Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Deze vraag komt er naar aanleiding van een onderzoek van hr-dienstverlener Randstad, die een enquête deed over levenslang leren bij tweeduizend Belgen. Het onderzoek nuanceert in zekere mate de vaak geciteerde slechte Belgische Eurostat-cijfers inzake levenslang leren. Om die nog even in herinnering te brengen: in België volgde slechts 8,5 procent van de personen tussen 25 en 64 jaar de voorbije weken een opleiding, tegenover 11,2 procent gemiddeld in de EU. Landen als Finland scoren hier bijna 30 procent.
Randstad mat echter het percentage werkenden die een opleiding volgden op jaarbasis. Op jaarbasis blijkt dat 50 procent van de Belgische werkenden een opleiding gevolgd heeft. Dit is in lijn met het Europese gemiddelde. België hinkt weliswaar ook op basis van deze indicator achter op de toplanden, zoals de Scandinavische landen en Nederland, maar wel in mindere mate dan de Eurostat-cijfers aangeven.
Voorts waren er een aantal andere opmerkelijke resultaten in het onderzoek. Er zijn geen verschillen tussen mannen en vrouwen inzake deelname aan opleidingen en levenslang leren. Wat betreft leeftijd zijn er wel verschillen: eenmaal voorbij de 40, zakt het aandeel dat een opleiding volgt met maar liefst 14 procent. Arbeiders nemen significant minder deel aan opleidingen, 29 procent, dan bedienden, waar het percentage 50 procent is, en kaderleden, waar tot 70 procent een opleiding gevolgd heeft in het voorbije jaar. Er zijn ook grote verschillen naar opleidingsniveau en verschillen tussen werkenden, 50 procent opleidingsdeelname, niet-werkenden, 35 procent opleidingsdeelname, en niet-actieven, 19 procent opleidingsdeelname.
Minister, aangezien in België veel opleidingen van korte duur blijken, is het volgens Randstad normaal dat slechts weinig Belgen de voorbije vier weken een opleiding volgden, dat die cijfers dus systematisch lager liggen in de Eurostat-enquêtes dan in de realiteit. Daarom vindt Randstad het juister om deelname aan levenslang leren op jaarbasis uit te drukken. Hoe kijkt u aan tegen de resultaten van het onderzoek van Randstad en de voorgestelde methodologie?
België blijkt het minder goed te doen op vlak van langere opleidingen. De kloof met Nederland wordt veroorzaakt door het lage aandeel volwassenen in het hoger onderwijs. Waar in Nederland 15 procent van de 30-plussers is ingeschreven in het hoger onderwijs, is België hier in de staart van het peloton te vinden, met nauwelijks 7 procent. Leren op afstand en digitaal leren lijkt hier de boodschap. Welke initiatieven wilt u nemen, mogelijk in samenwerking met andere bevoegde ministers, om ook volwassenen meer en beter te verleiden – om die term te gebruiken – om deel te nemen aan hoger onderwijs?
Welke concrete maatregelen kunt u nemen om de kloof inzake levenslang leren tussen enerzijds werkenden, in lijn met het Europese gemiddelde, en anderzijds niet-actieven en niet-werkenden te dichten?
Minister Crevits heeft het woord.
Dank u wel, collega, voor een mooie laatste vraag voor vandaag.
Het Randstadrapport ‘Wie werkt, leert’ is zeer waardevol. Het is gebaseerd op een enquête waarbij respondenten bevraagd werden naar hun individuele bevindingen rond levenslang leren. De resultaten hebt u allemaal kunnen inkijken. De voorzitter, die ook de vraag stelt, heeft er al naar verwezen.
Ik deel absoluut de analyse van Randstad dat er meerdere indicatoren zijn om naar levenslang leren te kijken en dat we ons zeker niet pessimistisch moeten blindstaren op slechts een ervan, die focust op de deelname aan opleidingen gedurende de voorbije vier weken. Maar ik wil wel graag weten hoe het komt dat Vlaanderen systematisch lager scoort dan toplanden zoals Zweden, Finland, Nederland of Denemarken. Vandaar ook de prioriteit zoals die aangegeven is in ons Vlaams regeerakkoord.
