Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de impact van de coronacrisis op jongeren naar aanleiding van de monitor van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO), die aangaf dat jongeren een disproportionele impact ondervinden van de COVID-19-crisis. Heel wat jongeren kunnen niet meer normaal opgeleid of onderwezen worden. Beroepsgerichte opleidingen of opleidingen op de werkvloer werden de voorbije maanden stopgezet. Heel wat jongeren verliezen ook hun job en hun inkomen, omdat zij vaker werken met tijdelijke contracten. Het is voor hen in de huidige omstandigheden nog altijd moeilijk om een nieuwe job te vinden.
Arvastat geeft aan dat de werkloosheid bij jongeren tussen twintig en dertig jaar in april gestegen is met 21 procent ten opzichte van april 2019. Dat zijn indicatoren die op rood staan voor de arbeidsmarktpositie van onze jongeren. Natuurlijk weten we ook hoe belangrijk de start van een beroepscarrière is voor latere kansen op de arbeidsmarkt. Het opdoen van ervaring, van succeservaringen, is natuurlijk heel belangrijk voor de goesting om te werken. Gezien we allemaal langer zullen moeten werken, is het altijd leuk als dat van jongs af aan op een gemotiveerde en succesvolle manier kan gebeuren.
De IAO vreest dat de langdurige afwezigheid van jongeren op de arbeidsmarkt zorgt voor een blijvend effect op de loopbaan van deze generatie. We moeten absoluut vermijden dat we een lockdowngeneratie op de arbeidsmarkt creëren. De International Labour Organization (ILO) vraagt permanente maatregelen om de mogelijk permanente schade die deze generatie ondervindt, te remediëren.
Minister, ik heb hierover de volgende vragen.
Hebt u cijfers over de impact van de lockdown op de arbeidsmarktpositie en competentieontwikkeling van jongeren in Vlaanderen en specifiek op de meest kwetsbare NEET-jongeren (Not in Education, Employment or Training)?
Bereidt u maatregelen voor die de negatieve effecten verzachten van de COVID-19-epidemie en de lockdown op de competentieontwikkeling en arbeidsmarktkansen van deze jongeren?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega Gennez, voor deze zeer interessante vraag. De jeugdwerkloosheid ligt ook mij zeer na aan het hart. Zoals u allen weet, hadden we de NEET-jongeren al voor de coronacrisis samen met de sociale partners als doelgroep in het vizier. Zeker in postcoronatijden zullen we versterkt op deze groep moeten inzetten, zodat ze niet tussen de mazen van het net glippen.
Dan de cijfers: eind mei 2020 telden we 198.283 niet-werkende werkzoekenden in Vlaanderen. Dat zijn er 24.247 meer dan vorig jaar, dus een stijging met 13,9 procent. Bij de jongeren onder de 25 steeg het aantal niet-werkende werkzoekenden sterker dan gemiddeld, namelijk met 17,8 procent. De sterkste stijging was evenwel te merken bij de 25- tot 39-jarigen, die bedroeg bijna 20 procent. De sterkste stijging doet zich dus niet voor bij de jongsten. Eind mei 2020 telden we ook 35.171 niet-werkende werkzoekenden jonger dan 25 jaar. Dat zijn er 5304 meer dan een jaar eerder, zoals ik al zei is dat dus een stijging met 17,8 procent.
Kijken we naar de evoluties per scholingsniveau, dan zien we dat de hooggeschoolde jongeren procentueel de sterkste groei kenden, namelijk 56 procent, gevolgd door de middengeschoolden, namelijk 26,8 procent. In absolute aantallen was de toename het grootst bij de middengeschoolden. Procentueel is de stijging dus het grootst bij de hooggeschoolden, wat logisch is, omdat zij het vaakst werk hadden. Als het dan wat slechter gaat, hebben zij vaker geen werk. Als we dus naar de individuele absolute cijfers kijken, zien we een stijging van 2788 werkzoekenden bij de middengeschoolden en van 1616 bij de laaggeschoolden.
De sterkere procentuele groei bij de midden- en hooggeschoolde jongeren wordt ook bevestigd in het profiel van de nieuw-ingestroomde jongeren. Eind februari was 34,3 procent van de werkzoekende jongeren middengeschoold en 7,8 procent hooggeschoold. Bij de jongeren die tijdens de coronacrisis in de werkloosheid instroomden, was bijna de helft, 49 procent, middengeschoold en 12,7 procent hooggeschoold.
