Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag over de nieuwe eindtermen voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs is opgesteld in onverdachte tijden, een aantal weken geleden. Sinds de nieuwe termen op de regering zijn gekomen en er opnieuw af zijn gehaald, ben ik al een pak wijzer geworden. Ik zal mijn vraag stellen, maar ik ga nog een aantal bijkomende vragen stellen naar aanleiding van alle reacties die ik intussen heb gekregen.
Iedereen weet wat eindtermen zijn en dat er een hervorming lopende is voor de tweede en derde graad van het secundair onderwijs. Dit schooljaar traden de nieuwe eindtermen voor de eerste graad in werking.
Over die nieuwe eindtermen moet ook nog een parlementair debat worden gehouden. Er circuleren al voorlopige teksten. Het baart sommigen zorgen dat men al volop aan de slag is met die eindtermen en die voorlopige teksten.
Minister, wat is de voorziene tijdslijn die u hanteert ten aanzien van de nieuwe eindtermen in de tweede en derde graad van het gewoon secundair onderwijs? Die vraag blijft relevant.
Verwacht u vertraging, al dan niet door de energie en tijd die de coronamaatregelen kosten aan het onderwijsveld?
Kunt u garanderen dat de bedoelde eindtermen de uitkomst zullen zijn van een volwaardig democratisch proces en dat er geen handboeken zullen verschijnen die niet ten volle congruent zullen zijn met de nieuwe eindtermen?
De eigenlijke eindtermen blijken vaak verloren te gaan in de grote hoeveelheid leerstof die terug te vinden is in het pedagogische materiaal. Dit blijkt in de praktijk van de klas vaak tot te grote externe leerstuwing te leiden, met frustraties bij de leerkracht tot gevolg. Wat zult u doen om de eigenlijke eindtermen opnieuw als echte maatstaf van het leerproces voor het voetlicht te brengen?
Minister, dat waren de vragen die ik twee weken geleden heb ingediend. Intussen waren die eindtermen vorige vrijdag op de Vlaamse Regering geagendeerd, maar is er geen besluit over genomen. Heel veel mensen uit heel veel verschillende hoeken en uit de verschillende ontwikkelcommissies hebben mij laten weten dat het proces rond de nieuwe eindtermen, dat afgerond was in januari, een heel grondig proces is geweest. Tweehonderd experten en leerkrachten in acht ontwikkelcommissies hebben zich twee jaar lang over die eindtermen gebogen, in tegenstelling tot de eindtermen van de eerste graad, waar het allemaal vrij snel moest gaan. Men is dus vrij snel met het proces voor de eindtermen van de tweede en derde graad begonnen zodat men het grondig kon doen.
Ze gaan er prat op dat ze heel wat evenwichten hebben bewaakt en dat ze ervoor hebben gezorgd dat die eindtermen logisch op elkaar volgen en dus een logische opbouw hebben. Er is veel discussie geweest omdat men zich – uiteraard – zorgen maakte over de haalbaarheid. In die ontwikkelcommissies zijn op vraag van sommigen al zaken geschrapt. In feite zijn al die experten, academici en leerkrachten toch wel fier op het werk dat ze hebben geleverd. Tot hun ontsteltenis vernemen ze dan dat, na het proces en na het finaliseren van die eindtermen, er serieus op wordt ingegrepen. Natuurlijk zijn ze daarover verontwaardigd, want ze vragen zich af wat ze daar dan hebben zitten doen als door bepaalde schrappingen de lat lager wordt gelegd, de logica van de opbouw onderuit wordt gehaald en sommige aspecten, die zij zeer belangrijk vinden, niet meer terugkomen in bepaalde richtingen met een dubbele finaliteit of een arbeidsmarktfinaliteit.
Minister, heel veel vragen dus. Wat is hier gaande? Wat is er gaande met de nieuwe eindtermen? Klopt het dat er nog veel wordt gewijzigd nadat ze zijn afgeklopt en gevalideerd? Als dat zo is, is mijn expliciete vraag: wordt er dan opnieuw teruggekoppeld naar de ontwikkelcommissies? Krijgen zij dan nog eens hun zeg over die eindtermen die door u zo grondig worden gewijzigd? Het lijkt me eigenlijk maar logisch.
Minister Weyts heeft het woord.
Boeiende vragen, vooral door de actualiteit die ik vandaag in de krant heb gelezen.
