Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
De afgelopen weken hebben we op Canvas de driedelige documentaire ‘Als je eens wist’ kunnen zien. Daarin getuigden verschillende mensen over de mishandeling en het misbruik dat zij als kind ervaren hebben en welke sporen dat nalaat in hun verdere leven. Na afloop van elke aflevering werd expliciet verwezen naar hulpverlening en hulplijnen.
In dezelfde periode steeg het aantal oproepen bij het meldpunt 1712, het meldpunt voor iedereen met vragen over misbruik en geweld, aanzienlijk. Zo verdubbelde het gemiddeld aantal oproepen per dag bijna van 17 naar 31. In vergelijking met dezelfde periode vorig jaar ontving 1712 maar liefst 76 procent meer oproepen. Ook Tele-Onthaal kreeg opvallend meer oproepen en ook bij de vertrouwenscentra kindermishandeling rapporteert men meer meldingen, soms meer dan een kwart extra.
Na een reeks verontrustende getuigenissen over seksueel misbruik in de sportwereld richtte het Vlaams Parlement eind oktober 2017 een bijzondere commissie op die zich boog over de problematiek. Initieel enkel binnen de sportsector, maar na getuigenissen in de cultuursector werd de werking uitgebreid naar andere beleidsdomeinen. Bij het afsluiten van haar werkzaamheden in juni 2018 formuleerde die commissie een pakket maatregelen die grensoverschrijdend gedrag moeten voorkomen. De maatregelen vormden het voorwerp van een voorstel van resolutie en twee voorstellen van decreet, die nadien door het parlement werden goedgekeurd.
Het voorstel van resolutie vroeg onder meer om “in samenspraak met relevante actoren te onderzoeken of nieuws- en informatieberichtgeving over geweld op kinderen en jongeren en over misbruik van hen, of zelfs fictie waarin geweld ten aanzien van jongeren voorkomt, het voorwerp kunnen uitmaken van mediarichtlijnen over de vermelding van de hulplijn 1712, naar het voorbeeld van de richtlijnen over berichtgeving rond zelfdoding (1813)”. In het Vlaams regeerakkoord werd dit overgenomen. Daar staat onder meer dit te lezen: “Zoals reeds bij alle nieuwsberichten rond zelfmoord gebeurt, zullen de media ook bij andere geweldsdelicten steeds verwijzen naar de betrokken hulpverlening (1712, Family Justice Centers, Zorgcentra na Seksueel Geweld, …).”
Naar aanleiding hiervan uitte de Vlaamse Vereniging van Journalisten (VVJ) een aantal bedenkingen en bekommernissen. Desalniettemin blijkt dat de vermelding van hulpverlening en hulplijnen in de marge van gerelateerde programma’s wel degelijk effect kan genereren en dat er nog altijd heel veel mensen zijn die nood hebben aan hulp of op zijn minst een luisterend oor.
Minister, hebt u ondertussen nog overleg gehad met de VVJ over wat in het regeerakkoord staat over het verwijzen naar de betrokken hulpverlening bij nieuwsberichten over geweldsdelicten? Zo ja, wat waren de conclusies? Welke maatregelen vloeien daaruit voort? Zo neen, hoe zult u hiermee verdergaan?
Minister Dalle heeft het woord.
Mevrouw Schryvers, ik heb hierover inderdaad contact gehad met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek. Zij tonen heel veel begrip voor de vraag, maar zijn geen voorstander van een veralgemeende verplichting van overheidswege van de vermelding van hulplijnen bij elke berichtgeving over gewelddelicten, en dit voornamelijk om de sterkte van de huidige doorverwijzingen te kunnen behouden. Het is effectief zo dat er inzake zelfdoding verwezen wordt naar het noodnummer 1813. Dit is geïnspireerd op de realiteit, aangetoond door studies, dat er bij zelfdoding een reëel gevaar bestaat voor copycatgedrag. Daarom staat de consequente vermelding ingeschreven in de deontologische regels voor de journalistiek.
Bij 1712 is er een andere realiteit. Bij bepaalde berichtgeving is de doorverwijzing naar de hulpverlening zeer relevant, maar men wil geval per geval kunnen bekijken wat de realiteit en wat het nut is. Een berichtgeving over een assisenprocedure is iets anders dan een berichtgeving over partnergeweld of geweld binnen het gezin, om maar een voorbeeld te geven. Om die redenen wensen zij geen veralgemeende verplichting van overheidswege.
Uiteraard zal ik als minister van Media de journalistieke autonomie en de persvrijheid ten volle respecteren, maar ik zal het gesprek met de VVJ en de Raad voor de Journalistiek verder aangaan om hulpverlening ook via de verschillende communicatiekanalen een belangrijke plaats te geven. De VVJ verwijst ook naar haar eigen communicatiekanalen waarin ze hieraan aandacht besteedt.
Ik wil ook in het kader van de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT over deze thematiek in gesprek gaan. De VRT speelt volgens mij op dat gebied al een voortrekkersrol en moet die in de toekomst ook blijven spelen. Ik kan u zeggen dat we deze week heel intensief bezig zijn met de voorbereiding en bespreking van die beheersovereenkomst met de kabinetten, de administratie en de mensen bij de VRT, en dit thema zal daarbij zeker ook aan bod komen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoord, minister.
Ik heb er vanzelfsprekend begrip voor dat het een evenwichtsoefening is, en dat we goed moeten zien of de vraag die we stellen in direct verband staat met de doelstelling die we beogen. Er zijn natuurlijk heel veel verschillende hulpinstanties en hulplijnen, en is het niet mogelijk om naar allemaal te verwijzen. Dat begrijp ik ook. Aan de andere kant zien en voelen we toch allemaal dat er nood aan is, niet alleen recent in het kader van de documentaire waar de hulpverlening inderdaad wel werd vermeld, maar ook in de #MeToo-commissie in de vorige legislatuur en in de legislatuur daarvoor met de resolutie naar aanleiding van het historisch misbruik. Het is belangrijk dat we het gesprek gaande houden.
