Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega’s, zoals bekend, wordt de armoedeproblematiek door het coronavirus verscherpt. De experten die de regering adviseren over de exitmaatregelen, vermeldden in een van hun rapporten een toename van het armoederisico tot 25 procent, wat dus overeenkomt met een stijging met de helft. In de sociaal-economische herstelplannen zal tewerkstelling dan ook een van de voornaamste pijlers zijn.
Het Netwerk tegen Armoede (NTA) is ervan overtuigd dat een duurzame job kan verhinderen dat mensen in armoede belanden, maar ook dat het een belangrijke hefboom kan zijn om uit armoede te geraken. We stellen echter vast dat er vaak een schakel in het tewerkstellingsverhaal ontbreekt: werkzoekenden worden toegeleid naar een job, maar vaak is er een draaideureffect, waarbij de tewerkstelling om diverse redenen zelfs al op korte termijn weer stopgezet wordt. In zijn overleg met de werkgevers stelt het Netwerk tegen Armoede vaak vast dat werkgevers de tools missen om de uitdagingen waarmee ze geconfronteerd worden bij het tewerkstellen van deze kwetsbare groepen het hoofd te bieden.
Voorbeelden van de vele uitdagingen zijn een verhoogde graad van absenteïsme bij deze doelgroep, communicatieproblemen, loonbeslag, vragen naar voorschotten, moeilijkheden om in team te werken, enzovoort. Het daaruit resulterende draaideureffect is niet enkel problematisch voor de werknemer in armoede zelf. Ook voor de werkgever brengt het veel bijkomende inspanningen en kosten met zich mee.
Het Netwerk tegen Armoede ontwikkelde samen met bedrijven, werkgevers, mensen in armoede en universiteiten workshops en tools om deze problematiek succesvol aan te pakken en daarmee ook kostendrukkend te werken. Het Netwerk tegen Armoede wenst meer werkgevers en werkgeversnetwerken te informeren en te begeleiden in het armoedesensitiever maken van hun arbeidsprocessen.
Aangezien armoede en tewerkstelling steeds groter wordende problematieken zijn, is hier mijns inziens ook een opdracht weggelegd voor openbare besturen, zowel de Vlaamse overheid als lokale en provinciale besturen. Ook zij kunnen gebruikmaken van dit aanbod teneinde de tewerkstellingskansen van deze kwetsbare doelgroep te verhogen.
Minister, maakt de Vlaamse overheid momenteel gebruik van dit aanbod van het Netwerk tegen Armoede? Zo ja, wat zijn de ervaringen? Zo neen, overweegt u om dit te introduceren bij de Vlaamse administratie?
Bent u bereid om dit aanbod ook kenbaar te maken bij de lokale besturen – gemeenten, OCMW’s en provincies – zodat dit een duurzame tewerkstelling van de doelgroep bij lokale en provinciale besturen ten goede kan komen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer De Loor, ik vind het een zeer interessante vraag en een heel goede suggestie. Ik ben er mij, net als iedereen in deze commissie en in de Vlaamse Regering, van bewust dat de coronacrisis in de eerste plaats de zwaksten en de meest kwetsbaren in onze samenleving raakt. Dat zijn natuurlijk de mensen die al in kansarmoede of bestaansonzekerheid leven of erin dreigen weg te zakken.
De manier waarop het Netwerk tegen Armoede aankijkt tegen tewerkstelling, charmeert mij. Men zegt dat een duurzame job kan verhinderen dat mensen in armoede geraken, maar ook dat het hebben van een job een belangrijke hefboom is om uit armoede te geraken, vooral dan een duurzame job. Dat is een inzicht dat ik echt deel en dat ik als burgemeester dagelijks heb gezien. Dat werd vroeger wat onderkend, maar de beste remedie tegen armoede blijft een duurzame job, met het daarbij horende inkomen.
Natuurlijk zijn er nog andere redenen waardoor men in armoede kan geraken. Dat is een zeer complexe materie, die we niet moeten vereenvoudigen.
Het tweede wat me enorm heeft gecharmeerd in het Netwerk tegen Armoede, is zijn empathie. In de eerste plaats voor mensen in armoede. Daar zijn zij een belangenorganisatie voor, zij hebben daar aandacht voor. Maar zij leggen ook empathie aan de dag voor de moeilijkheden en problemen van de werkgevers. Daardoor hebben zij een zeer evenwichtige en volgens mij ook juiste benadering. Dit is belangrijk als we resultaten willen behalen, als we meer willen doen dan ideologische uitspraken, als we met andere woorden een verschil willen maken op het terrein.