U kent de samenstelling van die ontwikkelcommissies die zijn belast met het uitwerken van voorstellen tot eindtermen. Vervolgens gaan die voorstellen naar de regering en dan naar het parlement. In een democratie is het zo dat de democratische instellingen beslissen. Blijkbaar moet ik begrijpen dat sommigen ervoor pleiten om gewoon het werk van de ontwikkelcommissies linea recta door te sturen naar de scholen, en dat daar dus de beslissingsmacht ligt. Ik denk dat niet. Het is de taak – de plicht – van zowel regering als parlement om dat grondig te bekijken en ervoor te zorgen dat er afdoende draagvlak is voor zulke eindtermen omdat die van wezenlijk belang zijn. We gaan daar dus niet over één nacht ijs. We denken daar goed over na, discussiëren daarover en zorgen voor een draagvlak.
Dat draagvlak was er niet. We hebben het debat gevoerd in het parlement waarbij verschillende leden van de meerderheid en van de oppositie me hebben geïnterpelleerd, net omdat er heel wat kritiek was gekomen vanuit de directie over de haalbaarheid van de eindtermen, vooral in het tso en bso. Die kregen allemaal gelijk, ook van u, mevrouw Meuleman. En ik heb me eigenlijk aangesloten bij die kritiek. Ik heb die directie trouwens ook gezien. Zij had vooral vragen over de haalbaarheid van de eindtermen voor tso- en bso-scholen. Zij vonden dat er te weinig onderscheid was tussen de eindtermen van enerzijds aso en anderzijds bso en tso. Er was te weinig aandacht voor de echte technische opleiding, voor de opleiding richting een beroep, richting de arbeidsmarkt. Dat was hun principieel bezwaar, en u was het daarmee eens, mevrouw Meuleman. Wij hebben dat debat gevoerd en u hebt me opgeroepen om daar iets aan te doen. Ik citeer u: “Het blijft de bevoegdheid van de Vlaamse Regering en het Vlaams Parlement om erover te waken dat de eindtermen goed en uitvoerbaar zijn.”
U roept me dus op om er iets aan te doen. Ik doe dat – en dan is het niet goed. Ik lees vandaag in de krant dat het een schande is. Ik lees: “Weyts grijpt in op de eindtermen”. Ha ja, ik grijp in op de eindtermen omdat u me dat gevraagd hebt. Kom eens overeen met uzelf, en als het niet gaat, interpelleer uzelf dan. Want ik doe wat Meuleman vraagt, en nu is Meuleman niet content. Dat is vreemd. Ik neem mijn verantwoordelijkheid, samen met deze prima Vlaamse Regering.
Ik heb toen geantwoord dat ik de bezorgdheid van de tso- en bso-directies en uw bezorgdheid deelde. Dat is een historisch moment, en ik heb gezegd dat ik met alle partners zou samenzitten om te bekijken hoe we konden bijsturen. Voilà, dat is wat we hebben gedaan.
Even terzijde, de valideringscommissie kon zich niet over de haalbaarheid uitspreken omdat dit niet in het kaderdecreet is vastgelegd. Het criterium haalbaarheid heeft twee aspecten: haalbaarheid in functie van de leerling en haalbaarheid in functie van de globale studielast voor de leerling.
Op 6 mei, het zal u vreugdevol stemmen, hebben wij een akkoord bereikt met alle onderwijsverstrekkers voor aangescherpte, ambitieuze en haalbare eindtermen voor de drie finaliteiten. Er is een unaniem standpunt gekomen van alle onderwijsverstrekkers met betrekking tot de bijsturing na aftoetsing in de scholen.
Eigenlijk is dit een dossier dat over de partijpolitieke grenzen zou moeten kunnen worden getild, in het belang van de scholen en de leerkrachten, maar vooral in het belang van de leerlingen. Zij hebben immers recht op ambitieus en tegelijk haalbaar onderwijs waarin ze een diploma, een getuigschrift kunnen behalen om volwaardig te kunnen deelnemen aan de maatschappij, elk op zijn of haar niveau en elk via zijn of haar gekozen onderwijsvorm, en waarbij er een onderscheid is tussen aso, bso en tso.
Om zeker te zijn van het draagvlak heb ik besloten om dat ook nog eens voor een laatste toets voor te leggen aan een soort van helikoptercommissie, zodat een aantal personen die eindtermen bekijken in een breder maatschappelijk kader. Daarom heb ik het ook van de agenda van de Vlaamse Regering gehaald, weliswaar om dan spoedig terug te keren.
