Verslag vergadering Commissie voor Wonen en Onroerend Erfgoed
Vraag om uitleg over het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen en een mogelijk conflict met de federale wetgeving
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werden deze vragen om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, u hebt het Fonds ter bestrijding van uithuiszetting versneld in werking laten treden wegens de coronacrisis. Daardoor kunnen mensen vandaag niet uit hun huis worden gezet. Dat is een heel goede zaak en een goede maatregel. In de praktijk merken we echter dat er heel veel vragen tot bij ons komen over de concrete werking van het fonds, die voor een aantal steden en gemeenten nog onduidelijk is. Die vragen geef ik bij dezen graag aan u door, opdat onze steden en gemeenten meer duidelijkheid zouden krijgen.
Het fonds geeft een tegemoetkoming aan het OCMW dat een huurder met huurachterstal begeleidt. Ik had enkele vragen over de modaliteiten ter zake. Het OCMW beslist autonoom of het een huurder specifiek zal begeleiden als die een betalingsachterstal heeft, maar op basis waarvan wordt die autonome beslissing genomen? Welke criteria zijn van toepassing om zo’n beslissing te nemen? Stel dat een huurder niet akkoord gaat, dat die niet of net wel wil worden begeleid, heeft die de mogelijkheid om tegen die beslissing beroep aan te tekenen en een beroep te doen op dat fonds?
Om een beroep te doen op het fonds, moet er sprake zijn van een huurachterstal die minstens twee keer de huurprijs bedraagt. Het OCMW betaalt dan binnen de vijf werkdagen na ondertekening 50 procent van achterstal terug. Wat gebeurt er met de overige 50 procent die onbetaald blijft? Wordt dat opgenomen in een afbetalingsplan dat deel uitmaakt van de begeleidingsovereenkomst, en binnen welke termijn zal het openstaande saldo dan aan de verhuurder moeten worden betaald? Hoe wordt geregeld dat dit afbetalingsplan haalbaar blijft voor de betrokken huurder en niet leidt tot het opbouwen van nieuwe achterstallen?
Een vraag die ik ook meermaals kreeg, is de volgende: welke rol heeft het OCMW als het met dat afbetalingsplan niet lukt, wat moet het OCMW dan doen?
Het fonds geeft een tegemoetkoming aan het OCMW dat een huurder met huurachterstal begeleidt, maar is het fonds bijvoorbeeld ook toegankelijk voor huurders die geen OCMW-cliënten zijn? Daar zijn in de praktijk ook al vragen over binnengekomen.
Ten slotte heb ik nog een algemene opmerking. Het fonds is in de praktijk nog te onbekend. Ziet u zelf maatregelen die u wilt of kunt inzetten om dat nog bekender te maken, of het toch nog optimaler in te zetten, zeker in deze tijden van coronacrisis en de problemen als gevolg daarvan die er meer dan waarschijnlijk zijn op de huurmarkt?
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, ik heb een heel specifieke vraag uit de praktijk over de concrete toepassing van het systeem van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen. Dit begint ingang te vinden en de OCMW's willen het ook toepassen.
Ik besef dat het een tijdelijk probleem is, maar er is momenteel nog een grijze zone. Als aanvragen die in april zijn gebeurd om een beroep te doen op dat fonds, niet op tijd worden ingelost, dan komen wij in conflict met een artikel uit de federale wetgeving die stelt dat OCMW's binnen dertig dagen formeel moeten antwoorden over het al dan niet toekennen van steunaanvraag aan een cliënt, hier meer bepaald over de tegemoetkoming in huurachterstallen. We willen natuurlijk niet weigeren omdat we nog niet weten of er geweigerd zal worden. We willen ook niet toekennen omdat we niet weten of er toegekend kan worden. We zitten daar dus in een zekere flou.
Ik weet dat dit een tijdelijk probleem is dat opgelost zal geraken, maar ik wou toch formeel uw mening hierover vragen alvorens de federale controleurs ons op het matje zouden roepen.
Minister Diependaele heeft het woord.
