Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
– Wegens de coronamaatregelen werd deze vraag om uitleg via videoconferentie behandeld.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
In de vergadering van de commissie Onderwijs van 9 januari stelde u, minister, dat de vernieuwde en verscherpte eindtermen secundair onderwijs gelden voor elke vorm van onderwijs en dat het steineronderwijs hierop geen uitzondering zou krijgen van de Vlaamse Regering. U baseerde zich hiervoor op het oordeel van de onderwijsinspectie alsook op de beslissing van een commissie van deskundigen die stelde dat de explicitering van kennis en duidelijke systematiek ontbreken in de leerplannen van de steinerscholen. Daardoor zou er geen garantie zijn dat de minimale kenniselementen onderdeel uitmaken van hun curriculum.
Er wordt in die steinerscholen dus te weinig gefocust op het aanleren van kennis, zo klonk het in december van vorig jaar, wat nefast zou zijn voor de verdere studiekansen van hun leerlingen alsook voor hun opties op de arbeidsmarkt. Die cijfers over de slechtere slaagcijfers van leerlingen uit steinerscholen werden ook gerapporteerd als antwoord op mijn schriftelijke vraag van 2 januari.
Uit de online nieuwsberichtgeving van De Tijd op 7 april vernamen we dat de steinerscholen toch zouden mogen afwijken van die eindtermen. Er is dus overleg gebeurd en blijkbaar is er toch een akkoord gekomen en kregen de scholen een positief advies.
In de pers lazen we dat het probleem van de incompatibiliteit van de graad-overschrijdende werking van het steineronderwijs was opgelost. Er werd aangehaald dat de steinerscholen bepaalde leerstof die de eindtermen verplichten in de eerste graad, liever in de tweede of derde graad willen onderwijzen. De steinerscholen hebben nu blijkbaar een aantal toegevingen gedaan. Leerstof die ze eigenlijk liever later in het middelbaar zien, zal nu toch in de eerste graad onderwezen worden. Het gaat bijvoorbeeld om theoretische concepten van burgerschap, zoals het begrip rechtsstaat, de verschillende bestuursniveaus en de principes van democratische besluitvorming.
Graag had ik u volgende vragen gesteld, minister.
Kunt u ons inzicht geven in wat er precies gebeurd is bij die onderhandelingen die gevoerd zijn omtrent hun eis op die uitzondering? Welke concrete aanpassingen hebben die scholen gedaan en zullen ze in de toekomst nog uitvoeren?
Welke garanties hebben de steinerscholen geboden in verband met het in december en januari aangehaalde gebrek inzake het aanleren van voldoende kenniselementen?
De toegestane afwijkingen betreffen de eindtermen van de eerste graad die bij het begin van dit schooljaar, op 1 september 2019, ingingen en waar scholen zich nu al aan moeten houden. Welke eindtermen moeten ze dit schooljaar dan volgen: de gewone eindtermen of deze afwijkende eindtermen die werden goedgekeurd? Gaan de toegestane afwijkingen voor de steinerscholen volgend schooljaar in of zijn deze retroactief van toepassing op dit schooljaar? Aangezien de scholen gesloten zijn, zal het nu ook wel met afstandsonderwijs gebeuren en minder duidelijk zijn.
Ten slotte, blijft u, minister, bij het uitgangspunt dat, als we de kwaliteit in het onderwijs van Vlaanderen willen verhogen, alle scholen hieraan zullen moeten meewerken, ook een methodeschool?
Minister Weyts heeft het woord.
Op 30 augustus 2019 hebben we van de steinerscholen een aanvraag tot gelijkwaardigheid van vervangende eindtermen en uitbreidingsdoelen gekregen. Dat is onderzocht door de onderwijsinspectie en een commissie van deskundigen. Op grond van dat advies heeft de Vlaamse Regering, op mijn voorstel, beslist om die desbetreffende onderwijsdoelen niet goed te keuren.
Maar onmiddellijk daarna heb ik het initiatief genomen om met de steinerscholen in overleg te gaan. We beslisten samen dat de steinerscholen een herzien aanvraagdossier zouden indienen, op grond van de bemerkingen die we hebben geformuleerd. Zij hebben dat ook gedaan, op 3 maart. Dat heeft uiteindelijk geleid tot een gunstig advies, niet alleen van mezelf, maar ook van de onderwijsinspectie en van de commissie van deskundigen, omdat men op de concrete suggesties was ingegaan. In het advies van de commissie van deskundigen worden een aantal concrete suggesties gegeven waarmee de aanvrager rekening moet houden in het geval die in de toekomst een gelijkwaardigheidsaanvraag zou indienen voor de eindtermen van de tweede en derde graad van het secundair onderwijs.
