Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Vraag om uitleg over de afgeschafte reservatieplicht voor rolstoelgebruikers bij De Lijn
Vraag om uitleg over de ontoegankelijkheid van hermelijntrams door het ontbreken van oprijplaten
Vraag om uitleg over de afschaffing van de reservatieplicht en de toegankelijkheid van haltes van De Lijn
Vraag om uitleg over de afschaffing van de reservatieplicht bij De Lijn
Verslag
De heer Maertens heeft het woord.
Ik zie dat veel collega’s een soortgelijke vraag hebben ingediend, wat bewijst dat dit een thema is dat leeft. We waren allemaal blij dat er een passage in het regeerakkoord is opgenomen om ervoor te zorgen dat rolstoelgebruikers geen lange reservatieprocedure meer moeten doorlopen, maar er zijn wel een aantal problemen vastgesteld.
Sinds 1 februari is de reservatieplicht voor rolstoelgebruikers op bussen van De Lijn afgeschaft. De nieuwe procedure wordt op de webstek van De Lijn als volgt omschreven: “Met de nieuwe eenduidige procedure kunnen rolstoelgebruikers zonder voorafgaande reservering op- en afstappen aan rolstoeltoegankelijke haltes. De chauffeur legt – indien nodig – de oprijplaat uit. Ook een begeleider of medereiziger mag de oprijplaat uitleggen. De rolstoelgebruiker betreedt het voertuig op eigen kracht, al dan niet met hulp van een begeleider. De rolstoelgebruiker kan mee als de voorbehouden rolstoelplaats op het voertuig beschikbaar is en de halte minimaal de status ‘toegankelijk mits assistentie’ heeft.”
We zijn blij met de maatregel en het is misschien nog te vroeg om het geheel te evalueren, maar ik heb toch al een aantal vragen voor u, minister. Hoe evalueert u na anderhalve maand de procedure en de implementatie ervan? Zijn er aanpassingen of bijsturingen nodig of zijn er al gebeurd sinds de invoering?
Blijkbaar waren niet alle chauffeurs op de hoogte van die maatregel en wisten ze niet wat te doen. Hoe verliep de interne communicatie over de nieuwe procedure tussen het moment waarop de beslissing is gevallen, januari, en het moment waarop de maatregel is ingevoerd, 1 februari?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
De heer Maertens heeft al een inleiding gegeven; ik zal die niet herhalen.
De reservatieplicht is afgeschaft en daar zijn wij uiteraard heel blij mee. We hebben daar vanuit onze fractie meermaals op aangedrongen. Uit verschillende reacties van rolstoelgebruikers die begin februari zonder reservatieplicht de bus wilden nemen, blijkt echter dat niet alle chauffeurs op de hoogte waren van deze nieuwe regeling.
Minister, op welke manier heeft De Lijn deze nieuwe regeling gecommuniceerd, zowel aan haar personeel als aan de reiziger?
Wat is de concrete taak van de chauffeur als een persoon met een beperking aan de halte staat en deze halte niet rolstoeltoegankelijk is?
Hoeveel middelen gaat deze regering investeren in het verder toegankelijk maken van haltes van De Lijn? U hebt daarnet al een tipje van de sluier gelicht, maar nog niet wat de middelen betreft. Hoeveel haltes zullen op die manier volledig toegankelijk zijn tegen het einde van de legislatuur? Hoeveel middelen zijn er nodig om alle haltes van De Lijn volledig toegankelijk te maken?
Hoe ver staat u met het in het regeerakkoord aangekondigde Masterplan toegankelijkheid?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, ik zal ook niet alles herhalen; de collega’s hebben al een inleiding gegeven.
De mobiele lijnen geven aan waar rolstoelreizigers probleemloos kunnen mee rijden en toch blijkt dat er in de praktijk al wat problemen zijn opgedoken. In Gent zijn tramlijn 1 en 2 mobiele lijnen. Dat zijn lijnen waar men niet meer hoeft te reserveren, men moet daar de tram kunnen nemen aan de haltes. En toch blijkt in de praktijk dat De Lijn daar oude hermelijntrams inzet die geen ingebouwde uitklapbare oprijplaat hebben, waardoor rolstoelgebruikers, zelfs met hulp, gewoon niet op de tram geraken. Ook in Antwerpen loop je als rolstoelgebruiker het risico om op een mobiele lijn toch een ontoegankelijk voertuig, een oude hermelijntram, te zien aankomen, waardoor je gewoon niet op de tram raakt.
Volgens de reizigersorganisatie Reizigersbond is er op korte termijn een oplossing mogelijk. De ontoegankelijke trams op de Meer Mobiele Lijnen zouden gebruik kunnen maken van een draagbare oprijplaat, maar De Lijn reageerde tot nog toe niet op dat voorstel. In Gent liet het bestuur al weten dat het dit zou aankaarten bij De Lijn. Omdat we de afgelopen jaren in deze commissie meermaals over de toegankelijkheid van haltes en voertuigen hebben gedebatteerd, heb ik volgende vragen.
