Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Vraag om uitleg over de verantwoordelijkheid van de media inzake communicatie over het coronavirus
Verslag
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, uiteraard een vraag over het coronavirus en de berichtgeving van de media. We worden al wekenlang rond de oren geslagen met nieuwsbulletins en krantenpagina’s. Door de wekenlange media-aandacht leeft de verspreiding van het virus natuurlijk heel sterk bij onze bevolking en is correcte informatie van levensbelang. Ook hier, zoals bij alle internationale media, hebben we soms te maken met foute informatie. Nog maar twee dagen geleden was er ineens de nieuwsflash dat er iemand overleden zou zijn, wat dan helemaal niet juist was.
Een sprekend voorbeeld daarvan is ook het overdadig afbeelden van mensen met mondmaskers. Viroloog Marc Van Ranst heeft al verschillende keren gezegd dat mondmaskers enkel aan te raden zijn bij hulpverleners en mensen die in contact komen met potentiële coronapatiënten. De VRT heeft daarop de slimme beslissing genomen om in haar berichtgeving omtrent het virus voorzichtiger om te springen met beeldmateriaal van mondmaskers. Dat zijn kleine aanpassingen, die er wel voor zorgen dat mensen geruster zijn en de paniek rond het virus beperken.
Ook betreffende het hamsteren van voedsel is de manier waarop er gecommuniceerd wordt over de ziekte belangrijk, want dit heeft economische gevolgen voor de retailsector.
Daarom heb ik de volgende vragen voor u.
Is er een soort van kader waarbinnen de pers dient te berichten over pandemieën, teneinde foutieve berichtgeving, en dus fake news, te vermijden?
Hebt u al overleg gepleegd met de minister van Welzijn, om zo een beetje een brugfiguur te kunnen zijn tussen Media en het beleidsdomein Welzijn, zowel op federaal als op Vlaams niveau?
Hebt u reeds contact gehad met de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) over de berichtgeving over het coronavirus?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Ik heb een gelijkaardige vraag. Ik heb ze ingediend op 4 maart. Het is ondertussen 11 maart, maar ik denk dat de situatie nog niet zo veel veranderd is.
We worden overspoeld met uiteenlopende informatie en meningen over het coronavirus, gaande van opinies van dokters tot tweetende economen. Ik heb daarvan een aantal voorbeelden aangehaald in mijn vraag. Er circuleren echter ook valse theorieën op sociale media, zelfs ‘conspiracy theories’ of complottheorieën. Er is dus ook heel wat fake news te vinden.
In de pers worden elke dag pagina’s gevuld met berichten en getuigenissen. Dit kan volgende uiteenlopende effecten hebben: ofwel weet je niet meer wat of wie te geloven en te vertrouwen en schiet je in een paniekmodus. Het gevaar bestaat dan dat er een soort van massahysterie ontstaat. Maar het kan evengoed dat mensen, door de uiteenlopende infostroom, de werkelijke feiten gaan minimaliseren en de aanbevelingen van de overheid niet zorgvuldig opvolgen. Ik denk dat dat iets is dat we nu ervaren. Mensen weten het niet meer. Moeten ze nu ongerust zijn, en hoe ongerust dan wel? Moeten ze al die maatregelen wel opvolgen, want zo erg zal het toch niet zijn? Heel duidelijke informatie van de overheid is dus belangrijk. Ook de media hebben daar natuurlijk een rol in te spelen.
Ik heb hierover de volgende vragen.
Hoe kijkt u naar die massale, soms strijdige berichtgeving?
Vindt u het aangewezen om samen met de Vlaamse mediasector een deontologische code uit te werken rond berichtgeving wanneer er zich fenomenen als dit voordoen?
Zo ja, hoe denkt u dit aan te pakken? Hoe ziet u dit?
Zo nee, indien dat te ver zou gaan, waar ligt voor u de verantwoordelijkheid van de media in het verspreiden van berichtgeving en hoe zult u erover waken dat correcte inlichtingen gegeven worden?