Zodra de eindtermen goedgekeurd zijn, zullen we gerichte communicatieacties ondernemen, ook naar uitgeverijen en ontwikkelaars van leermiddelen. U haalt dat terecht aan, want zij moeten natuurlijk ook beschikken over de correcte, goedgekeurde versie van de eindtermen. Daarnaast willen we via die communicatieacties meer inzicht geven in de structuur, opbouw en inhoud van de eindtermen zodat ze correct worden geïnterpreteerd en als basis kunnen worden gebruikt voor de ontwikkeling van handboeken en ander leermateriaal.
Ik vind transparantie voor de leraren bijzonder belangrijk. Met de introductie van die nieuwe eindtermen leggen we veel sterker dan vroeger de nadruk op de eindtermen als referentie. De eindtermen moeten om te beginnen letterlijk in de leerplannen worden opgenomen, wat hun rol als kern van het curriculum beklemtoont. Ik bekijk samen met de onderwijsverstrekkers hoe we dat letterlijk kunnen opnemen in de leerplannen, netoverschrijdend op eenzelfde wijze.
Ook de uitgevers hebben een rol te spelen: het was de duidelijke beslissing van het parlement om de eindtermen te laten prevaleren, en daarmee ook ruimte te laten aan de creativiteit en inzichten van de leerkrachten.
Leerkrachten kunnen natuurlijk ook elkaar inspireren. KlasCement, dat straks ook aan bod komt in een andere vraag, is daarvan een goed voorbeeld. We zullen ervoor zorgen dat op de website lesmateriaal en leermiddelen blijvend kunnen worden gedeeld. Leerkrachten en studenten die een lerarenopleiding volgen, delen er allerhande zelf aangemaakte educatieve objecten.
Ten slotte wil ik nog één opmerking meegeven over wat er door sommigen opnieuw werd gecommuniceerd over kolonisatie. Kolonisatie was al lang geleden meegenomen in de eindtermen voor het aso. Dat staat los van de discussie die nu wordt gevoerd, maar plots wordt het daarmee vermengd. Kolonisatie was al meegenomen voor het aso. Het komt ook aan bod in het tso, en werd daar in een andere eindterm geschoven. Er wordt gezegd dat het voor het bso werd geschrapt, maar er is niets geschrapt. We maken het via een eindterm mogelijk om het ook in het bso over kolonisatie te hebben. Ook daar schetst men dus een totaal verkeerd beeld in relatie tot de actualiteit.
Maar ik ben blij deze opheldering te kunnen verschaffen, aan beide persoonlijkheden van mevrouw Meuleman.
Minister, in Brussel is het geluid heel goed, maar ik krijg van verschillende collega’s het bericht dat u moeilijk verstaanbaar bent. Kunt u eventueel uw ‘helikopterheadset’ gebruiken?
Maar als u mij heel goed hoort, dan ligt het niet aan mij. Ik ben niet selectief in mijn signaal. Ik zou niet weten hoe ik dat wel kan zijn.
Oké, dan gaan we zo verder.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
The one and only, minister. Gelukkig maar. Mochten er twee zijn, zou het nog vervelender zijn, vrees ik.
Ik kan u verzekeren dat ik absoluut geen gespleten persoonlijkheid heb. Ik ben nog steeds voorstander van een democratisch en transparant beslissingsproces, en dat is allerminst wat er nu aan het gebeuren is.
Die eindtermen zijn gevalideerd uit die ontwikkelcommissies gekomen en nu bent u daaraan aan het morrelen, samen met een aantal mensen die rond de tafel zaten in die ontwikkelcommissies, die daar hun zeg hebben kunnen doen en die daar soms bakzeil hebben gehaald, maar die dan toch hebben ingestemd met een bepaald compromis, en die nu bij het afsluiten van het proces bij u en uw kabinet proberen te lobbyen om toch nog zaken te wijzigen. Dat is geen transparante, democratische beslissing.
