Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze interpellatie via videoconferentie behandeld.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik heb het afgelopen jaar heel wat inspectieverslagen opgevraagd, niet enkel bij u maar ook bij uw voorganger. Ik heb ook verschillende parlementaire vragen opgemaakt. Op basis van die informatie durf ik te stellen dat de toestand van de bruggen in Vlaanderen er jaar na jaar op achteruitgaat. Ik verwijs ook naar mijn schriftelijke vraag die morgen open komt met als bijlage de lijst van prioritaire kunstwerken van januari 2020.
Op dit moment zijn er bijna 600 bruggen die door uw eigen diensten zijn ondergebracht in categorie 3, toestand is ‘matig’, de bruggen vertonen ‘belangrijke gebreken’ en hebben nood aan ‘structurele herstellingen’, en in categorie 4, toestand is ‘slecht’ en de bruggen vertonen ‘ernstige schade’. In 2017 stonden zowat 28 bruggen op de zogenaamde lijst ‘prioritaire kunstwerken’. Vandaag zijn er 44 bruggen gemerkt met de omschrijving ‘slecht’ die op korte termijn moeten worden aangepakt. Het probleem wordt, als je de parlementaire documenten van de voorbije 10 jaar doorloopt, alleen maar groter, en door de leeftijd van de bruggen is dat ook logisch.
De lijst prioritaire kunstwerken leert dat vooral – maar niet alleen – heel wat oude bruggen uit de jaren 1950-1980 dringend herstel nodig hebben. Uit de diverse parlementaire vragen en inspectieverslagen duiken volgende problemen op: herstellingen worden niet altijd systematisch uitgevoerd, soms zelfs vooruitgeschoven; herstellingen blijken soms de gesignaleerde problemen niet op te lossen; de budgettaire opvolging van het onderhoud en herstel is weinig transparant voor het parlement; de administratieve doorloop van inspectieverslagen duurt soms zeer lang; de inspectiecyclus van de bruggen is langer geworden tegenover de vorige jaren.
De bovengeschetste problematiek is niet nieuw en zou niemand mogen verrassen. Ook in de vorige zittingsperiode waren er vragen van collega’s over deze problematiek. Vaak vertrekkend vanuit één specifieke casus, zoals bijvoorbeeld de vallende brokstukken onder het viaduct van de E17 in Gentbrugge. Maar ook deze zittingsperiode waren er vragen bij vallende brokstukken van de brug in Wommelgem over de E313; als ik mij niet vergis, was dat een vraag van collega Anaf. Als je alles samenbrengt, kan ik me niet van de indruk ontdoen dat er weinig evolutie is in het dossier: te weinig budgetten, geen plan dat verder loopt dan drie jaar en een tekort aan personeel in de inspectieteams. Oud-collega Joris Vandenbroucke stelde de vraag aan voormalig minister van Mobiliteit Ben Weyts of hij, door de langere inspectiecyclus, bespaarde op personeel. Het gaat over de vraag om uitleg nummer 2484 uit de vorige legislatuur 2017-2018. Het antwoord was ‘neen’. Uit mijn recente schriftelijke vraag – schriftelijke vraag nummer 2 van 11 oktober 2019 – komt een heel ander beeld naar boven. Er is in de jaren 2010-2019 wel degelijk gesnoeid in het personeel: van 38,5 voltijdequivalenten (vte) naar 20 vte, waarbij vooral opvalt dat de administratieve ondersteuning op 0 is gevallen. Zelfs het aantal inspecteurs daalde van 25 tot 18 vte, dat terwijl de problemen alleen maar toenemen, wat voor mij ook meteen de verklaring is waarom er een langere doorlooptijd is van inspectieverslagen.
Vanuit de betrokken administratie was er een duidelijk standpunt vlak voor de verkiezingen van 26 mei 2019. In een memorandum van het Agentschap Wegen en Verkeer (AWV) staat als eerste punt: “1 op 5 assets” – ‘assets’ is blijkbaar de administratieve term voor dit soort van kunstwerken – “staat ondertussen onder verhoogd toezicht en kan op termijn enkel nog operationeel en veilig blijven mits grondige structurele ingrepen. AWV wil de toestand van de wegeninfrastructuur op orde brengen door de onderhoudsfrequentie en het aantal gerichte herstellingen en vervangingen fors op te voeren. Tunnels en bruggen prioritair en planmatig aanpakken is noodzakelijk omdat deze verkeerstrechters cruciale schakels zijn in het wegennet. Er zullen minstens twee legislaturen nodig zijn om de toestand van het wegenpatrimonium terug op een aanvaardbaar niveau te krijgen. De huidige ramingen duiden op een vereist jaarlijks operationeel budget van 370 miljoen euro, naast een eenmalig investeringsbudget van 4,3 miljard euro.” Einde citaat.
Bij de begrotingsbesprekingen in november 2019 voorzag u in een operationeel budget van om en bij de 17 miljoen euro voor 2020. Ik ging daarvan uit want in het verslag stond: “De werkingsmiddelen voor het regulier onderhoud van de tunnels en bruggen zitten enerzijds bij het AWV (13 miljoen euro). Daarnaast wordt er bijkomend ook in structureel onderhoud (investeringen) voorzien. Anderzijds wordt er ook bij De Vlaamse Waterweg voorzien in structureel onderhoud (investeringen) (4,35 miljoen euro).” Die budgetten zitten ver onder wat AWV aangeeft nodig te zijn om de bruggen terug bij de tijd te brengen over een tijdsperiode van twee legislaturen.
