Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Gucht heeft het woord.
Het is een mondvol, zoals men zegt.
Minister, het Bureau voor de Grondrechten van de Europese Unie bevroeg in 2019 maar liefst 140.000 lgbtqi+-personen (lesbian, gay, bisexual, transgender, queer, intersex) uit 30 landen, waaronder de 28 EU-lidstaten, dus inclusief het Verenigd Koninkrijk, en Servië en Noord-Macedonië. De enquête peilt naar hun ervaringen in de publieke ruimte, ondervindingen in verband met discriminatie, intimidatie en geweld, confrontaties met vooroordelen en het welbevinden op school.
Wat de resultaten voor België betreft, blijkt dat 41 procent van de 18- tot 24-jarigen de seksuele geaardheid en genderidentiteit verbergt op school. Bij de leerlingen tussen 15 en 17 jaar blijkt 36 procent van de ondervraagden de seksuele oriëntatie en genderidentiteit te verbergen. Het gemiddelde in de EU is 30 procent. Precies de helft van de ondervraagde lgbtqi+-leerlingen tussen de 15 en 17 jaar geeft aan op school gesteund, verdedigd of beschermd te worden op het vlak van seksuele oriëntatie en genderidentiteit. Dat betekent evenwel dat dat voor de andere helft niet het geval is. We doen het daarmee niet veel beter dan het EU-gemiddelde van 48 procent. 64 procent van de 15- tot 17-jarigen zegt dat leeftijdsgenoten en/of leerkrachten lgbtqi+-rechten openlijk steunen. Het Europese gemiddelde is 60 procent. Ten slotte vindt in ons land 43 procent van de 15- tot 17-jarigen dat de school lgbtqi+-kwesties positief of evenwichtig brengt. Het Europese gemiddelde is 33 procent.
Ik wil een getuigenis aanhalen uit het onderzoeksrapport. Het is van een Belgische transman van 21 jaar. Vrij vertaald uit het Engels: “Ik had de behoefte om op school te praten over mijn transitie. (…) Ik sprak er mijn lo-leerkracht over aan en ze vertelde mij dat ik er tegen niemand iets mocht over zeggen, dat ik het moest verbergen. (…) Enkele weken na dit incident stopte ik met school.”
In vergelijking met de Europese gemiddeldes zijn de cijfers voor België misschien niet dramatisch slecht, maar aftekenend goed zijn ze toch niet te noemen. Rekening houdend met onze lgbtqi+-wetgeving, die tot de meest liberale en progressieve van de omringende landen en de wereld behoort, zou je toch verwachten dat we het veel beter zouden doen dan het Europese gemiddelde, quod non. Als we kijken naar het aantal leerlingen dat ‘in de kast blijft’ op school, doen we het zelfs slechter dan het Europese gemiddelde. Het blijft eigenlijk bijzonder verontrustend dat anno 2020 zoveel leerlingen te kennen geven dat ze niet zichzelf kunnen zijn op school. Er is dus wel degelijk nog werk aan de winkel om ervoor te zorgen dat alle lgbtqi+-leerlingen zich goed in hun vel voelen, zowel binnen als buiten de schoolmuren.
Minister, wat is uw reactie op het rapport van het Bureau van de Grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder over de resultaten met betrekking tot Onderwijs, rekening houdend met het feit dat België op de tweede plaats staat van landen met de meest progressieve wetgeving rond lgbtqi+?
Bent u van mening dat gespecialiseerde organisaties als çavaria, haar vormingscentrum KLIQ, of regenbooghuizen een prominentere rol kunnen spelen in het bevorderen van het welbevinden van lgbtqi+ op school?
Welke specifieke maatregelen neemt u deze legislatuur om ervoor te zorgen dat het welbevinden van lgbtqi+-leerlingen op school verbetert?