Minister, hoe komt het dat De Lijn toch ontoegankelijke voertuigen inzet op de lijnen die op de website worden aangekondigd als ‘Meer Mobiele Lijn’? Waarom gaat De Lijn niet in op het voorstel van de Reizigersbond om draagbare oprijplaten in oude hermelijntrams in te zetten als deze toch op de Meer Mobiele Lijnen rijden? Dat is trouwens een praktijk die op verschillende plaatsen in het buitenland bestaat. Bent u ertoe bereid om dit aan te kaarten bij De Lijn, gezien de recente aankondiging dat rolstoelgebruikers niet langer hoeven te reserveren en dat hun toegankelijke voertuigen worden beloofd op de aangeduide Meer Mobiele Lijnen?
De heer Vander Reyde heeft het woord.
Minister, ik ga het estafettestokje overnemen en ga net als mijn collega's ook niet alles herhalen wat er gezegd is; de solidariteit onder de collega’s is zeer groot vandaag.
Zoals u weet, is toegankelijkheid op het openbaar vervoer een onderwerp dat mij na aan het hart ligt. We hebben het hier al een aantal keer over gehad.
Verder dan enkel de problemen benoemen die mijn collega’s zeer accuraat beschreven hebben – niet alleen in Antwerpen en Gent trouwens, maar over heel Vlaanderen –, kan de afschaffing van de reservatieplicht enkel maar toegejuicht worden. Dat werkt inderdaad enkel als mensen die een beperking hebben, ook de garantie hebben dat de bus of tram die ze nemen toegankelijk voor hen is, anders zijn ze eigenlijk slechter af, want dan gaan ze ervan uit dat ze het openbaar vervoer kunnen nemen zonder dat daar de garantie voor is.
Mijn kijk op oplossingen is de volgende. Zoals de heer Rzoska al aanhaalde, gaat het over gemiddelde hoogteverschillen van tussen 5 en 15 centimeter, afhankelijk van de halte. Dan vraag ik me af, zeker bij haltes waar het hoogteverschil zeer klein is, of er geen extra hulpmaterieel kan worden ingezet om hieraan te verhelpen. In het buitenland zie ik dat er materieel voorhanden is, uitschuifbare platen enzovoort. Er wordt ook vaak gebruikgemaakt van de gewone solidariteit van medereizigers, net zoals wanneer er iemand met een buggy op het perron staat, de persoon die ervoor opstapt, die buggy dan gewoon mee optilt. Met enig simpel hulpmateriaal zou dat ook mogelijk moeten zijn voor mensen met een beperking.
Ik heb samen met mijn collega al gezocht naar enkele oplossingen. We zien dat wel in het buitenland. We kunnen daarvoor niet direct de fabrikanten en dergelijke aanduiden, maar ik neem aan dat er binnen De Lijn toch over nagedacht is. Daar gaat mijn vraag over.
Minister, zullen trams en bussen op lijnen waar de toegankelijkheid van de haltes nog niet gegarandeerd is, wat in het merendeel van de gevallen zo is, worden uitgerust met bijkomend materieel, zodat die afschaffing van de reservatie er in de praktijk ook echt voor zorgt dat mensen met een beperking zonder zorgen het openbaar vervoer kunnen nemen?
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Voorzitter, ik ben de laatste in het rijtje over dit thema. Ik heb hier vorige legislatuur ook al heel vaak vragen om uitleg en schriftelijke vragen over gesteld en ik heb zelfs een conceptnota over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer ingediend. Collega Katrien Schryvers heeft er recent ook nog een ingediend die breder gaat naar toegankelijkheid van mobiliteit in het algemeen.
Een van de zaken in de conceptnota die ik indiende, was de reservatieplicht voor bussen en trams die er eigenlijk niet zou mogen zijn. Men moest nog altijd werken met een reservatieplicht om van het openbaar vervoer gebruik te kunnen maken. In de conceptnota schetste ik ook de stand van zaken van de toegankelijkheid van de haltes. Uit mijn meest recente schriftelijke vraag daarover, blijkt dat er van de 30.300 haltes die Vlaanderen telt, slechts 3701 haltes of 12 procent toegankelijk zijn voor personen met een motorische beperking en ongeveer 1850 haltes of ongeveer 6,1 procent toegankelijk voor personen met een visuele beperking. Op de koop toe moesten mensen met een beperking die gebruik wilden maken van het openbaar vervoer, dat vaak tot 24 uur op voorhand reserveren.
Tijdens de bespreking van het regeerakkoord hebben we vanuit CD&V gevraagd om, binnen de vele uitdagingen die De Lijn kent, ook specifiek werk te maken van die toegankelijkheid. Daarmee is het Masterplan toegankelijkheid in het regeerakkoord gekomen, waarin we ambitieuze maar heel haalbare doelstellingen vooropstellen voor het toegankelijk maken van halte-infrastructuur. Met dat masterplan wordt er versneld werk gemaakt van de haltes in eigen beheer – op de gewestwegen, dus – en een versnelde uitrol van de Meer Mobiele Lijnen.
De afschaffing van de reservatieplicht is daar ook een onderdeel van. Die is ingegaan op 1 februari 2020. We zijn uiteraard heel verheugd met die eerste stap in de uitvoering van het Masterplan toegankelijkheid, wat dus ook de uitvoering is van een van de elementen die ik in mijn conceptnota had opgenomen.
Minister, ik heb nog een aantal vragen hierover. Hoe werd de afschaffing van de reservatieplicht in goede banen geleid?
Welke reacties ontving u van gebruikersverenigingen, belangenbehartigers en passagiers uit de doelgroepen? Er is door de collega’s al verwezen naar de vraag naar extra hulpmaterieel.