Dat zijn twee elementen die mij hebben aangesproken. Er zijn er nog meer, maar ik wou toch even op die twee wijzen omdat ik vind dat we in het armoedebeleid te snel in steriele tegenstellingen vervallen. Als we werkelijk iets willen doen aan de kansarmoede, moeten we onze egelstelling verlaten, om op een meer voluntaristische, pragmatische en onderbouwde manier om te gaan met deze uitdaging.
Op dit moment doet de dienst Diversiteitsbeleid van de Vlaamse overheid geen beroep op het aanbod van het Netwerk tegen Armoede. Daarom zal ik aan de dienst Diversiteitsbeleid vragen om te bekijken in welke mate wij dat in de toekomst wel kunnen doen. Natuurlijk zal er rekening moeten worden gehouden met de regelgeving inzake overheidsopdrachten, dat begrijpt u vanzelfsprekend. Zij zijn niet de enige speler op het terrein. Het is evident dat de overheid haar regels moet bewaken. Ik vind dat onze dienst Diversiteitsbeleid in de richting van het Netwerk tegen Armoede moet kijken.
Onze dienst Diversiteitsbeleid heeft natuurlijk niet stilgezeten. Hij heeft gewerkt met een andere organisatie, vzw De Link. Deze organisatie is erkend en wordt gesubsidieerd als organisatie voor de coördinatie van en de toeleiding tot de opleiding van ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Dat is een belangrijke speler. In het najaar van 2019 heeft de dienst Diversiteitsbeleid de mogelijke drempels ten aanzien van mensen in armoede of in sociale uitsluiting binnen de selectieprocedures van de Vlaamse overheid laten screenen door het Team Advies en Ondersteuning (TAO) Armoede, een deelwerking van die vzw De Link.
Het is evident dat een lokaal personeelsbeleid ook duurzaam moet zijn en niet blind mag zijn voor deze problematiek. Maar lokale besturen zijn natuurlijk autonome werkgevers en moeten zelf hun verantwoordelijkheid kunnen nemen en hun rol als werkgever op een kwalitatieve manier invullen. Ze beschikken over alle vrijheid om hiervoor de markt te bevragen naar tools, opleidingen en workshops. Indien een lokaal bestuur mijn administratie hiervoor ondersteuning zou vragen, zullen wij in de toekomst verwijzen naar het Netwerk tegen Armoede, natuurlijk met een zekere voorzichtigheid. Opnieuw komt hier de wet op de overheidsopdrachten om de hoek kijken. Er is een markt. Ik zeg het nu oneerbiedig, maar voor een liberaal klinkt ‘markt’ nooit oneerbiedig. Er is een markt en er zijn verschillende spelers. We kunnen onmogelijk de ene speler voortrekken op een andere. Er bevinden zich in dit domein verschillende kwaliteitsvolle organisaties. We moeten onze lokale besturen in de toekomst ook verwijzen naar het Netwerk tegen Armoede.
Ik wil jullie danken voor deze vraag. Wij nemen de suggestie met twee handen aan.
De heer De Loor heeft het woord.
Minister, dank u voor uw antwoord, maar vooral ook voor uw positieve houding tegenover het idee. Daarom heb ik in mijn vraag heel uitdrukkelijk verwezen naar het feit dat het een win-winsituatie is, in de eerste plaats voor mensen die naar een duurzame tewerkstelling zoeken, maar ook voor de werkgever, die vaak met bijkomende lasten en bekommernissen zit die je niet of veel minder hebt met gewone werknemers. Het is een heel mooie gelegenheid om voor duurzame tewerkstellingskansen te zorgen, zowel voor werkgevers als voor werknemers, zeker voor mensen in een kwetsbare situatie.
Minister, ik ben ook heel blij dat u dit zult opnemen en dat u dit voorstel zult bekijken met de dienst Diversiteitsbeleid. Ik ben er verder van overtuigd dat dit een win-winsituatie is, voor zowel lokale besturen als werkgevers en werknemers. Minister, is het een piste om, alvorens een definitieve samenwerking op te starten met het Netwerk tegen Armoede of een andere partner, een aantal proefprojecten uit te zetten in de Vlaamse administratie? Zo kunt u zich vergewissen van de voordelen, maar ook van de valkuilen. Die projecten kunnen mogelijk heel wat wijsheid met zich meebrengen.
Minister, ik ben heel blij dat u positief staat tegenover dit voorstel. Ik dank u.
De heer Van Miert heeft het woord.
Minister, u haalde het al even aan: armoede is, zeker voor vele lokale besturen, een grote, zo niet de grootste uitdaging in centrumsteden. Dus ook wij bekijken heel intens op welke manier wij via tewerkstelling, via het geven van kansen, iets aan die armoede kunnen doen. Armoede en integratie verbeteren via tewerkstelling, lijkt mij een vrij logische verbinding.
