Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
De Vlaamse Regulator van de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) heeft de terechte ambitie geuit om de kost van de energiefactuur voor consumenten te proberen te beperken door een nieuwe tariefmethodologie uit te werken. Dit voorstel ligt momenteel nog tot 18 juni ter consultatie voor. Ik zal niet verhelen dat het hier gaat om een technische materie, maar een die mogelijk een grote impact heeft op de lokale besturen.
Met het voorstel plant de VREG aanpassingen aan het zogenaamde vaste inkomstenplafond. De inkomsten hieruit voor de distributienetbeheerders vormen een belangrijke basis voor de dividenden die jaarlijks worden uitgekeerd door de distributienetbeheerders aan de eigenaars en aandeelhouders, namelijk de lokale besturen.
Laat ons tijdens dit debat daaraan geen energie verliezen, ik wil dat niemand met het idee vertrekt dat de energiefactuur van de consument geen belangrijke prioriteit is voor de toekomst. Het is belangrijk dat die betaalbaar blijft, dat die wordt gedrukt en dat er aanpassingen aan gebeuren. In het streven om dit te realiseren, moeten we vermijden dat we aan de voorzijde iets positiefs realiseren, maar aan de achterzijde negatieve effecten creëren, wat uiteindelijk weer eindigt bij de portefeuille van de mensen.
Het is belangrijk om de totale gevolgen van dit voorstel in beeld te houden. Daarom wil ik deze vraag inhoudelijk en informatief stellen, om daar voldoende focus op te houden. De mensen zijn niets met een lagere energiefactuur, als dat vervolgens resulteert in hogere lokale belastingen om het investeringsritme hoog te houden. Dan winnen de consumenten, de burgers, de inwoners van Vlaanderen finaal niks.
De inkomsten uit deze dividenden zijn essentieel omdat die het afgelopen jaar in december meegenomen zijn in de meerjarenplanning van de lokale besturen. Hierop ingrijpen zou, samen met de factuur van de coronacrisis, een grote impact kunnen hebben op de investeringsruimte voor de komende jaren. Het streven is zeer nobel, maar we moeten zien dat we geen ongewenste neveneffecten hebben. Om dat uit te sluiten, leek het mij belangrijk om hierover vandaag in gesprek te gaan.
Minister, hoeveel werd gecumuleerd over alle lokale besturen in Vlaanderen per kalenderjaar ingerekend in het meerjarenplan als inkomst uit deze dividenden? Hoeveel inkomsten zouden worden gederfd per kalenderjaar als voorliggend voorstel goedgekeurd wordt?
Bent u voorstander van het voorliggende voorstel? Of ziet u andere manieren om de doelstelling te bereiken wat betreft het milderen en het beperken van de energiefactuur en tegelijkertijd de lokale besturen minder te treffen? Hoe zult u de impact van deze beslissing op de lokale besturen opvangen en de investeringsmogelijkheden van de lokale besturen die eventueel onder druk komen, garanderen?
Zal de Vlaamse Regering tussenkomen tijdens deze consultatieronde?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vaneeckhout, het is natuurlijk een interessante vraag, maar wel een vraag die wat de inhoud betreft in belangrijke mate zou moeten worden beantwoord door minister Demir. Ik kan u natuurlijk een overzicht geven van de geldstromen die er zijn, zodat er een inschatting is van de omvang van de uitdaging. Het voorstel is heel technisch. U maakt al een bepaalde inschatting van wat de effecten zouden zijn en u bent daar bezorgd over, maar ik weet op dit moment nog niet of er effecten zijn. Ik stel dus voor dat u op die onderdelen mijn goede collega minister Demir haar licht laat schijnen.
Wat ik u kan vertellen is dat de ontvangsten uit dividenden vanwege de distributienetbeheerders zijn opgenomen in de meerjarenplannen van de gemeenten bij de totale geraamde ontvangsten uit dividenden. Als we kijken naar het beleidsveld Elektriciteit dan bedraagt dat 152 miljoen euro in 2020, afnemend tot 140 miljoen euro in 2025. Als we de analyse beperken tot die ontvangsten die komen van intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, dus nog specifieker en meer naar waar u aan het kijken bent, zien we bedragen van 123 miljoen euro in 2020, afnemend tot 116 miljoen euro in 2025.
Wij vermoeden wel dat het een lichte onderschatting is, omdat een aantal gemeenten de geraamde dividenden van distributienetbeheerders voor elektriciteit niet heeft ingeschreven onder het correcte beleidsveld Elektriciteit, maar op een beleidsveld onder de code ‘Algemeen bestuur’. Ik denk dus dat de bedragen iets hoger zijn. Al die cijfers zijn uiteraard afhankelijk van de kwaliteit van de lokale registraties, maar ze geven wel een belangrijke indicatie van de grootteorde: ongeveer 1 procent van de exploitatie-ontvangsten van de gemeenten wordt op deze manier verworven.
De gemeenten hoeven aan de Vlaamse overheid niet te rapporteren over de onderliggende parameters die ze gebruiken voor de raming van de verwachte dividenden. Ik kan dan ook niet inschatten in welke mate de lichte daling in de geraamde ontvangsten het gevolg kan zijn van de voorgestelde nieuwe tariefmethodologie en of de gemeenten daar al dan niet rekening mee hebben gehouden dan wel of ze rekening hebben gehouden met andere elementen. Dat is wat ik u kan vertellen uit mijn bevoegdheid.