Werden er ondertussen al bijsturingen uitgevoerd of gepland op basis van die reacties? Welke verdere stappen worden er momenteel nog gepland om ons openbaar vervoer toegankelijker te maken binnen het geplande Masterplan toegankelijkheid? Welke timing hebt u daarvoor vooropgesteld?
Minister Peeters heeft het woord.
Collega’s, ik zal de vragen gegroepeerd en per item beantwoorden.
De procedure is inderdaad ingegaan nadat de raad van bestuur ze heeft goedgekeurd, op 21 januari 2020. Ze is dus nog maar net van gestart gegaan. Om de opvolging van de implementatie goed te laten verlopen, werd in eerste instantie bij de klantendienst van De Lijn een specifieke codificatie toegekend aan een klacht die betrekking heeft op het niet correct toepassen van deze richtlijnen door de chauffeur. Op basis van de opgegeven halteplaats, lijnnummer en tijdstip kan worden nagegaan wie de betrokken chauffeur is die de richtlijnen niet gerespecteerd heeft. Die wordt dan onmiddellijk door zijn leidinggevende aangesproken voor een passend gevolg.
Die specifieke codificatie biedt tegelijk ook de mogelijkheid om, op basis van de klachten, de implementatie van de nieuwe procedure goed op te volgen. Vandaag heb ik natuurlijk nog geen zicht op het aantal klachten en dergelijke. De procedure is immers nog maar anderhalve maand van kracht. Maar men gaat dat alleszins heel strikt een heel nauw opvolgen.
Aan de invoering van de nieuwe procedure gingen de nodige voorbereidingen vooraf. Zo werd eerst de procedure ‘rolstoeltoegankelijke rit’ in de handleiding van de chauffeur aangepast. Die werd vervolgens door de rijschool opgenomen in de betrokken opleidingsmodules, opdat de nieuwe chauffeurs en de chauffeurs die hun opleiding ‘vakbekwaamheid toegankelijkheid’ volgen, de meest actuele richtlijnen konden meekrijgen. Aansluitend werden de algemene reisvoorwaarden voor de reizigers aangepast.
De chauffeurs werden via de gebruikelijke kanalen op de hoogte gebracht. In het bericht aan de chauffeurs, ‘Procedure reizigers met een rolstoel’, werd de nieuwe regeling beknopt toegelicht met een verwijzing naar het bijgestuurde hoofdstuk in de handleiding van de chauffeur. Er werd ook een bijbehorende infofolder over de bijgestuurde richtlijn opgesteld en verspreid. De info wordt bijkomend getoond op het intranet en op de beeldschermen die in de chauffeurslokalen hangen. Ook werden de scripts voor de dispatching en de belbuscentrales aangepast volgens de nieuwe richtlijnen. U ziet dus dat er heel wat communicatiemedia zijn gebruikt voor interne communicatie.
Voor de externe communicatie naar de reizigers werd de informatie over de nieuwe richtlijn aangekondigd en toegelicht op de toegankelijkheidspagina van de website van De Lijn. Bij de lancering werd ook een persbericht uitgestuurd met de aankondiging van de afschaffing van de reservatieplicht voor rolstoelgebruikers. Bijkomend werden de gebruikersorganisaties op de hoogte gebracht van de nieuwe regeling. Ook werd de nieuwe richtlijn toegelicht en besproken tijdens het gebruikersoverleg van de kenniscel Toegankelijkheid met vertegenwoordigers van de gebruikersorganisaties.
Mevrouw Robeyns, u vraagt naar de concrete taak van de chauffeur ingeval een persoon met een beperking aan de halte staat en die halte niet rolstoeltoegankelijk is. Die regeling is opgenomen in de reizigersvoorwaarden. Niet alle haltes zijn rolstoeltoegankelijk. Het is ook daarom dat de rolstoelgebruiker de mogelijkheid heeft, en dit ook het best doet wanneer de halte onbekend terrein is, om zelf de toegankelijkheidsstatus van de op- en afstaphalte na te gaan via de website van De Lijn of om gebruik te maken van de aanmeldmogelijkheid via de belbuscentrale. Die mogelijkheden blijven dus bestaan.
De rolstoelgebruiker kan mee als de halte minimaal de status toegankelijk mits assistentie heeft en de voorbehouden rolstoelplaats op het voertuig effectief beschikbaar is. Als er op onze site staat dat een halte toegankelijk is mits assistentie, moet de rolstoelgebruiker er dus van uitgaan dat hij zelf voor assistentie kan zorgen. De chauffeur legt, indien nodig, de oprijplaat klaar. Ook een begeleider of medereiziger mag de oprijplaat uitleggen.
De rolstoelgebruiker betreedt het voertuig op eigen kracht, al dan niet met hulp van een begeleider, en positioneert zich op een correcte wijze op de daartoe voorziene rolstoelplaats. Als de rolstoelgebruiker door omstandigheden niet mee kan, dan deelt de chauffeur de oorzaak mee aan de betrokken reiziger.
Hoeveel middelen gaan we investeren in het verder toegankelijk maken van haltes van De Lijn? Heel wat haltes zijn eigendom van de gemeenten of lokale besturen en ook een heel aantal van het Vlaamse Gewest. De Lijn heeft maar een beperkt aantal haltes in eigendom, vooral de tramhaltes in eigen bedding en een aantal haltes van de busstations.