Het besluit regelt de voorwaarden waaronder het OCMW een tussenkomst kan krijgen van het fonds, niet de voorwaarden waaronder het OCMW hulp kan bieden aan particulieren. Niets belet een OCMW om steunaanvragen van particulieren reeds te behandelen en afspraken te maken tussen de huurder en verhuurder over een afbetalingsregeling vóór 1 juni.
Vanaf 1 juni kan de aanvraag dan bij het fonds worden ingediend. De regelgeving voorziet enkel dat een begeleidingsovereenkomst tussen de drie partijen is afgesloten om in aanmerking te komen voor de tussenkomst van het fonds en stelt geen verdere voorwaarden. Ook vanaf 1 juni zal de beslissing over de steunaanvraag door het OCMW worden genomen, alvorens de aanvraag wordt ingediend bij het fonds.
Het doel van het fonds is om uithuiszettingen te bestrijden voor alle private huurders. Zoals reeds aangegeven, regelt het besluit de voorwaarden waaronder het OCMW een tussenkomst kan krijgen van het fonds en niet de voorwaarden waaronder het OCMW hulp kan bieden aan particulieren. Het behoort tot de autonomie van het lokale bestuur om te bepalen voor wie en of er een beroep wordt gedaan op het fonds. Het fonds is dus zeker toegankelijk voor huurders die geen OCMW-cliënten zijn. Het is uiteraard wel vereist dat de steunaanvraag bij het OCMW gebeurt, aangezien de tegemoetkoming van het fonds wordt verleend aan het OCMW.
Voor elke steunaanvraag is het OCMW gehouden om een sociaal onderzoek te voeren naar de behoeftigheid van de betrokkene. Dit gebeurt door middel van een sociaal onderzoek, waarbij er een inschatting wordt gemaakt van het bestaan en de omvang van de behoefte aan de dienstverlening. Dat is artikel 60 van de organieke OCMW-wet.
Indien behoeftigheid wordt vastgesteld en het OCMW oordeelt dat een tussenkomst van het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen kan bijdragen tot de haalbaarheid van een afbetalingsplan voor de opgelopen huurachterstal, zal het fonds een tegemoetkoming aan het OCMW verlenen.
Er worden vanuit de Vlaamse overheid geen criteria opgelegd aan OCMW’s op grond waarvan zij al dan niet beslissen een beroep te doen op het fonds. Het OCMW oordeelt autonoom of een stabiele woonsituatie haalbaar is. Dit houdt in dat de huurder na afloop van de begeleidingsovereenkomst geen nieuwe huurachterstand heeft opgebouwd. Als de steunaanvrager het niet eens is met de beslissing van het OCMW kan hij het gebruikelijke beroep tegen een beslissing van het OCMW instellen.
Doordat de verhuurder op zeer korte tijd de helft van de huurachterstal ontvangt, vervalt de dreiging van een uithuiszetting. Voor de overige 50 procent spreken de huurder, verhuurder en het OCMW een afbetalingsregeling af. Ook hier legt het besluit geen bijkomende voorwaarden op voor de opmaak van die afbetalingsregeling. Het OCMW is immers het best geplaatst om op basis van het sociaal onderzoek te oordelen of een stabiele woonsituatie na de begeleidingsovereenkomst haalbaar is. De concrete modaliteiten van de overeenkomst zullen dus verschillen van geval tot geval, afhankelijk van wat er overeengekomen wordt tussen de verschillende partijen. Ik denk dat iedereen het erover eens is dat de OCMW's het best zijn geplaatst om dit te doen.
