Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, we hebben in deze commissie al een aantal keren gesproken over 'tiny houses'. Collega’s hebben daar al vragen over gesteld. Het is een breed concept, dat veel ladingen kan dekken, maar het wordt dus vooral geassocieerd met een beweging van mensen, een groeiende groep mensen ook, denk ik, die met minder woonruimte tevreden zijn, die minder oppervlakte willen innemen. Daarbij kunnen weliswaar veel overwegingen een rol spelen, maar ze hebben eigenlijk allemaal één element gemeen, namelijk dat ze de vanzelfsprekendheid van ons huidige woonmodel in vraag stellen en dat ze daarmee ook af en toe in conflict komen met regels die – natuurlijk – vooral geënt zijn op onze bekende en veeleer klassieke woningbouw. Voor ons als beleidsmakers is het dan ook kwestie te bekijken hoe en of we deze nieuwe woonvorm een plaats kunnen geven in onze woonomgeving, en welke ruimte er eventueel is om onze regels daaraan aan te passen.
Minister, u stelde bij eerdere antwoorden dat dit voorjaar een tussentijdse evaluatie van de proefprojecten in het kader van de proefomgeving nieuwe woonvormen zou worden toegelicht, en dat we tegen de zomer een studie omtrent de normering en het tijdspad voor de woningkwaliteitsnormering zouden kennen. Een ontwikkeling die we tot op vandaag niet hebben meegenomen in onze discussies of overwegingen, vermoed ik, is het feit dat in Wallonië in mei 2019 blijkbaar de kiemen zijn gelegd voor een wettelijk kader omtrent deze tiny houses. Men heeft daar het concept ‘habitation légère’ opgenomen in de wooncode en werkt nu aan de uitvoeringsbesluiten omtrent woningkwaliteit. Ook daar wordt het nastreven van een aanbod dat beter is aangepast aan demografische en economische ontwikkelingen, afgewogen ten opzichte van de minimale kwaliteitsnormen die het recht op menswaardig wonen moeten garanderen.
Ik erken dat de manier waarop Wallonië kijkt naar tiny houses een stukje anders is dan de manier waarop wij dat willen inpassen, maar ik stel toch voor dat we bekijken wat we kunnen leren van die ontwikkelingen daar. Er is bijvoorbeeld de methodiek om de definitie van habitation légère te koppelen aan het voldoen aan een bepaald aantal eigenschappen uit een totaal van negen. Ik vraag me af of dat een interessante piste is om inderdaad flexibiliteit te koppelen aan minimale waarborgen.
Minister, worden de ontwikkelingen in Wallonië momenteel mee opgenomen in de beleidsplannen omtrent nieuwe woonvormen en woningkwaliteitsnormering? Zo neen, bent u bereid om dat alsnog te doen? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de aangekondigde studie?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, dank u wel voor uw vraag. Dit is inderdaad iets dat wij van heel dichtbij volgen. Het antwoord is veeleer kort. Om het helemaal samen te vatten: ja, wij zijn bereid om niet alleen naar Wallonië, maar ook naar andere voorbeelden over heel de wereld te kijken. Ik ben er trouwens van overtuigd dat andere landen ook naar onze resultaten kijken. De studie die we nu hebben lopen, zal ongetwijfeld ook als inspiratie kunnen dienen voor Wallonië of andere regio’s en landen in de wereld.
Onze administratie en ik hebben altijd een open blik en nemen bij onderzoek altijd voorbeelden mee van buiten Vlaanderen, hetzij in Wallonië, hetzij in Brussel, hetzij in Nederland. Dat zijn allemaal een beetje vergelijkbare situaties, die wij ook mee in ogenschouw nemen, zeker als die relevante inzichten kunnen geven. Dat wil uiteraard niet zeggen dat we dat klakkeloos gaan overnemen. Ik denk ook niet dat u dat vraagt. We zullen daar echter zeker naar kijken voor inspiratie, als dat iets kan bijbrengen met betrekking tot de uitdagingen waarmee we zelf worden geconfronteerd.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot die aangekondigde studie? Het is altijd de bedoeling geweest om na twee jaar een eerste tussentijdse evaluatie te doen van die proefomgeving nieuwe woonvormen. U weet dat dat redelijk traag loopt. Alles wat met bouw te maken heeft, heeft zijn doorlooptijd nodig. Alle projecten kregen in februari 2020 een vragenlijst, waarin werd gepeild naar de voortgang van het project, de manier waarop van de afwijkingen in het kader van de proefomgeving wordt gebruikgemaakt en de knelpunten die overblijven. De meerderheid van de projecten heeft de vragenlijst beantwoord. Onze administratie rappelleerde de ontbrekende projecten, om na te gaan of daar antwoorden ter beschikking zijn. Misschien zit niet elk project immers in die fase dat men echt antwoorden kan geven.
Op basis van de verzamelde antwoorden zou op 22 juni een intervisiemoment worden gehouden. Gezien de coronacrisis is het nog een beetje af te wachten of dat kan plaatsvinden. Op het eerste intervisiemoment dat we al hebben gehad, waren zeer veel deelnemers aanwezig, en we moeten natuurlijk de afstandsregels kunnen toepassen. Het zal daar dus enigszins van afhangen.
De administratie werkt ondertussen wel verder aan het tussentijdse evaluatierapport en zal nog bekijken hoe de uitwisseling met de deelnemers van die proefomgeving zal verlopen. We proberen daar dus wel zo veel mogelijk verder werk van te maken, om dat niet te laten stilvallen, want dat is zeker niet de bedoeling. We bekijken nu dus hoe die terugkoppeling met de diverse projecten kan gebeuren.
