Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, de woonsituatie van mensen en hun gezondheid en welbevinden zijn sterk verbonden met elkaar. Er is dan ook een groeiend bewustzijn dat het nodig is om beleidslinken te leggen die bijdragen tot een efficiënt en effectief samenspel tussen de verschillende woon- en welzijnsactoren op het terrein. Betaalbaar en toegankelijk wonen enerzijds, begeleiding en ondersteuning op maat anderzijds, ook preventief, staan daarbij centraal en geven uitvoering aan de horizontale beleidsdoelstelling van Gelijke Kansen.
Minister, u verklaarde in dat kader dan ook in uw beleidsnota dat u daarbij aandacht wil schenken aan het ontwikkelen van een permanente beleidsdialoog tussen Wonen en Welzijn, een permanente beleidsdialoog die nodig is om de trend naar de vermaatschappelijking van de zorg en naar meer persoonsvolgend financieren in de gezondheids- en welzijnssectoren – en de daaruit volgende herpositionering van zorg- woon- en leefkosten – te kunnen ‘vormgeven’. Wonen en samenleven op maat vereist ook meer kansen en stimulansen voor vernieuwde woonvormen en/of nieuwe beleidsinitiatieven.
Een van de belangrijke elementen die u daarbij vooropstelt, is een gedegen monitoring van de woonsituatie van personen met een zorgnood. U streeft daarbij naar een monitoring zowel vanuit het perspectief van de burger als van de betrokken sociale woon- en welzijnsactoren. De woonsituatie van personen met een ondersteuningsbehoefte moet daarbij in kaart worden gebracht, zodat de impact van beleidskeuzes op die woonsituaties kan worden gemonitord. Bovendien wil de minister ook in kaart brengen welk zorg- en welzijnsaanbod daar vandaag tegenover staat en welke evoluties we kunnen verwachten.
Daarnaast hebt u ook de intentie om de beleidsinitiatieven die zich op het snijvlak Wonen-Welzijn-Zorg bevinden niet alleen beter op elkaar af te stemmen, maar u wil ook onderzoeken of het nodig is om een regelluw kader te creëren om de afstemming tussen Wonen en Welzijn verder te faciliteren. Denk daarbij bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van nieuwe woonvormen en inclusieve woonperspectieven voor bijzondere doelgroepen, waaronder ouderen, personen met een beperking, dak- en thuislozen, maar ook jongvolwassenen.
In de beleidsnota wordt de intentie verklaard om in 2020 tot een globale visienota Wonen-Welzijn te komen. Tegen deze achtergrond had ik dan ook graag volgende vragen gesteld.
Minister, kunt u de laatste stand van zaken en de manier van werken van de belangrijkste elementen wat nader toelichten? Is de vooropgestelde timing – gelet op de huidige gezondheidscrisis – volgens u nog haalbaar?
Wie zijn de belangrijkste actoren in de totstandkoming van de visienota? Op welke manier zijn de lokale besturen betrokken?
Welke zijn de belangrijkste knelpunten die momenteel op regelgevend niveau bestaan of worden ervaren?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Verheyen, ik dank u voor uw vraag.
De voorbereidingen van de visienota zijn gestart in februari met een eerste verkennende invulling van de speerpunten op het raakvlak Wonen-Welzijn door de betrokken administraties. Het spreekt voor zich dat aan beide zijden enkele urgente dossiers en maatregelen onze dringende aandacht hebben vereist. Niettemin heeft de administratie ondertussen het werk verder gezet wat betreft het verder vormgeven van de samenwerking tussen Wonen en Welzijn. Door de coronacrisis zijn er een aantal andere aandachtspunten geweest, maar we blijven verder werken aan de samenwerking Wonen-Welzijn.