In die zin staat Elisabeth Meuleman achter de uitspraken in de plenaire vergadering, namelijk dat ze voorstander is van een democratisch en transparant beslissingsproces. Deze Elisabeth Meuleman staat ook nog steeds achter die uitspraken en de vraag in de plenaire vergadering toen, waarin wij hebben gezegd – ik weet nog dat ik verschilde van klemtoon met andere collega's – dat we die praktijkelementen zeer belangrijk vinden in het bso en tso en hopen dat u daar voldoende aandacht voor hebt. Mijn vraag was toen dubbel. We vinden de algemene vorming in de bso- en tso-richtingen ook wel heel belangrijk, en daar mag de lat hoog genoeg liggen.
Minister, u citeert me dus niet volledig en misschien moeten we het volledige verslag bijvoegen om hier alvast niet aan geschiedenisvervalsing te doen.
Wat me echt verontrust, is wat er aan het gebeuren is. U geeft het voorbeeld van dekolonisatie en vraagt waar ik over spreek, want het zit erin in het aso. Het zit er niet expliciet in en de signalen die ik krijg, vind ik niet zelf uit. Van zowat alle ontwikkelcommissies krijg ik specifieke voorbeelden en signalen, waar een lijn in zit waar ik het moeilijk mee eens kan zijn.
Wat verdwijnt er in die richtingen, in de dubbele finaliteit en in de arbeidsmarktrichtingen? Dat zijn de elementen van algemene vorming en van waar we net zo vernieuwend in waren toen we de sleutelcompetenties in de vorige legislatuur hebben aanvaard rond diversiteit, burgerschap en historisch bewustzijn. Wat krijgen we daar bijvoorbeeld over diversiteit te horen? Kritisch kunnen reflecteren over de voordelen en uitdagingen van diversiteit. Dat zijn eindtermen die in het tso en bso in deze tijden meer dan ooit belangrijk zijn, en die worden geschrapt.
Hetzelfde wat die eindtermen dekolonisatie betreft. Die waren niet letterlijk opgenomen, maar er stonden eindtermen in die uit de ontwikkelcommissies kwamen die daarover gingen. U haalt er nu bepaalde dingen uit waarvan men mij zegt: hij is er zich misschien zelf niet van bewust dat hij door die zaken te schrappen, die zaken daaruit haalt. Dat zijn dingen die je net in het bso en tso wilt versterken, en dat staat er niet in, in tegenstelling tot het feit dat er ook voldoende praktijk aanwezig moet zijn.
Die sleutelcompetenties waren wel aanwezig in het aso, in de doorstroomrichting, maar daar horen we dat de lat een pak lager wordt gelegd en dat men daar zaken schrapt, bijvoorbeeld als het gaat over literatuur in vreemde talen, zoals Frans en Engels. Als je doorstroomt en taalgericht verder wilt gaan, dan mag die lat wel hoog genoeg liggen. Ik dacht altijd dat dat de visie was van de N-VA, maar blijkbaar ben ik mis.
Hetzelfde voor wiskunde, hetzelfde voor STEM. Daar zijn er ambitieuze eindtermen om inhouden en concepten met elkaar te verbinden zodat de toekomstige ingenieurs in die doorstroomrichtingen al wat projectmatig kunnen denken. Dat zijn ook zaken die op de helling staan.
Minister, ik begrijp niet goed wat daar bezig is. Maar goed, ik heb ook geen zicht op alles en ik pretendeer dat ook niet. Vandaar mijn vraag naar die transparantie, maar ook mijn vraag naar de terugkoppeling van de experts. Nu gaat u heel licht over het werk van de commissies en u doet alsof u allerlei signalen uit het veld krijgt en dat de mensen in de commissies wereldvreemd waren of geen voeling hadden met het veld. Dat denk ik niet. Daar zaten veel leerkrachten in, daar zaten academici in die lesgeven aan de lerarenopleiding. Het ging daar altijd over de haalbaarheid. Dat zeggen ze mij expliciet. Nu afkomen met het feit dat ze geen rekening hielden met de haalbaarheid, dat affronteert hen.
Minister, ik hoop dat u het transparant democratisch proces respecteert en dat, als u fundamentele wijzigingen doet – wat nu aan het gebeuren is –, u terugkoppelt naar de ontwikkelcommissies.
Bent u dat van plan? Want ze spreken van nog eens een overkoepelende commissie, een soort van helikoptercommissie. Dat hebben we gehad, want we hebben ze samengelegd. We hebben zo’n overkoepelende commissie gehad die de verschillende commissies samen bekeken heeft en de haalbaarheid heeft bekeken. Daar hebben we nu geen nood meer aan. Die mensen zijn twee jaar lang heel vaak naar Brussel gekomen en hebben daar hard voor gewerkt. We zijn het hun verschuldigd dat we hen opnieuw raadplegen als er fundamentele wijzigingen zijn.