De coronacrisis trof de jongeren dus disproportioneel hard, omdat zij het vaakst met uitzendcontracten aan de slag zijn. Weliswaar is dat ook een groep waarvan de meesten weer snel aan de slag zal kunnen gaan, zodra de arbeidsmarkt opnieuw aantrekt. Dat we de afgelopen weken opnieuw meer werkzoekenden tellen die aan de slag gaan, is voor deze groep dus een belangrijk en positief signaal.
Wat de vroegtijdige uitval betreft, zien we in de cijfers van de neet-jongeren die de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB) ontvangt nog geen opvallende evoluties. We verwachten dat we dat pas na de zomer zullen zien. Dat wordt zeer zorgzaam gemonitord.
VDAB en de partners staan klaar om de jongeren die niet aan de slag raken, snel in dienstverlening op te nemen. Hiervoor worden heel wat maatregelen genomen. Zo voorziet VDAB in een gerichte en gepersonaliseerde opvolging. Jongeren kunnen zo online via chat vragen stellen aan onze sollicitatiecoaches over hoe ze moeten solliciteren, wat maatwerk mogelijk maakt. Eind juni vindt er een webinar plaats specifiek voor schoolverlaters, met extra tips over hoe je moet solliciteren, inschrijven, het verschil maken tijdens je gesprek enzovoort.
Per provincie en regio maakt VDAB afspraken met de gespecialiseerde trajectbegeleiding om te zorgen voor een warme overdracht voor de jongeren uit deeltijds leren en het buitengewoon secundair onderwijs.
Ook tijdens de lockdown werden begeleidingen zo goed als mogelijk verdergezet en werden heel kwetsbare jongeren blijvend toegeleid naar de jongerenprojecten bij gespecialiseerde partners van de werkinlevingsprojecten voor jongeren (WIJ3).
Er is ook een nieuwe oproep in voorbereiding, die we nog voor de zomer willen lanceren.
VDAB zal tot slot begin juli een reclamecampagne lanceren specifiek gericht op jongeren en schoolverlaters. We gaan hierbij vooral inzetten op sociale media, gezien de goede resultaten van vorige online jongerencampagnes.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik dank u voor uw antwoord. Ik dacht inderdaad dat een van de redenen waarom jongeren mogelijk zwaarder getroffen waren, een groter aantal tijdelijke contracten en interimwerk zou kunnen zijn, wat u ook bevestigt. Ik denk dat het vooral belangrijk is dat we in het relanceplan waar we het gisteren ook nog over hebben gehad in de plenaire vergadering en dat nog ontwikkeld moet worden, rekening houden met de disproportionele impact van de crisis op de arbeidsmarktkansen van jongeren. We hebben gerichte actieplannen nodig die jongeren en hun competenties versterken en hen activeren en toeleiden naar de arbeidsmarkt, bij voorkeur naar duurzame jobs. Het is essentieel voor ons economisch herstel postcorona, dat onze toekomstige werkkrachten niet worden achtergelaten. Dit is nogmaals een pleidooi voor een sterk systeem van duaal leren dat daar mee toe kan bijdragen. Wordt vervolgd.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Het feit dat die jongeren zonder werk zitten, is voor hen een probleem, niet alleen op financieel vlak maar misschien ook op mentaal vlak, omdat zij niet aan de slag kunnen. Daarnaast is het ook een probleem voor de werkgever die moeilijk mensen vindt. Zeker nu, tijdens de coronacrisis, zijn werkgevers op zoek naar goedkopere arbeidskrachten, omdat personeel veel geld kost en in dit geval ook omdat ze die jongeren zullen moeten opleiden en begeleiden.
Minister, wordt nu in extra mogelijkheden voorzien voor werkgevers om die jongeren bijvoorbeeld via een verlengd traject van individuele dienstverleningsovereenkomst (IDO) of andere mogelijkheden in te schakelen in hun bedrijf? Op die manier kan men de jeugd aan de slag krijgen, maar dan wel op een goedkope manier, omdat er nog veel tijd in hen moet worden geïnvesteerd, en kan dat traject van leren goed worden geïmplementeerd, met het oog op een duurzame tewerkstelling binnen dat bedrijf.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Bij een crisis worden de jongeren als eersten getroffen. Maar als de arbeidsmarkt heropleeft, raken zij ook sneller weer aan het werk. Die lessen kunnen we ook leren uit voorgaande crisissen.