Uiteraard wil ik alle vormen van opleiding stimuleren. Het hoger onderwijs moet hierin een belangrijke rol spelen. Met het Vlaams opleidingsverlof en het Vlaams opleidingskrediet willen we werknemers momenteel al de kans geven om ook langdurige opleidingen in het hoger onderwijs te volgen, de uitrol van het duaal leren naar het hoger onderwijs kan een belangrijke rol spelen en wij werken op dit ogenblik – dat weten jullie – aan een gezamenlijke visie op levenslang leren in functie van het oprichten van het Platform Levenslang Leren. Ik hoop om kort na Pasen een aantal acties aan de Vlaamse Regering te kunnen voorleggen.
Wat betreft initiatieven voor het bevorderen van e-leren verwijs ik naar mijn antwoord op uw vorige vraag om uitleg nr. 1224 over e-learning, waar we hier toen dieper op zijn ingegaan. We moeten een omslag maken van bingewatchen naar ‘bingeleren’, had ik gezegd. Collega Claes heeft daar een heel grappige tweet over gemaakt. Ze lacht, dus ze weet het. De associatie schrijf ik op haar conto, maar ik ben het niet vergeten.
De bestaande indicatoren zoals de enquête naar de arbeidskrachten (EAK) of de ‘Adult Education Survey’ wijzen vooral op een kloof tussen zij die werken of werkzoekend zijn versus zij die niet participeren aan de arbeidsmarkt. Zo zien we dat voor werkzoekenden hun deelname aan opleidingen vaak in dezelfde lijn of zelfs hoger ligt dan werknemers. Dat is goed.
Voor niet-beroepsactieven is er wel degelijk een grote kloof. Deels komt dit door bepaalde drempels, zoals reeds aangehaald. Er is al een voorstel gedaan om opleidingscheques ter beschikking te stellen voor de niet-beroepsactieven. Ik heb gisteren cijfers vrijgegeven naar aanleiding van een schriftelijke vraag over het gebruik van de opleidingscheques. Ik ga ze niet verklappen, maar het is nuttig om daar met z'n allen eens grondig naar te kijken en ons te bezinnen over het gebruik van de opleidingscheques. Het zijn allemaal interessante doelgroepen die ze gebruiken, maar als we ze ook willen laten gebruiken door kortgeschoolden of door niet-actieven, zullen we toch moeten zoeken naar een manier om dat te laten gebeuren. Het is niet omdat je iets openstelt voor mensen, dat ze er gebruik van maken.
Minister, dank u wel. We hebben het openstellen van de loopbaancheques voor niet-actieven alvast in een resolutie gegoten, collega's, maar aan de opleidingscheques is nog wel wat werk. De opleidingsdeelname is ook bijzonder belangrijk. Ik las in het onderzoek dat vooral werkgevers een cruciale rol spelen in het aanbieden en het organiseren van opleidingen voor hun werknemers. Als we de deelname aan opleidingen willen verhogen bij de werkenden, dan moeten we ook bij de werkgevers een juist stimuleringsbeleid voeren, en op die manier kunnen we misschien een aantal stappen vooruitzetten op het terrein.
Wat betreft de niet-actieven is VDAB de eerste verantwoordelijke om hier stappen vooruit te zetten, maar samen met de lokale besturen. Heel veel lokale besturen organiseren laagdrempelige vormen van opleiding, bijvoorbeeld rond digitalisering. Ook daar zijn een aantal belangrijke aanknopingspunten om opleidingsdeelname bijvoorbeeld bij niet-actieven of niet-werkenden te verhogen. Dus werkgevers en lokale besturen zijn nuttige partners.
Mevrouw Claes heeft het woord.
We hebben dit thema al meermaals behandeld in het parlement. Dat is ook logisch, want het is een belangrijk knelpunt. Levenslang of levensbreed leren is noodzakelijk om mee te kunnen op de arbeidsmarkt. Jobs verdwijnen en worden hervormd maar er worden ook nieuwe jobs gecreëerd. Daarom is het belangrijk om die trein niet te missen. Leren doen we niet alleen op de schoolbanken. We moeten dit blijvend kunnen doen om ons beter te wapenen en weerbaar te maken.