Het vernieuwen en toegankelijk aanleggen van de haltes wordt in de regel meegenomen bij ruimere herinrichtingsprojecten zoals bijvoorbeeld spoorvernieuwingen in geval van tramhaltes of stationsomgevingsprojecten, of bij de heraanleg van busstations.
Het heraanleggen van de haltes in Vlaanderen is de bevoegdheid van de wegbeheerder waar de haltes liggen. De Lijn neemt vandaag een aantal taken op ter ondersteuning van de wegbeheerders. Zo zijn er onder andere de richtlijnen met betrekking tot de aanleg van toegankelijke haltes, en die worden beschikbaar gesteld op de website van De Lijn. Er is ook een algemeen informerende brochure toegankelijke haltes, de Bushaltegids, die de principeontwerpen meegeeft van hoe men het best kan zorgen dat de nieuw aan te leggen haltes zo toegankelijk mogelijk zijn. Op de website van Mobiliteit en Openbare Werken (MOW) is ook een dienstorder te vinden met specifieke richtlijnen voor lokale besturen, maar uiteraard ook voor de administratie zelf.
Halteploegen monitoren op dit ogenblik de toegankelijkheidstatus van de haltes. Ik had het daarstraks al over het Masterplan toegankelijkheid. Op dit ogenblik brengt men alles in kaart. Mijnheer Van de Wauwer, in antwoord op uw schriftelijke vraag hebt u de laatste stand van zaken gekregen over de 30.000 haltes die deels door De Lijn, deels door het Vlaamse Gewest en deels door lokale besturen worden beheerd. Het blijkt dat slechts een beperkt aandeel, ruim 3800 haltes of 12,6 procent, perfect toegankelijk is. We zijn volop bezig om ons Masterplan toegankelijkheid in totaliteit aan te passen. Tegen 2030 willen we gaan naar 50 procent toegankelijkheid. Opnieuw, dit is een verhaal waarbij verschillende verantwoordelijken betrokken zijn.
Ik heb ook de specifieke vraag gekregen over hoeveel middelen er nodig zijn om de haltes van De Lijn zelf volledig toegankelijk te maken. Voor deze legislatuur gaat het om naar schatting ongeveer 15 miljoen euro, een bedrag dat zal moeten worden geïnvesteerd voor de heraanleg van de halte-infrastructuur die eigendom is van De Lijn zelf.
Er was een bijkomende vraag over het Masterplan toegankelijkheid. We hebben het in deze commissie al gehad over de werkzaamheden van de werkgroep, met daarin onder andere vertegenwoordigers van de dienst Mobiliteit en Openbare Werken, het Agentschap Wegen en Verkeer, de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten (VVSG), De Lijn en Inter, die allemaal samen zorgen voor de opmaak van dat masterplan binnen het MCB-project (Managementcomité van het Beleidsdomein), dat op dit ogenblik volop bezig is met de opstart van het project basisbereikbaarheid.
In een eerste stap is het de doelstelling om alles volledig in kaart te brengen, om elke halte grondig te onderzoeken, en te bekijken welke planmatige aanpak nodig is om die haltes perfect toegankelijk te maken. Dat gaat men dus onmiddellijk volledig omschrijven in een uitgebreid en lijvig document, waarin we alle gegevens verzamelen over elke specifieke halte. Dan kunnen we dat ter harte nemen en starten met de volledige uitrol en met de financiële kosten die daaraan verbonden zijn, om te bekijken wie wat moet doen.
Hoe komt het dat we nog ontoegankelijke voertuigen inzetten op lijnen die op de website worden aangekondigd als Meer Mobiele Lijn? Collega Rzoska, het klopt dat op de tramlijnen in Antwerpen en Gent nog een beperkt aantal Hermelijn-lijnen van de eerste serie, met wel een lage vloer maar zonder oprijplaat, worden ingezet. Een aantal van deze trams worden gebruikt als ‘smeerders’ of als ‘smeertoestellen’. Die worden ingezet om te voorkomen dat in de bochten of op de rails piepende geluiden worden gemaakt. Ze zijn niet toegankelijk. Doordat er op die lijnen een hoge frequentie is, komt er binnen de drie minuten een ander toestel, waarbij men dan wel gebruik kan maken van de Meer Mobiele Lijn. Zo is er na drie minuten wel een rolstoeltoegankelijke lijn of tram.
Waarom gaat De Lijn niet in op het voorstel van de Reizigersbond om draagbare oprijplaten te installeren in de oude Hermelijntrams, zodat deze dan toch zouden vallen onder de Meer Mobiele Lijnen? Men heeft bij De Lijn een en ander onderzocht. Het was voor De Lijn geen optie om met losse draagbare oprijplaten te werken omdat men daarmee niet voldoende veiligheidsgaranties kan garanderen.
Men is dan wel gaan onderzoeken wat er wel nog kan gebeuren met de oudere Hermelijntrams. In opdracht van Beheer en Innovatie Voertuigen van De Lijn heeft men bekeken hoe men een retrofitaanpassing kan doen aan de Hermelijntrams.