Wordt erop toegekeken dat jongeren op de hoogte zijn van het bestaan van initiatieven als Lumi en het Transgender Informatiepunt, zodat ze met hun vragen of problemen op een laagdrempelige manier terecht kunnen bij gespecialiseerde diensten?
Zult u hieromtrent specifieke initiatieven nemen die kaderen in het volgende interfederaal actieplan ter bestrijding van homo- en transfobie?
Zult u aandacht hebben voor doelgroepen binnen de doelgroepen, zoals jonge lesbische meisjes, van wie geweten is dat een belangrijk aantal van hen een zelfmoordpoging onderneemt, of jongeren met een migratieachtergrond, waar seksuele oriëntatie en genderidentiteit wegens religieuze en/of culturele redenen nog steeds problematisch is?
Zult u met de minister van Gelijke Kansen samenwerken om het welbevinden van schoolgaande lgbtqi+-jongeren te verbeteren?
Minister Weyts heeft het woord.
Collega’s, dat België op de tweede plaats staat, na Malta, in de Rainbow Index, is een positieve erkenning voor het parcours dat we hebben afgelegd. Het is zonder meer een opsteker vanwege deze belangenverdedigingsorganisatie, die vaststelt dat de rechten in tal van Europese landen teruggeschroefd worden of minstens onder druk staan.
Dat wil niet zeggen dat er bij ons geen werk aan de winkel meer is, integendeel. Het aangehaalde rapport bevestigt wat de diversiteitsbarometer Onderwijs van Unia of de scholierenenquête van çavaria recent ook uitgewezen heeft. Een proactief gelijkekansenbeleid blijft dus aangewezen.
Momenteel bereidt de Vlaamse Regering een Horizontaal plan Integratie en Gelijke Kansen voor. Collega Somers, bevoegd voor de gelijke kansen, coördineert en elke minister zal vanuit zijn of haar bevoegdheden inspanningen leveren. Daarvoor worden maatregelen uitgewerkt voor uiterst relevante strategische doelstellingen. In Vlaanderen is geen plaats voor racisme, seksisme en discriminatie. We zetten Vlaanderen op het voorplan als voorbeeld inzake de strijd hiertegen. Diversiteit in beeldvorming moet de norm zijn. Hiermee werken we stigmatisering weg. Iedereen in Vlaanderen moet zich goed kunnen voelen. We zetten in op welbevinden van lgbtqi+.
Daarnaast zal werk worden gemaakt van een Vlaams actieplan ter bestrijding van seksueel geweld, alsook van initiatieven binnen het interfederaal Nationaal Actieplan Gendergerelateerd geweld 2020-2024 en het nieuwe interfederaal actieplan ter bestrijding van homo- en transfobie.
Het is duidelijk dat we blijvend moeten werken aan een mentaliteitswijziging. De school is alvast een omgeving waar kennis, vaardigheden en attitudes over deze thematieken aangescherpt moeten worden. Op school kunnen we openheid en een brede kijk op gender in de samenleving en op seksuele oriëntatie, genderexpressie en genderidentiteit oefenen.
Hoewel het thema reeds vervat zat in de vroegere, uitdovende eindtermen, is gebleken dat er nogal een verschil is in de kwaliteit en de mate waarin kinderen en jongeren les krijgen over relaties en seksualiteit en de ruimere gender- en lgbtqi+-thematiek. Deze eindtermen werden als na te streven gehanteerd en met een enigszins vrijblijvend karakter. Opdat alle leerlingen vanaf de kleuterklas een kwaliteitsvol en leeftijdsadequaat aanbod zouden krijgen, zullen de nieuwe eindtermen de aandacht verzekeren voor kennis, vaardigheden en attitudes. Het is de bedoeling dat de eindtermen voor de tweede en derde graad en de specifieke eindtermen derde graad van het gemoderniseerd secundair onderwijs, maar ook de eindtermen voor basisonderwijs uitdrukkelijk onderwijsdoelen daarover omvatten, net als die voor de eerste graad dat al doen.