Zoals ik al had aangegeven in de commissie van april, waren we genoodzaakt om de geplande fysieke informatiesessies van Wonen-Vlaanderen en de VVSG te annuleren ten gevolge van de coronamaatregelen. Deze informatiesessies waren voornamelijk gericht op medewerkers van OCMW’s en andere welzijnsactoren of hulpverlenende instanties die preventief optreden tegen uithuiszettingen. De deelnemers zijn zo snel mogelijk op de hoogte gebracht van de annulatie en doorverwezen naar de website van Wonen-Vlaanderen, waar de werking en voorwaarden van het Fonds ter vestrijding van de uithuiszettingen wordt toegelicht. Iedereen werd dus doorverwezen naar de website. Eerstdaags zal er ook een bevattelijke Vragen en Antwoorden online ter beschikking worden gesteld, samen met een stappenplan waarin wordt toegelicht hoe het OCMW de aanvraag bij het fonds kan indienen en op welke manier de OCMW’s dit het best kunnen inbedden in hun werking. De OCMW-medewerkers die ikzelf heb ontmoet de laatste weken, vragen zelf naar het fonds. Ik denk dat de bekendheid heel goed meevalt en ik vertrouw erop dat OCMW-medewerkers wel degelijk op de hoogte zijn van de instrumenten die zij kunnen gebruiken om hun werk goed te doen.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik herhaal even. Niet-OCMW-cliënten kunnen er een beroep op doen. Er worden geen criteria opgelegd, het OCMW bepaalt autonoom. De Vragen en Antwoorden-rubriek komt eraan en de bekendheid gaat in progressieve lijn. Dat is allemaal goed, maar ik stel me toch nog vragen. 50 procent wordt voorgeschoten en bij de andere 50 procent heb ik toch vragen.
De OCMW's – en die opmerkingen komen tot bij ons – vragen naar meer concrete handvatten. Voorlopig zijn er maar twee andere opties voor die andere 50 procent. Stel dat ze niet wordt betaald, dan gaat men de huurder aansporen om te betalen. Maar stel dat de huurder dat na een aantal weken niet kan en de verhuurder dit niet oké vindt? Het OCMW kan ook zelf de afbetaling doen, maar er komen met het fonds eigenlijk al heel veel lasten op het OCMW. Het is een goed fonds, maar er gaat heel veel verantwoordelijkheid en heel veel last, financiële en ook andere, naar het OCMW. De OCMW's zitten daar een beetje gewrongen. Wat wordt er van hen verwacht? Ik hoor u nu zeggen dat het eigenlijk aan het OCMW is om onderling af te spreken met huurder en verhuurder. Ik snap het wel, maar de toekomst zal uitwijzen of het als handvat concreet genoeg is voor de OCMW's om het fonds in de praktijk het meest optimaal te laten werken. Ik weet dat er op het terrein vragen leven. Hoe ver moeten wij met die begeleiding gaan? U kunt zeggen dat men dit autonoom kan beslissen, maar ik stel er mij toch vragen bij. Gaat het enkel over het financiële? Gaat het over een afbetalingsplan?
Ik heb ook nog één echte kritiek. De begeleidingsovereenkomst die in het fonds is opgenomen, moet ook door de verhuurder worden ondertekend. Dat betekent dat de verhuurder op dat moment een zicht heeft op bepaalde elementen uit het leven van de huurder – nevenproblematieken zoals een uitkering die niet in orde is, schuldhulpverlening die moet worden opgestart –, zaken waar de verhuurder in kwestie in se niets mee heeft te maken. Hij hoeft er ook niet echt een zicht op te krijgen. Ik wil deze kritiek toch meegeven.
Ik zal het verder opvolgen, want ik vrees voor het onderling afspreken voor die andere 50 procent. Als alles goed gaat en de huurder heeft een afbetalingsplan dat hij nakomt, dan is het super en werkt het fonds optimaal. Maar ik vrees toch voor die tweede 50 procent, voor die problematische cases. Als de OCMW’s dan het gevoel krijgen dat ze het allemaal maar alleen moeten oplossen, vrees ik dat er weer nieuwe problemen ontstaan. Zoals gezegd: het is een beginnend fonds. Laten we het goed opvolgen, zodat het fonds inderdaad optimaal kan werken.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Minister, dank u wel om zeer duidelijk op mijn concrete vraag te antwoorden. Zo lossen we het inderdaad nu ook al op. Aan de huurder die zo’n tegemoetkoming vraagt, zeggen we dat we eerst bemiddeling zullen opstarten met de verhuurder en een afbetalingsplan zullen proberen op te stellen in afwachting van een effectieve aanvraag bij het fonds. Ik denk dat dat ook de werkwijze is die u promoot voor de toekomst, namelijk dat sowieso de eerste stap in die begeleidingsovereenkomst dat afbetalingsplan tussen verhuurder en huurder moet zijn, dat dat de eerste toevlucht moet zijn.