Ik zal u de technische maatregelen die nodig zijn om de Hermelijntrams aan te passen besparen. U zult begrijpen dat het gaat om het inbouwen van een oprijplaat en het voorbehouden van beveiligde plaatsen voor de rolstoelgebruikers. Er moet ook heel wat elektrische bedrading en dergelijke worden aangepast: de knop om gebruik te kunnen maken van de rolstoeltoegankelijke lijn en dergelijke meer. Er moeten heel wat technische aanpassingen worden gedaan. Dat heeft men allemaal onderzocht. Op basis daarvan heeft het managementcomité beslist om de nodige middelen uit te trekken om de Hermelijntrams om te bouwen en om ze in het kader van de midliferevisie, vooraleer ze volledig zijn afgeschreven, nog te kunnen gebruiken als rolstoeltoegankelijke of Meer Mobiele Lijn. Zo wil men dit verder uitrollen.
Nu, dat is nog allemaal heel prematuur. Het moet finaal nog goedgekeurd worden op de raad van bestuur van De Lijn. Ze hebben de intentie om een aanbesteding op te starten, om zo één en ander te kunnen inplannen, om in de nodige middelen te voorzien en om ervoor te zorgen dat er voldoende trams beschikbaar blijven tot men die oudere hermelijntrams uit het circuit neemt om ze volledig aan te passen. Zo willen ze voorkomen dat er bepaalde ritten niet zouden kunnen worden gereden. Men is er dus mee bezig en we hopen dat we zo snel mogelijk een terugkoppeling krijgen van de raad van bestuur van De Lijn om te zien hoe dat verder verloopt.
De Reizigersbond werd reeds op de hoogte gebracht door De Lijn van hun standpunt en plan van aanpak.
De gebruikersorganisaties en klanten zijn positief over de afschaffing van de reservatieplicht. Zo werd op 10 februari nog de Vereniging voor Personen met een Handicap (VFG) ontvangen op het kabinet en zij vonden deze realisatie een van de beste verbeteringen die er de afgelopen jaren gebeurd was. Ook zij hebben volop gecommuniceerd naar hun leden, maar ook steeds de boodschap mee gegeven dat indien men een halte wil aandoen die men niet kent, men best op voorhand toch even controleert via de website van De Lijn of via de belbuscentrale.
Zoals aangehaald, zullen mogelijke tekortkomingen bij de implementatie van de nieuwe richtlijnen bij de klantendienst van De Lijn worden opgevolgd en zullen ze het nodige gevolg krijgen.
De heer Maertens heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het omstandig antwoord. Mijn vragen waren beperkt tot de procedure en de interne communicatie.
Over die communicatie heb ik nog een bijkomende vraag. We hebben het gehad over de interne communicatie met de chauffeurs. Ik neem aan dat de communicatie naar het brede publiek ook via de websites van reizigersorganisaties is gebeurd enzovoort. Is er ook doelgroepspecifiek gecommuniceerd? Ik weet dat De Lijn vanwege de privacywetging niet zomaar adressen kan opvragen van mensen met een handicap om hun een doelgroepgerichte email te sturen, maar we kunnen binnen de Vlaamse overheid daarvoor wel samenwerken met bijvoorbeeld het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH). Ik weet ook niet welke mogelijkheden zij daartoe hebben. Is dat gebeurd? Zo niet, is het geen nuttige manier van werken om de doelgroep gericht te informeren over deze manier van werken?
Mevrouw Robeyns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw zeer uitgebreid antwoord. Ik heb nog twee vragen.
Deze week nog lazen we in Het Belang van Limburg een artikel over bushaltes die al dan niet aangepast zijn. We hebben het altijd over het feit dat reizigers via de website, de app of via de belbuscentrale te weten kunnen komen of een halte al dan niet aangepast is. Het verbaast mij daarin te lezen dat er ook met symbolen aan de haltes zelf gewerkt wordt. Is dat nieuw of is het gebruikelijk dat die haltes met symbolen als een blauwe bol met een rolstoelgebruiker, of een blauwe bol met een oog en een oranje bol worden aangeduid? Daarvoor moet men zich wel al ter plaatse bevinden, maar het is wel een manier om concreet te zien of een halte al dan niet toegankelijk is en in welke mate.
Dan kom ik tot mijn tweede vraag. We hebben nog heel wat werk om al die haltes toegankelijk te maken. Het ideale scenario is uiteraard dat we naar 100 procent streven, maar we beginnen met 50 procent; dat zou al een enorme vooruitgang zijn. Nu, u weet dat alle vervoerregio’s vandaag bezig zijn met het opmaken van een openbaarvervoerplan, met al dan niet bepaalde lijnen te schrappen en ook haltes te schrappen. Mijn vraag is dus eigenlijk: ziet u in dat streven naar die 50 procent toegankelijkheid een bepaalde prioritering? Zullen bepaalde haltes sneller toegankelijker gemaakt worden? Is er misschien ook een terugkoppeling met die vervoerregio’s?
De heer Rzoska heeft het woord.
Minister, uiteraard bedankt voor het zeer uitgebreide antwoord, maar ik blijf toch wat op mijn honger zitten. Ik zal u zeggen waarom. Ik begrijp absoluut niet dat De Lijn eigenlijk gewoon niet gaat voor die draagbare oprijplaten. Ze werken in het buitenland en ik kan u daar voorbeelden van laten zien. Zelfs in een aantal Duitse steden, en toch niet van de minst ontwikkelde Duitse steden is er, in de premetro of de sneltram, wel degelijk een draagbare oprijplaat. Ik vind het dus zeer vreemd dat De Lijn zegt dat dit voor haar geen oplossing is. Zelfs in de gemeenteraad van Lokeren is er een collega van mij in een rolstoel die met een mobiele oprijplaat tot op zijn plaats wordt gebracht. Zeggen dat daar een veiligheidsprobleem is, snap ik niet. Hoe doen ze dat dan in het buitenland?