Om scholen te ondersteunen bij het maken van de vertaalslag daarvan naar een lgbtqi-vriendelijk onderwijs op school, zet ik in op gratis nascholingen en coaching voor schoolteams door onder meer çavaria. Het moet voelbaar zijn in diverse aspecten van de werking van de onderwijsinstelling. Denk aan recente bevindingen dat vier op de tien holebi's zich onveilig voelen op Vlaamse scholen en bijvoorbeeld toiletten, kleedkamers en sportruimtes mijden, al eens een dag spijbelen of teleurgesteld zijn dat leerkrachten niet reageren op negatieve opmerkingen.
We hebben middelen uitgetrokken voor de ondersteuning bij het werken aan zelfbewuste en lgbt+-inclusieve scholen. Dus van schoolbeleid tot klasvloer wordt een nominatimsubsidie uitgetrokken van 73.000 en is er één voltijds gedetacheerde medewerker. Vele scholen, lerarenopleidingen en allerlei onderwijsactoren waarderen die expertise.
Ook waardevolle initiatieven als Lumi en het Transgender Informatiepunt maken we bekend binnen het onderwijsveld. Dat doen we via Klasse, via de CLB’s, maar ook via andere gespecialiseerde hulplijnen waar kinderen en jongeren terechtkunnen met hun vragen.
U stelt terecht dat bepaalde leerlingenprofielen extra risico lopen. Dat blijkt ook uit onderzoek. Dat is iets waar we rekening mee houden in de ondersteuning van scholen en waar we scholen ook attent op maken.
Meer algemeen ondersteunen we scholen in het tegengaan van grensoverschrijdend gedrag, waaronder ook pestgedrag, en in de uitbouw van een integraal gezondheidsbeleid, waarbij we de hele keten meenemen: sensibiliseren, voorkomen en reageren. Uiteraard draagt ook dat bij tot het welbevinden van lgtb+-jongeren op school.
De heer de Gucht heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord en voor het feit dat u duidelijk aangeeft dat u deze problematiek erkent. Ik moet u eerlijk zeggen dat ik geschrokken ben van deze cijfers. Ik had verwacht dat de Belgische wetgeving, die na de Maltese, zoals u zelf ook zei, een van de meest liberale wetgevingen is, een veel grotere impact zou hebben op jongeren en op hun beleving. Die cijfers halen ons uit die droom en tonen aan dat we nog veel werk voor de boeg hebben om ervoor te zorgen dat elke leerling, ongeacht seksuele voorkeur of geaardheid, zich goed voelt.
We weten dat ons land hoog scoort in de zelfmoordcijfers. Dat gaat dan over het algemeen welbevinden van jongeren, maar dit maakt daar zeker deel van uit. Daarin mogen we ook de rol van de school niet onderschatten. Tijdens de coronacrisis, tijdens de piek van de lockdown, van midden maart tot midden mei, waren er volgens de cijfers van Lumi 65 procent meer gesprekken dan in dezelfde periode vorig jaar. Dat betekent dat dit initiatieven zijn die we verder moeten ondersteunen maar ook dat de scholen daarin een heel belangrijke rol moeten spelen.
Het is goed dat er extra middelen komen, maar daarnaast moeten we er ook voor zorgen dat leerkrachten de juiste handvatten kunnen aanreiken aan die jongeren. De lerarenopleiding kan daar een belangrijke rol in spelen en leerkrachten duidelijk maken hoe zij kunnen omgaan met die thema’s en hoe zij daarover in gesprek kunnen gaan. Op die manier kan elke leerkracht een aanspreekpunt worden. Het gaat dan niet over seksuele geaardheid, maar meer algemeen over het welbevinden van die jongeren. Want, en dat is niet te onderschatten, veel jongeren met andere religieuze of culturele achtergronden worden daar nog extra hard mee geconfronteerd. Onze liberale en vrije samenleving speelt daarin een zeer belangrijke rol en moet ervoor zorgen dat elkeen zich goed, gerespecteerd en gewaardeerd kan voelen binnen die maatschappij.
