Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Daniëls heeft het woord.
Het National Academic Recognition Information Centre (NARIC) is de organisatie waar Vlaanderen mee samenwerkt voor de erkenning van de gelijkwaardigheid van buitenlandse studiebewijzen voor het hoger onderwijs, het volwassenenonderwijs en het secundair onderwijs. Het levert ook attesten aan voor houders van een Vlaams diploma in het buitenland en verstrekt schriftelijke en mondelinge informatie over de Vlaamse en buitenlandse onderwijsstelsels aan onderwijsinstellingen, studenten, leraren en werkgevers. Dat is dus een belangrijke organisatie.
Houders van een buitenlands diploma hoger onderwijs kunnen een aanvraag indienen bij NARIC. Soms beschikt de indiener, en dus bij uitbreiding NARIC, echter over onvoldoende informatie, zoals geen puntenlijsten, gevolgde opleidingsonderdelen of cursussen, maar enkel over de mondelinge verklaring dat men afgestudeerd is aan een bepaalde opleiding. NARIC moet dan een beroep doen op een Vlaams academicus uit dat onderzoeksveld, die middels een verkennend gesprek moet oordelen of dat diploma gelijkwaardig is aan een Vlaams diploma binnen dat onderzoeksveld. Indien professoren oordelen, op basis van de informatie die voorhanden is en het verkennend gesprek, dat er geen gelijkwaardigheid kan worden toegekend, dienen ze dit omstandig te motiveren.
Tevens stelt NARIC nadien nog bijkomende vragen om de weigering uitvoeriger te motiveren, hetgeen bij sommige professoren aanleiding geeft om het alsnog goed te keuren als gevolg van het vele werk bij weigering. Wij vinden dit een bizarre situatie. Als we gelijkwaardigheid geven – dat is niet alleen op het vlak van niveau (bachelor/master) maar kan ook inhoudelijk zijn –, dan moeten we daar toch voor opletten. Ik heb dat signaal niet van één professor gekregen, maar van verschillende die zeggen dat het een hele papierwinkel is geworden. Het gaat om instellingen hoger onderwijs waar ze geen banden mee hebben en die in hun onderzoeksveld op geen enkele manier bekend zijn en ook internationaal niet bekend zijn. Er moet dan op basis van zeer weinig informatie geoordeeld worden over gelijkwaardigheid. Het verkennende gesprek verloopt veelal in een andere taal. Er kunnen dus ernstige vragen gesteld worden of de persoon die zich presenteert, wel degelijk die opleiding heeft genoten in dat vakgebied. Als ze dat motiveren en als vervolgens NARIC zegt dat het te weinig gemotiveerd is, dan moeten we daar voor opletten.
Minister, wat is uw reactie en standpunt op het gegeven dat professoren op basis van een verkennend gesprek moeten nagaan of een diploma gelijkwaardig is en niet op basis van een of andere test of scriptie?
Is het wenselijk dat NARIC – blijkbaar zou dat al gebeurd zijn – het oordeel van een academicus overrulet?
Of – en dat hangt ermee samen – zult u ervoor zorgen dat deze taakbelasting bij de professoren tot een minimum wordt herleid en dat een onvoldoende gemotiveerde weigering toch nog positief wordt? Op welke manier kunnen we daar nog eens naar kijken, om op die manier de balans tussen de gelijkwaardigheid en de inhoudelijke stappen die worden gezet af te wegen tegen de tijdsinvestering van professoren? Dat zou toch interessant zijn.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik moet zeggen, ik heb nog maar net een auditrapport binnengekregen van Audit Vlaanderen op grond waarvan we ongetwijfeld stappen kunnen zetten. Op de werking van NARIC komen toch wel opmerkingen uit verschillende hoeken.
Dat professoren op basis van een gesprek moeten nagaan of een diploma gelijkwaardig is, is inderdaad niet ideaal, maar de vraag is natuurlijk wat een goed alternatief is. Als je testen moet organiseren, creëer je natuurlijk ook enige overhead en administratie.