Het is een lange lijst van bemerkingen en suggesties, die ik in dezen niet punctueel kan overlopen. Maar grosso modo kan ik stellen dat er zich drie problemen manifesteerden. Het belangrijkste element waaraan men in de tweede aanvraag is tegemoetgekomen, is dat men heel wat kenniselementen en vaardigheden heeft toegevoegd. Op dat vlak schoot de eerste aanvraag namelijk tekort. Ten tweede werden heel wat handelingswerkwoorden aangepast, omwille van de gelijkwaardigheid met de decretale eindtermen en omwille van de mogelijkheid tot evaluatie ervan. Ten derde werden er in vergelijking met het eerste dossier ook nieuwe eindtermen toegevoegd, om tegemoet te komen aan de opmerking in verband met het doorschuiven van bepaalde leerinhouden. Vanuit de steinerschool zei men niet expliciet dat men die eindtermen of dit doel niet wilde realiseren, maar wel dat men dat op een ander moment wilde doen. Daarom heeft men duidelijk geantwoord dat dat toch in de betreffende graad moest worden gerealiseerd.
De toegestane nieuwe eindtermen voor de eerste graad van het secundair onderwijs gaan voor de steinerscholen in op 1 september van dit jaar. Dit schooljaar waren voor de steinerscholen, vanwege hun aanvraag tot gelijkwaardigheid van eindtermen, de oude eindtermen nog van toepassing. Die regeling is gebaseerd op de bepalingen van het kaderdecreet Onderwijsdoelen.
Dat de kwaliteit, ook van vervangende onderwijsdoelen, onverkort vooropstaat, blijkt ook uit het voorliggend steinerdossier, meer bepaald dat het initieel dossier niet gelijkwaardig werd verklaard en dat ingrijpende bijsturingen nodig waren. Wij hebben op onze strepen gestaan en uiteindelijk zijn die bijsturingen er ook gekomen. Het belang van de kwaliteit blijkt ook uit het feit dat een dossier vervangende onderwijsdoelen dezelfde goedkeuringsprocedure moet volgen als dat van de doelen die de overheid zelf vastlegt. Concreet betekent dit dat de finale beslissing over de goedkeuring berust bij de decreetgever. Daarenboven is het zo dat de externe kwaliteitscontrole een opdracht is die de onderwijsinspectie op zich neemt. Ongeacht het feit of een school wel of niet met vervangende onderwijsdoelen werkt en ongeacht of het een methodeschool betreft of niet, hanteert de onderwijsinspectie bij haar werkzaamheden steeds hetzelfde referentiekader: onderwijskwaliteit. Dat wordt dus niet aangepast naargelang de onderwijsvorm of het type school.
We zullen er altijd op toezien dat kwaliteitsvolle kennisopbouw en burgerschapsvorming blijvend worden meegenomen. Bijvoorbeeld bij burgerschapsvorming had de commissie van deskundigen bij de eerste aanvraag van de steinerscholen een aantal tekortkomingen vastgesteld. Bij de tweede aanvraag stelde de commissie van deskundigen vast dat daaraan werd geremedieerd. Ik kan u verzekeren dat de kenniselementen horend bij burgerschap, zoals het begrip rechtsstaat, de verschillende bestuursniveaus en de principes van democratische besluitvorming intussen zijn opgenomen in het steinerdossier.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Zoals reeds aangegeven bij het voorstel van de beleidsnota, zijn wij voorstander van uw ideeën. Wij vinden het heel goed dat u de kwaliteit van ons onderwijs opnieuw wilt opkrikken. Ik geloof u op uw woord en ik denk inderdaad dat er toegevingen werden gedaan. We moeten natuurlijk ook oppassen: als u telkens wanneer er protest komt, water bij de wijn zou doen, zou er weinig overblijven van wat er in de beleidsnota stond. Ik vertrouw erop dat de steinerscholen u in dezen gevolgd zijn en toegevingen hebben gedaan.
Het is natuurlijk zo dat we op dit moment van overheidswege niet goed kunnen weten wat de al dan niet negatieve impact van een bepaald methodeonderwijs op de kennis en kunde van de leerlingen is. We kunnen ons nu dus eigenlijk alleen maar beredderen met cijfers die slechts een indicatie geven, bijvoorbeeld de slaagcijfers van leerlingen als ze overstappen naar het hoger onderwijs. Maar dit is natuurlijk geen sluitend bewijs. Daarom hopen we ook dat die gestandaardiseerde netoverschrijdende proeven er in de toekomst komen, zodat we ook een beter zicht te krijgen op deze kwestie.