Minister, hoe gaat u ervoor zorgen dat de volgende jaren de lijst van brokkelbruggen systematisch wordt weggewerkt? Is het niet zo dat er veel te weinig operationeel budget is voorzien door de Vlaamse Regering om in dit dossier de volgende jaren een structurele stap vooruit te zetten? Waarom werden de inspectieteams de afgelopen jaren afgebouwd terwijl de problemen alleen maar groter werden? Is het niet nodig een plan van aanpak op tien jaar uit te werken in plaats van enkel de korte termijn van het geïntegreerd investeringsprogramma (GIP) te hanteren?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Rzoska, ik dank u voor uw vragen. Veiligheid is iets dat ons allen aanbelangt. Wat dat betreft, kan ik het alleen maar appreciëren dat u dit mee onder de aandacht brengt. Ik noem het niet zo graag ‘brokkelbruggen’ maar liever ‘kunstwerken’, zoals we dat hier binnen de administratie benoemen.
In totaal telt Vlaanderen 2777 kunstwerken, meer bepaald bruggen, tunnels en keermuren. Heel wat belangrijke infrastructuur en heel wat patrimonium dus dat we moeten koesteren. Heel wat van die kunstwerken dateren van de jaren 60 en 70, soms zelfs van vroeger. Sommige bruggen over waterwegen dateren al van de jaren 30, 40 of 50. Er is vandaag enerzijds veel meer verkeer en veel meer zwaar transport en anderzijds zijn de huidige kwaliteitseisen helemaal anders. We zitten ook met ouderdomspieken in heel wat infrastructuur. We moeten daar zeker de nodige aandacht voor hebben.
Dan kom ik tot de inspecties en het beheer in zijn totaliteit. Deze 2777 kunstwerken worden regelmatig geïnspecteerd. Het gaat om variabele inspecties, die in verschillende categorieën zijn onderverdeeld: er zijn A-inspecties, B-inspecties, C-inspecties en O-inspecties. Afhankelijk van de slechte toestand waarin een kunstwerk zich bevindt, wordt de frequentie van de inspecties opgedreven. Op basis van deze inspecties krijgen alle kunstwerken een inschaling in vier categorieën. Categorie 1 is goed, categorie 2 is aanvaardbaar, categorie 3 is matig en categorie 4 is zeer slecht.
Het totaal aantal kunstwerken dat zich in categorie 4 bevindt, is 44. In categorie 3 hebben we 545 kunstwerken. De andere kunstwerken bevinden zich in goede of aanvaardbare toestand. Die krijgen natuurlijk ook hun 3-jarige inspecties.
Zeshonderd bruggen zijn dus in een matige of zeer slechte toestand. Er is inderdaad een grote onderhoudsachterstand, ik kan dat alleen maar beamen. Veiligheid is en blijft heel belangrijk, en daarom zullen we daar zeker prioriteit aan geven.
U weet dat de kunstwerken die onder de vierde categorie vallen en in zeer slechte toestand zijn, worden opgenomen op de lijst van de prioritaire kunstwerken. Momenteel staan er 44 kunstwerken op deze lijst, waarvan 33 met eerste prioriteit. Van deze 33 zouden er 18 volledig vernieuwd moeten worden en 15 hersteld moeten worden. Belangrijk hierbij is de veiligheid, en we willen daar zeker op inzetten. Ook aan de bruggen met tweede prioriteit willen we alle aandacht geven. Het is dus mijn ambitie om in deze legislatuur die 44 bruggen of kunstwerken aan te pakken.
Hoe zullen we dat doen? Ik vind het goed dat u zelf al verduidelijkt hebt hoe u aan de cijfers kwam, mijnheer Rzoska. Ik denk dat er een klein misverstand is, want de middelen die u opsomt, zijn de middelen die we voor het reguliere onderhoud of de exploitatiekosten voorzien. Daarnaast is er het geïntegreerd investeringsprogramma. Daarin hebben we meer middelen voorzien voor grote infrastructuur- of onderhoudswerken. Het bedrag dat het GIP voorziet, heb ik gisteren al aangehaald.
Zoals ik al zei, wil ik tijdens deze legislatuur die 44 prioritaire kunstwerken aanpakken. Welk bedrag voorziet het GIP in 2020 daarvoor? 160 miljoen euro voor de investering in de kunstwerken, waarvan ongeveer 90 miljoen euro specifiek voor de prioritaire kunstwerken die zich in zeer slechte toestand bevinden. Dit staat in het ontwerp van het GIP, dat we zo snel mogelijk willen finaliseren.
Er zijn daarnaast nog een aantal extra middelen voorzien voor bruggen en/of kunstwerken. Ik wil u ook meegeven dat onze tunnels ook onder de noemer ‘kunstwerken’ vallen, en daarvoor is een bedrag van 17,5 miljoen euro in het investeringsprogramma opgenomen. Ik kan u ook meegeven dat De Vlaamse Waterweg voor heel wat bruggen 40 miljoen euro heeft voorzien.
Als ik dit optel, dan is in 2020 ruim 220 miljoen euro voorzien voor de kunstwerken. Van de 44 prioritaire kunstwerken zullen we er in 2020 al een tiental aanpakken. Daarvoor hebben we specifiek die 90 miljoen euro voorzien. Ik wil u graag een paar voorbeelden meegeven. In 2018 bleek het viaduct van Gentbrugge een brokkelbrug te zijn. De herstelwerken zijn recent gestart. Het gaat over een aanbestedingsdossier van zo’n 40 miljoen euro, verspreid over 2020 en 2021. Dat bedrag komt u in het GIP van dit jaar terug. Ook de Henneaulaan in Zaventem en de Meulestedebrug in Gent zijn voorbeelden van bruggen die we dit jaar aanpakken.
Voor het reguliere onderhoud heb ik, zoals ik al zei, in 2020 een bedrag van 11,6 miljoen uitgetrokken. Dat onderhoud bestaat onder andere uit het vullen van naden, om te voorkomen dat er nog mee waterinsijpeling in het beton is. Dat zijn kleinere werken die ervoor zorgen dat de kunstwerken goed onderhouden worden.