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Ik ben het helemaal eens met heel veel van de zaken die mevrouw Meuleman heeft gezegd. En ik ga er ons standpunt natuurlijk nog aan toevoegen. Want ik denk dat we het er in eerste instantie allemaal wel over eens zijn dat je het belang van die eindtermen niet kunt onderschatten. We zijn hier het kwaliteitskader van ons onderwijs aan het bepalen, de minimumlat waarvan we willen dat alle kinderen erover geraken. Dus ik vind inderdaad dat dat een grondige en gestoffeerde voorbereiding verdient, en daarna een grondig en gestoffeerd debat in het parlement.
Ook ons bereiken toch zorgwekkende signalen. Mevrouw Meuleman refereerde al aan het feit dat de eindtermen op de agenda van de regering stonden en dan plots niet meer. Minister, ik ben natuurlijk ook heel benieuwd waar het dan plots op blokkeert. U komt mij vertellen dat dat is omdat u nu met een helikoptercommissie wilt werken. Wat is die helikoptercommissie dan precies, wie zit daarin? Dat wordt nu opeens uitgevonden. Ik heb toch ook gehoord dat het eerder van de agenda werd gegooid omdat er politieke onenigheid over heerst.
Nog los van de inhoud – want hopelijk krijgen we in dit parlement snel ruim de tijd om het daarover te hebben – stel ik mij toch vragen over de manier van werken. Want als ik het goed begrepen heb, is er een heel proces geweest waarbij die eindtermen een parcours hebben afgelegd via die ontwikkelcommissies. Die hebben daar deze keer ruim de tijd voor genomen door die valideringscommissie, en die zijn nu afgeklopt, tot eenieders tevredenheid. Daar is een evenwicht gezocht, daar is gekeken naar de haalbaarheid. Wat ik hoor, is dat er nu inderdaad vooral politiek wordt gemarchandeerd waarbij, zoals mevrouw Meuleman zegt, de koepels proberen om van alles te laten schrappen uit de eindtermen.
Dat vind ik natuurlijk bijzonder vreemd, omdat wij allemaal weten dat die koepels, zowel als het over vakspecifieke vertegenwoordigers als over generalisten gaat, net in die ontwikkelcommissies zitten. Dat was het hele punt. Die hebben daar al hun zegje kunnen doen over de haalbaarheid van die eindtermen die ze naar voren hebben geschoven. Ik vind het dus bijzonder vreemd dat dat nu als argument naar voren wordt geschoven.
Laat ons toch eens terugdenken aan de reden waarom we die ontwikkelcommissies hebben geïnstalleerd. Dat was omdat we het belangrijk vonden dat onze eindtermen in eerste instantie werden ontwikkeld door mensen met pedagogische en wetenschappelijke expertise, om zo te komen tot gedragen en haalbare eindtermen. Ik vind het bijzonder erg dat die nu opnieuw in politieke achterkamertjes ondergraven dreigen te worden. Ik vind dat geen goede manier van werken.
Ik heb het nog heel kort over de eindtermen dekolonisering en de opmerkingen van mevrouw Meuleman, onder andere over de sleutelcompetenties rond diversiteit en burgerschap. U weet dat ook wij dat zeer belangrijk vinden. Ik vind het zeer moeilijk om daar nu al een discussie in het ijle over te voeren, maar ik heb zeer goed genoteerd dat u ons garandeert dat hier zowel het aso, het tso als het bso in zullen zitten. Want ik denk inderdaad dat we niet mogen onderschatten hoe belangrijk het is dat alle leerlingen in het secundair daar vandaag de basics van meekrijgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Goeiemiddag, collega’s. Mevrouw Meuleman, we moeten natuurlijk wel weten wat we willen. Als we een aantal maanden geleden met de parlementsleden vooraan in het parlement staan om te vragen om rekening te houden met de oproep van tso en bso – de eindtermen moeten haalbaar zijn, tso en bso moeten voldoende tijd blijven hebben voor die praktische vakken en we moeten die leerlingenprofielen geven wat ze willen –, dan moeten we daar ook naar handelen.