Minister, ik heb een vraag over de monitoring hiervan op de lange termijn. Wat als proefondervindelijk zou blijken dat die leerlingen uit deze methodeschool, maar ook uit andere methodescholen, slechter zouden scoren dan andere leerlingen in Vlaanderen? Ik wil nog verder gaan. Stel nu dat er verplichte ijkingsproeven komen voor jongeren die willen starten in het hoger onderwijs en men merkt dat leerlingen uit bepaalde scholen, zoals de steinerscholen, consequent lacunes hebben inzake de kennis. Is het dan de verantwoordelijkheid van de desbetreffende hogeschool of universiteit om die lacunes bij te werken? Of is het dan niet logischer dat bijvoorbeeld de Federatie Steinerscholen zou opdraaien voor deze remedie?
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Collega's, goedemiddag. Mevrouw Beckers, u stelt een interessante vraag. U weet wellicht dat we ons als parlement nog moeten uitspreken over een ontwerp van decreet hierover. Maar dat verhindert natuurlijk niet dat u hierover al een vraag kunt stellen in de commissie.
Collega's, onze fractie is ervan overtuigd dat kwaliteit altijd op de eerste plaats moet komen en voor ons ook altijd een vereiste blijft. Toch wil ik het even hebben over de gelijkwaardigheidsprocedures en de vervangende einddoelen. We hebben in dit decreet een gelijkwaardigheidsprocedure ingebouwd omdat CD&V het altijd belangrijk gevonden heeft om respect te hebben voor de grondwettelijke vrijheid van onderwijs. Je kunt niet kiezen voor een beetje vrijheid. Ofwel ben je ervan overtuigd dat het belang van de vrijheid van onderwijs heel cruciaal is, ofwel ben je daar niet van overtuigd.
Bij ons is het sowieso cruciaal dat pedagogische projecten mogen verschillen en dat bepaalde geplande onderwijsdoelen het project niet in de weg mogen staan. Maar natuurlijk moet de overheid wel over die gelijkwaardigheid oordelen. Wat we hier nu zien, is daarvan een mooi voorbeeld. Ik dank u.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ook onze fractie is blij dat er zo constructief is gesproken en dat er inderdaad een oplossing is. We delen de visie van mevrouw Vandromme dat die pedagogische vrijheid natuurlijk niet voor niets grondwettelijk verankerd is. Dat mogen geen loze woorden blijven. We moeten daarvan ook de consequenties dragen. En als er dus vragen komen, moeten die ten gronde worden behandeld. De kwaliteit moet gegarandeerd blijven, maar mag niet haaks staan op die pedagogische vrijheid. Dat is nu niet gebeurd. Er is een oplossing, en dat is een goede zaak.
Mevrouw Beckers, ik vind uw vraag een beetje tendentieus. U zegt dat die proeven er vooral voor de methodescholen moeten komen, omdat we daar moet bewaken dat de kwaliteit wel hoog genoeg blijft. Daarmee lijkt u heel sterk te suggereren dat dat niet het geval is. Ik zou dat niet zomaar durven zeggen, integendeel. Ik heb al heel wat fantastische zaken gezien bij verschillende methodes, onder andere in steinerscholen. De klemtonen liggen soms anders, bepaalde zaken worden op een ander moment en op een andere manier aangepakt, maar ik denk dat men wel degelijk bezig is met sterk onderwijs. Ik vond die vraagstelling op zijn zachtst gezegd een beetje tendentieus. Ik denk dat we de kwaliteit moeten bewaken, maar dat dat voor iedereen zo is. We hebben daar al een systeem voor, namelijk de inspectie. Ik wil dus niet meegaan in die logica.
Verder ben ik wel tevreden dat er een oplossing is gekomen, minister.