Als je zelf mensen wilt huisvesten en tewerkstellen, moet je je natuurlijk aan regels houden. Uiteraard moeten we de geplogenheden op dat vlak volgen. Collega's, er wordt ook een bepaalde performantie verlangd van een openbaar bestuur. Ik bedoel dat helemaal niet denigrerend. Maar de lat ligt wel heel hoog voor onze diensten – we hebben het er daarstraks al even over gehad –, niet alleen in de kwantiteit die we dagelijks van onze medewerkers vragen, maar ook in de kwaliteit van de dienstverlening die zij moeten garanderen aan onze burgers. Wij hebben meer en meer gespecialiseerde mensen en diensten nodig. Initiatief, productiviteit, kennis van zaken: allemaal eigenschappen die heel noodzakelijk zijn als je in dienst wilt treden bij een openbaar bestuur.
We moeten die balans goed bewaken en de kerk in het midden houden. Dus ja: zoveel mogelijk kansen geven aan die tewerkstelling, om het armoedeprobleem mee op te lossen. Maar door mensen in overheidsbedrijven tewerk te stellen om ze tewerk te stellen alleen, zullen we die armoede uiteindelijk niet oplossen. We zullen ook heel veel mensen naar de privésector moeten toeleiden. Nogmaals: ja, er zijn goede initiatieven. Maar het is vooral belangrijk dat de juiste man of de juiste vrouw op de juiste plaats terechtkomt. Dat wil ik blijven benadrukken. De balans mag niet naar de verkeerde kant doorslaan.
De heer Ongena heeft het woord.
Collega De Loor, ik dank u voor uw vraag. We weten dat het aantal mensen die de komende weken en maanden door de coronacrisis zonder job zullen vallen, serieus zal stijgen. Mensen die het vandaag al moeilijk hebben op de arbeidsmarkt, zullen wellicht het eerste slachtoffer zijn. Ofwel zullen ze als eersten hun job verliezen ofwel zullen ze moeilijker dan vandaag aan de slag geraken.
Het is dan ook onze plicht om zoveel mogelijk inspanningen te doen om die mensen aan het werk te krijgen. Zoals de minister zei, heeft het Netwerk tegen Armoede duidelijk aangegeven dat een job, een duurzame job nog altijd de beste garantie is om uit die armoede te geraken.
De overheid, maar ook de lokale besturen, hebben daarin een verantwoordelijkheid. Maar het kan natuurlijk niet de bedoeling zijn om het probleem op te lossen door die mensen een overheidsjob te geven. Ik denk ook niet dat dat uw pleidooi was, mijnheer De Loor. Maar het is wel zo dat de overheid vandaag ook andere instrumenten heeft om die mensen extra kansen te geven. Tot nu volgde ik de heer De Loor. Maar ik vrees dat ik hem nu zal kwijtraken. Want ik zal toch nog eens mijn pleidooi houden om wat we vorig jaar hebben ingevoerd, namelijk de interimarbeid bij de overheid, zowel bij de Vlaamse overheid als bij de lokale besturen, ook echt te zien als een springplank naar een duurzame job.
Ik denk ook dat de overheid die springplank nog veel meer moet inzetten. We hebben het er hier al vaak over gehad en ook al cijfers over opgevraagd: het heeft een goede start genomen, maar het kan natuurlijk altijd beter. Daarom wil ik u ook een bijkomende vraag stellen, minister. Ik denk dat het een goede zaak is dat u de richtlijnen van het Netwerk tegen Armoede gaat verspreiden, maar misschien moet u ook verder kijken, naar de mogelijkheden die we vandaag al hebben, en misschien specifiek nog wat extra reclame maken – als ik het zo mag zeggen – om meer gebruik te maken van die mogelijkheid van interimarbeid, wetende dat dat wel degelijk een springplank kan zijn naar een duurzame job – dat blijkt ook uit alle cijfers – en dus ook een manier om mensen uit armoede te halen.
Minister Somers heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat de heer Van Miert en de heer Ongena een belangrijk, maar ook een gekend punt maken. We lossen de strijd tegen armoede niet op door mensen in armoede allemaal een overheidsjob te geven, zonder dat we naar de kwalificaties kijken, een soort van sociaal tewerkstellingscircuit zonder randvoorwaarden, waardoor de kwaliteit van de openbare dienstverlening zou verminderen. Ik stel het wat zwart-wit, wat scherp, om het punt helder te maken. Dat is iets wat we niet mogen doen, want het zou fout zijn. Onze lokale besturen zijn vandaag immers complexe organisaties waar we van mensen heel wat kwalificaties vragen, ze staan ten dienste van de burgers en de ondernemingen, en die kwaliteit moet hoog zijn.