In 2019 werd een studie besteld bij Deloitte onder het motto ‘eerst houden en dan bouwen’. Daarbij wordt aangegeven dat we een heel uitgebreid patrimonium hebben. We hebben 2700 kunstwerken, 7000 kilometer gewestwegen en 7700 kilometer fietspaden. We hebben ons rollend materieel bij De Lijn en dergelijke. Kortom: we hebben heel wat assets, heel wat patrimonium en dat moet allemaal onderhouden worden. Daar hebben we inderdaad heel wat middelen voor nodig. Die studie wijst uit dat er een onderhoudsachterstand is van om en bij de twee legislaturen. In geld uitgedrukt komt die onderhoudsachterstand neer op een jaarlijks investering van 600 miljoen euro voor het reguliere onderhoud, het onderhoud in de infrastructuurwerken dan weliswaar, en daarnaast nog eens 8,5 miljard euro om een grote inhaalbeweging te doen.
U weet net zo goed als ik dat we die middelen niet voorhanden hebben. We hebben in ons geïntegreerd investeringsprogramma qua investeringsmiddelen een bedrag van om en bij de 1,8 miljard euro. Dat is lang niet die 8,5 miljard euro die naar voren geschoven wordt. Alleszins is het heel belangrijk dat we daarvoor een planning opmaken, dat we een toekomstperspectief uittekenen en dat we alle aandacht geven aan al onze assets, aan heel ons patrimonium, zodat we die onderhoudsachterstand kunnen wegwerken. Ik herhaal dat veiligheid heel belangrijk is en blijft. We gaan daar ten volle op inzetten.
Mijnheer Rzoska, u vraagt of er niet veel te weinig operationeel budget is voorzien om een structurele stap vooruit te zetten. Ik herhaal dat we in het kader van het GIP voor 2020 200 miljoen euro voorzien hebben, waarmee we al minstens de eerste tien prioritaire kunstwerken willen aanpakken. Ik wil ook meegeven dat een aantal werken verweven zitten in andere investeringsprojecten. Ik geef het voorbeeld van de werken die op dit ogenblik bezig zijn in Wilsele aan de E314. Dat zijn grote werken die ruim twee jaar in beslag nemen. Die worden in de investeringswerken opgenomen onder de noemer ‘herstelwerken aan de autosnelweg’, maar eigenlijk wordt daarmee ook een kunstwerk, namelijk het viaduct van Wilsele, hersteld. Dat vindt u dus niet specifiek terug onder de noemer ‘kunstwerken’ maar het is toch ook een belangrijke investering in onze kunstwerken.
Kortom: we gaan zoveel mogelijk middelen proberen aan te wenden voor dat wat prioritair is, of het nu gaat om kunstwerken, wegenwerken of wat dan ook. Wat dat betreft herhaal ik dat we voor 2020 200 miljoen euro voorzien hebben voor de kunstwerken. We zullen uiteraard in de verdere opmaak van het GIP nog meer moeten bekijken hoe we stap voor stap die onderhoudsachterstand zoveel mogelijk wegwerken. Ik herhaal dat wat dat betreft zowel verkeersveiligheid als de veiligheid van heel onze infrastructuur tout court zeer belangrijk is.
Mijnheer Rzoska, u vraagt waarom de inspectieteams de afgelopen jaren werden afgebouwd terwijl de problemen alleen maar groter werden.
Ik heb inderdaad gezegd dat die inspectie zeer belangrijk is. In het verleden heeft men inderdaad, toch zeker bij het Agentschap Wegen en Verkeer, een aantal besparingen op het personeel doorgevoerd. Dat ga ik niet ontkennen. Maar men heeft daarbij wel gefocust op het behoud van de belangrijke knowhow die er is bij heel wat inspecteurs. Er werd dus afgebouwd bij het administratief ondersteunend personeel, maar de knowhow bij de ingenieurs en inspecteurs werd wel degelijk behouden. Daarnaast wordt ook heel wat uitbesteed aan derden, zeker de kleinere inspecties. Op de expertises, en zeker de inspecties, blijven we ten volle inzetten.
Bij De Vlaamse Waterweg gebeuren de inspecties altijd vanuit eigen huis. Daar doet men geen beroep op derden. Men gebruikt de eigen expertiseteams, die daar nog altijd aanwezig zijn.
Ook bij onze Expertise Beton en Staal hebben we nog heel wat knowhow in huis, die uiteraard ook voor onze inspecties wordt aangewend.
Mijnheer Rzoska, u vraagt of het niet nodig is om een plan van aanpak op tien jaar uit te werken in plaats van telkens op de korte termijn te werken in het kader van het GIP. Ik kan u wat dat betreft volkomen bijtreden. Ik heb daarnet gezegd dat er inderdaad een onderhoudsachterstand is die men over meerdere legislaturen zal moeten oplossen. We krijgen die zeshonderd bruggen niet in één legislatuur allemaal aangepakt.
U zult begrijpen dat de lijst van categorie 4 en categorie 3 op basis van de inspecties fluctueert. Dat is een dynamische lijst. Het is goed mogelijk dat straks bepaalde kunstwerken die vandaag in categorie 3 zitten, misschien ook in categorie 4 terechtkomen, of dat door bepaalde tijdelijke onderhouds- of infrastructuurwerken er van categorie 4 terug naar categorie 3 of zelfs categorie 2 kan worden doorgeschoven.
Maar u hebt mijn engagement: ik heb de ambitie om deze legislatuur die 44 die nu op de lijst van categorie 4 staan, zeker op te lossen. Anderzijds kan ik u alleen maar zeggen dat ik u kan bijtreden: we zeggen dat we een langetermijnperspectief moeten uittekenen. Men moet bekijken hoe men op langere termijn een bepaald regulier budget zal vastleggen om ervoor te zorgen dat we kunnen investeren in de veiligheid van onze kunstwerken.