De resultaten van dit onderzoek zijn beter maar de conclusie blijft grotendeels gelijk. Het levenslang leren is ongelijk verdeeld in Vlaanderen. Er is een verschil tussen de jongeren en de ouderen en de kort- en hooggeschoolden. Dat zijn cruciale uitdagingen.
Collega Bothuyne verwijst specifiek naar het digitaal leren. Ik heb dat ook wel eens ter sprake gebracht in de commissie. Digitaal leren biedt heel wat mogelijkheden en kansen. Mensen hoeven zich bijvoorbeeld niet te verplaatsen, ze kunnen op hun eigen tempo leren en naar eigen mogelijkheden. Het verlaagt ook de drempel voor bepaalde doelgroepen, maar ook niet voor iedereen. Ik vrees dat het minder aantrekkelijk is om de ouderen en kortgeschoolden te verleiden, als ik het zo mag zeggen. Het is ook een trend in deze commissie om het woord ‘verleiden’ te gebruiken. De vraag rijst of we voor deze bepaalde doelgroepen, namelijk de ouderen en de kortgeschoolden, specifieke incentives moeten voorzien. Op welke manier kunnen we hen bereiken of overtuigen om ook te investeren in levenslang leren? Minister, wat is uw standpunt hierover?
Minister Crevits heeft het woord.
Voorzitter, ik ga eerst in op uw opmerking. Het is echt van belang om de leerculturen te versterken in de bedrijven, dat blijkt ook uit het onderzoek. Maar ik heb al een aantal werkgevers gehoord die zeggen: ‘bij ons is leren het nieuwe recruteren’. Waar vroeger de werkgever koos wie hij aannam, zijn het nu de sollicitanten die kiezen waar ze willen werken. De leercultuur binnen het bedrijf vormt ook bij mensen al een trigger om al dan niet voor een bepaald bedrijf te kiezen. We moeten er dus misschien wat vaker de nadruk op leggen dat leren het nieuwe recruteren is. Ik vind dat wel goed gezegd en het is absoluut juist, voorzitter, dat de leercultuur in de bedrijven moet worden versterkt.
De VDAB-onlineopleidingen staan voor iedereen open, ook voor de mensen die vandaag niet participeren aan de arbeidsmarkt. Het is niet omdat iets voor iemand openstaat dat het ook gebruikt wordt. Die opmerking heb ik daarnet al gemaakt over de opleidingscheques. Soms zet je iets open en denk je dat iedereen daarop zal ingaan, maar dan blijkt dat een bepaalde groep dar veel meer op inspeelt dan een andere.
Mevrouw Claes, ik denk dat we dat absoluut zullen moeten doen, de vraag is alleen hoe. Dat heeft ook te maken met de leercultuur binnen bedrijven. Ik heb al bedrijven bezocht waar er ook voor de kortgeschoolden een grote omslag gebeurt naar het digitale en naar artificiële intelligentie. Mensen zien dat als een meerwaarde en willen leren op de werkvloer. We moeten de handen in elkaar slaan met de bedrijven en de vakbonden en met sociale partners, om te kijken hoe je de groepen die dat het meest nodig hebben – de ouderen en de kortgeschoolden – nog meer in dat verhaal kunnen betrekken.
Minister, ik dank u. We stuiten hier een beetje op de limieten van het vraaggestuurde beleid dat we rond opleidingsdeelname hebben vooropgesteld. We laten de vraag van onderuit komen en ondersteunen ze met opleidingscheques, met de kmo-portefeuille en nog andere zaken. Voor een aantal doelgroepen kan het niet anders dan te werken met een mix van vraag- en aanbodgestuurd beleid, waarbij we de opleidingen bijna letterlijk op de schoot van de betrokkene brengen om op die manier de opleidingsdeelname te verhogen. We zullen daar in de toekomst ongetwijfeld nog verder op ingaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.