De heer Bex heeft het woord.
Collega De Gucht, ik dank u voor het stellen van deze belangrijke vraag. Zelf had ik een zeer gelijkaardige vraag ingediend als schriftelijke vraag, maar ik ben blij dat we dit hier in de commissie kunnen behandelen.
Eerst en vooral wil ik het hebben over de studies die aantonen dat we nog heel veel werk voor de boeg hebben. Minister, u hebt terecht gezegd dat we op een mooie tweede plaats staan op de ILGA Rainbow Index. Maar het is natuurlijk wel zo dat onze score stagneert. We gaan niet meer vooruit. En dat blijft toch nodig, zo blijkt ook uit deze cijfers. Het is dus belangrijk dat we rond deze thematiek een zeer stevig beleid ontwikkelen.
Minister, eerst en vooral is het belangrijk om nog beter te weten wat er leeft. Meten is weten. U hebt daarnet de enquête van de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) aangekondigd. Het is belangrijk dat we in die enquête peilen naar het specifieke welbevinden van lgbtqi+-personen. En het zou ook goed zijn indien we dat kunnen doen bij de leerlingen van het secundair en het basisonderwijs.
Daarnaast hebben we al een heel aantal aanbevelingen van çavaria. U zegt dat u van plan bent om in de eindtermen een aantal maatregelen te nemen. Ik hoop dat die ambities daarin duidelijk genoeg zullen zijn en dat u daarin een sprong voorwaarts durft te maken. Want dat is echt nodig, zo blijkt ook uit deze cijfers. Het zou ook goed zijn om, zoals çavaria vraagt, in de lerarenopleiding expliciet ruimte te voorzien voor deze thematiek. Zo kunnen we vermijden wat collega De Gucht daarnet aanhaalde: dat, wanneer leerlingen of studenten met een lgbtqi-vraag zitten, ze bot vangen bij hun leerkrachten wanneer ze daarover durven te praten.
Een andere vraag van çavaria is, minister, dat onze onderwijsinstellingen meer genderinclusief zouden kunnen worden. Dat gaat bijvoorbeeld ook over de inrichting van sanitaire ruimtes en dergelijke. Kunt u daaraan aandacht besteden?
Tot slot, houdt u bij uw anti-pestbeleid ook specifiek rekening met lgbtqi+?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik ben blij te horen dat er een horizontaal plan komt, over de verschillende beleidsdomeinen heen.
Heel specifiek voor het onderwijs, ben ik blij te horen dat u ook vindt dat er binnen de eindtermen aandacht moet zijn voor deze problematiek, voor het welbevinden van leerlingen. Persoonlijk vind ik het heel belangrijk om te duiden dat een school er niet alleen is om samen te leren, maar ook om samen te leven. Het proces van de nieuwe eindtermen is ooit gestart met het project ‘Van LeRensbelang’, van levensbelang. Deze eindtermen tonen zeker duidelijk aan dat we op school samen leren, samen leven. Ze gaan duidelijk ook over hoe we onze leerlingen willen opleiden tot toekomstige volwassenen die leven in een samenleving waarin ze als individu enkel meer mens kunnen worden door in een relatie te stappen met andere mensen. Mijn fractie en ikzelf vinden het heel belangrijk om nog eens te benadrukken dat we ook daarvoor aandacht moeten hebben binnen de eindtermen en dat we samen met de scholen moeten nadenken over de vertaling ervan op de scholen zelf.
Mevrouw Krekels heeft het woord.
Collega De Gucht, ik dank u voor uw vraag. Minister, ik dank u voor uw antwoorden.