Ik moet hier opnieuw verwijzen naar de studie van Deloitte waarover we beschikken. We hebben nu specifiek aan de administratie gevraagd om een volledige prioritering, een volledige lijst van wat we eerst moeten aanpakken. We hebben naast de zeshonderd kunstwerken nog heel wat andere infrastructuur, nog heel wat andere assets, zoals we dat noemen. Met die lijst kunnen we in een tijdsperspectief en in de middelen voorzien, zodat we de onderhoudsachterstand kunnen wegwerken.
De hoogste prioriteit is natuurlijk de veiligheid, zodat we zeker geen toestanden krijgen zoals in Genua. We willen dat allemaal te allen tijde vermijden. Vandaag zegt men dat die toestanden niet aan de orde zijn. We kunnen wat dat betreft gerustgesteld zijn. Maar we moeten wel volop inzetten op de onderhoudswerken. Wat dat betreft hebt u mijn engagement dat we zeker in een prioritaire fase zullen inzetten op categorie 4 en vervolgens een timing uitzetten hoe we de komende jaren de onderhoudsachterstand kunnen wegwerken.
De heer Rzoska heeft het woord.
Ik heb heel wat van die inspectieverslagen doorgeploegd, niet zomaar één inspectieverslag. Ik heb eigenlijk de laatste vijf, zes, zeven jaar verschillende inspectieverslagen opgevraagd en gezien. Ik kan u verzekeren dat dat wat mij betreft fundamenteel werk is voor politiek en parlement, om de heel eenvoudige reden dat dit geen politieke discussie zou mogen zijn. Dit is bestaande infrastructuur. Minister, ik ben het eens met u, en ik ben ook blij met die sense of urgency die u voelt.
Dit gaat over de veiligheid van mensen die dagelijks die infrastructuur gebruiken, en dat in gelijk welke vorm. Dat kan in een auto zijn, maar het kunnen ook mensen zijn die met de fiets of te voet onder die brug doorgaan. Ik ben dus blij met die sense of urgency.
Ik ga toch een aantal dingen naar voren schuiven. Wat die budgetten betreft, lanceert u nu ook opnieuw nieuwe budgetten die ik moeilijk kan controleren. U hebt er ook gisteren een aantal genoemd. Ik zal niet dieper ingaan op die budgetten, maar weet wel dat u een engagement naar mij toe gegeven hebt. Ik geef u ook het engagement dat ik u zal blijven bevragen over deze dossiers. Want ik vind dat we op dat vlak toch een grote verantwoordelijkheid hebben.
Ik vind uw ambitie goed om te zeggen dat u die 44 bruggen wilt hebben weggewerkt tegen het einde van de legislatuur. Maar we moeten wel realistisch blijven. Ik wil u niet onmiddellijk temperen in uw enthousiasme, maar een aantal van de projecten die op die lijst van prioritaire bruggen staan, zitten vervat in grote projecten. Denk bijvoorbeeld aan het project van de ring rond Brussel, dat ik niet tegen het einde van uw legislatuur rond zie komen.
Er zijn ook een aantal bruggen die al meer dan vijftien jaar op die lijst staan, en acht daarvan staan er al bijna twintig jaar op. Dat zijn dus allemaal termijnen die ons zouden moeten nopen tot grote voorzichtigheid. Wat dat betreft ben ik bereid, en zal ik zelfs het engagement nemen, om dat dossier te blijven opvolgen.
Ik wil wel terugkomen op de inspecteurs. Van die inspecteurs moet ik eerlijk zeggen dat ik niet begrijp dat die teams de afgelopen jaren zijn afgebouwd. U hebt gelijk, daar zit veel expertise. Ik zie dat ook in die verslagen zitten. Er is zeer veel expertise. Maar de vorige legislatuur hebben een aantal collega’s terecht vragen gesteld. Vroeger was het zo dat er elke drie jaar een controle gebeurde, en de vorige legislatuur heeft men een onderscheid gemaakt tussen drie en vijf jaar. Niet elk werk wordt dus om de drie jaar gecontroleerd, vandaar die categorieën.
Maar het feit dat er tussen de drie en de vijf jaar wordt gecontroleerd, heeft volgens mij echt wel te maken met een tekort aan personeel. Want als ik al die verslagen op een hoop leg, zie ik een ongelooflijk lange administratieve doorloop, eer het inspectieverslag op het einde wordt goedgekeurd. Daar zitten soms tien, elf maanden tussen. Dat heeft in mijn ogen te maken met het feit dat die inspecteurs alles moeten doen, tot de administratieve afhandeling van het hele dossier toe.
Dan zie je ook vaak in die inspectieverslagen, en dat baart mij zorgen, dat herstellingen goedgekeurd zijn en worden uitgevoerd, en dat een inspecteur vijf jaar later vaststelt dat die herstelling eigenlijk structureel niets heeft bijgebracht, en niet goed werd uitgevoerd. Het heeft dus in se niets bijgedragen aan het werk en aan de veiligheid. Dat zijn zaken die we moeten vermijden. In die zin denk ik dat we dit dossier echt moeten blijven opvolgen.
Ik ga nog even in op uw suggestie en uw uitgestoken hand, om te zegen dat we dit over een langere termijn moeten bekijken. Ik denk dat dus ook. En daar denk ik dat we met de commissie werk hebben. In de vorige legislatuur hebben we een kaderdecreet goedgekeurd, met meerderheid en oppositie, over alternatieve financiering en een publiek-private samenwerking, een nieuw kaderdecreet. We hebben Nederland laten komen als voorbeeld, om te zien hoe zij hun werken op tien jaar tijd plannen, zodat alle actoren weten wat er komt. Ik denk dat we in dit geval echt moeten kijken naar een tienjarig akkoord, waarbij er inderdaad met prioriteiten wordt gewerkt, en waarbij we als politici ook van het budget afblijven, en niet beginnen te discussiëren over het budget rond onderhoud.