Mevrouw Moerenhout, ik zou toch nog wel eens het feit willen benadrukken dat dit een pure vorm van aanvullende steun is, het is geen wettelijke verplichting van een OCMW om daarin tussen te komen. De autonomie van het OCMW en van het sociaal comité speelt daar ook erg. U zegt dat het OCMW aan zijn lot overgelaten wordt. Ik denk dat we hier heel duidelijk moeten zeggen aan alle OCMW’s en aan alle comités dat daar ook een gevaar in schuilt. Ik merk ook dat heel veel schuldbemiddelaars en verhuurders aan een huurder die niet kan betalen, zeggen dat hij dan maar snel naar het OCMW moet gaan. Dat is uit eigenbelang, in de hoop dat het OCMW die huur dan wel betaalt en dat hij ervan af is. Maar daarmee responsabiliseer je de verhuurder niet en al zeker niet de huurder. Ik denk dat het zeker aan de OCMW’s is – en zij krijgen die autonomie – om daar heel restrictief mee om te gaan en het bijna case per case te bekijken. Is dat een huurder die al gekend was bij het OCMW? Er wordt dan een sociaal en financieel onderzoek gedaan. Is dat een huurder die zelf de inspanningen levert om zijn financiële situatie te verbeteren? Daar kunnen dan autonoom voorwaarden aan verbonden worden binnen het OCMW. Er wordt namelijk inderdaad heel veel gefinancierd van bovenaf, maar als je daar te los mee omgaat, bezwaart dat de OCMW-kas enorm. Ik denk dus dat het ook een zaak is van responsabilisering vanuit de lokale besturen.
De heer Veys heeft het woord.
Minister, ik denk dat het fonds een goed instrument kan zijn voor huurders die voor lange tijd met betalingsproblemen kampen. In die zin vind ik het dan ook een verbetering ten opzichte van de vorige versie, maar in de vorige legislatuur werd al beslist om dat aan te passen. Ik en mijn fractie vinden dan ook dat dat gebruikt moet kunnen worden voor elke private huurder die in betalingsproblemen komt, voor of na de crisis. Als we bijvoorbeeld specifiek kijken naar de mensen die nu getroffen zijn, zien we dat velen daarvan bijvoorbeeld in januari of februari hun job verloren hebben. Zij zouden anders vlot een nieuwe betrekking gevonden hebben, maar dat is nu niet het geval. Zij lopen nu het risico achterop te geraken, door de omstandigheden. Dan denk ik dat we – en ik denk dat alle fracties dat idee delen – ervoor moeten zorgen dat zij niet verder achteruit geduwd worden. Ik vrees echter – en mijn fractie ook – dat het huidige fonds totaal niet geschikt is voor huurders die door de crisis in de problemen komen. Daar zijn we nu net allemaal samen een oplossing voor aan het zoeken.
Zoals collega Moerenhout al aangaf, komt het fonds pas tussen voor een huurachterstand ten bedrage van twee volledige maanden huur. De problemen die we nu zien, gaan heel vaak over kleinere bedragen. De vraag van collega Smeyers geeft al aan dat het toch geen evident instrument is. Het feit dat dit komt uit een OCMW van een centrumstad – en ik heb er zelf lang gewerkt – geeft toch wel aan dat dit zeker ook in kleinere gemeenten allemaal niet evident is. Ik wil dus oproepen om dit zo vlot mogelijk met de OCMW’s te laten verlopen. Maar daar bent u al mee bezig, heb ik gehoord.