Dit gezegd zijnde, moeten we ook opletten voor pleinvrees. Als je kijkt naar wat het Netwerk tegen Armoede doet of wat een armoedebeleid bij een tewerkstellingsbeleid en bij een personeelsbeleid kan zijn, gaat het breder dan dat. Ik geef een aantal voorbeelden. Er zijn sommige mensen die perfect kunnen functioneren als werknemer, maar bijvoorbeeld met een grote schuldenlast zitten. Gelukkig hebben wij bij onze Vlaamse administratie maatschappelijke werkers die mensen in zo’n situatie kunnen helpen en begeleiden, bijvoorbeeld met de manier waarop het loon uitbetaald wordt en dergelijke. Een ander voorbeeld is iemand die in een vechtscheiding terechtkomt en daardoor tijdelijk in grote moeilijkheden zit, met kinderzorg. Op zo’n moment kan een werkgever die oog heeft voor specifieke armoedesituaties daar op een goede manier op inspelen. Derde voorbeeld: iemand die een misstap in zijn leven heeft begaan, die een gevangenisstraf heeft uitgezeten of een andere problematiek meegemaakt heeft, maar die zich heeft herpakt en opnieuw aansluiting wil vinden bij de samenleving. Geven we die persoon zijn tweede kans of niet? Ik denk het wel.
Er zijn dus nogal wat sporen waarbij een armoedebeleid raakpunten kan hebben met een bredere sociale context, waarbij we absoluut wel moeten inzetten om dat te doen. We gaan de armoedeproblematiek niet oplossen door bijkomende tewerkstelling te creëren bij de overheid, maar we hebben wel een voorbeeldfunctie als overheid. Het sterke van het Netwerk tegen Armoede – trouwens ook van andere armoedeorganisaties – is dat daar ook een evolutie bezig is, dat men begrijpt dat ook de werkgever, privaat of publiek, zijn verantwoordelijkheden heeft, ook doelstellingen heeft die hij moet bereiken en evenzeer beperkte financiële marges heeft. Net het zoeken naar hoe je binnen die randvoorwaarden, die we kennen en die gelukkig nog eens goed geformuleerd werden door de interveniënten, toch een offensief armoedebeleid kunt voeren – dus geen armoedebeleid, maar een personeelsbeleid dat ook mensen in armoede kansen geeft –, is belangrijk. Praten met ervaringsdeskundigen, praten met een netwerk van mensen die in die problematiek gezeten hebben of er soms nog in zitten, kan ons beter doen begrijpen wat we misschien wel kunnen doen als overheid, zonder dat we interen op kwaliteit van dienstverlening en zonder dat we overmatig veel belastinggeld door ramen en deuren buitengooien. Die oefening moet worden gemaakt. Dat is de taak van elke overheid: van de Vlaamse overheid en ook van lokale overheden. Dat is in elk geval mijn overtuiging.
De heer De Loor heeft het woord.
Collega's, het is altijd een beetje vreemd dat een vraag naar het verduurzamen van tewerkstelling voor mensen in armoede, zeker als die van een socialist of een sp.a’er komt, reacties oproept alsof we openbare besturen onnodig gaan oppompen, dat we de juiste mensen op de juiste plaats moeten hebben.
Natuurlijk moeten we de juiste mensen op de juiste plaats hebben, ik heb ook niets anders beweerd. Alleen moeten we ook kansen geven aan mensen die het om de een of andere reden minder gemakkelijk kregen, die tegenslag hadden en daardoor tijdelijk geen werk hebben. We moeten die trampoline geven aan die mensen. Bedrijven doen dat ook.
Daarom heb ik in mijn vraag om uitleg bewust verwezen naar de bedrijven die dit al doen. Vandaar mijn vraag om dat ook te doen in de openbare besturen, bij de Vlaamse overheid en bij de provinciale besturen. Het is een win-winsituatie, zowel voor de werknemers, als voor de werkgevers. Onder andere het Netwerk tegen Armoede heeft er een heel interessante tool voor uitgewerkt, aan de hand van workshops.
Ik deel hier de mening van de minister over de voorbeeldfunctie van de overheid, de lokale overheid, de Vlaamse overheid, de federale overheid. Er zijn voorbeelden uit de privéwereld. Het Netwerk tegen Armoede is actief bij onder andere de Colruytgroep, bij Delhaize, bij Durabrik, bij Familiehulp, bij Lidl. Dat zijn niet van de minste. Als Vlaamse overheid en lokale besturen moeten we ook onze verantwoordelijkheid nemen.
Mijnheer Ongena, in deze coronatijden zijn het net de interimmers, die als een van de meest kwetsbare werknemers onmiddellijk uit de boot vallen. Het is daarom heel vreemd dat u nu pleit om interim in te schakelen als springplank. Deze coronacrisis heeft bewezen dat die interimmers tot de meest kwetsbare werknemers behoren.
Minister, ik wil u zeker bedanken voor uw positieve ingesteldheid en reacties. Daar kunnen we verder mee aan de slag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.