Minister Dalle heeft het woord.
Ik wil eerst even benadrukken wat de bedoeling is van de Vlaamse overheid, en overigens van alle overheden van dit land – want er is een uitstekende samenwerking.
Er zijn twee belangrijke aandachtspunten. Het eerste is uiteraard de volksgezondheid. Het is evident dat, als het gaat over een mogelijke pandemie, dat prioriteit nummer één is. In die zin is het een goede zaak dat ook het agentschap Zorg van collega Beke heel snel heel kort op de bal heeft gespeeld met een zevental concrete aanbevelingen. Er wordt aan iedereen gevraagd om die na te leven. Ik merk in de dagelijkse praktijk, ook hier in de commissie, dat we ervoor moeten zorgen dat we elkaar de hand niet schudden. Dat zijn heel eenvoudige dingen, die enorm helpen. Dat is natuurlijk de focus.
Een tweede punt is dat er vermeden moet worden dat er paniek wordt gezaaid. De impact op onze economie zal beduidend zijn. De zogenaamde lockdown in Italië zal een heel grote impact hebben op de Italiaanse economie. We mogen hopen dat de impact bij ons veel beperkter zal zijn. Dit is het evenwicht dat we vanuit de overheid trachten te bewaren.
Natuurlijk spelen de media daar ook een grote rol in. Ik vind het dan ook niet onlogisch dat jullie mij hierover ondervragen als Minister van media. Het is normaal dat er vragen gesteld kunnen worden over de wijze van berichtgeving over dergelijke coronapandemie. Het gaat om een belangrijk fenomeen met een grote nieuwswaarde en met een enorme impact op het dagelijks leven van iedereen en onze maatschappelijke socio-economische structuren. Het is dan ook geoorloofd om ook ten aanzien van nieuwsmedia en journalisten de vraag te stellen of ze hun informatietaak op een verantwoordelijke manier naleven.
Ik stel overigens vast dat ook op internationaal en Europees niveau deze zorg leeft. Er was bijvoorbeeld gisteren een communiqué van de European Federation of Journalists (EFJ) die ook aan hun leden vragen om op een verantwoorde manier om te gaan met die berichtgeving. Het gaat om de klassieke nieuwsmedia, maar evenzeer over uitlatingen van personen, individuen, influencers, tweetende economen op sociale media, waar de journalistieke regels minder aan de orde zijn.
Ik heb contact gehad met minister Beke, maar ook met de VVJ en de VRT. Ik wil eerst en vooral verwijzen naar de persvrijheid en de journalistieke autonomie die ook aan bod kwam bij de vorige vraag en het engagement van journalisten om hun deontologische code na te leven. Op dat vlak is het eerste artikel van de code belangrijk – als het gaat over statuten en codes is het altijd goed om naar het eerste artikel te kijken: “De journalist bericht waarheidsgetrouw. Dit vloeit voort uit het recht van het publiek om de waarheid te kennen.” Dit is fundamenteel. Voor ons als overheid gaat het over de volksgezondheid en onze economie. Voor de journalistiek gaat het erover om waarheidsgetrouw te berichten en om toe te laten aan het publiek om die waarheid te kennen. Dit is een vorm van zelfregulering. Wanneer er schendingen zouden zijn van die principes, zijn er klachten mogelijk bij de Raad voor de Journalistiek. Ik stel vast dat die klachten, wanneer ze leiden tot uitspraken, strikt nageleefd worden door vrijwillig engagement van de grote mediaspelers.
Er is een gezamenlijk initiatief van DPG Media, SBS en VRT met betrekking tot een sensibiliseringsspot. Misschien hebt u dat al gezien. Indien niet, bekijk dat en deel het ook op uw sociale media. Het is een mooi initiatief en een goed voorbeeld van samenwerking in de mediasector. Dit is een sterk voorbeeld van hoe de media een positieve rol kunnen spelen in sensibilisering.