Is het goed begonnen, half gewonnen? Of is het slecht begonnen, half verloren? Ik wil even wijzen op een studie of publicatie van VDAB uit 2011, met de titel ‘Crisis maakt jongeren niet kansloos’. Daarin werd onderzocht of de moeilijke start die jongeren maken op de arbeidsmarkt in de crisis van 2008 en 2009, een blijvende impact had op hun verdere loopbaan. Die schoolverlaters zijn vier en drie jaar opgevolgd. Uit de studie blijkt dat die crisis een impact heeft gehad op hun zoektocht naar een eerste job, maar dat ze op middellange termijn die achterstand ingehaald hadden. Er was geen blijvend effect op hun verdere loopbaan.
Er zijn wel aandachtspunten. Naast die ‘jobs, jobs, jobs’ maakt deze crisis wel duidelijk dat er nood is aan ‘opleiding, opleiding, opleiding’. In deze commissie hebben we het al vaak gehad over het creëren van die echte leercultuur in Vlaanderen. We moeten die stimuleren. Daar is nog werk aan. Minister, wat zult u doen om deze jongeren te stimuleren tot een opleiding?
We moeten oppassen met altijd aparte maatregelen te willen voorzien voor aparte doelgroepen. Op den duur creëren we op die manier een onoverzichtelijk kluwen van maatregelen waardoor we op het einde het bos door de bomen niet meer zullen kunnen zien. Ik roep u op om te focussen op de afstand tot de arbeidsmarkt en de specifieke noden om die kloof te verkleinen.
Minister Crevits heeft het woord.
Mevrouw Gennez, u hebt ook gemerkt dat uw cijfers wat verouderd waren. Er zijn sinds gisteren nieuwe cijfers. Ik heb die toegelicht.
Jongeren zijn de eerste slachtoffers bij een crisis; ik ben het daarmee eens. Maar als de arbeidsmarkt weer verbetert, zijn ze ook de eerste winnaars. Dat stemt me positief, maar we gaan dat wel opvolgen.
VDAB heeft sinds 2007 een jeugdwerkplan over heel Vlaanderen dat ook versterkt is tijdens de crisis en dat nu verder gemonitord zal moeten worden om te zien of er bijkomende noden zijn. We gaan dat zeker doen.
Mevrouw Malfroot, ik verwijs graag naar Stijn Baert, die gisteren in de krant sprak over ‘scarring effects’ of littekens die men met zich kan meedragen. We moeten dat maximaal voorkomen. We moeten de individuele beroepsopleiding (IBO) promoten bij jongeren om de competentiekloven te overwinnen. We hebben de IBO’ers een uitkering gegeven, net om ervoor te zorgen dat ze niet helemaal tussen de mazen van het net zouden vallen.
Mevrouw Claes, de studie waar u naar verwijst, was voor de tweede dip in 2013, 2014. Op Europees niveau is dan de Youth Guarantee opgericht. Jongeren zijn dus al een aparte doelgroep. Ze verdienen een warme overdracht. Met collega Muyters, vanuit onze bevoegdheden Werk en Onderwijs, heb ik in de vorige legislatuur de databanken gekoppeld, zeker voor jongeren die zonder diploma uitvallen, om actief jongeren te kunnen aanspreken die ongekwalificeerd uitvallen, hen toe te leiden naar een opleiding, naar werk of naar een IBO. Een IBO lijkt mij een interessant instrument voor al die zaken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Er is bijzondere aandacht voor de doelgroep jongeren. Ik ben ook een grote fan van de Youth Guarantee en de warme overdracht. Belangrijk daarbij is het uitzicht op een reële job of opleiding. We hebben het er al eens over gehad in een eerdere discussie: als jongeren in verschillende trajecten komen, van het ene naar het andere, en nooit in een echte job, dan kan dat ontmoedigend werken. Ik vraag daarom toch wel aandacht voor het eindresultaat: een duurzame opleiding of een duurzame job.
Ik sluit me aan bij wat professor Marx heeft gezegd. Misschien moet de Vlaamse Regering veeleer een coronafonds overwegen dat mensen helpt een grote transitie in hun loopbaan te maken. Of ze nu werknemer of zelfstandige zijn, velen zitten tijdelijk werkloos thuis. De arbeidsmarkt zal ten gevolge van de coronacrisis transformeren, of we dat nu willen of niet. Dan is het natuurlijk belangrijk dat opleidingen worden aangeboden die zich op die transitie enten en die uiteraard de duurzaamheid, de sociale inclusie en de kansen op een job vergroten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.