Ik heb gevraagd om daarbij eerst aandacht te schenken aan het meest urgente Wonen-Welzijnbeleidsdossier, met name het toewijzingsbeleid in de sociale huisvesting. Een nieuw toewijzingssysteem maakt immers deel uit van een eerste pakket wijzigingen aan het sociaal huurstelsel, waarvan de eerste principiële goedkeuring idealiter plaatsvindt in het najaar. In een later stadium zal er verder werk worden gemaakt van een gezamenlijke visienota. Bij de verdere totstandkoming van de visienota zullen de relevante woon- en welzijnsactoren worden betrokken. Concrete afspraken moeten daarover nog worden gemaakt
Wat de prioriteit van het nieuwe toewijzingsbeleid betreft, wordt half juni een stakeholdersoverleg georganiseerd. Op dat moment zullen, naast academici, de maatschappelijke spelers zowel vanuit de sociale woonsector als de welzijnssector worden bevraagd. De lokale besturen worden vertegenwoordigd door de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG). Die worden daar dus ook bij betrokken.
Zoals ik daarnet al heb aangegeven, zal er prioritair aandacht gaan naar de aanpassing van het sociale huurstelsel, met name de afstemming van de toewijzingsregels voor sociale huisvestingsmaatschappijen en sociale verhuurkantoren. Zoals in de beleidsnota beschreven staat, zal er in hoofdzaak chronologisch worden toegewezen en dit met een absolute voorrangsregel voor kandidaten met lokale binding. Gemeenten zullen echter bijzondere aandacht kunnen besteden aan de toewijzing van sociale huurwoningen aan specifieke doelgroepen. Lokale woon- en welzijnsactoren zullen hierdoor beter maatwerk kunnen leveren. Daarnaast zal ook de begeleiding van deze specifieke doelgroepen een cruciaal element zijn in de verdere uitwerking van de toewijzingsregels. Op het terrein blijken dat immers de belangrijkste knelpunten te zijn.
Ten slotte kan ik ook meegeven dat op het vlak van nieuwe woonvormen specifieke knelpunten worden gemeld die zich op het snijvlak Wonen-Welzijn-Zorg bevinden. Zoals u weet, loopt momenteel een proefomgeving waarbij 28 experimentele projecten kunnen werken binnen een regelluw kader. Bij veel van deze projecten zijn sociale verhuurders en/of gemeenten betrokken en wordt gezocht naar een oplossing voor de toewijzingsproblematiek voor specifieke doelgroepen, in het bijzonder binnen het kader van nieuwe woonvormen zoals cohousing, groepswonen enzovoort.
Op dit moment worden deze projecten een eerste keer tussentijds geëvalueerd. Mijn administratie maakt momenteel werk van een eerste oplijsting van bevindingen en een algemene stand van zaken op basis van de ontvangen tussentijdse rapporten van de deelnemende projecten. Ik verwacht dat we hiermee ook een eerste inzage zullen krijgen met betrekking tot mogelijke knelpunten en oplossingen.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Minister, dank u wel voor dit duidelijk en verhelderend antwoord. Ondanks de gezondheidscrisis, ondanks heel dat coronagedoe hebt u toch de eerste stappen gezet. Als ik het goed begrijp, is de eerste stap toch wel het meest urgente beleidsdossier op het vlak van Wonen en Welzijn, en dat is het toewijzingsbeleid. U zei dat u verwacht daarvoor in het najaar een principiële goedkeuring te hebben. Daarna zou er worden gewerkt aan de gezamenlijke visienota.
Misschien loop ik wat vooruit op de feiten – dat mag u gerust zeggen als dat zo is –, maar ik wil u toch vragen hoe u zelf op termijn de uitrol ziet van die visienota in de praktijk. Ik heb het dan vooral over uw rol en ook die van minister Beke daarin, en dan vooral de timing. Welk tijdpad stelt u voor op?
U eindigde met de proefomgeving, met die experimentele projecten. Er is een eerste tussentijdse evaluatie, en u verwacht inzage in te krijgen in de knelpunten en eventueel ook de oplossingen. Daar ben ik heel erg benieuwd naar. Dat zal ik dus zeker verder opvolgen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik vind dit een zeer interessante vraag om uitleg. Mijn fractie vindt dat binnen de regering minister Beke waarschijnlijk uw belangrijkste partner is, omdat er ongelooflijk veel op dat snijvlak zit.