Vele private huurders lopen die huurachterstal al op sinds april of mei en zullen in aanmerking kunnen komen voor die aanpassing. Maar vandaag is dat nog geen bedrag van twee volledige maanden huur. Ook volgende maand zal dat het geval nog niet zijn.
Dus opnieuw, het fonds is geen of geen afdoende oplossing voor wie vandaag in de problemen zit. Wie wacht tot twee maanden huurachterstal, loopt het risico de deadline van oktober te missen, waardoor het fonds minder tussenkomt. Daar zit te weinig logica in en dat is nog iets te star. Daarom hebben wij en andere fracties al meermaals opgeroepen om de huurders en verhuurders die het vandaag door de crisis moeilijk hebben, te helpen met een tijdelijke premie en het fonds te laten tussenkomen in die kleinere huurachterstallen. Dat moet niet veel meer kosten, maar het zal veel grotere problemen op korte en middellange termijnvoorkomen.
Minister, waarom wil u het Fonds ter bestrijding van de uithuiszettingen expliciet niet inzetten voor een kleinere huurachterstal dan twee maanden? Het fonds zou bijvoorbeeld voor 50 procent van de maandelijkse huurprijs kunnen tussenkomen. Dat zou vandaag net heel veel problemen kunnen oplossen.
Er bestaat zoiets als voortschrijdend inzicht, ik mag daar toch op hopen. Bent u vandaag nog altijd van mening dat de huidige maatregelen voldoende zijn, dat er geen bijkomende maatregelen nodig zijn voor de moeilijke situatie op de private huurmarkt?
De heer De Meester heeft het woord.
(slechte geluidskwaliteit)
Aansluitend bij de opmerkingen van mevrouw Moerenhout en de heer Veys, wil ik het nog over een paar puntjes hebben.
Minister, hebt u een evaluatie gepland van de beginnende werking van dit fonds om daar eventueel snel lessen uit te kunnen trekken? Ik heb dezelfde vraag als mevrouw Moerenhout, namelijk of die 50 procent volstaat. Moeten we geen hoger bedrag ter beschikking stellen van mensen die acuut in de problemen zitten? Een evaluatie is dan ook cruciaal om snel te kunnen bijsturen. Is een dergelijke evaluatie gepland?
Ik heb dezelfde bedenking als de heer Veys wanneer het gaat over die kleinere bedragen. Nu is men ingesteld op minimum twee maanden huurachterstal, maar het grote voordeel van een kleine achterstal is dat je veel sneller problemen kunt detecteren, dus voor ze ontsporen.
Ik blijf een beetje op mijn honger wat uw antwoord betreft op de vraag in welke mate private huurders die momenteel geen OCMW-cliënt zijn, zullen worden betrokken in het systeem. Als ik mevrouw Smeyers hoor, dan vrees ik voor een zeer restrictieve invulling van het systeem. Volgens haar bestaat het gevaar dat er te veel een beroep zou worden gedaan op het fonds en moeten we huurders responsabiliseren. Zij moeten ook zelf inspanningen doen om hun financiële situatie te verbeteren. Mevrouw Smeyers, we zitten in een coronacrisis, mensen hebben nu niet de luxe om snel iets aan hun financiële situatie te doen. Veel private huurders worden getroffen door de situatie en zitten helemaal niet in het profiel of netwerk van die OCMW-cliënten. Minister, in welke mate kunnen we hen betrekken in dit systeem? Weten zij van het bestaan van het fonds? Of voorziet u voor hen in andere maatregelen zoals het optrekken van de Huurdersbond? Hoe breed wilt u gaan met die maatregel, met dat fonds?
Als ik zie hoeveel variabelen en onzekerheden in het systeem zitten, denk ik dat het van groot belang is om het verbod op uithuiszettingen te verlengen. We hebben daartoe een voorstel van resolutie ingediend samen met mevrouw Moerenhout. Het gaat om een en-enverhaal: het fonds kan op zich een grote bijdrage leveren, maar we moeten ook een echt verbod instellen en verlengen zodat uithuiszettingen kunnen worden vermeden.
Minister Diependaele heeft het woord.