De tijd op school is beperkt. Collega’s, kijk naar uzelf, kijk naar uw eigen fractievergaderingen. Elke week zou je een extra eindterm kunnen uitvinden: gezonde voeding, droogte … Ik neem aan dat we volgende week van u een vraag om uitleg of een voorstel van resolutie hebben om droogte veel explicieter in de eindtermen te steken, of de verspreiding van virussen. Elke week hebben we dus wel iets, maar die tijd is eindig, en dan moet je keuzes maken. De leerkrachten kennen onze leerlingen. Daar hebben we het de hele tijd over. Binnenkort zal er een vraag komen over leraren waarderen enzovoort. Wel, leraren waarderen is aan die mensen zeggen dat we hebben bekeken hoe dat komt en dat we ons zorgen maken over ons leerlingenprofiel in tso en bso. Oké. Wat heeft de minister gezegd? Dat hij die oproep met beide handen aanneemt. Minister, dank u wel. Men heeft dat bekeken.
Collega’s, over die eindtermen zullen we nog lang kunnen discussiëren in dit parlement, want ze komen nog naar ons, ze zijn er nog niet. Men gebruikte zinsneden als ‘ik hoor zeggen’, ‘men meldt mij’, ‘er wordt gezegd’. Dit en dat zou worden geschrapt, en dat zou de reden zijn. Het zal wel, zeker. Er moet een hoop volk aanwezig zijn bij die regeringsvergaderingen, dat men dat weet. Heel interessant. De kern van de zaak is echter ten eerste dat we transparant, correct en eenduidig geformuleerde eindtermen moeten hebben. Dat is voor onze fractie cruciaal. Ten tweede moeten die, zoals de minister zei, letterlijk in die leerplannen worden gezet, zodat de leerkrachten weten wat wij als parlement vragen qua eindtermen. Dan weten die leerkrachten ook zeer goed wat andere instanties vragen. Ten derde moet dit haalbaar zijn in het licht van alle doelen die we naar voren schuiven. Kunnen dingen als dekolonisatie en kolonisatie allemaal aan bod komen? Ja, maar dat is nu toch niet het meest cruciale punt van zes jaar secundair onderwijs.
Collega’s, op een bepaald moment hebben we zelf een oproep gedaan in de plenaire vergadering van dit parlement in het traject van tso en bso. Laten we dat nu inderdaad bekijken als die afweging gebeurt.
Wat de samenstelling van die ontwikkelcommissies betreft: voor eenieder die in een ontwikkelcommissie zit, is dat vak zijn passie. Dan is het logisch dat daar voor die mensen alles van hun stokpaardje in moet zitten, en gelukkig maar. Ja, de koepels zaten daarin. Ik kan met u de vaststelling doen dat de afstemming tussen de koepelvertegenwoordiger in die ontwikkelcommissie en de eigen scholen blijkbaar toch niet optimaal is, want dan hadden ze dat daar kunnen brengen. Dat is een vaststelling die ik doe.
Minister, wij van de N-VA zullen samen met iedereen kritisch bekijken wat eruit komt, maar we zullen er ook voor zorgen dat onze leerkrachten duidelijkheid hebben en dat onze leerkrachten in de klas en de school vrijheid hebben. De kern van de zaak is ambitie, transparantie en duidelijkheid.
De heer Laeremans heeft het woord.
Ik heb de indruk dat sommige partijen minstens een afgevaardigde hebben in die ontwikkelcommissies, omdat ze daar zeer veel van weten, en dat ze dus een voorsprong hebben op ons, maar goed, het zij zo. Dat is misschien afgesproken in de vorige legislatuur. Wij zitten daar in elk geval niet in. We hebben daar het raden naar. We moeten afgaan op krantenartikels enzovoort. Tot zover niet zo erg.
Wat ik echter wel graag zou willen, is dat we toch een zicht krijgen op de timing van die eindtermen. Wanneer komen die voor de commissie? Is dat in het najaar of is dat nog in juli? Dat maakt een aanzienlijk verschil, denk ik. Hoe wordt dat gepresenteerd? Ik heb daar immers geen ervaring mee. Ik weet alleen dat, als er reglementen en zo werden veranderd in de provincieraad, we altijd twee versies kregen, de oude en de nieuwe, zodat we zeer goed konden zien wat er was veranderd. Als er bijvoorbeeld – ik zeg maar wat – vijftig eindtermen waren en men gaat nu naar zestig, dan zou het wel handig zijn dat die naast elkaar worden gepresenteerd, zodat we kunnen zien wat daaraan is veranderd. Dan kunnen we ook opmaken waarom dat is gebeurd, wat daar is gewijzigd. Ik pleit er dus voor dat men dat helder zou presenteren, eventueel ook met een motivering waarom een eindterm verdwijnt of een eindterm erbij is gekomen. Als dat kan, dan zouden we u daarvoor dankbaar zijn.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, ik zal misschien wat in herhaling vallen, maar ik denk dat dat mag, dat is iets wat ik geleerd heb in deze commissie Onderwijs. Het is belangrijk om een aantal punten te maken.