Het is jammer dat er af en toe complottheorieën en fakenewsberichten opduiken. Dat is niet anders bij het coronavirus dan ten aanzien van andere soorten van berichtgeving. Ik wens nog mee te geven dat als er valse berichten over het coronavirus circuleren met een groot bereik, de VRT-nieuwsdienst deze actief zal opzoeken en desgevallend weerleggen op VRT NWS.
De berichtgeving van klassieke nieuwsmedia over het coronavirus is gebaseerd op reële feiten, gebeurtenissen, onderzoeken, stellingen en opinies. Een eerst regel van de deontologische code is dat er gecheckt en gedubbelcheckt moet worden, zeker als het gaat over overlijdens. Ik zag net nog een nieuwsflash over een persoon van 90 jaar die gestorven is. Ik ga ervan uit dat dit gedubbelcheckt is, anders dan het eerdere nieuwsbericht daarover. Dit is zeer belangrijk.
Natuurlijk mag er ook aandacht zijn voor dissonante geluiden en opinies. Dit is nu eenmaal inherent aan een vrije en onafhankelijke pers die waarheidsgetrouw bericht over alles wat gebeurt of aan ideeën leeft. Precies dat verklaart ook het brede informatiepanorama over corona, van het geruststellende griepverhaal tot de onrustwekkende pestallegorie. Het komt allemaal aan bod in de opinies en we kunnen dat ook niet verhinderen. Van nieuwsmedia moeten we wel kunnen verwachten dat ze dissonante geluiden situeren, contextualiseren en tegenspreken wanneer ze onjuist zijn. Een opinie is een opinie, geen feitelijk nieuwsrelaas.
Op berichten op sociale media die niet uitgaan van klassieke nieuwsmedia zijn quasi geen regels van toepassing. Dat is zo. We hebben het er in deze commissie en gisteren ook in de commissie Welzijn over gehad hoe we daarmee kunnen omgaan en hoe we influencers kunnen warm maken voor een aantal maatschappelijk relevante boodschappen en aandachtspunten. De beheerders van de sociale mediaplatformen hebben ook een rol te spelen. Ze doen dat ook en we zullen verder bekijken wat we daar kunnen doen.
De klassieke nieuwsmedia, niet alleen de omroepen, maar ook de kranten, de magazines en digitale media, beschikken over de nodige professionaliteit en deskundigheid om die uitdagingen, zoals nu in de berichtgeving over het coronavirus, goed aan te kunnen. Zij hanteren ook die regels inzake journalistieke beroepsethiek, die neergeschreven zijn in de code van de Raad voor de Journalistiek. Daar wordt ook effectief op toegezien door de Raad voor de Journalistiek. Die code bevat brede normen over onafhankelijkheid, waarheidsgetrouw berichten, respect voor de privacy en eerlijke beroepspraktijken.
Mevrouw D’Hose, ik heb natuurlijk contacten gehad met mijn collega’s, ook die van Welzijn, en we zullen blijvend oog hebben voor efficiënte en correcte communicatie door de media ter zake.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
U hebt al contact gehad met de andere ministers. Bedankt hiervoor. Ik denk dat de aanpak van Vlaanderen en België in het verleden bij ons soms voor wat ergernis zorgde, maar ik denk dat we een heel goed gecoördineerde aanpak hebben. Ik zou dat contact zeker verderzetten.
U hebt verwezen naar de code van de Raad voor de Journalistiek. Ik wil nog eens herhalen dat artikel 2 over waarheidsgetrouwheid bepaalt dat snelheid niet mag voorgaan op waarachtigheid. Dat is soms wel het geval in bepaalde media. De pers moet zich toch goed bewust zijn van zijn belangrijke rol. De berichtgeving over het virus zal ook wel bepalen hoe de samenleving ernaar kijkt. Dat heeft dan weer gevolgen op economisch en politiek vlak. Spreken over de vierde macht is hier zeker op zijn plaats.