Er zijn natuurlijk een paar mensen die de discussie van de voorbije twee commissievergaderingen wat gaan herkauwen. Geen probleem daarmee, maar de meeste antwoorden zijn toen al gegeven. Ik kom daar straks nog eventjes op terug.
Mevrouw Moerenhout, voor alle duidelijkheid, ik heb geen enkel probleem met kritiek, maar ik probeer u de ontstaansgeschiedenis van het fonds te schetsen. Ik heb het niet zelf in de commissie meegemaakt – ik zat in de vorige legislatuur niet in de commissie Wonen –, maar ik weet wel dat zowat alle fracties, ook van de oppositie, daar toen heel blij mee waren. Er zullen zonder twijfel wel bepaalde constructieve opmerkingen zijn geweest. Het systeem dat we daarvoor kenden, was nog onder minister Van den Bossche opgesteld, denk ik, maar daar ben ik niet helemaal zeker van. Dat werkte niet. Dat is vorige legislatuur omgevormd tot een fonds waar écht financiële middelen in zaten. Dat was het grote voordeel. Dat is helemaal uitgebouwd, samen en in overleg met de VVSG. De steden en gemeenten zijn dus betrokken van bij het begin, van bij de conceptie van dat fonds.
Wat het OCMW hier nu moet doen, is ook niets nieuws, voor alle duidelijkheid. OCMW’s hebben de jongste jaren altijd al geholpen en bijgestaan als er problemen waren met huurachterstal. Meestal gaat het trouwens niet alleen over huurachterstal, is er een ruimere problematiek. Dan is het OCMW ontegensprekelijk – ik kan me niet voorstellen dat iemand iets anders beweert – het best om in te schatten wat de oplossing is, hoe dat moet worden aangepakt. OCMW’s zijn daar ook altijd bij betrokken geweest, via de VVSG, zoals ik heb gezegd. Dat lijkt me de logica zelve. Dat lijkt me duidelijk. De OCMW’s hebben die ervaring. Dit onderdeel maakt nu al deel uit van hun werking. Alleen kunnen zij nu extra gebruikmaken van dat fonds. We gaan daar dus een extra ondersteuning voor geven.
Dan de vragen die eigenlijk al werden behandeld. De vraag zal wel blijven komen. Ik heb geen probleem daarmee. Daar is de oppositie voor, natuurlijk. Het fonds is echter specifiek gericht op het bestrijden van uithuiszettingen, en een uithuiszetting zal niet gebeuren als je maar een halve maand huurachterstal hebt. Die uithuiszettingen, dat zijn de meest precaire gevallen, en daarop willen we onze middelen inzetten. Daarop spitsen we ons toe. We willen vermijden dat mensen op straat komen te staan door huurachterstal. Dat lijkt me een goede zaak. Ik denk dus dat die twee maanden wel degelijk goed zijn. Dat was voor corona of wat dan ook trouwens ook zo. U weet dat dit systeem sowieso ingang zou hebben gehad vanaf 1 juni. We hebben alleen die extra maanden erbij genomen wegens corona. Mensen die door corona worden getroffen en die twee maanden huurachterstal opbouwen, zullen worden geholpen door dat fonds. Het OCMW kan daar die aanvraag voor doen.
Er was nog één vraag, van de heer De Meester. Mijnheer De Meester, ik heb u heel duidelijk gezegd dat de OCMW’s betrokken zijn bij de conceptie van dit hele systeem, via de VVSG. In mijn beleidsnota staat trouwens dat die evaluatie zal gebeuren over een periode van twee jaar. Uiteraard zullen de OCMW’s en de VVSG daar opnieuw bij worden betrokken.
Mevrouw Moerenhout heeft het woord.
Minister, ik ben mijn vraag begonnen met te zeggen dat ik het een goede zaak vind. Ik heb het fonds, de heruitvinding van het fonds en heel de evolutie gevolgd. Natuurlijk is het een goede zaak dat het fonds er is. Leg me dus geen woorden in de mond die ik helemaal niet heb gezegd of helemaal niet bedoel.
