Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, voor u en voor ons is het geen geheim dat de vervoerregio’s volop bezig zijn met het uittekenen van hun regionaal mobiliteitsplan. Sommige vervoerregio’s kondigden in de media ook al aan dat ze daar klaar mee zijn. In de eerste fase ligt de focus op het openbaar vervoer, maar in de toekomst moeten de regionale plannen uitgroeien tot volwaardige mobiliteitsplannen die alle aspecten van mobiliteit aanraken.
Tegelijkertijd werken lokale besturen ook aan een lokaal mobiliteitsplan dat moet aansluiten op het regionale plan.
Over het lokale mobiliteitsplan staat in het decreet Basisbereikbaarheid te lezen dat lokale besturen voor de opmaak en de herziening van een lokaal mobiliteitsplan in aanmerking kunnen komen voor Vlaamse subsidiëring; dat staat in artikel 29. De Vlaamse Regering zou de voorwaarden en de verdere procedure later bepalen in een besluit van de Vlaamse Regering. Dat uitvoeringsbesluit is er vandaag nog niet, wat bij sommige lokale besturen toch enige onrust veroorzaakt, aangezien zij niet kunnen inschatten voor welke subsidies zij onder welke voorwaarden in aanmerking komen. Dat zet een rem op de lokale mobiliteitsplanning. Dat is wat mij betreft geen goede zaak, zeker niet in de beginjaren van de lokale beleidscyclus. Ook over de financiering van de regionale mobiliteitsplannen is er vandaag nog geen duidelijkheid.
Daarom heb ik de volgende vragen, minister, over hoe de regionale en lokale mobiliteitsplannen gefinancierd zullen worden vanuit Vlaanderen. De middelen voor het openbaar vervoer, en later ook andere budgetten, zullen verdeeld worden als straks alle vervoerregioraden hun plannen voorleggen. Op basis van welke criteria zullen de middelen voor het openbaar vervoer verdeeld worden onder de verschillende vervoerregio’s? Indien die criteria nog niet duidelijk zijn, wanneer zal dat dan wel het geval zijn? Worden de vervoerregio’s betrokken bij het uitdenken van de criteria? Zo ja, op welke manier? Later zullen ook andere budgetten over de vervoerregio’s worden verdeeld. Kunt u verduidelijken wanneer u welke budgetten op het niveau van de vervoerregio’s wilt brengen? Zult u in de toekomst de opmaak en herziening van lokale mobiliteitsplannen vanuit Vlaanderen nog steeds subsidiëren? Wanneer zult u het besluit klaar hebben dat lokale besturen duidelijkheid geeft over de subsidiemogelijkheden voor lokale mobiliteitsplannen? Op welke financiële steun vanuit Vlaanderen kunnen lokale besturen in de tussentijd rekenen en aan welke voorwaarden moeten ze dan voldoen?
Minister Peeters heeft het woord.
Bedankt voor uw vragen, mijnheer Rzoska. De bestaande toestand is natuurlijk de toestand die we kennen. Het startbudget voor het kernnet en het aanvullend net is door De Lijn bepaald op basis van de historische en geografische verdeling van het beschikbare budget van 2018. Dat ligt vast. Ook het startbudget voor ‘vervoer op maat’ was al verdeeld. Dat is hier ook al een paar keer aan bod gekomen. Men had een totaal van 34 miljoen euro, verdeeld over het aantal middelen dat al in het verleden was aangewend voor De Lijn, voor DAV, voor de I-Bus, voor MSLO, voor Max Mobiel, voor APZI, voor DeWaterbus en voor Blue-bike. Dat totaalbedrag van 34 miljoen euro was dus ook al verdeeld. Over die verdeling van de middelen zijn alle vervoerregioraden in augustus 2019 ook gebrieft, zodat ze allemaal wisten wat het beschikbare budget is.
U weet dat er in het regeerakkoord nog een extra budget van 31 miljoen euro is voorzien. Men gaat nu moeten bekijken hoe dat verdeeld gaat worden over de verschillende vervoerregioraden. Dat is gradueel vastgelegd voor de periode 2020 tot 2024. Over de wijze waarop die extra budgetten verdeeld gaan worden over de verschillende vervoerregioraden, kan ik u vandaag nog geen duidelijkheid geven. We zijn op dit ogenblik, in samenspraak met de administraties, volop aan het onderzoeken hoe we gebruik kunnen maken van objectieve en transparante parameters voor de verdeling van die extra middelen. We willen uiteraard ook een verdeling over alle vervoerregio’s. Het kan ook zijn dat men zegt dat er bepaalde vervoerregio's zijn waar er nog witte vlekken zijn met een beperkte bediening of waar zelfs nauwelijks bediening is, en dat die vervoerregio's in verhouding misschien meer middelen zouden moeten krijgen. Alleszins willen we daar een aantal objectieve en transparante parameters voor kunnen aanwenden, opdat het tot een evenwichtige en aanvaardbare verdeling kan komen. U zult begrijpen dat iedereen sowieso wel iets extra's zal willen.