Ik vind het vreemd dat De Lijn weer de oude hermelijntrams wil aanpassen, want, als dit nog zeer prematuur is, hoelang gaat dat duren? Het moet nog langs de raad van bestuur, we gaan dan nog het bestek de markt inzetten. We moeten er dan nog voor zorgen dat we ze uiteraard niet allemaal tegelijkertijd uit de dienstverlening halen, want dat is technisch ook niet haalbaar. Dan denk ik dat we al snel over een paar jaar spreken eer die oude hermelijntrams – als ik met niet vergis, rijden er nog een kleine vijftig rond – toegankelijk zijn. Ik vind het vreemd dat aan een halte waarvan De Lijn zegt dat het een mobiele lijn is, een halte die aangeduid is als een halte waar een rolstoelgebruiker gegarandeerd de bus of de tram kan nemen, de reiziger geconfronteerd wordt met een toestel waar dan de boodschap komt om nog drie minuten te wachten – als de volgende bus of tram althans na drie minuten komt, want in dienstverlening is De Lijn ook niet altijd de meest betrouwbare partner.
In het buitenland gebeurt het nochtans wel degelijk, en niet altijd door chauffeurs. De heer Vande Reyde heeft daarnet gezegd dat er ook medereizigers zijn in het buitenland die zo een mobiele oprijplaat mee helpen installeren. Het kost ook nauwelijks tijd. Ook daar bestaat onderzoek naar. Het kost nauwelijks 20 à 25 seconden om heel de handeling te doen. Ik begrijp dus absoluut niet dat langs de ene kant De Lijn aankondigt dat ze een stap vooruit zet, maar langs de andere kant dan toch weer verzandt in lange procedures om toestellen te gaan aanpassen.
Minister, ik zou toch willen aandringen – en u hoeft mij daar misschien niet vandaag een antwoord op te geven – om het misschien toch eens te bekijken. Een mobiele oprijplaat aankopen zal wat mij betreft immers een pak sneller gaan dan die 45 trams aanpassen, waarmee ik niet zeg dat het niet moet gebeuren, het aanpassen op lange termijn. Als we echt een punt willen maken van toegankelijkheid, zet dan gewoon iets in wat in verschillende landen ook wordt gehanteerd om mensen makkelijk op en af die tram te krijgen.
De heer Vande Reyde heeft het woord. Heeft u bijkomende vragen?
Ik heb bijkomende inzichten. Minister, bedankt voor uw antwoord. Het werd een omstandig antwoord genoemd, maar ik ben in de commissie Welzijn wel meer gewoon, dus ik vond het een zeer degelijk antwoord, van normale lengte.
Toegankelijkheid gaat over vrijheid, het gaat echt over mensen laten gaan en staan waar ze willen, zonder dat ze beperkt moeten worden door enerzijds de onzekerheid of ze hun tram wel zullen kunnen nemen, en anderzijds door complexe zaken te moeten doen die voor geen enkel mens doenbaar zijn. Over het einddoel zijn we het allemaal eens, namelijk dat het moet werken.
Er zijn inderdaad twee grote werven: enerzijds de halte gelijk maken. We weten allemaal dat dat een zaak is van heel veel investeringen en van heel lange adem. We moeten daar zeker aandacht voor hebben, maar op korte en middellange termijn is dat niet de optie die het meest praktisch haalbaar is. Net als de heer Rzoska kijk ik naar wat we wel kunnen doen, naar wat we wel kunnen implementeren, naar wat in het buiteland bestaat. Ik heb wel iets anders gehoord dan de heer Rzoska. Misschien heb ik niet alles correct begrepen, maar u moet dat dan maar zeggen. Ik heb gehoord dat u wel wilde inzetten op die hulpplaten, dat u ook de medereizigers wilt sensibiliseren om, als de buschauffeur in de onmogelijkheid is om het te doen, om daarbij te helpen. Ik denk dat dat echt wel de sleutel is tot succes.
Als men mij zou vragen die oprijplaats eens uit te leggen, zou ik niet weten hoe dat te doen. Ik denk dat betere informatie voor het brede publiek nodig is, maar een vorm van sensibilisering moet haalbaar zijn. Als men iemand aan de halte ziet staan, is de vraag wat men kan doen om die persoon op de bus te helpen. Dat is iets complexer dan een buggy op de tram of de bus te krijgen, maar zoals net is gezegd, moet het haalbaar zijn dat op 20 tot 30 seconden te doen.
Ik heb gehoord dat het op sommige lijnen vanwege de veiligheid praktisch misschien niet haalbaar is. Mocht dat zo zijn, dan moet dat eerlijk worden gezegd en moeten er voldoende alternatieven zijn of moeten op die lijnen tramstellen of bussen worden ingezet die wel toegankelijk zijn.