Minister, ik ben het met u eens dat we nog niet in een toestand zoals Genua zitten. Dat heb ik ook nooit gezegd. Maar het is nog maar van 1992 geleden dat er de laatste keer echt een brug is ingestort, en waarbij een dodelijk slachtoffer is gevallen. Al zeg ik niet dat we daar opnieuw naartoe gaan, maar het kan dus ook bij ons. Ik wil niet aan paniekzaaierij doen, we zijn echt nog niet richting Italiaanse toestanden aan het gaan, maar het is wat mij betreft wel een blijvend aandachtspunt.
Als je kijkt naar de evolutie, stonden er in 2007 45 bruggen op de lijst van de prioritaire, in 2017 stonden er nog 28 op en nu zitten we opnieuw op 44. Als ik de inspectieverslagen bekijk van die tweede categorie, en van die 550 in categorie 3, zijn dat eigenlijk allemaal bruggen met structurele gebreken, waarbij je zo voelt dat ze snel richting categorie 4 zouden kunnen gaan als je niet op de juiste manier ingrijpt.
Het is die aanpak, collega's, die we met z'n allen zouden moeten bekijken om ervoor te zorgen dat we de infrastructuur die er al ligt en waar in mijn ogen geen discussie over bestaat, in tien jaar tijd – wat ook de administratie en de studie van Deloitte aangeeft en die ik bij wil opvragen, minister – terug bij de tijd brengen.
Er zijn een aantal inspectieverslagen die voor mij, ik zal zeggen, onaanvaardbaar zijn. Problemen die vijf jaar geleden werden gesitueerd, worden vijf jaar later opnieuw vastgesteld zonder dat er iets aan is gebeurd. Er is het voorbeeld van een losstaand bord op een brug waarvan de inspecteur vijf jaar geleden aangeeft dat het kan wegwaaien. De inspecteur maakt zelfs met een touw het bord vast aan de reling. Het inspectieverslag van december 2019, vijf jaar later, meldt dat het bord nog altijd losstaat. Mijn medewerkster, die in de buurt woont, is gaan kijken. Het touw hangt er nog altijd en het bord wiebelt nog steeds. De inspecteur die vijf jaar geleden heeft gezegd dat dit een gevaarlijke situatie is en dat het op de rijbaan terechtkomt als het wegwaait, heeft vijf jaar later vastgesteld dat het er nog altijd zo bij staat. Die dingen moeten we eruit krijgen. In plaats van altijd onmiddellijk aan nieuwe infrastructuur te denken, hebben we de plicht om te onderhouden wat we vandaag hebben.
Collega's, minister, er ligt heel wat werk op de plank.
De heer Keulen heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, dit is een heel interessant thema. Zoals collega Rzoska zei: los van ideologie gaat het over veiligheid, en dat belangt alle automobilisten aan, wat ook die mensen hun overtuiging is. Minister, u hebt een belangrijk signaal gegeven: versterking van budgetten, versterking van mankracht. Dat is het begin van de omslag, van een soort van inhaalslag.
Minister, we moeten er met z'n allen ook eens over nadenken – en we zijn daar uw belangrijkste bondgenoot voor – als u het pleidooi moet voeren in de ministerraad. De meeste van die kunstwerken stammen uit de jaren 60 en 70, toen – collega's, dat lijkt nu een verre droom – er op een jaar tijd tot 100 kilometer autosnelweg werd aangelegd. Die infrastructuur van toen wordt ook gezamenlijk ouder en er komt ook gezamenlijk een einde aan wat levensduur betreft.
Minister, u sprak van ‘kunstwerken’. Het zijn gekrenkte kunstwerken, en ze zijn aan het einde van hun levensduur. Een van de ideeën die ik heb – ik zie het nog gebeuren in het kader van economische relance ten gevolge van corona –, is dat men misschien ook naar Openbare Werken en Mobiliteit kijkt en extra investeert in bijvoorbeeld onderhoudswerken. Het is arbeidsintensief en een opsteker voor de sector van het bouwbedrijf, maar het is ook maatschappelijk heel erg belangrijk. Er is misschien wel levensreddend werk aan de winkel. We zijn absoluut uw bondgenoot om misschien wel coronamiddelen in het kader van economische relance in te zetten.
Minister, ik heb in februari zelf aan u ook schriftelijke vragen over de staat van de bruggen gesteld en het staat ook in de vraag van collega Rzoska. Er zijn de bruggen van AWV, uw bruggen. Er zijn de bruggen van nv De Vlaamse Waterweg, en dat zijn ook eigenlijk uw bruggen. Hebt u een zicht op de toestand van de bruggen die toegewezen zijn aan De Vlaamse Waterweg ? U mag het antwoord uiteraard ook schriftelijk geven.
Minister, wat is de waarde van al die kwalificaties? Men catalogiseert bepaalde kunstwerken in niveau 3 en niveau 4. Bij categorie 4 gaan alle knipperlichten af. Als je praat met de mensen van AWV, dan zeggen ze dat het belangrijke mankementen zijn, maar dat de bruggen de eerste twintig jaar niet zullen instorten. Wat is dan de waarde van die categorisering? Genua zit bij ons allen in het achterhoofd, en we mogen geen risico's lopen. Maar als we die categorieën hanteren, hoe ernstig zijn die categorieën dan in de dagelijkse realiteit en praktijk? Wat is de waarde van die kwalificaties?