Ik heb van de federale minister van Volksgezondheid begrepen dat de VRT ook meehelpt om de informatie rond de website en het noodnummer over het coronavirus te verspreiden. Kunt u wat meer informatie geven over hoe zij die rol invult?
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, bedankt voor uw antwoord.
Ik heb nog een aantal bijkomende vragen. Het lijkt mij goed of om eens te kijken of essentiële informatie niet achter de paywall wordt weggestoken. Bepaalde artikels waarin persoonlijke verhalen staan, zitten misschien wel achter die paywall, maar moet het gesprek niet met alle media worden aangegaan, zodat essentiële informatie vrij beschikbaar is?
Het lijkt me inderdaad wel goed dat er pop-ups of directe links zouden zijn naar bijvoorbeeld de FOD Volksgezondheid, waar dan echt de objectieve informatie kan teruggevonden worden. Zijn daarover gesprekken gaande? Kan er niet bekeken worden of die doorverwijzing nog meer en beter kan worden verspreid?
Sociale media zijn een ander verhaal. Net daar zien we dat fake news toch wel heel hard wordt verspreid en dat daar vooral die complottheorieën hun weg vinden. Zijn er gesprekken met Facebook en andere sociale media om de juiste communicatie actiever te verspreiden? Zijn er daar nog mogelijkheden?
Ik weet niet of u ten slotte ook de rol van de regionale zenders al hebt bekeken en meegenomen? Die bereiken toch wel vaak een analoog kijkend ouder publiek, dat er ook baat bij heeft om snel heel goed op de hoogte te zijn van de richtlijnen. Zijn er daar samenwerkingen en hebt u met hen al gesprekken gehad?
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Toen vorige week het virus in een school in Tienen opdook, kwam dat als een van de eerste echte gevallen heel uitgebreid in de media. Er werd heel duidelijk gezegd dat de school zou openblijven en dat iedereen naar school moest blijven gaan. De burgemeester kwam dat ook heel duidelijk zeggen. De dag daarna stonden de camera’s opnieuw aan die school en werd er gezegd dat 120 kinderen niet waren opgedaagd terwijl leerlingen werden gefilmd. Toen heb ik me persoonlijk heel fel geërgerd aan het feit dat die specifieke case in de media werd opgeblazen en dat de privacy van de leerlingen die binnen- en buitengingen niet werd gerespecteerd. Ik vroeg me toen af of we daarover aan u een vraag om uitleg konden stellen. Neen, want u bent daarvoor niet verantwoordelijk.
Ik heb eventjes op het punt gestaan om misschien een opiniestuk te schrijven, maar goed, de vragen zijn hier vandaag toch, waardoor het misschien allemaal ook niet nodig is. Het deint ook verder uit en de pers moet zeker zijn rol blijven vervullen. Ondertussen was ik zeer opgetogen over het opiniestuk van gisteren van iemand die het nog tien keer beter kan schrijven dan een politicus die zo’n stuk schrijft, namelijk Pol Deltour in Knack. Hij schreef gisteren een stuk: 'Coronavirus en de pers: verhullen noch dramatiseren is de boodschap'.
Het is heel mooi wat er allemaal in staat, ik kan het iedereen aanraden. Hij pleit natuurlijk ook voor goede overheidscommunicatie. Ik denk dat het tot op heden ook goed gelopen is, maar we moeten daar ook waakzaam zijn en dat is dan wel de taak van alle bevoegde ministers. Voor de rest moeten wij als parlement de persvrijheid blijven garanderen, zeker ook in dergelijke omstandigheden, en de pers moet de zichzelf opgelegde deontologische code natuurlijk ook naleven. Dat er uitschuivers zullen zijn, dat is altijd het geval. We lezen dagdagelijks dingen in de pers die misschien niet helemaal kloppen, maar als tenminste onze publieke omroep op een goede manier haar werk kan blijven doen – op VRT NWS kan men het allemaal perfect volgen, en dat zit niet achter een paywall – denk ik dat er minder problemen zijn dan ik vorige week aanvoelde.