Ik heb nog enkele bijkomende vragen. Collega Verheyen haalde aan dat u streeft naar een permanente beleidsdialoog. In welke vorm gebeurt die? Is dat een vast maandelijks overleg? Gebeurt het ad hoc? Ik weet niet op welke manier dat is gestructureerd. Welke delen van de administratie zijn daar allemaal bij betrokken? Het is interessant om dat te weten.
Er zijn nog enkele andere zaken waarvan ik graag weet of ze plaatsvinden binnen die beleidsdialoog. Of gebeurt dat in een andere constructie? We kijken natuurlijk uit naar een actieplan dakloosheid. De oproep noodwoningen, en de ‘Housing First’-projecten die zijn aangekondigd, is dat iets dat ook wordt besproken met Welzijn?
Ik had het al over de globale visienota, maar daar wordt werk van gemaakt nadat die principiële goedkeuring van de toewijzingen zijn gebeurd. Welke zaken plant u nog allemaal te bespreken naast de toewijzing en de gezamenlijke visienota? Hoe staat het daarmee?
Mevrouw Jans heeft het woord.
Ik sluit graag aan op de interessante vraag van mevrouw Verheyen. Ik heb ook al eerder, bij de bespreking van de beleidsnota en op andere momenten, gewezen op het grote belang van een sterk overleg, een sterke band tussen Wonen en Welzijn. Minister, u hebt in uw antwoord verwezen naar het stakeholdersoverleg dat volgende week zal plaatsvinden omtrent de link Wonen-Welzijn en alles wat we moeten doen rond sociale huur. Ik hoor via een gunstige wind dat dat overleg tot op heden eigenlijk zeer vlot loopt, dat er een goede verstandhouding is, en dat is het allerbelangrijkste willen we komen tot goede resultaten op vele van deze vlakken.
Minister, wat betreft het overleg tussen Wonen en Welzijn, welk overleg wordt er ad hoc of op basis van thema's georganiseerd? Is er ook formeel overleg? Volgens welke vergadercadans en volgens welke regels gaat dat? Ik vraag dit om iets meer inzicht te krijgen in de contacten en in de manieren waarop we de brug slaan tussen Wonen en Welzijn.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, ik wil in dit kader even verwijzen naar de vraag om uitleg over woonbegeleiding die ik heb gesteld op 5 maart laatstleden, net voor de coronacrisis, trouwens samen met collega Verheyen. Dat is een element dat helemaal past binnen de samenwerking tussen Wonen en Welzijn: zorgen voor een goede woonbegeleiding en een goede huurdersbegeleiding. Naar aanleiding van een aantal cijfers die in de pers waren gekomen over woonbegeleiding binnen de sociale verhuurkantoren en de sociale huisvestingsmaatschappijen in Antwerpen, hebt u gezegd dat er nood was aan een brede analyse van de concrete vragen en mogelijke tekorten. U zei dat we een zicht moesten krijgen op wat er achter de cijfers zit. Dat is natuurlijk heel juist. Wat zijn de juiste noden? Dan kunnen we zien op welke manier er kan worden gezorgd voor een voldoende aanbod aan woonbegeleiding.
U zei toen dat u de noden in kaart zou brengen en dat u de administratie opdracht had gegeven om na te gaan of en binnen welke termijn dit zou kunnen worden onderzocht. Ik weet natuurlijk dat de coronacrisis er is tussengekomen, maar ik wil toch even polsen of u daarover al meer nieuws had.
Minister Diependaele heeft het woord.
Dank u wel voor de bijkomende vragen. Ik denk dat we allemaal op dezelfde lijn zitten. We beseffen allemaal dat Welzijn en Wonen zaken zijn die op elkaar ingrijpen en moeten samenlopen. We proberen daar effectief werk van te maken.
