Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
De heer Warnez heeft het woord.
Het aanbieden van leasefietsen is in absolute opmars. We zien dat het aantal fietsleasingcontracten jaarlijks verdubbelt. Volgens een onderzoek in De Tijd hebben ondertussen een 50.000-tal mensen een fietsleasingcontract.
Er wordt dan eigenlijk een fiets ter beschikking gesteld in ruil voor een ander voordeel. Dat heet het cafetariaplan. Dat voordeel kan van alles zijn. Dat gaat over het verlagen van de anciënniteit van het personeelslid, het inleveren van vakantiedagen of loopbaanspaardagen of het inleveren van een deel van de eindejaarstoelage.
Wat is het probleem? Voor personeelsleden van de publieke sector is het niet mogelijk een financieel voordeel te krijgen. In de publieke sector mag men namelijk het brutosalaris niet zomaar verlagen. Dat is vastgelegd met de sectorale onderhandelingen voor de lokale besturen in een besluit van de Vlaamse Regering van 7 december 2007 voor de personeelsleden van de Vlaamse overheid in de bijlage voor het Vlaams Personeelsstatuut.
Ik heb u daarover een schriftelijke vraag gesteld op 1 oktober, minister. En u hebt toen ook bevestigd dat het niet mogelijk is om een stuk van het brutosalaris in te houden ten voordele van een fiets. Op basis van die besluiten is het dus niet mogelijk om de anciënniteit van een personeelslid te verlagen, vakantiedagen in te ruilen, een deel van de eindejaarstoelage in te houden, enzovoort.
In een aantal besturen wordt dat cafetariaplan al toegepast, bijvoorbeeld in de stad Antwerpen. En ik meen ook dat ik heb horen zeggen dat Mechelen daarover een gunningsprocedure heeft afgesloten. Aan de personeelsleden van de stad wordt dan een leasefiets gegeven in ruil voor het ander financieel voordeel, door de aftrek van een leasebedrag van het brutosalaris. U hebt gezegd dat dat niet kan, dus laat ons eufemistisch zeggen dat dat wat in de donkerbruine zone fungeert. Daardoor verkeren honderden tot duizenden personeelsleden in steden in een verloningsonzekerheid.
Het is wel belangrijk dat die fietsleasing er is, denk ik, voor steden en gemeenten en voor gemeentelijk personeel, het onderwijs, enzovoort. Het is nadelig voor het personeel als dat niet kan, het is goed voor het klimaat als we dat wel toestaan. De fietser mag evenwaardig zijn aan de automobilist, ook in het verloningsstelsel.
Minister, hebt u sinds vorig jaar stappen ondernomen om fietsleasing ook binnen de lokale besturen en – bij uitbreiding – de gehele publieke sector mogelijk te maken en aan te moedigen? Zo niet, welke initiatieven zult u nog nemen? Hoe moeten steden en gemeenten die het cafetariaplan reeds invoerden, omgaan met de problematiek zodat hun personeelsleden zeker geen loonverlies lijden?
Minister Somers heeft het woord.
Collega Warnez, deze vraag is ook al een paar keer schriftelijk gesteld, onder andere door de heer Vaneeckhout op 6 februari 2020. Mijn administratie heeft de opdracht gekregen een kwalitatieve bedrijfsanalyse op te stellen in samenwerking met de bevoegde federale overheidsdiensten, zoals de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid (RSZ) enzovoort. Deze opdracht is lopende en moet uitmonden in een conceptplan dat financieel en wettelijk kan worden afgeklopt. Op dat ogenblik kunnen wij u meer informatie geven.
Het dossier van de fietsleasing maakt deel uit van een groter geheel, namelijk de volledige herwerking en versoepeling van de huidige regelgeving inzake de rechtspositieregeling voor het personeel van de lokale besturen.
Ook bij de Vlaamse ambtenaren speelt deze problematiek en daarover is al een schriftelijke vraag gesteld door mevrouw Lambrecht op 21 januari 2020. Ook hier onderzoekt de Vlaamse Regering actueel de mogelijkheden tot het aanbieden van een fietsleasing.