We moeten naar de meest haalbare oplossing gaan. Het moet voor 90 of 95 procent van de gevallen een afdoende oplossing zijn. De sensibilisering van de reizigers, eigenlijk een vorm van burgerzin aankweken, kan zeer nuttig zijn om ervoor te zorgen dat het openbaar vervoer voor iedereen toegankelijk is. Dat geldt trouwens niet enkel voor De Lijn. Ook voor de NMBS zou dit wonderen kunnen doen, maar dat is een andere discussie voor een ander parlement.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw uitgebreid antwoord en voor de betrokkenheid die u bij dit dossier toont. Wat de toegankelijkheid van het openbaar vervoer betreft, vond ik de betrokkenheid van de toenmalige minister van Mobiliteit tijdens de vorige legislatuur iets minder.
Wat ik ook heel goed vind, is dat u zo veel belang hecht aan betrokkenheid van de stakeholders en vooral van Inter, dat in het agentschap ervaring en expertise hierover heeft. U neemt die input ter harte en ik zou u hierover een aantal bijkomende vragen willen stellen.
Er is in verschillende antwoorden op vragen om uitleg al verwezen naar de toegankelijkheidsinformatie die op de website en de applicatie van De Lijn te vinden is. We stellen echter vast dat die informatie niet altijd even accuraat is. Ik heb nieuwe schriftelijke vragen ingediend over zaken die we zelf hebben onderzocht. Hetzelfde geldt voor de haltes die zich wel langs een Meer Mobiele Lijn bevinden, maar in de praktijk niet altijd even toegankelijk blijken te zijn. Zult u dit opvolgen en nakijken of die haltes die langs Meer Mobiele Lijnen zijn gelegen en die als toegankelijk worden geclassificeerd ook effectief toegankelijk zijn?
U hebt er ook naar verwezen dat veel van die haltes langs lokale wegen zijn gelegen en dat de lokale wegbeheerder er verantwoordelijk voor is die haltes toegankelijk te maken. Volgens mij is dat nog een heel grote uitdaging, want veel van de haltes die niet toegankelijk zijn, liggen langs lokale wegen. U hebt wel een mooi overzicht gegeven van de dienstorders die men kan vinden, van de richtlijnen die op de website staan en van de gids waarin wordt voorzien, maar kunt u ook proactief iets ondernemen en stappen zetten om de lokale besturen warm te maken om versneld werk te maken van die lokale haltes? U wilt met het Vlaamse Gewest het voorbeeld geven door versneld werk te maken van de toegankelijkheid van de haltes die langs de gewestwegen zijn gelegen, maar ik hoop dat dit ook kan met betrekking tot de lokale wegen.
U hebt gelijk wanneer u stelt dat we naar de ruimere omgeving van die haltes moeten kijken. Het universeel design is daarvoor een belangrijk concept. Niet enkel de haltes moeten toegankelijk zijn, maar eigenlijk ook het hele traject tot aan die haltes. Dat is vooral iets voor de lokale besturen.
De heer D’Haese heeft het woord.
Mijnheer Van de Wauwer, mijn korte vraag sluit aan bij wat u net hebt gevraagd. Het is goed dat wordt ingezet op het versneld toegankelijk maken van de haltes die De Lijn of het Vlaamse Gewest in eigen beheer hebben, maar er zijn daarbuiten nog heel wat haltes en ik vraag me af hoe we ervoor zullen zorgen dat het sneller vooruit zal gaan. Als we richtlijnen publiceren en wachten tot de wegen worden heraangelegd, vrees ik dat we er niet snel zullen geraken.
Minister, ik wil even verwijzen naar het daarnet voorgesteld verslag van de Vlaamse ombudsman. Hij heeft op basis van de Nederlandse situatie een heel ruwe berekening gemaakt en stelt dat we de komende tien jaar 100 miljoen euro nodig zullen hebben om aan 50 procent aangepaste haltes te geraken. Als ik me niet vergis, hebt u het gehad over een bedrag van 15 miljoen euro voor investeringen in de komende vijf jaar. Als ik het goed heb begrepen, heeft hij gewoon de Nederlandse cijfers gekopieerd.
Denkt u dat die orde van grootte kan kloppen? Betekent dit dat de rest van de kosten voor de lokale besturen is? Zult u erop toezien dat dit bedrag effectief zal worden besteed? Hoe kunnen we proactiever te werk gaan dan enkel aanbevelingen te publiceren?
De heer Verheyden heeft het woord.
Collega’s, het is zo’n beetje het bekende verhaal: manke communicatie, een gebrekkig aanbod. Dat alles brengt ons zo’n beetje bij de tevredenheidsenquête die onlangs is verschenen over De Lijn. De gemeenten klagen over hun samenwerking met De Lijn. Amper vier op de tien gemeenten zijn nog echt tevreden, terwijl dat vijf jaar geleden nog de helft was. Telkens zien we dat een van de grote ergernissen de communicatie met de inwoners was. Dat was altijd een teer punt. Hoewel er nu toch een bemoedigende stap wordt gezet voor gehandicapten, smijt men dan opnieuw voor een stukje de eigen ruiten in door de communicatie over die afschaffing van die reservatieplicht ten overstaan van het eigen personeel. Minister, u hebt duidelijk een aantal kanalen aangehaald waarlangs men blijkbaar toch wel heeft gecommuniceerd, maar blijkbaar schort er toch wel iets, is die communicatie misschien toch wel gebrekkig geweest. Dan vraag ik me af: als men inzake communicatie tekortschiet binnen een bedrijf, hoe kan men dan goed communiceren ten aanzien van de reizigers? Ik denk dat het nog een beetje vroeg is – we hebben twee maanden geleden met de heren van De Lijn samengezeten –, maar het lijkt me dringend tijd dat we de tevredenheid van die reizigers terugwinnen.