Het is niet voor niets dat we in april een resolutie hebben goedgekeurd die elke vorm van discriminatie en haat op basis van seksuele geaardheid veroordeelt. We hebben daarmee een heel sterk signaal gegeven dat Vlaanderen echt wil opkomen voor de rechten van mensen die holebi, transgender zijn, voor mensen die een andere seksuele geaardheid hebben en daar soms zelf mee worstelen en daarbovenop om dat verhaal aan de maatschappij te kunnen vertellen.
Collega De Gucht vermeldde zijdelings het zelfmoordgegeven. Er komt een nieuw Vlaams Actieplan Suïcidepreventie. Het is inderdaad geweten dat de cijfers bij deze groep mensen hoger zijn, spijtig genoeg. Minister, bent u betrokken bij het uitwerken van dit plan? Welke insteek zal er eventueel worden gegeven vanuit Onderwijs?
Ik wil nog even het regeerakkoord aanhalen, waarin staat dat we verder inzetten op het ondersteunen en versterken van scholen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een antipestbeleid. Een socialemediabeleid met bijzondere aandacht voor cyberpesten is daar een vanzelfsprekend onderdeel van. In heel het debat dat we nu voeren, moeten we opnieuw aandacht hebben voor de haatdragende boodschappen die soms op de sociale media verschijnen, zeker ook tegenover deze groep van mensen. Welke maatregelen kunnen er komen om het cyberpesten ook voor die groep van mensen tegen te gaan? Hoe kunnen we dat algemeen aanpakken in de mediawijsheid waar we ook rond werken?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik denk dat we in dezen allemaal vrij gelijkgestemd zijn, ook in alle bezorgdheden die geuit werden. Het is wel belangrijk dat het project van çavaria scholen moet begeleiden die een brede aanpak hebben. Er werd gevraagd om schoolinrichting en -infrastructuur desgevallend aan te passen. Dat zijn allemaal aspecten die aan bod komen in het kader van het project rond een lgbti-vriendelijk onderwijs op school dat we subsidiëren. Daarbij geeft men echt gratis nascholingen en coaching voor schoolteams, net om daarin mee te denken en heel concreet suggesties te doen van hoe men een en ander kan aanpassen in hun beleid en in hun lesinhoud, maar ook bijvoorbeeld op vlak van infrastructuur en gezondheidsbeleid.
De heer De Gucht heeft het woord.
Dank u, minister, voor uw antwoorden. Ik wil nog even ingaan op wat u daarjuist hebt gezegd. Toen u het over de eindtermen had, hebt u duidelijk gezegd dat seksuele oriëntatie en gender daarin zullen worden opgenomen. Dat is van bijzonder belang. Het is toch wel heel belangrijk dat dat daarin wordt opgenomen.
Daarnaast is er nog iets. U kunt er nu niet meer op antwoorden, maar u hebt mijn nummer, dus bel mij gerust om te antwoorden na de commissievergadering. Ik denk dat het misschien interessant is om ook eens te kijken in welke mate we de lokale overlegplatformen (LOP’s) daarin kunnen betrekken Die LOP’s gaan over gelijke onderwijskansen. Dit is eigenlijk ervoor zorgen dat elke leerling evenveel kansen heeft. Je merkt duidelijk dat dat ook een invloed heeft op kansen en dat kansen niet benut worden omdat men zich slecht voelt, omdat dat welbevinden zeer laag is. Ik denk dat het niet oninteressant is om in contact te treden met de LOP’s en de lokale overheden. Dat zou een heel goede zaak zijn, zeker ook in de grotere steden, die ook een grotere onderwijspopulatie hebben. Ik denk aan mijn eigen stad. Die kan daar wel een belangrijke rol in spelen, natuurlijk in overeenstemming met de schepen van Gelijke Kansen en dergelijke. Het is belangrijk om de LOP’s daarbij te betrekken. Dat zou zeker en vast een betere ondersteuning mogelijk maken.
Alvast hartelijk dank voor uw antwoorden, minister.
De vraag om uitleg is afgehandeld.