Toen ze daar met al die camera’s aan die school stonden, dacht ik even: mensen, klop dit nu niet op. Er is een grote verantwoordelijkheid van iedereen. Gisteren heb ik in Terzake de andere professor-arts – niet Van Ranst – gezien en die was eigenlijk ook zeer goed. Hij heeft een paar keer het woord ‘burgerzin’ in de mond genomen. Dat vind ik iets dat we misschien allemaal de komende weken in de mond moeten nemen, ook als politici de zaken niet opkloppen als het niet nodig is, maar wel de juiste informatie geven. De zeven gouden regels van Wouter Beke mogen ze voor mij elke dag op het eerste blad van de krant zetten. Dat is dan misschien weer overdreven, maar ik zie bijvoorbeeld nog heel veel mensen die handen geven enzovoort.
Voor de rest denk ik dat het niet echt onze taak is om de pers daar al dan niet op te bekritiseren. Aan iedereen kan ik het opiniestuk van Pol Deltour zeker aanraden. Laat ons het daar dan bij houden.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
De belangrijkste dingen zijn uiteraard al gezegd. Onze fractie stelt zich net als u, minister, de vraag of het wenselijk is dat de overheid direct ingrijpt op berichtgeving van verschillende redacties. Redactionele onafhankelijkheid blijft natuurlijk een steunpilaar van de persvrijheid. Het allerbelangrijkste is dan ook dat de media correcte informatie verstrekken, dat is ook al gezegd. We moeten vertrouwen op de deontologische code van de Raad voor de Journalistiek.
In de wetenschappelijke wereld is afgesproken om de wetenschappelijke informatie over het virus vrij beschikbaar te stellen, en daarom is het jammer dat er toch nog steeds artikels achter een paywall verschijnen. Ook dat is al gezegd. Misschien is het interessant dat de Vlaamse media daar ook afspraken over maken.
Minister Dalle heeft het woord.
De paywall zit natuurlijk in het hart van de commerciële strategie van een aantal spelers, die daar op een bewuste manier mee omgaan, denk ik, en bekijken wat zij gratis ter beschikking stellen en wat zij achter een paywall steken. Ik ben het ermee eens dat datgene dat belangrijk is voor de sensibilisering, voor informatie aan de burgers, het beste gratis beschikbaar is. Er zijn natuurlijk tal van kanalen waar dat het geval is. In de media is dat sowieso VRT NWS, maar er zijn ook de verschillende kanalen van de overheid ter zake. De zeven aanbevelingen, dat is eigenlijk wat de mensen zeker moeten weten. Als er voorbeelden zijn van artikels die niet beschikbaar zijn en waarvan jullie zeggen dat ze echt wel zeer relevant zijn voor sensibilisering en een groot verschil zouden maken voor de informatie, laat het mij gerust weten. We kunnen het zeker ook met de media bekijken en daar contacten leggen om hen daarover te bevragen. Uiteraard is het hun commerciële autonomie om daarover beslissingen te nemen, maar we kunnen altijd suggesties doorgeven, dat spreekt voor zich.
Het opiniestuk van Deltour ligt effectief een beetje in de lijn van de deontologische regels die ik ook geschetst heb. Het is inderdaad aanbevelingswaardige literatuur, de VVJ is natuurlijk onze partner ter zake.
De vraag over de regionale zenders is ook wel zeer relevant. We hebben hier in een vorige commissievergadering onder meer een discussie gehad over de publieke communicatie via die regionale omroepen. We hebben toen gezegd dat we, zeker ook in de overheidsopdrachten van de Vlaamse overheid, zullen zorgen dat zij niet vergeten worden. Ik stel vast dat ze in hun eigen berichtgeving natuurlijk veel aandacht hebben voor corona in het algemeen en ook specifiek in hun eigen regio. Ik heb net even ATV en ROB gecheckt, maar ook vele andere regionale omroepen berichten daar specifiek over. Dat is inderdaad ook een relevant element in het debat.