Jullie stellen heel veel vragen over de timing en of dat ad hoc verloopt of anders, maar dat is natuurlijk de gebruikelijke methode. We hebben het in gang gezet op niveau van de kabinetten, en de administraties zijn samen gaan zitten. Ik kan dat navragen als jullie dat willen, maar ik weet niet hoeveel keer die zijn samengekomen of met welke tijdsspanne daartussen. Ik weet dat niet van buiten, maar dat verloopt wel op een heel gestructureerde manier. Mevrouw Jans, ik ben blij dat u ook gehoord heeft dat dat in een zeer goede sfeer verloopt – en dat is ook zo – en dat iedereen beseft wat het belang hiervan is. Dan kunnen we beter de handen in elkaar slaan om dat tot een succes te maken.
Mevrouw Verheyen, de visienota zal voor dit najaar zijn. De rol van Welzijn is daar natuurlijk heel belangrijk in. In theorie zijn de zaken gescheiden, waarbij de woonbegeleiding, component welzijn, natuurlijk bij Welzijn zit, maar binnen die woonbegeleiding zit ook een deel huur en dat zit natuurlijk bij ons. Maar die twee zijn niet zo strikt gescheiden. Ik denk dat u allemaal wel voorbeelden kunt bedenken vanuit de praktijk waar die heel nauw samenlopen. Die twee lopen door elkaar, maar we proberen daar samen aan te werken om gezamenlijk een oplossing te vinden.
Het is zelden dat je bij die problemen of die thema’s een heel duidelijk onderscheid kunt maken tussen wat precies de welzijnsproblematiek is en wat de woonproblematiek. We proberen die dus samen aan te pakken, al is er natuurlijk wel een onderscheid. De rol van Welzijn en de rol van Wonen is daar belangrijk bij om in het achterhoofd te houden.
Collega Veys, dat vast overlegmoment kan ik u geven als u daar echt naar vraagt, maar dat gebeurt op regelmatige basis, en dat loopt vlot. Het actieplan daklozen en noodopvang is nog een apart werkstuk, daar verloopt afzonderlijk overleg over. Dat is ook nodig, denk ik. Maar dat loopt.
Mevrouw Schryvers, we hebben een onderzoek besteld bij het Steunpunt Wonen om de noden in kaart te brengen. De timing daarvoor zal eerder richting volgend jaar zijn. We hebben met Steunpunt Wonen altijd een bepaalde agenda die we opmaken over welke onderzoeken er moeten worden gedaan. Zij kaderen dat zelf, of ze plannen dat zelf in in een soort agenda. Dat zal eerder richting volgend jaar zijn, als ik het goed voorheb. Maar die studie, dat onderzoek is in elk geval al besteld, zoals ik al had aangegeven in de vorige vraag om uitleg, waar u naar verwees.
Mevrouw Verheyen heeft het woord.
Dank u wel. Ik heb niet alles gehoord, want ik had een slechte internetverbinding en ik was even afgeleid door Mercedes. Maar ik denk dat uw intenties heel goed zijn, minister. Ik ben ook heel blij dat u de koe alsnog bij de horens vat, ondanks deze gezondheidscrisis. Alles wat zich op het snijvlak Welzijn en Wonen bevindt, ligt mij na aan het hart, net zoals bij een aantal collega’s in deze commissie, zeker wat betreft de knelpunten rond het luik inclusieve woonperspectieven en de bijzondere doelgroepen: ouderen, personen met een beperking, jongvolwassenen, dak- en thuislozen. U legt daar ook direct een eerste instrument tegenover, via het toewijzingsbeleid dat wordt aangepast. U wilt daar in hoofdzaak chronologisch toewijzen, en dit met een absolute voorrangsregel voor kandidaten met een lokale binding.
Heel toevallig heb ik nog enkele bijkomende suggesties om mee te nemen. Ik heb gisteren ook een vraag om uitleg ingediend voor volgende week, die daar net over gaat. Het gaat over personen die volgens mij eigenlijk geen gebruik mogen maken van sociale huisvesting. Maar ik kom daar heel graag volgende week op terug. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.