We willen daar zo snel mogelijk mee landen. Vandaag is dat zeker nog niet afgeklopt. Ik hoop dat we dat in de komende weken wel kunnen doen, want zoals u al aangeeft, zitten heel wat vervoerregioraden op dit ogenblik op hun honger. Zij willen daar meer duidelijkheid over hebben. De inzameling van al die data schijnt niet zo eenvoudig te zijn. Maar zodra we alle mogelijke gegevens hebben, proberen we daar alleszins een evenwichtige, transparante en objectieve verdeling van op te maken. Dat zal dan vervolgens uiteraard ook eerst voorgelegd worden aan de Vlaamse Regering.
Worden de vervoerregio's betrokken bij het uitdenken van deze criteria? Elke vervoerregio zal in de eerste plaats denken vanuit haar eigenheid. Er is sowieso een groot verschil tussen vervoerregio's in de buitengebieden en die in stedelijke kernen. Iedereen zal wel zoveel mogelijk middelen naar zijn eigen vervoerregio willen trekken. Toch willen we daar een objectief criterium voor. Daarom gaan we daar niet alle vervoerregio's bij betrekken.
Uiteraard is het wel zo dat de administraties covoorzitter zijn van de respectievelijke vervoerregio’s. Zij hebben natuurlijk ook de knowhow en kunnen alle mogelijke input van de vervoerregio’s mee inbrengen in het kader van de verdeling die nog moet worden uitgewerkt. Ze worden niet rechtstreeks betrokken, maar onrechtstreeks wel via de administratie die op dit moment het werk voorbereidt.
Zullen er ook andere budgetten worden verdeeld? In het regeerakkoord is voor vervoer op maat een extra budget voorzien van 31 miljoen euro dat gradueel zal worden toegekend in de periode 2020-2024. Het invoeren van basisbereikbaarheid is met een jaar vertraagd. Officieel zal het ingaan in december 2021. Dat betekent dat er voor dat hele jaar een bedrag is voorzien van 12 miljoen euro. De middelen die initieel voor 2020 zijn voorzien, hevelen we over naar het jaar 2021. Voor 2022 is er 18 miljoen euro voorzien, voor 2023 een bedrag van 24 miljoen euro om uiteindelijk in 2024 te komen tot 31 miljoen euro.
Worden de lokale mobiliteitsplannen nog vanuit Vlaanderen gesubsidieerd? Onder bepaalde voorwaarden kunnen de opmaak en de herziening van lokale mobiliteitsplannen vanuit Vlaanderen nog rekenen op een subsidie. Daarnaast is de verplichting tot opmaak van lokale mobiliteitsplannen opgeheven in het decreet Basisbereikbaarheid, in die zin dat de vervoerregioraden straks hun plannen opmaken. Elk lokaal bestuur kan vandaag nog vrij en volledig autonoom beslissen in welke mate het zelf een lokaal mobiliteitsplan zal opmaken, of zich volledig zal enten op dat van de vervoerregio's.
Wanneer zullen we het besluit klaar hebben om duidelijkheid te geven over de subsidiemogelijkheden? Op dit ogenblik is er niet voorzien in een nieuwe aangepaste subsidieregeling in de begrotingsagenda. De introductie van regionale mobiliteitsplannen, die voor 100 procent worden gefinancierd door de Vlaamse overheid, heeft er momenteel toe geleid dat alle middelen in die richting worden georiënteerd, en dat er geen nieuwe subsidieregeling meer komt voor de lokale besturen. De tussentijdse oplossing voor de lokale besturen die van in het begin van deze legislatuur hebben gezegd dat ze een nieuw planningsproces opstarten en voor 22 juni 2019 een sneltoets hebben laten doen, is dat ze nog aanspraak kunnen maken op de bestaande subsidieregeling voor de opmaak van een nieuw planproces. De lokale besturen die helemaal nog geen geldig mobiliteitsplan hebben, en ook nieuwe gemeenten die na een vrijwillige fusie tot stand zijn gekomen, kunnen wel nog genieten van de bestaande subsidieregeling. Voor het overige is het een uitdoofregeling omdat we ons volledig enten op de mobiliteitsplannen van de vervoerregioraden zelf.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, u hebt zeer volledig geantwoord, maar ik heb nog een bijkomende vraag. U zegt dat de vervoerregio's allemaal hun eigen specificiteit hebben. Ik kan me voorstellen, als je daar met een helikopterzicht naar kijkt, dat vermoedelijk in de meeste vervoerregio's gelijkaardige vragen leven. Het is goed dat de administratie daarbij betrokken is, maar ik zou er toch voor willen pleiten om de rode draden te gaan zoeken in de plannen die nu al voor een deel ontwikkeld zijn. Ik kan me voorstellen dat je op basis daarvan wel tot een apparaat van criteria kunt komen op basis waarvan je onmiddellijk kunt gaan verdelen.
Voor de rest heb ik geen bijkomende vragen. Ik snap natuurlijk dat heel wat vervoerregioraden nu aan het kijken zijn naar die criteria. Ik heb ook al wel gehoord van de verschillende vervoerregio’s bij mij in de buurt dat iedereen wat zit te kijken naar extra middelen om de plannen die ze hebben neergeschreven, te kunnen realiseren. Ik denk dat het goed is dat daar binnenkort duidelijkheid over komt.