Als alles natuurlijk communicatie wordt, dan wordt alles een leugen. We weten allemaal dat uw voorgangers, minister Weyts, minister Crevits enzovoort, van goede wil waren. De budgetten zijn vaak het kleinste probleem maar het is natuurlijk een heel determinerende factor om werken gedaan te krijgen. Daarnaast gaat het over vergunningen, gekoppelde werken enzovoort. We moeten aan mensen kunnen uitleggen dat het ene gekoppeld is aan het andere. Zo zullen er ook bruggen tussen staan die misschien wel verdwijnen in het kader van werken, van Oosterweel en dergelijke meer. Het zou goed zijn indien u zou kunnen zeggen in welke mate dingen gekoppeld en dus sowieso een werk van lange adem zijn, en welke bruggen misschien op die lijsten staan, categorie 3 en 4, en hoe dan ook zullen verdwijnen omdat ze in het kader van werken aan de ring rond Brussel of van Oosterweel zullen worden afgebroken.
De heer Verheyden heeft het woord.
Minister, de collega’s hebben al heel wat punten opgesomd. Ik heb nog niet veel ervaring in deze commissie, ik ben nog maar pas lid van het parlement.
Maar het is inderdaad zo dat die bruggen tijdens de vorige legislaturen ook al ter sprake zijn gekomen. Ook deze legislatuur hebben we het er al over gehad. Toen ik echter de krantenartikelen van de afgelopen dagen las, bekroop met toch een gevoel van onveiligheid en wellicht mij niet alleen. Er zijn een aantal bruggen ter sprake gekomen die ik ook gebruik en wellicht ook andere leden van deze commissie.
Het is inderdaad zo dat een aantal kunstwerken in dezelfde periode zijn gebouwd, in een aantal gevallen door dezelfde aannemer. Het gaat dan over dezelfde verkeerde conceptkeuzes, een gebrekkige kwalitatieve uitvoering. Men weet dat, en toch blijven die herstellingen die vaak structureel zijn, aanslepen en worden ze vooruitgeschoven.
Ik kan erin komen dat u werken vooruitschuift omdat ze een impact hebben op de verkeershinder maar dat mag geen excuus zijn om ze niet aan te pakken of er toch minstens voor te zorgen dat ze niet verder aftakelen. Zoals de collega’s ook hebben gezegd, gaat het hier over veiligheid. In die zin sluit ik me daar ook bij aan. Dit is geen kwestie van politiek, dit is een kwestie van over partijgrenzen heen werken aan de veiligheid van de weggebruiker.
Problemen aan bruggen blijven inderdaad ook vaak op de lijst staan omdat ze deel uitmaken van een groter project maar ik zou u toch willen vragen, minister, om daar extra aandacht aan te schenken en om die bruggen aan te pakken zodat ze niet verder aftakelen en de veiligheid niet in het gedrang komt. Ze kunnen dan eventueel structureel worden aangepakt wanneer die grote infrastructuurwerken van start gaan.
Recent las ik een artikel over opnieuw een brug in Italië die is ingestort op een provinciale weg. Dankzij de uitbraak van de coronacrisis waren er geen slachtoffers. We moeten ervoor zorgen dat we niet tot dergelijke toestanden komen. Zo ver zijn we hier nog niet maar als we zien dat wordt afgeraden om onder bepaalde bruggen te parkeren omdat er stukken naar beneden komen, dan moet dit toch worden aangepakt. De heer Rzoska had het nog over een verkeersbord dat daar al jaren losstaat.
Net als de collega’s ben ik tevreden dat u meer middelen wilt vrijmaken en dat u volop wilt inzetten op het herstellen van de bruggen die in de slechtste staat verkeren. Immers, wanneer verhalen zoals we die nu horen ook in het buitenland bekend worden, dan slaan we een slecht figuur, zeker voor een regio die begonnen is met een van de grootste infrastructuurwerken in Europa en waarmee we hopelijk, wanneer die klaar zijn, terecht kunnen uitpakken. Maar wanneer we tegelijk moeten vaststellen dat heel wat bruggen in een lamentabele toestand zijn, dan moeten we daar iets aan doen, ook om economische redenen. Dit maakt zeker geen goede indruk op buitenlandse investeerders. Ik ben dan ook blij dat u daarop wilt inzetten en wij zullen over de partijgrenzen heen, daar ben ik van overtuigd, opvolgen of u dat inderdaad waarmaakt.
Minister Peeters heeft het woord.
Collega's, ik dank u voor de bijkomende vragen. Ik keer terug naar de vragen van de heer Rzoska, over de inspecteurs en de inspectie die moet gebeuren.
Er is inderdaad heel veel expertise in huis – dat heb ik daarnet ook al gezegd – en we weten dat zeker te waarderen. Maar ik moet misschien toch aangeven, zoals ik daarnet al zei, dat een deel van de inspecties, alleszins bij het Agentschap Wegen en Verkeer, door onze eigen mensen, onze eigen expertise gebeurt. Er is in het verleden inderdaad een afbouw geweest, maar men heeft daar dan ook de bewuste keuze gemaakt om de eenvoudigere inspecties – de A-inspecties, de algemene inspecties die, afhankelijk van het type brug om de drie dan wel om de vijf jaar gebeuren – uit te geven. Daarvoor wordt dan een bedrag voorzien. Voor 2019 bijvoorbeeld werd er daaraan een bedrag van 26.000 euro besteed. Er gaan dus toch wel heel wat middelen naar die extra inspectieteams. Wat dat betreft, is het niet zo dat er minder inspecties worden gedaan. Maar er is een verdeling: een deel van de inspecties gebeurt door eigen mensen, door eigen expertise in huis en een deel van de inspecties wordt aanbesteed. Voor de afdeling Expertise Beton hebben we sowieso onze eigen inspecteurs. Ook bij De Vlaamse Waterweg hebben we onze eigen inspecteurs, die al die inspecties uitvoeren.