Op dit moment zijn er onderhandelingen bezig over de rechtspositieregeling met de vakbonden. Door de coronacrisis is daar een vertraging op gekomen. Dat is jammer genoeg onvermijdelijk. Onderhandelingen voeren met de vakorganisaties, met heel veel mensen samen, kun je heel moeilijk doen zonder elkaar fysiek te zien. Daarvoor moet je in dezelfde ruimte kunnen zitten. Dat gaat heel moeilijk via Teams of een dergelijke tool. Dat zijn vaak complexe onderhandelingen met veel gevoeligheden, waarbij je vaak moet kunnen schorsen, nadenken enzovoort. Het is dus niet eenvoudig om dat op afstand te doen. Dat is een van de nadelen waar we nu mee te maken hebben. We willen die onderhandelingen zo snel mogelijk terug aanvatten van zodra dat mogelijk is.
Ik verneem van mijn kabinetsmedewerkers dat het de bedoeling blijft om dit jaar rond te geraken. Dat is de stand van zaken. Eigenlijk zullen we maar een fundamentele oplossing krijgen zoals u en ik die ook graag zien, waarbij fietsleasen en het cafetariaplan mogelijk worden binnen een herziening van de rechtspositieregeling, die in verschillende vragen al is toegelicht. De herziening wordt afgehandeld in onderhandelingen met vakorganisaties. Ik neem de sociale partners – het zal u misschien verbazen – ernstig. Ik wens een goede dialoog met hen, maar dat betekent ook dat we op dit moment en ook in de voorbije twee maanden daar niet ernstig aan hebben kunnen werken, omdat je daarvoor samen moet kunnen vergaderen. Dat is op dit moment niet mogelijk.
Wat doe je dan met gemeenten die dat vandaag al hebben gedaan? Dat is een belangrijke vraag. Wat wettelijk nog niet kan – en dus niet kan, want nog niet kunnen is wettelijk niet kunnen, we leven in een rechtsstaat –, kan ik moeilijk aanmoedigen. Ik kan moeilijk reclame maken voor een cafetariaplan, ik kan moeilijk zeggen dat je aan fietsleasen moet doen als dat wettelijk niet mag. Dan zou ik een hele rare minister zijn.
Als ik als toezichthouder hierover via een klacht zou worden gevat, dan zit ik in een heel moeilijke positie. Dat is objectief zo. Ik ben er dan toe gehouden die klacht te onderzoeken en zo mogelijk op te treden. Ik zal dit dossier per dossier bekijken in de wetenschap dat de doelstelling legitiem is en de regelgeving zal wijzigen dat er momenteel een onwettigheid is. De Vlaamse Regering wil dat wijzigen, wil dat er een cafetariaplan mogelijk wordt, maar kan dat alleen maar doen binnen een totale herziening van de rechtspositieregeling. Daarover zijn we aan het onderhandelen. Die onderhandelingen hebben wat vertraging opgelopen door de coronacrisis, maar ik heb de ambitie om voor het einde van dit jaar daarmee te landen. Dan wordt dat mogelijk.
In afwachting raad ik besturen aan terughoudend te zijn. Als er toch besturen zijn die zich niet kunnen houden en er komt een klacht, dan moet ik die klacht bekijken, maar ik zal die bekijken vanuit de legitimiteit van de ambitie en de overtuiging dat de regelgeving ter zake zal worden aangepast. Maar ik zal op dat moment niettemin moeten ageren als minister. Ik druk het zo voorzichtig mogelijk uit, maar ik kan niet anders dan binnen de rechtsstaat blijven functioneren, anders moeten we het parlement afschaffen en dat wenst u niet, mijnheer Warnez – terecht.
De heer Warnez heeft het woord.
Minister, het is goed dat er een timing op staat. De lokale besturen staan te popelen, heb ik de indruk, om dat voor hun personeel te voorzien zodat zij weten wanneer dat eigenlijk eventueel mogelijk zou kunnen zijn.