Duidelijkheid: het is iets waar we allemaal de voorbije weken en maanden heel vaak op zijn aangesproken. Als beleidsmaker moeten we duidelijk zijn, meer dan ooit in deze tijden van crisis. De eindtermen bevinden zich nog niet in een crisis, maar het is bijzonder belangrijk om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden voor ouders, scholen en al degenen die hebben meegewerkt. We moeten weten waar we staan.
Nu herhaal ik heel graag, ook vanuit CD&V onze bezorgdheden die ook al in de plenaire vergadering bij de actuele vragen daarrond zijn geuit. Ze moeten evenwichtig zijn. U hebt ernaar verwezen, mevrouw Meuleman, naar bso, tso, maar ook aso heeft daar zorgen rond geuit die we hier graag nog eens herhalen: men wil evenwichtigheid tussen de algemene en de specifieke eindtermen. Ze moeten uiteraard haalbaar zijn, dat is ook al door de vorige collega’s voldoende geuit. Uiteindelijk moeten ze voldoende ambitieus zijn om de kwaliteit in ons onderwijs te kunnen garanderen. De gedragenheid is vanzelfsprekend de basis, het fundament, om met die eindtermen goed aan de slag te kunnen gaan in de concrete pedagogische projecten in de verschillende scholen. Ze moeten gedragen zijn door alle betrokkenen. We hebben er vertrouwen in dat de helikoptercommissie waarnaar verwezen is, die gedragenheid zal toetsen.
Uiteindelijk zijn de eindtermen cruciaal, zeer belangrijk; dat onderschrijven wij vanuit onze fractie. Minstens zo belangrijk voor ouders, kinderen en scholen is dat het concrete pedagogische project daar de vertaling van zal zijn, waar ouders, kinderen en scholen zich achter kunnen scharen om samen dat onderwijs aan te gaan.
Dat is het punt dat wij graag nog eens zouden onderstrepen.
Minister Weyts heeft het woord.
We spenderen al bijna drie kwartier aan één vraag. Als er nog zeventien volgen … Geldt dan ook niet, mevrouw Meuleman, dat u met twee bent? Er is een mevrouw Meuleman die zegt: ‘Minister, u moet ingrijpen op de eindtermen.’ Dan is er een mevrouw Meuleman die zegt: ‘Weyts grijpt in op de eindtermen.’ Dat staat vandaag in de krant! Dat is een schande! Ik dacht: wat vraagt mevrouw Meuleman nu? Als men altijd alle klagers gelijk geeft, komt men op een bepaald moment zichzelf tegen. Dit is wat we vandaag beleven.
U spreekt over niet-transparant. Wij hanteren vandaag gewoon de procedure zoals die is voorgeschreven. In een democratie is het inderdaad zo dat het goede werk – ik zal het herhalen: het zeer goede werk – dat de ontwikkelcommissies geleverd hebben, niet te nemen of te laten is. Dat is niet linea recta door te sturen naar de scholen. Nee, de regering spreekt erover en waakt erover dat er voldoende draagvlak daaromtrent is. Dat draagvlak was er niet. Daarom heb ik op uw suggestie – het is te zeggen op suggestie van die andere Meuleman – dan ingegrepen. We hebben beperkte ingrepen gedaan. U zult het resultaat zelf kunnen beoordelen.