U zegt dat men door de besparingen heeft beslist om van drie naar vijf jaar te gaan. Zoals de administratie het me heeft uitgelegd, is dat niet het geval, maar gaat het opnieuw naargelang het soort of het type brug om een inspectie van drie of vijf jaar. Men heeft daaromtrent richtlijnen opgenomen in een dienstorder. Dat dienstorder bepaalt de routine van de inspectie, maar ook de soort van inspectie: algemene inspecties, bijzondere inspecties en occasionele inspecties. Ik zal niet heel dat dienstorder overlopen of te fel in detail gaan. Alleszins is het zo dat, omdat er verschillende soorten inspecties zijn, de routine of de periode al eens kan variëren.
We moeten daar ten volle op blijven inzetten. U zegt zelf dat we daarover een tienjarig akkoord zouden moeten maken, over de partijgrenzen heen. Wat dat betreft, heb ik daarnet al verwezen naar de zeshonderd bruggen die op dit ogenblik op categorie 3 en 4 staan, of die 20 procent aan infrastructuur die we voorhanden hebben en die niet in goede toestand is. Daar moeten we zeker iets mee doen. De administratie moet daarvan inderdaad op dit ogenblik die prioriteitenlijst opmaken: wat is nu het meest prioritair, waar moet men overgaan tot vervanging van de infrastructuur, waar kan men door grote infrastructuurwerken, grote onderhoudswerken die bruggen of die kunstwerken terug op peil brengen? We moeten kijken naar de prioritering en dan jaarlijks een vast bedrag vastleggen dat we zo snel mogelijk kunnen inzetten, zodat een en ander wordt bijgebeend inzake die onderhoudsproblematiek en die achterstand, en we de veiligheid zoveel mogelijk terug op peil kunnen brengen.
We moeten dus over de grenzen heen kunnen samenwerken. Ik ben ook blij dat jullie het er allemaal over eens zijn dat we al het mogelijke moeten doen om een en ander mogelijk te maken en daarvoor de nodige budgetten moeten vrij krijgen.
De heer Keulen vraagt hoe we dat ten volle kunnen doen. In het kader van corona hebben we nu zelf de wegenbouw-, maar ook de waterbouwsector, de hand gereikt door ons memorandum te lanceren. Daarbij hebben we gezegd: ‘Er is nu luwte inzake verkeer, het is veel veiliger om te werken. Begin dan ook zoveel mogelijk te werken.’
Wat dat betreft, ben ik blij dat we al ruim 80 procent van de werven, waarvan initieel een heel deel stil lag, opnieuw hebben kunnen laten opstarten. Nu ook de nutsmaatschappijen meegaan, gaat men stilletjes aan naar 100 procent. Op zich is dat een goede zaak. We hebben ook de oproep gedaan om zo veel mogelijk de investeringskalender en de aanbestedingen aan te houden, want in het kader van de relance is het zeker belangrijk dat we de bouwsector een duwtje in de rug kunnen geven. Enerzijds hebben we nood aan die onderhoudswerken en tegelijkertijd is het ook goed voor onze economie dat we dat doen.
Mijnheer Keulen, u vroeg enerzijds ook naar het verhaal van de bruggen van het Agentschap Wegen en Verkeer en anderzijds naar het onderscheid met de bruggen van de Vlaamse Waterweg. Als we kijken naar de kunstwerken, zijn het eigenlijk de kunstwerken die helemaal onder het beleidsdomein Mobiliteit en Openbare Werken vallen. Van die 2700 kunstwerken zijn er een deel bij het Agentschap Wegen en Verkeer, een 800-tal zitten in het beheer van de Vlaamse Waterweg, we hebben er uiteraard ook bij Lantis, we hebben er bij De Werkvennootschap en dergelijke. We hebben over heel het beleidsdomein dus die 2700 bruggen, weliswaar qua beheer en onderhoudswerken soms verdeeld over de verschillende entiteiten. Ook bij het Agentschap voor Maritieme Dienstverlening en Kust (MDK) zitten er nog een aantal. Dat gaat dus over de totaliteit en daar moeten we opnieuw ten volle op inzetten.
U vraagt dan ook: wat met die categorie 4, wat is de ernst van de kwalificatie daarvan? Men verzekert mij opnieuw dat er op dit ogenblik geen risico is dat een brug onmiddellijk op instorten staat. Mochten er risico’s zijn voor de veiligheid van de mensen, verwijs ik onder andere naar de brug in Wommelgem die op dit ogenblik is afgesloten voor autoverkeer, maar niet voor fietsverkeer. Die is afgesloten omdat er door betonrot betonbrokken naar beneden komen en dat is een gevaar voor wie daaronder passeert. Dat kan en mag natuurlijk niet gebeuren, maar in dergelijke precaire situaties wordt de brug dan wel afgesloten om te voorkomen dat er veiligheidsproblemen ontstaan. Dit neemt niet weg dat er in die categorie 4 wel dringend infrastructuurwerken moeten gebeuren: ofwel vernieuwing, ofwel dringende herstellingen. Dat is dus eigenlijk de kwalificatie die aan die categorie 4 gegeven moet worden.
Zoals een aantal collega’s terecht stellen, is het een zaak van budgetten. We hebben natuurlijk een beperkt budget en daarmee kunnen we niet alles gelijktijdig doen. Zou ik veel meer budget hebben, zou ik inderdaad veel meer onmiddellijk willen realiseren. Maar we zijn daar natuurlijk gebonden: koken kost geld en we willen onze budgetten opnieuw zo goed mogelijk besteden. Soms hangt het echter af van andere factoren, van het vergunningenbeleid, van het feit dat het in een groter kader zit. De heer Rzoska heeft inderdaad gezegd dat een aantal bruggen al tien, vijftien, soms zelfs twintig jaar op die lijsten staan. Ik geef hier maar het voorbeeld van de R0 waar de Werkvennootschap op dit ogenblik bezig is met het viaduct van Vilvoorde. Daar gaan we dit jaar beginnen met het weghalen van asbest. Ook die bruggen of kunstwerken moeten een grondige renovatie krijgen, dat zit mee in de planning, maar dat zit in het grotere werk van alles rond die R0. Het kan dus niet allemaal gelijktijdig.