Ik blijf met een bepaalde angst zitten ten opzichte van de personeelsleden die vandaag in dat cafetariaplan zitten. Wat als de fiscus daar gaat optreden? Dat is een gevaarlijk gegeven. Het is misschien toch goed om goede contacten te houden met die lokale besturen en hen te waarschuwen. Ik zou niet graag hebben dat die personeelsleden plots op een andere manier belast worden omdat het cafetariaplan vandaag geen wettelijke basis heeft.
De heer Vandeput heeft het woord.
Ik dank de heer Warnez voor de interessante vraag. Al wat we kunnen doen om het woon-werkverkeer milieuvriendelijker en gezonder voor de mensen zelf te maken, moeten we zeker doen.
Ik zou willen onderstrepen dat het in het antwoord van de minister gaat over meer dan alleen dat fietsleasen. Wat kunnen we mogelijk doen om het fietsen aantrekkelijker te maken? Ik kan alleen maar kijken naar wat er vandaag al allemaal wel mogelijk is en in elk geval van die mogelijkheden al alle gebruik maken op het lokale niveau. Dat kan gaan over een groepsaankoop, over fietsvergoedingen en dies meer.
De heer Warnez heeft gelijk: niet alles zit op het Vlaamse niveau binnen de rechtspositieregeling vervat. Opnieuw: de inkomensbelasting is een federale materie. In dat kader wordt elke stap die wordt gezet, meer gecompliceerd door de fiscale behandeling. Minister, we kijken uit naar de stappen die u neemt inzake de lokale rechtspositieregeling. We kijken uit naar de mogelijkheden die u aan de gemeenten gaat geven om op lokaal niveau over te gaan tot een echt cafetariaplan.
Ik heb een bijkomende vraag, minister. U hebt vraag en antwoord natuurlijk voorbereid. U hebt in eerdere antwoorden al antwoord gegeven met betrekking tot de Vlaamse ambtenarij zelf, waar u in een analytische fase zat. Er werden vier opties naar voren geschoven. Dit is misschien de gelegenheid om aan te geven, minister, of u daarin vooruitgang hebt gemaakt. Kunt u meer zicht geven op wat er mogelijk is voor de Vlaamse ambtenaren?
De heer Vaneeckhout heeft het woord.
De heer Warnez houdt dit punt terecht op de agenda zodat we het niet uit het oog verliezen in deze tijden. We hebben daar een tweetal maanden geleden zelf een vervolgvraag over gesteld.
Ik heb er alle begrip voor dat de context nu anders is en dat het niet zo evident is om het gesprek met de vakorganisaties nu te voeren, op een digitale wijze. Aan de andere kant is de wereld in die twee maanden wel wat geëvolueerd. Zowel de focus als de bereidheid om het toch op deze manier te proberen opnemen, zal bij de partners groter zijn. Iedereen heeft er belang bij. Stel dat het nog een lange tijd duurt voor we fysiek kunnen vergaderen – de regering vergadert ook af en toe digitaal, waarschijnlijk ook over complexe zaken –, dan moeten we toch proberen om ons niet door alles te laten afremmen. Alle begrip dat dat de voorbije twee maand wat moeilijker was.
Nog even een randopmerking: als ik het heb over het ‘blauwe handje’, dan doel ik op de azijn. Dat heb ik hier vandaag echter niet geproefd.
Minister Somers heeft het woord.
Voorzitter, is een blauw handje geen liberaal handje?
Neen, dat is een merk van azijn. Al mag ik hier geen reclame maken.
Nog enkele opmerkingen. Collega Vandeput heeft een terechte aanvulling gegeven. Hij heeft gezegd dat naast het cafetariaplan en het aanbieden van fietsleasing, lokale besturen ook al heel veel andere dingen kunnen doen. We moeten hen aanmoedigen om dat te doen, als dat binnen het huidige wettelijke kader valt. Ik neem die terechte aanvulling graag mee. Ik denk dat die door iedereen gedeeld wordt.