Ik moet wel zeggen dat er geen projecten qua tiny houses in die lopende proefomgeving nieuwe woonvormen zitten. Als ik me niet vergis, heeft collega De Gucht dat in januari of februari gevraagd. Er zijn iets meer dan 20 verschillende projecten, een 26-tal, denk ik. De tussentijdse evaluatie zal dus niet meteen nieuwe inzichten opleveren met betrekking tot die tiny houses. Het aangekondigde onderzoek naar belemmeringen voor nieuwe woonvormen in het woonbeleid loopt dus nog, maar heeft wat vertraging opgelopen door de coronacrisis. Het onderzoek zit wel in een eindfase, en zal dus zo snel mogelijk worden voortgezet. We hopen daar zo snel mogelijk resultaten van te hebben. Ondertussen kijken we natuurlijk ook uit naar resultaten in Wallonië. Zoals u zelf aangaf in uw vraag, heeft men daar inderdaad een eerste concept ‘habitation légère’ meegenomen, maar daarvoor zijn er nog geen uitvoeringsbesluiten gemaakt. Men heeft daar voorzien in een wettelijke omkadering, maar in de praktijk is dat dus nog niet van toepassing.
Mevrouw Jans heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik ben bijzonder blij met uw antwoord. U kon dat heel kort samenvatten met een ja. Ik heb misschien wel liever korte antwoorden die inderdaad getuigen van een heel open blik. Bedankt daarvoor. Ik ben ook blij dat duidelijk is dat ik er absoluut niet voor pleit om het Waalse model zomaar over te nemen. Dat is geen goede zaak, denk ik. Ik ben bijzonder verheugd dat u daarnaar zult kijken, dat u de goede zaken zult meenemen, dat u niet alleen daarnaar zult kijken.
Ik vind het, als ik dat in de marge mag zeggen, positief te horen dat de administratie, wanneer ze een bevraging organiseert bij de projecten, ook zelf contact opneemt met die projecten die niks lieten weten. Op die manier krijgen we eigenlijk echt wel een scherp beeld van wat er allemaal loopt.
Voor de rest heb ik een bevredigend antwoord gekregen op mijn vragen. Ik heb dus geen verdere vragen hierover.
Mevrouw Claes heeft het woord.
Die nieuwe vormen van wonen zijn een actueel thema, ook hier in het Vlaams Parlement. Ook de jongste jaren zien we dat er heel veel nieuwe vormen van gezinssamenstelling en manieren van wonen zijn. Die alternatieve woonvormen kunnen zeker een antwoord bieden op die verschillende situaties waarmee de Vlamingen tegenwoordig worden geconfronteerd.
Er werd verwezen naar het initiatief in Wallonië. Minister, ik ben ook blij te horen dat u met een open blik kijkt naar Wallonië, naar Brussel, en ook naar het buitenland. Dat bewijst toch dat we niet altijd naar het buitenland moeten kijken, dat we soms gewoon in de eigen regio’s kunnen bijleren.
Minister, u sprak over die 28 projecten die een vragenlijst hebben ontvangen. U zei dat de meerderheid reeds heeft geantwoord. Wil dat dan zeggen dat diegenen die nog niet hebben geantwoord, nog wordt verzocht om te antwoorden? Of is dat al afgesloten?
Het intervisiemoment is gepland op 22 juni en is nog onder voorbehoud. Stel dat het nu wordt geannuleerd, hebt u eventueel een idee wanneer dat zou kunnen plaatsvinden? Heeft dat ook gevolgen voor het project? Is er wegens de coronacrisis eventueel een verlenging van die projecten?
U zei ook dat die nieuwe inzichten over tiny houses er nog niet zullen zijn. Zult u eventueel bijkomende initiatieven nemen voor die tiny houses, met eventueel nieuwe proefprojecten?
Minister Diependaele heeft het woord.
Mevrouw Jans, dank u wel voor uw reactie. Ik denk dat we daarover op dezelfde lijn zitten.
Mevrouw Claes, we vragen dat inderdaad op. We zitten daar actief achter. We zullen proberen dat intervisiemoment te laten plaatsvinden, zodat die uitwisseling van informatie er op een of andere manier kan zijn, maar op welke manier dat precies zal gebeuren, dat valt nog te bekijken.
Er zijn nu een aantal projecten, een 26-tal, als ik me niet vergis. We zullen bekijken of er tussentijds of nadien nog nieuwe onderzoeken moeten gebeuren. Als ik het me goed herinner, hebben we dat ook meegegeven naar aanleiding van de vraag van collega De Gucht. Die nieuwe woonvormen, dat is een ‘ongoing process’. Voortdurend worden er nieuwe systemen ontwikkeld, wordt er geïnnoveerd in die sector, en dus blijven we dat volgen. Als blijkt dat er nog nieuwe onderzoeken moeten gebeuren naar originele ideeën, dan staan wij er altijd voor open om dat mee te nemen. Op dit moment zitten die tiny houses er echter niet in. Het valt dus te bekijken of dat iets is dat we de komende maanden toch nog moeten toevoegen, om dat ook te onderzoeken.
Wat de vertraging van de projecten zelf door corona betreft, het is heel moeilijk om daar een volledig zicht op te krijgen. Ik neem aan dat dat wel zal blijken uit de evaluatie. Sommige zaken zaten in een planningsfase, dus puur theoretisch, en dan zijn die wel verder kunnen gaan, denk ik. Als ze echter al echt in een uitvoeringsfase waren, met vergunningen, of effectief al echt in aanbouw, dan zal die coronacrisis daar natuurlijk wel een impact op hebben gehad. Maar de mate waarin dit was, zal verschillen naargelang het project. We zullen daar nu, met die intervisie en met die uitwisseling van informatie, waarschijnlijk een beter zicht op krijgen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.