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik besef uiteraard dat de verdeling van die extra middelen geen evidente opdracht is en dat er altijd meer teleurgestelden dan tevredenen zullen zijn. Het is zeker belangrijk om daar goede parameters voor te vinden. Ik wil benadrukken dat er in de ene regio veel meer aanbod is en minder witte vlekken zijn dan in de andere. We weten allemaal wel ongeveer welke regio's dat zijn. Zelfs binnen een vervoerregio kunnen er grote verschillen zijn. Het is dus geen evidente oefening om te maken, zelfs niet binnen een vervoerregio. Het is belangrijk dat daar rekening mee wordt gehouden. Hoe u dat in de juiste criteria gaat gieten, is natuurlijk de vraag van 1 miljoen. Voor de rest lijkt het mij goed dat er op korte termijn, voor Pasen, duidelijkheid is.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, enkele weken of maanden geleden, toen het ging over de vervoerregio's, heb ik de problematiek aangekaart van de afwezigheid van de betrokkenheid van de NMBS in de vervoerregioraden. Toen hebt u geantwoord dat dat al bij al nog wel meeviel, zo leerde u uit uw contacten. Op onze laatste vervoerregioraad, waar de NMBS-vertegenwoordigers opnieuw uitblonken in afwezigheid, ondanks een expliciete vraag om een brief van onze raad te bespreken, heb ik de vraag gesteld aan de vertegenwoordigers van het Departement Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) of zij er weet van hebben of dat in andere regio's ook zo’n probleem is. Toen was het antwoord unaniem ja. Dat is overal een probleem.
Ik denk dat u dat als minister best nog eens opneemt en probeert om daar met uw federale collega over te spreken. Ik vind het echt hemeltergend dat federale ambtenaren, NMBS-medewerkers, die van cruciaal belang zijn voor die vervoerregioraden – treinverbindingen zijn van essentieel belang –, elke keer hun kat sturen. Ik vind dat ergerlijk en vooral te betreuren omdat het echt wel van belang is dat zij daar aanwezig zijn. Ik wil u vragen om eens aan de alarmbel te trekken bij uw collega aan de overkant.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Maertens, het is elementaire beleefdheid om wanneer men wordt uitgenodigd, daar ook op in te gaan. Ik heb alleszins gehoord, onder andere via onze administratie, dat in Leuven en Antwerpen, de NMBS wel aanwezig zou zijn. Ik weet niet hoe het in de andere vervoerregioraden is, maar elementaire beleefdheid leert toch dat als men wordt uitgenodigd, men best ook zou gaan. Ik zal dit alleszins ter harte nemen en kijken of er eventueel toch niet een aansporing kan gebeuren. Wij zijn natuurlijk niet bevoegd voor de NMBS, we kunnen het hoogstens vriendelijk vragen en hopen dat er gevolg aan wordt gegeven.
Ik weet dat iedereen zit te wachten op die middelen, en inderdaad, hoe rapper hoe liever. Anderzijds moeten we toch objectieve criteria hebben. Als we straks een kader hebben uitgewerkt, kunnen we dat nog eens bevragen aan de vijftien vervoerregioraden, maar ik denk dat we dan nog eerder vertraging krijgen. Uiteindelijk zetelt in elke vervoerregioraad toch iemand van het Departement MOW als covoorzitter. Ze weten toch wat er leeft en wat de noden en bekommernissen zijn binnen die vervoerregio's. Ik denk dat we er nu best voor zorgen dat we snel duidelijkheid krijgen en snel die parameters voorhanden hebben.
Iedereen gelukkig maken: ik zou hopen dat het kon, maar ik vrees er een klein beetje voor. Het gaat natuurlijk om 31 miljoen euro. Dat is geen gigantisch groot bedrag, terwijl de verwachtingen wel hoog zijn. Ik weet dat, maar we zullen er in eerste instantie proberen het beste van te maken. Ik hoop dat ik u heel snel zal kunnen laten weten dat er kan worden afgeklopt en dat we objectieve criteria hebben die hopelijk een zo groot mogelijk draagvlak kunnen hebben.
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik ben tevreden met uw antwoord. Ik kan mij voorstellen dat er heel wat vragen van onderuit zijn. Die krijgt u natuurlijk ook binnen. Ik weet dat het niet gemakkelijk is om criteria op te stellen: aantal inwoners, studenten, stedelijk, niet-stedelijk enzovoort. Een aantal zaken liggen wel voor de hand. Ik weet ook wel dat 31 miljoen euro geen budget is tot ‘in the sky’. (Opmerkingen van Bert Maertens)
Mijnheer Maertens, ik denk dat u dringend naar huis moet. Misschien moet u een zelfgekozen quarantaine overwegen. (Opmerkingen)
Hij ziet wat rood. Is er een dokter in de zaal?
Minister, wij zijn er allemaal van overtuigd dat we daar een succesverhaal van willen maken. Wij onderschrijven de modalshiftambities uit het regeerakkoord. Als we die willen halen, zal dit een kritische succesfactor worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.