Ten tweede, de bezorgdheid van collega Warnez: zijn er vandaag gemeentebesturen die toch al een stap verder willen gaan? Zal dat geen impact hebben op de ambtenaren? We proberen de gemeentebesturen zo goed mogelijk te informeren, maar gemeentebesturen weten ook wel dat ze binnen een rechtstaat werken en dat ze natuurlijk de regels van die rechtstaat moeten respecteren, omdat er anders consequenties zijn. Ik denk dat we gemeentebesturen goed informeren. De gemeentebesturen moeten ook een stuk hun verantwoordelijkheid opnemen. Ik probeer dat zo goed mogelijk te monitoren. Maar wij allemaal willen soms dingen die ons zinvol en nuttig lijken, die vandaag echter wegens een of andere dwaze regel niet kunnen. Maar we moeten wel die dwaze regels respecteren of we laten de rechtstaat los. Ik denk dat we elkaar daarin kunnen vinden, collega Warnez.
Ten derde wil ik nog eens heel duidelijk maken dat, wat de lokale besturen betreft, ik zelf niet de onderhandelaar ben. Wij nemen een klein beetje de bemiddelaarsrol op tussen de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten (VVSG), die de onderhandelaar is, en de lokale vakbonden. Zij onderhandelen, wij bemiddelen daarin. Ik zou een groot probleem krijgen met de VVSG als ik in hun plaats onderhandelingen zou willen voeren met de lokale burgemeesters. Wat wij doen: wij onderhandelen op het Vlaamse niveau met de ambtenaren. Wat wij gezegd hebben, is: wij gaan zo goed mogelijk helpen onderhandelen, bemiddelen, bruggen bouwen tussen de VVSG en de lokale vakbonden. Wij onderhandelen zelf op Vlaams niveau ook over andere dingen, onder meer de contractualisering, een van de elementen in het Vlaams Regeerakkoord die mee in dat pakket zitten. Wij hebben gezegd: wij gaan in de Vlaamse onderhandelingen tred houden met de lokale. We hebben dat ook zo afgesproken met de VVSG. Die hadden dat het liefst. Er is een zekere vertraging, die iedereen begrijpt, en ik ben iedereen ook dankbaar voor dat begrip. We willen samen landen voor het einde van het jaar.
Wat ik wel wil doen, is, indien die onderhandelingen – die niet altijd gemakkelijk lopen – toch te lang blijven aanslepen, dit ene element misschien toch naar voren trekken. Ik denk namelijk dat we dit in een versnelling zouden moeten steken, omdat ik denk dat dit belangrijk is. Dat is een denkspoor dat ik graag wil meenemen op basis van de gedachtewisseling hier. De onderhandelingen hebben hun tijd nodig. Het is heel moeilijk om te zeggen: ‘jongens, tegen het eind van het jaar moeten we rond zijn’, want dan forceren we het. Dat is niet altijd de beste manier om tot goede akkoorden te komen. Maar ik zou echt graag hebben dat we tegen het einde van het jaar kunnen landen, zowel met de lokale ambtenaren als de Vlaamse ambtenaren, omdat het ook geen zin heeft om dat eindeloos lang te laten duren. Maar misschien is het de moeite waard om te bekijken of we dat cafetariaplan geen specifieke behandeling kunnen geven. Ik heb me daartoe nu niet geëngageerd. Ik wil dat wel onderzoeken. Maar we kunnen dit niet op de lange baan schuiven, daarmee ben ik het eens, omdat er rechtsonzekerheid bestaat in hoofde van een aantal ambtenaren en dat die maatschappelijke doelstelling een doelstelling is die volgens mij gedeeld wordt door werkgevers en werknemers.
De heer Warnez heeft het woord.
Dank u wel, minister. U zegt dat u niet onderhandelt. U zit natuurlijk wel op dezelfde trein, denk ik. Het is het besluit van de Vlaamse Regering van 2007. We hebben een aanpassing nodig. Ik denk dat u op die trein zit richting die fietsleasing. Ik ben blij dat u, als die trein niet snel genoeg zou gaan, een tweede spoor zou willen aanvatten om dat toch naar voren te schuiven en zo die rechtsonzekerheid op te lossen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.