Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Voorzitter, minister, sinds september 2019 zijn de Vlaamse genetische centra en het agentschap Zorg en Gezondheid in onderzoek naar een instrument dat toelaat te onderscheiden welke aangeboren erfelijke ziekten via de hielprik in de toekomst zullen worden opgespoord. Ook in uw beleidsnota ondersteunt u de uitbreiding van de vroegtijdige opsporing van zeldzame ziekten. De media-aandacht richt zich daar ook af en toe op, recent nog met baby Pia. Die aandacht is niet weggeëbd en zet deze thematiek nog steeds op de politieke agenda.
Uit het antwoord op mijn schriftelijke vraag van 9 januari 2020 blijkt dat Vlaanderen een planning heeft om tot een volwaardig instrument te komen voor de opsporing van zeldzame aandoeningen. De bespreking van het ontwerp van instrument zou in de werkgroepen Bevolkingsonderzoek en Aangeboren Aandoeningen gebeuren. De screeningscentra zouden starten met vier aandoeningen en de resultaten zouden in februari of maart 2020 besproken worden. Indien deze positief geadviseerd worden en het instrument werkbaar blijkt, zou het worden toegepast op een langere lijst van kandidaat-ziekten. De minister maakte de kanttekening dat een toepassing van het instrument tijd vraagt omdat voor elk van de ziekten een expertenadvies moet worden ingewonnen. Ondertussen hebben we de COVID-19-crisis gehad, en ik begrijp dan ook dat er misschien enige vertraging op de planning kan zitten.
Kunt u een laatste stand van zaken geven? Hoever staat men met dit instrument? Hoe worden de eerste resultaten beoordeeld? Kunnen we inzage krijgen in die prioriteitenlijst?
Minister Beke heeft het woord.
Sinds september 2019 werken de Vlaamse screeningscentra en het agentschap Zorg en Gezondheid aan een instrument. Met dit instrument willen we de keuzes die we in Vlaanderen maken bij het opsporen van aangeboren aandoeningen, standaardiseren, objectiveren en de transparantie ervan bevorderen. Dit wil zeggen dat elke ziekte op dezelfde manier wordt geëvalueerd, wat het standaardiseren is. We prioriteren op basis van evidentie en expertise, wat objectiveren is. In het kader van transparantie worden de werkwijze en resultaten beschikbaar gesteld op de website www.aangeborenaandoeningen.be.
Het instrument omvat een proces waarbij een aantal stappen elkaar opvolgen. Zo wordt de horizon gescand via een omgevingsanalyse. Deze analyse bestaat uit een overzicht van wat er internationaal al opgespoord wordt in de neonatale screeningsprogramma’s en de input van de betrokken werkgroepen, patiëntenorganisaties enzovoort. Dit leidt tot een lijst die enorm uitgebreid is en veranderlijk in de tijd.
Er gebeurt dan een eerste snelle evaluatie van de ziekten uit de omgevingsanalyse. Dit gebeurt op basis van enkele vaste criteria die refereren aan de doelstelling van het bevolkingsonderzoek ‘Aangeboren aandoeningen in Vlaanderen’. Op die manier kan de uitgebreide lijst herleid worden tot een shortlist. Experten kunnen hun beoordeling van de criteria en de wetenschappelijke onderbouwing noteren via een sjabloon. Enkele voorbeelden van criteria zijn: ‘Levert screening en behandeling voor 16 jaar gezondheidswinst op?’ en ‘Is er een test beschikbaar die toepasbaar is in kader van screening?’.
De ziekten die in de shortlist opgenomen worden, worden grondig geëvalueerd. Dit gebeurt door een panel waarin ook experten met kennis over de specifieke ziekten zitten. De evaluatie gebeurt op basis van vaste criteria waaraan een score wordt gegeven. Voorbeelden van criteria zijn de ernst van de aandoeningen, evidentie voor de effectiviteit van de behandeling na screening, sensitiviteit en specificiteit.
De werkwijze van het instrument werd principieel goedgekeurd door de werkgroep Aangeboren Aandoeningen en de werkgroep Bevolkingsonderzoek.
Hoe worden de eerste resultaten beoordeeld? Algemeen is de mening dat het instrument heel goed toelaat om de medische wenselijkheid van opsporen van een ziekte te beoordelen, maar dat het minder goed toelaat om eenduidig te scoren op het vlak van organisatorische haalbaarheid. Dit is immers soms afhankelijk van beleidsmatige aspecten.
Bijvoorbeeld: als een ziekte medisch-technisch gezien opspoorbaar is, dan stelt er zich soms nog een beleidsmatige vraag, zoals de bereidheid om de kosten voor de wijziging op het vlak van organisatie van screening te dragen.
Daarnaast kan het instrument niet in de plaats treden van een politieke beslissing over kostenefficiëntie en maatschappelijke aanvaardbaarheid. Hierbij spelen ethische en breed maatschappelijke reflexen die na wetenschappelijk advies een politieke afweging vergen, bijvoorbeeld naar ‘behandelbaarheid’: wanneer is de effectiviteit van een behandeling voor de samenleving voldoende ‘bewezen’? Want er zijn soms beloftevolle behandelingen waarvoor de klinische studies echter nog niet zijn afgerond. Tot slot is niet alle informatie die nodig is voor een objectieve beslissing steeds beschikbaar.
Vooral voor zeldzame ziekten is dataverzameling vooral een kwestie van lange termijn en nationale/internationale samenwerking, zoals bijvoorbeeld op vlak van gezondheidseconomische analyse.