Ik kijk uit naar de analyse van Audit Vlaanderen, maar ik ga wel mee in het evenwicht dat we moeten nastreven, al moeten we er natuurlijk voor opletten dat we niet te gemakkelijk over de zaak heen gaan; we moeten ons ervan kunnen verzekeren dat iemand die beweert over een bepaald diploma of bepaalde vaardigheden te beschikken, ook effectief over dat diploma of die vaardigheden beschikt. Anderzijds is er natuurlijk ook altijd de beroepsmogelijkheid: als je afwijst, moet je afdoende kunnen motiveren dat je inspanningen hebt gedaan om de betrokkene de kans te bieden te bewijzen dat hij/zij over bepaalde vaardigheden of een bepaald diploma beschikt.
Maar goed, als uit de audit blijkt dat er mogelijke verbeteringen zijn voor de taakbelasting van onder andere professoren, dan zal ik niet nalaten om die sporen te volgen.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, wat u aangeeft over die audit, is belangrijk. Ik hoop dat dat aspect zeker in die audit vervat zit: enerzijds de taakbelasting en anderzijds een diepteanalyse over de gelijkwaardigheid. Zijn diploma’s of vaardigheden echt gelijkwaardig? Worden professoren soms overruled? Ik kan het soms wel begrijpen dat professoren zeggen: ‘Ik ga hier nu niet nog eens al die tijd in steken om dat te motiveren. Laat maar doorgaan.’ Ik hoop dat dat in die audit vervat zit. Als het er niet in zit, dan kunt u die vraag misschien nog expliciet stellen.
Ik wil nog even op iets anders ingaan. Het klopt inderdaad dat we ervoor moeten zorgen dat het niet te gemakkelijk wordt, althans in de termen die wij als N-VA naar voren schuiven. Gelijkwaardig moet ook echt gelijkwaardig zijn.
Anderzijds pleiten wij ook altijd voor elders verworven competenties (EVC’s) en elders verworven kwalificaties (EVK’s). Dat is een debat dat ook bij instellingen hoger onderwijs niet zo gemakkelijk loopt, omdat die moeilijk vast te stellen zijn. Dat is een individueel proces dat men moet volgen, om zo na te gaan wie welke zaken moet krijgen. Misschien zit daar een oplossing. Mensen die niets van documenten kunnen voorleggen, kunnen we misschien via een EVC- of EVK-procedure wel beoordelen, zonder dat verkennend gesprek. Misschien ligt daar een optie naar de toekomst toe. Dat wilde ik nog even voorleggen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wilde er niemand anders tussenkomen? (Minister Ben Weyts merkt dat een van de commissieleden in de videoconferentie een virtueel handje heeft opgestoken.)
Dat zijn zeker valabele pistes, maar ik zal het rapport van Audit Vlaanderen zeker ter harte nemen.
Mijnheer Slagmulder, die virtuele handjes werken met vertraging, en u kwam ook te laat. Ik vind het echt heel vervelend. Wacht niet tot het laatste moment om aan te geven dat u wilt tussenkomen, want dan bent u echt te laat.
De heer Daniëls heeft het woord.
De voorzitter maakt geen onderscheid tussen meerderheid en oppositie, want ik heb daarnet ook mijn hand opgestoken, dan het emoticonhandje, dan ben ik heftig beginnen zwaaien bij de vraag over levensbeschouwing. Maar alles ten spijt, de voorzitter was onverbiddelijk, ik mocht me niet meer aansluiten, dus ik ben blij dat onze voorzitter Jan en allemaal ‘gelijk berecht’ en we niet meer moeten terugkeren naar die vraag over levensbeschouwing. Oei, ‘you are muted by host’, verschijnt nu op mijn scherm.
Keigoed. (Gelach)
Het geluid is opnieuw aangezet. Mevrouw Grosemans, u geniet te zichtbaar van het feit dat u de microfoon hebt kunnen uitzetten. U kunt het niet verbergen. (Gelach van de voorzitter)
Collega’s, wat dit dossier over de erkenning van diploma’s door NARIC betreft, moeten we de audit afwachten en bekijken welke elementen daar wel en niet in zitten en daar eventueel nog wat bijkomende vragen over stellen wanneer de zaken die ik heb genoemd, er niet in zitten. En uiteraard moeten we proberen een evenwichtige procedure uit te werken.
Collega’s, ik vraag jullie om tijdig aan te geven of jullie willen aansluiten, want er zit vertraging op het systeem. Wanneer we dan in de procedure zitten, kan ik jullie niet meer aan het woord laten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.