De sociale media en hun rol daarin, collega Meuleman, dat is iets dat we de komende vier jaar nog heel vaak zullen behandelen op talloze domeinen, omdat we natuurlijk met deze realiteit geconfronteerd worden. Als we de omzetting van de mediarichtlijn zullen bespreken, zal het ook regelmatig aan bod komen dat het niet evident is om hen juridisch te vatten. Dat komt doordat ze niet geïncorporeerd zijn in Vlaanderen of België maar in het beste geval in Ierland en meestal in Californië, in China of andere plaatse. Daardoor kunnen we hen juridisch niet gemakkelijk reglementeren. Sensibiliseren en aanspreken, dat doen we. We hebben dat bijvoorbeeld ook gedaan naar aanleiding van de campagne van 1712, maar gemakkelijk is het niet. Het is niet zo dat zij zeer gemakkelijk aanspreekbaar zijn voor een Vlaams minister, ook niet voor een Belgisch minister, zelfs voor Europa is dat niet evident. Maar we werken eraan en we zullen erop blijven aandringen dat wij ook hen kunnen aanspreken ter zake.
Tot slot hebben we ook nog de vraag over wat de VRT doet. De VRT heeft die sensibiliseringscampagne gevoerd, waarbij ook bekende Vlamingen ingeschakeld werden om de boodschap rond preventie van de Vlaamse en de federale overheid meer bekendheid te geven. Ik denk dat dat een heel mooi initiatief is. Wat de concrete afspraken betreft over communicatie op de website en op televisie en radio, daar heb ik momenteel geen detailgegevens over. Zodra we daar meer info over hebben, kunnen we u die uiteraard bezorgen.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Dank u wel, minister, voor uw bijkomende informatie. Ik denk dat het volledig juist is wat collega Brouwers zegt: het gaat om burgerzin, en vooral om ‘keep calm and carry on’. Ik vind het persoonlijk – dat is dan een eigen bedenking – ongelooflijk dat die grote socialemediaplatformen niet onder de indruk zijn van een Vlaams minister of een federaal minister. Ik denk dat we misschien met zijn allen een statement moeten maken en onze account op Facebook opzeggen ofzo, want het is dankzij al die duizenden mensen dat die bedrijven draaien, en men vindt het dan nog niet eens nodig om eens even te luisteren. Daar gaan we toch eens ernstig over moeten nadenken, hoe we dat verder kunnen aanpakken.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik denk dat er op geen enkel moment, door niemand, een pleidooi gehouden is voor het inperken van de persvrijheid of voor het ingrijpen in de redactionele onafhankelijkheid. Maar ik denk dat we wel optimaal moeten benutten, al is dat misschien nog een te beladen woord, of bekijken hoe samenwerkingen opgezet kunnen worden met de overheid om zo efficiënt mogelijk te communiceren en dat niet alleen via de publieke omroep maar via alle media, van regionaal tot commercieel. De situatie verandert immers heel snel en mensen blijven met vragen zitten. Je ziet dat nu ook met de richtlijnen die uitgevaardigd zijn: wat mag nog wel, wat mag niet meer? Welke bijeenkomsten? Wat kunnen scholen nog doen en wat niet? Hoe zit het met reisadviezen en zo? De context verandert zo snel, op dit moment dagelijks, dat het toch wel belangrijk is dat we als overheid de vinger aan de pols houden. De media kunnen daar natuurlijk heel sterk bij helpen. Ik denk dus dat het toch wel uw rol is – en ik zeg niet dat u dat slecht doet, maar wil het nogmaals benadrukken – om die samenwerking optimaal te blijven uitbouwen, omdat dat in het belang is van de bevolking.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.