Om de betrokken werkgroepen toe te laten meer inzicht te krijgen in de toepassing en de eventuele tekortkomingen van het instrument, werd afgesproken dat de screeningscentra de nieuwe werkwijze, bij wijze van test, zouden toepassen op vier concrete ziekten.
Daartoe gebeurt een beoordeling op enerzijds fenylketonurie en congenitale hypothyreoïdie, want deze ziekten worden momenteel reeds opgespoord in Vlaanderen en worden internationaal beschouwd als dé ziekten waarover geen discussie bestaat dat ze neonataal moeten worden opgespoord. De beoordeling voor deze ziekten vormt dan dus een ‘gouden standaard’. Anderzijds gebeurt een beoordeling op spinale musculaire atrofie (SMA) en severe combined immunodeficiency (SCID), als ziekten die nog niet opgespoord worden in Vlaanderen.
Die voorbereiding was eind februari zo goed als afgerond door de screeningscentra, maar door de coronapandemie hebben de screeningscentra de focus volledig gelegd op het verderzetten van de neonatale screening in moeilijke omstandigheden.
Nu de normale routine stilaan terugkeert, zullen de concrete toepassingen worden afgewerkt en aan de werkgroepen worden voorgelegd, zodat het instrument gefinaliseerd kan worden. In de praktijk zal mogelijk nog bijsturing nodig zijn, maar het belangrijkste lijkt mij dat we daar heel transparant in zijn.
De prioriteitenlijst is er nog niet. Zodra dat het geval is, zal de lijst, inclusief de argumentatie, beschikbaar zijn.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik begrijp dat er enige vertraging is, maar dat de werkgroepen opnieuw zijn opgestart. Men zal onderzoeken welke bijkomende screenings mogelijk zijn.
Ik kijk verder uit naar de prioriteitenlijst. Ik zal opvolgen hoe we in de toekomst verder werk kunnen maken van een duidelijke omlijning en criteriaomschrijving van neonatale screening.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Minister, ik wil graag nog verduidelijking. Ik heb het slot niet heel goed begrepen. Als ik het goed begrepen heb, was de voorbereiding afgerond eind februari en alles is dan eventjes on hold gezet door de coronacrisis. De vier ziekten waarop nu verder wordt gewerkt – fenylketonurie, een ziekte die ik niet goed heb verstaan, SMA en SCID –, wordt dat nu verder onderzocht of is er intussen beslist dat die zullen worden geïmplementeerd in het hielprikscenario? Ik wil graag een verduidelijking hebben over de precieze stappen die nu gaan volgen, alvorens nieuwe ziektes eventueel worden geïmplementeerd in het bevolkingsonderzoek.
Ik wil ook nog even meegeven dat er in Nederland op heel wat meer ziektes wordt gescreend dan in België. U geeft de praktische bezwaren weer, maar ik denk dat er nog heel wat marge is om ook in België op meer ziektes te testen dan we vandaag doen.
Zo was er in Nederland bijvoorbeeld ook voor SMA een positief advies om te testen omdat het een ernstige ziekte was en omdat een vroegtijdige behandeling van de ziekte een voordeel bood voor het kind. Er was ook een goede testing.
Minister, welke stappen zullen tijdens de komende maanden precies worden gezet?
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Ik vraag me ook af welke stappen de volgende weken en maanden zullen worden gezet en wanneer we die prioriteitenlijst mogen verwachten.
Mevrouw De Rudder heeft het woord.
Een aantal maanden geleden hebben we het in deze commissie meermaals gehad over screening. Dat was toen naar aanleiding van prostaatkanker. Het zou inderdaad zeer nuttig zijn om verder te kunnen werken met een algemeen instrument dat kan beoordelen of een screening al dan niet nuttig is, onder meer vanuit gezondheidseconomisch oogpunt. We moeten volledige transparantie krijgen over de factoren die in rekening worden genomen om tot een objectieve beoordeling te komen. Uit de planning die telkens wordt doorgestuurd, heb ik vernomen dat er binnenkort een gedachtewisseling wordt georganiseerd over preventie en screening. Ongetwijfeld kunnen we daar verder bij dit soort vragen stilstaan. Ik kijk alvast uit naar die gedachtewisseling, die misschien wat vertraging heeft opgelopen door het coronavirus.
Minister Beke heeft het woord.
Aan de hand van deze vier voorbeelden wordt gekeken of het instrument werkbaar is. Daar is verder aan gewerkt en daar wordt nu de laatste hand aan gelegd. Een screening opzetten lijkt eenvoudig maar het instrument moet wel toelaten om afgewogen keuzes te maken. We bekijken of dat instrument bijvoorbeeld ook kan worden ingezet voor zeldzame ziektes, want daarvoor zijn er toch wel wat minder data beschikbaar.
Wat de timing betreft, heeft men me gezegd dat men bijna klaar is. Een heel concreet moment heb ik nog niet gekregen, maar zodra het klaar is, wacht ons nog de oefening naar de kwalitatieve keten.
Mevrouw Sleurs heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en ik wil een oproep houden om het debat zuiver te houden. Dit is een heel specifiek debat over erfelijke genetische aandoeningen, zeldzame aandoeningen. Zoals u zelf zei, minister, gaat het ook over ethische vragen en de behandelbaarheid. Ik vind het gevaarlijk om dit in de grote pot van Vlaamse screeningsprogramma’s te stoppen. Ik roep op om dit debat over de erfelijke aandoeningen gescheiden te houden zodat we op een degelijke, correcte en ethische manier kunnen nadenken over wat en hoe we verder willen screenen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.