Ik herneem even het debat van de plenaire vergadering. De doelstelling was natuurlijk de optimale verhouding zoeken tussen enerzijds algemene vorming en anderzijds technische en beroepsspecifieke vorming. In het aso is dat simpel: daar ligt de focus op algemene vorming. Bij technisch secundair onderwijs is het al iets moeilijker om die verhouding te vinden. Het is afhankelijk van het feit of de opleiding gericht is op doorstroming, dan wel op toegang tot de arbeidsmarkt. Daar zal het aandeel van algemene vorming natuurlijk wat minder zijn en dat van beroepsspecifieke vorming zal wat toenemen. Bij het bso vervolgens is het weer eenvoudiger: minder algemene vorming en meer inzetten op de beroepsspecifieke vorming. Het is altijd een moeilijke zoektocht naar een optimaal evenwicht in elk van die drie onderwijsvormen. De kritiek van directeurs uit het bso en tso – en gedragen door sommige onderwijsverstrekkers – was dat het evenwicht een beetje zoek was. Dus daarom hebben we ingegrepen.
Als het gaat over kolonisatie of, ruimer, over burgerschap, dan zijn die eindtermen in het aso vooral kennisgericht vertaald, en in het bso iets minder kennisgericht en meer op attitude gericht. Of dat evenwicht uiteindelijk is bereikt, daarover zult u finaal zelf kunnen oordelen.
Mevrouw Meuleman, ik vind het niet goed dat u van alles selectief in de media gooit. U zult finaal beslissen of dat evenwicht in alle drie de onderwijsvormen met deze eindtermen bereikt is. Uiteindelijk zal het oordeel aan u zijn. Ik ga ervan uit dat we het debat volgens planning in september zullen voeren. Het is de bedoeling om in september 2020 een en ander te kunnen implementeren. Ik heb begrepen dat het volgens de parlementaire planning in september zou kunnen worden behandeld. Dan kunt u in alle openheid zien wat er gewijzigd is, waarom en wanneer.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik ga proberen om wat uit de polemiek te blijven en puur inhoudelijk te debatteren. Dat is niet altijd gemakkelijk, zeker ook niet met u, mijnheer Daniëls, om een beetje discussie op niveau te voeren. U vindt het altijd nodig om alles zo op flessen te trekken. Ik heb hier echt niet gezegd dat droogte erin moet, dat virussen in de eindtermen moeten worden opgenomen. Dat is zelfs geen discussie meer waard. Het is jammer dat het altijd tot zo'n niveau moet vervallen.
U hebt met de vorige meerderheid in de vorige legislatuur de sleutelcompetenties vastgelegd. Die sleutelcompetenties omvatten burgerschap en omvatten diversiteit. We hebben een tijdlang mee aan tafel gezeten en dan zijn we eraf gereden. Jullie hebben dat goedgekeurd en daarmee zijn de ontwikkelcommissies aan de slag gegaan. Op basis daarvan hebben zij die eindtermen vastgelegd. Ik vraag niet om daar nog van alles bij te krijgen, integendeel, ik vraag gewoon om het werk van die tweehonderd mensen enigszins te waarderen en te respecteren.
Ik denk dat de moeilijkheid is – en dat is het inhoudelijke punt ook – dat het het uitgangspunt en de filosofie was, zolang wij mee aan tafel zaten en daarna ook, om de lat hoger te leggen wat eindtermen betreft. We wilden een zekere transparantie. We wilden dat het onderwijs weer vertrok van de eindtermen die we effectief als overheid vastlegden omdat er nu van alles in die leerplannen bij kwam, zodat ze helemaal niet meer transparant waren. U hebt dat zoveel keer aangekaart, mijnheer Daniëls: de concordantietabellen moesten eruit, leerkrachten moesten met de eindtermen werken. Zo krijgt men inderdaad een ambitieuze set van eindtermen, en daar was ik ook voorstander van.
U wilde de lat hoog genoeg leggen. Ik hoor u nog altijd al die zaken zeggen: het is te breed, we moeten van alles schrappen. Minister Weyts, ik hoor het u nog zeggen: voor tso en bso zijn kenniselementen niet zo belangrijk. Maar wie was er altijd voor al die kenniselementen in die eindtermen? De ironie kan niet groter zijn. Ik denk niet dat ik een probleem heb met een gespleten persoonlijkheid. Ik denk dat die ergens anders lag, maar ik wil niet mee in die polemiek gaan.
Na dit gezegd te hebben, herhaal ik mijn vraag nog eens. Minister, lijkt het u niet logisch – en dat is ook de vraag van die mensen – om, als u wijzigingen doorvoert, in alle transparantie terug te gaan naar de ontwikkelcommissies en hun te zeggen dat u vindt dat dit en dit moet worden gewijzigd? Het lijkt me de normale gang van zaken, als u achteraf zo grondig ingrijpt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.