Als u vraagt wat de impact zal zijn, of deze methodologie wordt doorgerekend, of men die zal aanvaarden en wat daarvan het effect is, dan is het belangrijk om uw vragen te richten aan minister Demir.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, dank u wel. Het is inderdaad een complexe materie. Ik begrijp dat de hoofdverantwoordelijkheid hiervan zeker bij uw collega minister Demir ligt. Maar het lijkt mij toch niet onbelangrijk, gezien de cijfers, om dat proactief mee vast te nemen. Ik hoor toch verschillende signalen vanuit de lokale besturen dat zij zich hier grote zorgen over maken. Ik weet alvast dat een aantal lokale besturen, waar ik iets dichter bij betrokken ben, dat niet hebben meegerekend in de totstandkoming van de meerjarenplanning. Ik wil die cijfers even schetsen als het gaat over de totale ontvangst uit de dividenden, 123 miljoen euro dit jaar tot 116 miljoen euro in 2024-2025. Als dat een lichte onderschatting is, dan is dat bedrag op zich 50 procent meer dan het eenmalige noodfonds dat u deze ochtend hebt aangekondigd.
Ik heb daarnet terecht complimenten gegeven. Dat toont wel de ernst en de mogelijke impact aan van die derving van 1 procent van de inkomsten op de lokale besturen.
Ik heb daarom een aanvullende vraag en een oproep. Bent u zelf van plan om hierover in overleg te gaan moet uw collega? Ik veronderstel dat u elkaar regelmatig ziet. Zelf zal ik deze vraag uiteraard ook stellen aan minister Demir.
Hebt u hieromtrent al contacten gehad met de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG)? Zijn ze hiermee aan de slag of zijn er van hun kant inzichten die meegenomen moeten worden in de oefening die hier voorligt?
De heer Warnez heeft het woord.
Ik wil me kort aansluiten bij collega Vaneeckhout. Ik denk hij hier een belangrijk punt op tafel legt, dat al leeft bij een aantal besturen, maar dat bij alle besturen zal leven wanneer de factuur komt. Ik weet dat dit voor een groot deel onder minister Demir valt. Minister, ik hoop toch dat u de partners proactief samenbrengt en dit aanbrengt bij uw collega, zodat de lokale besturen financieel niet te veel belast worden.
Minister Somers heeft het woord.
Het is evident – het zou dramatisch zijn, mocht het anders zijn – dat er contact is tussen de ministers van de Vlaamse Regering. Mijnheer Vaneeckhout, die contacten verlopen uitstekend en ik ben ook van plan om dat zo te houden. Zodra er meer duidelijkheid is over de concrete impact, zullen we daar zeker een gesprek over hebben. U moet weten dat die berekeningsmethodologie onder meer bepaald wordt door de VREG die daarin, op basis van Europese regelgeving, een grote autonomie heeft. Het is dus niet zo eenvoudig om in te grijpen op de manier waarop die regels tot stand komen.
U moet ook weten dat de VVSG zelf in het verleden geconfronteerd werd met de complexiteit van het dossier. Het is een zeer technisch dossier. Mocht de impact substantieel zijn, dan is het evident dat we in de Vlaamse Regering samen zullen bekijken wat we daarvoor kunnen ondernemen. Dat lijkt me de evidentie zelve. We moeten dus eerst bekijken in welke mate deze regels een echte impact hebben op de financiën van de lokale besturen om daar indien nodig een goed antwoord op te geven.
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
Minister, zoals ik daarnet al suggereerde: als we nu nog geen zicht hebben op de reële impact, dan is het misschien belangrijk om bij hoogdringendheid uw eigen diensten en de VVSG daarvan versneld werk te laten maken en om te zien over welke middelen het gaat. De reden waarom ik die urgentie benadruk, is uiteraard dat die publieke inspraakronde loopt tot 18 juni. We hebben dus nog zestien dagen tot het aflopen van die periode. Het lijkt me belangrijk om daarvoor al zoveel mogelijk stemmen aan het woord te laten, want de ervaring leert dat het na die inspraakronde nog moeilijker wordt om indien nodig een impact te hebben. Ik wil er dus op aandringen om eerstdaags in overleg te gaan met de VVSG en minister Demir en te zorgen dat dit niet eindigt in een beperking van de factuur aan de voorzijde, terwijl de lokale besturen er aan de achterzijde voor opdraaien, doordat ofwel hun investeringsritme naar beneden gehaald wordt ofwel hogere belastingen geheven worden. Ik denk dat geen enkele Vlaming daarbij gewonnen is.
Het is zeer technische materie. Ik begrijp ook dat het nog niet helemaal rond is om er een volledig zicht op te hebben. Maar dat het technisch is of traag verloopt, betekent niet dat we het onder de mat mogen vegen. Het zou jammer zijn als we positieve beslissingen nemen voor de lokale besturen in deze coronatijden, die al uitgehold zijn nog voor de middelen terechtgekomen zijn.
De vraag om uitleg is afgehandeld.