Voor ons staat het centraal dat men er oog voor heeft en dat er rond gesensibiliseerd wordt. Waar is het nodig, waar kan het een meerwaarde hebben en waar is het minder nodig? U hebt gelijk, minister, dat zelfdoding iets anders is dan alle gevallen waarvoor men naar 1712 kan bellen. Toch ben ik ervan overtuigd dat er regelmatig nood is aan een vermelding van 1712 en dat we echt alles moeten doen om dat nummer zo veel mogelijk bekend te maken. Natuurlijk zijn daarvoor specifieke campagnes nodig en is het helemaal niet alleen aan de journalisten en de media om daar mee voor te zorgen. Er moeten ook overheidscampagnes zijn en daar wordt aan gewerkt, maar het is belangrijk dat mensen daar de weg naar vinden. Ik wil toch wel de nadruk leggen op de sensibilisering, we moeten het gesprek gaande houden.
Er moet ook aandacht voor de thematiek zijn in de opleiding. We weten allemaal dat er in de journalistiek veel verloop is, en dat er heel veel nieuwe en jonge mensen aan de slag gaan. Daarom wil ik ook wel benadrukken dat men daarmee heel vroeg in de opleiding in contact moet komen en dat er aan de mensen die in de journalistiek willen werken, wordt getoond wat het belang en effect daarvan kan zijn. Zo hebben ze daar oog voor, en stellen ze zich telkens de vraag of het zinvol of nodig is dat ze het vermelden en maken ze daar dan ook werk van.
Mevrouw Perdaens heeft het woord.
Ik denk dat dit soort programma’s ongelooflijk belangrijk zijn en u haalde daarstraks al aan dat er bij programma’s en reportages over zelfdoding het gevaar voor copycatgedrag bestaat. We mogen toch ook niet onderschatten welke triggers dit soort reportages kunnen teweegbrengen. Die triggers kunnen die verdoken trauma’s opnieuw blootleggen en in dat soort gevallen is het ongelooflijk belangrijk dat mensen de weg vinden naar de hulpverlening.
We hadden het gisteren uitvoerig over het bereik van dit soort hulpverlening, en we hadden het heel specifiek over WAT WAT en Awel. Het gaat natuurlijk veel breder.
Een manier om dat bereik te vergroten is natuurlijk ook de bekendmaking, door het te koppelen aan reportages als deze. Het is essentieel dat we mensen helpen om de weg te vinden naar de hulp, die breed beschikbaar is, en dat we het ruimer durven te trekken dan zelfdoding op zich. Ik vind het begrijpelijk maar een beetje jammer dat men aangeeft geen voorstander te zijn van een algemene verplichting van overheidswege. De bewustwording en het aanleiden naar hulpverlening mag gerust iets zijn dat we allemaal uit onszelf doen en dat dus niet van overheidswege opgelegd zou moeten worden. Men mag zelf die reflex al hebben, want dit zijn best wel zware beelden, dit kan iets triggeren bij mensen. We weten dat er lijnen beschikbaar zijn waarmee die mensen aan hulp kunnen geraken. Kunnen we er alstublieft voor zorgen dat we mensen zo veel mogelijk ertoe aanzetten om daartoe te komen? We hadden het er gisteren over wat betreft Instagram en de hulpkanalen die daar zelf al vermeld worden. Ik denk dat dat voor televisie-uitzendingen minstens evenzeer opgaat.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik denk dat we de zorg delen, dat we het gesprek verder moeten aangaan, dat we er heel veel oog voor moeten hebben, vooral ook als het gaat over effectiviteit. Ik word er net op gewezen dat ik niet echt zorgvuldig was in de wijze waarop ik het heb gehad over de vermelding van de 1813-hulplijn voor zelfdoding. Ook dat is geen algemene verplichting in de deontologische code. Als ik die indruk heb gewekt, dat klopt dus niet. Het is wel een richtlijn die men heeft afgesproken en waarbij men dat consequent doet. Maar ook daar is het geen algemene verplichting van overheidswege. Dit is ook iets dat ik als minister van Media bijzonder waardevol vind, niet alleen negatief geformuleerd – de overheid komt niet tussen in journalistieke autonomie – maar ook positief: via dit soort zelfregulering komt men heel ver.
Het is vooral relevant dat journalisten en programmamakers zich bewust zijn van de problematiek, vandaar ook het belang van dat continu gesprek om dat onder de aandacht te brengen. Men moet er zelf van overtuigd zijn en zelf goed kunnen inschatten wanneer het belangrijk is om die hulplijnen te vermelden. U hebt in elk geval mijn engagement om dat gesprek verder aan te gaan met onder andere de VVJ en de Raad voor de Journalistiek.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik denk dat we een goed voorbeeld hebben met 1813. Dat is inderdaad niet opgelegd, dat zijn de mediarichtlijnen. Maar doorheen de evolutie in de jaren zien we die vermelding toch consequenter en consequenter. Dat wordt ook ondersteund en is afgesproken met onder andere Werkgroep Verder, die jaar na jaar ook een prijs voor journalistiek uitreikt in dit kader, over de manier waarop aan berichtgeving wordt gedaan rond zelfdoding en de vermelding van 1813. Het zou mooi zijn als er ook zoiets zou kunnen ontstaan rond 1712 of eventueel nog andere lijnen. Daarvoor is die sensibilisering absoluut nodig. Minister, ik wil u vragen om dat gesprek verder te blijven aangaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.