Dat weerhoudt ons er echter niet van om, als er concrete vragen opkomen over de werking van een nieuw fonds, die toch ter harte te nemen, om die naar het parlement te brengen, ze aan u of uw kabinet te stellen en ze op te volgen. Dan gaat het eigenlijk niet eens over oppositie of meerderheid, maar gewoon over de wetgevende en controlerende functie van dit parlement. Dat lijkt me geen kwestie van afkeur of voorkeur of kritiek, maar gewoon een kwestie van onze job doen.
Wat u eerst hebt gezegd, klopt natuurlijk. U wilt met dat fonds vermijden dat mensen uit hun huis worden gezet. De collega’s van PVDA en sp.a gaan nog een stapje verder, en terecht voor mij, omdat we vandaag in die coronatijden zitten en daar opeens heel veel mensen opduiken. Mevrouw Smeyers heeft dat in een vorige commissievergadering ook gezegd. Bij de OCMW’s zien ze opeens allerlei mensen die ze eigenlijk jaren niet hebben gezien. We zitten vandaag in heel precaire tijden, en wonen, huren, uithuiszettingen zijn heel symptomatisch voor die precaire tijden, en ook voor de precaire omstandigheden waarin heel veel mensen zitten. Dat is dan inderdaad iets waaraan we moeten werken.
U zegt dat het doel van het fonds is om uithuiszettingen te vermijden, maar het klopt wat de heer De Meester zegt. Als er nog mazen in het net zijn, dan zou het een logisch gevolg zijn om die mazen op te vullen. Dat kan door het fonds uit te breiden en onze vragen ter harte te nemen. Dat kan ook door het verbod op uithuiszettingen te verlengen. We zien ook dat de buurlanden dat hebben gedaan.
Ik wil afsluiten met het pleidooi om onze vragen ter harte te nemen of om op andere manieren de mazen in het net te sluiten. Het is logisch dat die er zijn bij een startend fonds, maar we kunnen ze ons niet veroorloven omdat we in een precaire situatie zitten als gevolg van de coronacrisis. Dus, zorg alstublieft voor een evaluatie of voor een langer verbod op uithuiszettingen of voor andere manieren om ervoor te zorgen dat er geen uithuiszettingen zijn en dat huurders beter worden beschermd, zoals wij en een steeds groter deel van de maatschappij vragen. De coronacrisis is niet voorbij en er komen veel grotere problemen op ons af dan dat er de voorbije jaren waren.
Ik heb nog een aantal meer concrete vragen, maar ik zal ze schriftelijk indienen. Groen zal dit alleszins verder blijven opvolgen.
Mevrouw Smeyers heeft het woord.
Ik wil tot slot nog even reageren op wat de heer De Meester zei en een onduidelijkheid wegwerken. Dat fonds is er niet alleen voor coronagedupeerden. De toepassing is nu versneld en de huurachterstallen vanaf 1 april worden in rekening gebracht, maar er zal een veel groter toepassingsgebied zijn. Veel meer gevallen zullen dus een tegemoetkoming vanuit het fonds kunnen krijgen. Ik wil ervoor waarschuwen dat er niet een soort van reclame of stimulans voor huurders mag zijn om snel twee maanden huurachterstand op te bouwen om dan een toevlucht te kunnen nemen tot het OCMW.
Het is de taak van het OCMW om ook aan verhuurders te zeggen dat het niet zo gemakkelijk is dat het OCMW huurgelden op de rekening zal zetten. Er zal sowieso eerst altijd geprobeerd worden om te responsabiliseren. Dat is tenminste mijn visie, mijn sociale rechtse visie, en die verschilt van die van de heer De Meester. Dat zal altijd zo blijven, denk ik, vrees ik, hoop ik … Het is heel nobel om uithuiszettingen te vermijden, maar het mag niet de bedoeling zijn om elke huurder en verhuurder in de hangmat te leggen van de OCMW's. Er moet geresponsabiliseerd worden, en dat zal in de begeleidingsovereenkomst duidelijk zijn.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.