Ik betwist niet dat we op dit ogenblik minder energie verbruiken. De vraag is waarom en op welke manier. Als we aan alle burgers vragen om EPC-certificaten voor te leggen, waarom kan de Vlaamse overheid dan niet als eerste zeggen hoeveel ze er heeft, en wanneer ze ze allemaal zal hebben? Want daar hebt u eigenlijk niet op geantwoord, merk ik.
De heer Pieters heeft het woord.
Mijnheer Tobback, ik moet u volledig gelijk geven. Als wij, als Vlaamse overheid, onze inwoners en onze woningen een energieprestatie opleggen, is de vraag waarom we dan niet met onze eigen gebouwen het voorbeeld zouden geven. Ik heb daar lokaal al heel wat vragen over gesteld, onder meer over de energieprestatie van nieuwe sporthallen en nieuwe administratieve gebouwen. Daar krijg ik inderdaad geen antwoord op. Ik vind het vreemd dan te horen dat het niet hoeft en dat het niet noodzakelijk is. Als we onze eigen bevolking iets opleggen, denk ik dat het wel noodzakelijk is dat we in ieder geval het goede voorbeeld geven.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb hier in het verleden ook al vragen om uitleg over gesteld. Wat ik vaststel, is dat ik de stellige indruk of meer heb dat het VEA systematisch onderbemand is. Het VEA krijgt van de Vlaamse overheid en het Vlaams Parlement steeds meer taken toegewezen. Ik steun dat natuurlijk, want energie is een steeds belangrijker wordende sector, maar het personeelsbestand volgt gewoon niet. Ik zou u echt willen vragen om daar meer in te investeren. Ik weet dat uw voorganger, voormalig minister Tommelein, dat heeft aangekondigd, maar ik heb niet kunnen controleren of hij dat ook heeft gedaan. Ik denk dat dit belangrijk is.
Het is een zaak allerlei zaken in de wet in te schrijven en richtlijnen uit te vaardigen, maar het is natuurlijk een andere zaak ervoor te zorgen dat die richtlijnen kunnen worden nageleefd. Het is natuurlijk bijzonder moeilijk met een relatief beperkt personeelsbestand een enorme hoeveelheid taken te moeten volbrengen. Heel die regelgeving is interessant, maar ze valt moeilijk op te volgen. Om die reden pleit ik ervoor het VEA meer te ondersteunen en meer te bestaffen, zodat het agentschap tegen zijn taak opgewassen is.
Minister Demir heeft het woord.
Het EPC van publieke gebouwen is, voor de duidelijkheid, verouderd. Ik denk dat iedereen weet dat we dit bekijken en dat er in 2022 een EPC voor alle niet-residentiële gebouwen komt.
Mijnheer Tobback, wat de energie-efficiëntie betreft, denk ik dat we de vraag verkeerd hebben begrepen. Uw vierde vraag was of er cijfers over de evolutie van de energie-efficiëntie beschikbaar zijn. Ik zal het antwoord schriftelijk overmaken, want ik heb die gegevens niet bij me. Ik denk dat het een misverstand is.
We noteren dit en zodra we die informatie hebben, sturen we ze door.
De heer Tobback heeft het woord.
Minister, ik dank u voor de bijkomende informatie die ik zal krijgen, maar het moet me van het hart dat het me een beetje verrast. Ik heb een vraag om uitleg gesteld over het feit dat een massa overheidsgebouwen geen EPC heeft en dat er sinds 2016 geen controles op het bezit van die EPC’s zijn. Ik heb in mijn vraag om uitleg vermeld hoeveel procent van de overheidsgebouwen aan de normen voldoet en hoeveel procent daar dus niet aan voldoet. Het verrast me dat u verwonderd bent om het feit dat ik een vraag om uitleg over de energie-efficiëntie stel. Ik denk dat u op uw kabinet een cursus ‘begrijpend lezen van vragen om uitleg’ zult moeten organiseren, want mijn vraag om uitleg was vrij helder en vertrok vanuit de vaststelling dat er een gebrek aan EPC’s is. Ik heb u gevraagd hoe u, bij gebrek aan EPC’s, een adressenlijst en opvolging, denkt te kunnen bewijzen dat de energie-efficiëntie van gebouwen uw doelstelling is of hoe ver u daarmee staat. Ik dank u voor het feit dat u die informatie nu schriftelijk zult bezorgen, maar het lijkt me nuttig dat vragen om uitleg worden gelezen en dat uitleg wordt gegeven over wat in een vraag om uitleg wordt gesteld.
Ik wil toch nog eens beklemtonen, los van het antwoord, dat ik het gevoel heb dat de Vlaamse overheid op dit ogenblik – of dat nu de schuld is van het VEA of van iemand anders – haar voorbeeldrol als investeerder in energie-efficiënte gebouwen onvoldoende ter harte neemt. Ik sta er volop achter dat men van burgers, bedrijven en anderen eist dat zij investeren in energie-efficiënte gebouwen, maar dan zal de Vlaamse overheid dat ook moeten doen. Dan moet ze kunnen tonen dat ze dat doet, moet ze dat zichtbaar doen en moet ze daar een leidende rol in spelen, in plaats van er zelf de kantjes af te lopen en dan te zeggen: ‘We proberen en we doen ons best, want we zijn aan het wachten tot we het gaan hervormen’. Als Vlaamse overheid, die de regels maakt, bent u ook de eerste die verantwoordelijk is om ze zelf na te leven. Het is jammer als blijkt dat dat dan halfslachtig of halfhartig gebeurt.
We hebben genoteerd dat de overheid wel degelijk energie bespaart. De cijfers daarover komen schriftelijk, mijnheer Tobback.
De vraag om uitleg is afgehandeld.