De heer Daniëls heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat de vraag van mevrouw Beckers een reële vraag is. Het is ook een vraag die we hebben meegenomen toen we het decreet gemaakt hebben, ik zou het bijna het ‘Denemarkendecreet’, noemen maar het is het decreet in verband met de onderwijsdoelen. Daarin zit een belangrijk artikel, namelijk artikel 146. Er werd een aantal keren gezegd dat dat een ‘ventiel’ was. Het gaat over gelijkwaardigheid. Dat vind ik belangrijk. Minister, u hebt in uw antwoord toch ook benadrukt dat het systeem werkt. Want in eerste orde werd geoordeeld dat men aanvragen tot gelijkwaardigheid kon indienen. Die aanvragen voldeden echter niet, inzake een aantal kenniselementen en inzake een aantal vaardigheden. Ik denk dat die commissie toen gewerkt heeft en aangegeven heeft dat dit niet kon passeren. Dan werd er een nieuw voorstel ingediend, waarin wel rekening werd gehouden met die kenniselementen. Collega’s, de conclusie die we gemaakt hebben in dat nieuwe decreet, is dat er voldoende kenniselementen moeten zijn als goede basis om verder te kunnen werken. Ik denk dat dat goed is. Het staat er duidelijk in.
Ik wil nog een tweede punt aanhalen. In het decreet is heel duidelijk opgenomen dat er geen gelijkwaardigheid of afwijkende eindtermen aangevraagd kunnen worden voor basisgeletterdheid. Daarover zeggen we: dit is echt de basis – eender welk pedagogisch project, eender welke visie er aangehangen wordt – die cruciaal is voor iedereen.
Ik wil ook nog iedereen oproepen om pas op die afwijkende eindtermen, op die gelijkwaardige eindtermen te beginnen werken als het echt nodig is. In ons onderwijs en in die eindtermen willen we namelijk een breed gedragen visie, zowel in de gewone als in de specifieke eindtermen, in de volledigheid van het basis- en secundair onderwijs. Want bij de start in het hoger onderwijs kijkt men natuurlijk ook naar die minimumdoelen en die specifieke doelen in het lager en in het secundair onderwijs om die aansluiting te vinden. Als we soms zeggen dat het secundair onderwijs onvoldoende aansluit bij hoger onderwijs, dan moeten we ook daarnaar durven te kijken. Minister, ik denk dat het gewerkt heeft, dat voorstel van decreet dat we in het parlement gemaakt hebben. De gelijkwaardigheid is beoordeeld. Er is in overleg getreden. Dat is bij de mensen van de steinerscholen niet in dovemansoren gevallen, ze hebben inderdaad die kenniselementen opgenomen. Ik denk dat dat het uiteindelijke doel is waarnaar we allemaal streven.
Minister Weyts heeft het woord.
Dank u. Terecht wordt hier de vrijheid van onderwijs bejubeld en de diversiteit aan pedagogische inzichten. Dat is goed. Dat behoort tot de rijkdom van ons onderwijs. Net daarom ook zijn er, bij wijze van veiligheidsgrendel, de doelstellingen inzake kwaliteit en kennis, de eindtermen en de basisgeletterdheid. Je ziet hier toch dat die grendels blijken te werken. Het is niet altijd plezierig als er een periode van conflict is, maar vervolgens was er een dialoog, die leidde tot consensus. Ongetwijfeld zullen we ook nog in discussie moeten treden met betrekking tot de eindtermen van de tweede en derde graad. Maar ik denk dat dit proces een goede weg heeft doorlopen, met veel wederzijds begrip. U kunt daar natuurlijk zelf nog over oordelen, want er is nog eens de bijkomende veiligheidsgrendel dat we dit in het parlement brengen. Ik denk dat we daarmee die kwaliteitsvereisten die we vooropstellen in de eindtermen, echt veiligstellen. Vooralsnog zie je dat deze procedure de toets van de realiteit wel kan doorstaan.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik wil nogmaals benadrukken dat voor ons de vrijheid van onderwijs uiteraard heel erg belangrijk is. De overheid heeft wel de taak om te controleren of het niveau van dat onderwijs goed genoeg is. Ik kan er toch niet omheen: we hebben natuurlijk wel de inspectie, maar jaar na jaar dalen onze resultaten in de PISA-onderzoeken, dus er is wel degelijk iets mis. Dat ligt uiteraard niet uitsluitend aan de methodescholen – begrijp me niet verkeerd. Het is geen aanval. Ik heb geen persoonlijk probleem met de methodescholen. Maar ik wil wel dat het niveau van ons onderwijs weer omhoog gaat, voor al onze leerlingen. Want ik wil het toch nog eens benadrukken: een goede kennis is iets heel progressiefs, iets heel emancipatorisch. Het is net door kennis dat we de sociale kloof kunnen dichten. Daarom hoop ik ook dat progressief Vlaanderen daarin meegaat en inziet dat kennis zeker en vast niets giftigs of niets gevaarlijks is, maar net zwakkere leerlingen kan emanciperen. Daarom moeten we daar volop op inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.