Maar we hebben alleszins toch ook goede voorbeelden. Ik verwijs dan graag opnieuw naar het viaduct van Gentbrugge, waar we in 2018 ook brokstukken naar beneden zagen vallen en waar men nu de middelen voor heeft vrijgemaakt om dat zo snel mogelijk te renoveren. Het is opnieuw belangrijk om daar ten volle op te blijven inzetten en daar een verhoogde aandacht aan te geven.
Mijnheer Verheyden, u zegt nog dat u een groot onveiligheidsgevoel hebt als u hoort dat de meeste van die kunstwerken dateren van de jaren 60 en 70, ruim vijftig jaar of ouder zijn en dat er toch wel dringend een en ander gedaan moet worden. Die inspecties zijn heel belangrijk, maar we weten ook dat heel veel van die kunstwerken, en specifiek de bruggen, toch een levensduur zouden moeten hebben van honderd jaar. Dat is één zaak die ik wilde meegeven. Veiligheid is sowieso een heel belangrijk aspect. Daarvoor dienen die inspecties, en ook die indeling in categorieën en de opmaak van die lijst van prioritaire kunstwerken.
Anderzijds zijn ook tal van andere infrastructuurwerken van groot belang. Ik denk maar aan de modal shift. Inzake het goederentransport hebben we in het verleden duidelijk de keuze gemaakt dat er meer vrachtvervoer van de weg en naar het water moet. Wat dat betreft, hebben we bijvoorbeeld het project van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA), waarbij men zestig bruggen over dat Albertkanaal heeft verruimd, verhoogd om ervoor te zorgen dat er meer goederen via de binnenwateren kunnen worden vervoerd. Ook daar is dus ingezet op infrastructuurwerken, op kunstwerken, die misschien niet onmiddellijk op een lijst van precaire situaties stonden, maar wel nodig waren voor de modal shift. Dit om maar aan te tonen dat koken geld kost, dat we de middelen die we hebben, zo goed mogelijk moeten besteden.
Maar opnieuw, veiligheid is wat dat betreft een heel belangrijk aspect. U mag me daarover de komende jaren in deze commissie zeker nog meermaals interpelleren. Ik heb de ambitie om zo veel mogelijk van die precaire situaties te verhelpen. Veiligheid is iets dat ons allemaal aanbelangt. Ik hoop uiteraard dat ik die ambitie zeker kan waarmaken en dat we de nodige middelen kunnen aanwenden om ervoor te zorgen dat de veiligheid te allen tijde kan worden gegarandeerd.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, er zijn een aantal punten die ik toch nog eens wil aanstippen. Ik ga me beperken tot drie, want er is zeer veel gezegd, en er zijn zeer veel dingen gezegd waar ik het ook mee eens ben.
Belangrijk zijn die budgetten. Ik zal u daar bijkomende vragen over stellen, eventueel schriftelijk, omdat een aantal dingen die u gisteren en ook vandaag hebt aangekondigd, voor ons als parlement nog niet duidelijk zijn. Dat kan natuurlijk ook niet, want het GIP zit nog in zijn ontwerpfase en we moeten nog een aantal dingen zien. Ook uw voorganger heeft de budgetten opgetrokken. Minister Weyts begon in 2017 met 16 miljoen euro en heeft dat systematisch opgetrokken, tot 55 miljoen euro. Ook daarbij was het voor het parlement soms moeilijk om te volgen wat naar waar ging in die kunstwerken. U kondigde gisteren en kondigt vandaag 150, 160, tot zelfs 200 miljoen euro aan, waarbij u bijvoorbeeld ook de bruggen over het Albertkanaal meeneemt. Ik denk dat het voor het parlement ook interessant en nodig is dat we die transparantie behouden, ook wat die budgetten betreft. U hebt blijkbaar graag dat ik daar vragen over stel. U mag bijkomende vragen verwachten.
Dan is er het plan van aanpak. We moeten toch eens bekijken of we daarin toch geen stap vooruit kunnen zetten. We zijn daar vorige legislatuur in geslaagd met die ad-hoccommissie inzake de alternatieve financiering. Men zou moeten kunnen zien wat er nodig is op een termijn van tien jaar. Dan is die studie van Deloitte natuurlijk wel boeiend. Kunnen we toch niet naar een planning gaan waarbij er kamerbreed – want dat is wel degelijk een politieke keuze, en geen ideologische, daarover ben ik het eens met de collega’s – kan worden bepaald wat er nodig is om die infrastructuur veilig te houden? Minister, er zijn inderdaad projecten waarbij men probeert om vrachtverkeer om te zetten in een ander soort verkeer, maar de bruggen die zoveel jaar geleden zijn gebouwd, heeft men toen ook niet gebouwd met de intensiteit qua verkeer die we vandaag kennen. Ik weet dat het de bedoeling was om die bruggen honderd jaar te laten staan, maar zoveel jaren geleden had men ook niet de rekenmodellen en zeker niet de intensiteit van vandaag. Als we zien wat er vandaag soms gebeurt op wegen, dan denk ik dat we daar toch rekening mee moeten houden.
Ik ben het eens met collega Keulen als hij zegt dat dit dossiers zijn waarin de Vlaamse overheid, de Vlaamse Regering een actor kan zijn om de economie opnieuw op gang te trekken na corona. Specialisten wijzen daar ook op. Wim Moesen is een van diegenen die regelmatig zeggen dat, als je als overheid investeert in dit soort projecten, in het onderhoud van infrastructuur, je inderdaad opnieuw de economie mee op gang kunt trekken.
Collega’s, wat mij betreft, ligt er werk genoeg op de plank. Ik ben blij dat er een sense of urgency is. We mogen dit momentum om door te schakelen en stappen vooruit te zetten, nu niet loslaten.
De interpellatie is afgehandeld.