Maar goed, we kunnen die afschaffing van de reservatieplicht alleen maar toejuichen. Dat wil dus inderdaad zeggen dat er inzake communicatie geen tekortkomingen meer zijn, ook ten aanzien van gehandicapten.
We hebben het juist over de toegankelijkheid van het openbaar vervoer gehad. Ook op dat vlak zijn er nog heel wat tekortkomingen, alhoewel gehandicaptenorganisaties toegeven dat De Lijn de voorbije jaren toch wel een aantal stappen heeft gezet. Minister, er zijn echter nog een aantal hiaten, zoals het ontbreken van visuele en auditieve halteaankondigingen. Ik denk dat die een belangrijk hulpmiddel kunnen zijn voor mensen met een handicap. Mijn vraag gaat dan ook specifiek over die communicatiemiddelen: bent u van plan om de komende maanden en jaren rasse schreden vooruit te zetten wat die toegankelijkheid, wat betere visuele en auditieve halteaankondigingen betreft? We horen immers al jaren dat gehandicapten problemen hebben met het openbaar vervoer. Ik hoop dat er nu toch wel een inhaalbeweging kan worden gemaakt, ook wat De Lijn zelf betreft, inzake de klantentevredenheid, het aanzetten van mensen om dat openbaar vervoer van De Lijn te gebruiken. Ook op dat gebied moet men rasse schreden vooruit zetten.
Minister Peeters heeft het woord.
Ik dacht dat ik omstandig had geantwoord, maar er zijn inderdaad toch nog heel wat vragen. Anderzijds getuigt dat ook van het belang dat we inderdaad allemaal hechten aan die toegankelijkheid voor rolstoelgebruikers, voor iedereen. Ik denk dat dat sowieso heel goed is en ben blij te horen dat iedereen zich unaniem schaart achter de afschaffing van die reservatieplicht.
Ik kreeg bijkomende vragen over de communicatie daaromtrent. Zoals ik daarstraks al zei, hebben we met VFG samengezeten. We hebben ook naar alle doelgroepenverenigingen en de diverse belangenverenigingen gecommuniceerd en ik denk dat zij zo veel mogelijk naar hun eigen achterban terugkoppelen. Dus om nu te zeggen dat er daar te weinig over is gecommuniceerd ... Mijnheer Verheyden, u hamerde daar ook nog op. Ik denk toch dat het op dit ogenblik vrij goed bekend is, maar geef dit alleszins mee aan De Lijn. Als er nog bijkomende communicatie zou moeten gebeuren, dan zullen we dat zeker doen. Het is inderdaad belangrijk dat iedereen daar optimaal gebruik kan van maken en dat iedereen het ten volle weet.
Mevrouw Robeyns, u had nog vragen in verband met die symbolen. Dat is inderdaad een redelijk nieuw item, een recent initiatief. De uitrol daarvan is nog maar recentelijk opgestart. Men plaatst inderdaad een drietal symbolen aan de haltes om aan te geven hoe het daar met de toegankelijkheid zit. Ik denk inderdaad dat dat een goed item is en dat we daar ook verder op moeten inzetten.
Dan was er de vraag over de vervoerregio’s en welke haltes prioritair kunnen worden aangepakt. Ik vermoed dat men daar in eerste instantie gaat focussen op en prioriteit geven aan dat kernnet, omdat daar het grootste aantal reizigers bij elkaar komt, en dan het aanvullend net en zo verder. Opnieuw, het masterplan toegankelijkheid is volop in beweging. Ik heb het daarstraks al gezegd. Vanmorgen hebben een aantal mensen van het kabinet samengezeten met de kenniscel die op dit ogenblijk bezig is met dat masterplan. Ik hoop dat we dat effectief in oktober hebben. Het belang ervan onderschrijft iedereen hier. We zullen er dus op blijven hameren dat we dat masterplan tegen oktober hebben en dan zal ik ook meer duidelijkheid kunnen geven rond de talrijke bijkomende vragen over de middelen en dergelijke.
Mijnheer Rzoska, u hebt, wat die hermelijntrams betreft, nog gezegd dat het allemaal lang duurt. Men kan ook niet in één keer al die hermelijntrams uit het circuit nemen, want dan zijn er gewoon te weinig trams. Ik ga uw suggestie om toch nog eens het voorbeeld van het buitenland te laten onderzoeken, zeker meenemen. Ik kan vandaag alleen maar zeggen wat De Lijn mij vertelt en De Lijn zegt dat het plaatsen van die platen vandaag de dag wel voor de bussen gebeurt, maar niet voor de trams. De Lijn blijft erbij dat het plaatsen van die tijdelijke of aanhechtbare platen te weinig garantie geeft op veiligheid. Maar als u zegt dat het in het buitenland wel werkt, wil ik dat zeker meenemen als suggestie en verder laten onderzoeken. Op dit ogenblik is dit het antwoord dat De Lijn ons daarop geeft. Hoelang het exact gaat duren? Ik hoop dat het zo snel mogelijk voor de raad van bestuur van De Lijn komt en dat men zo snel mogelijk een plan kan uitwerken om die aanpassingen te doen. Ik weet vandaag niet hoelang het exact gaat duren, maar we gaan het alleszins zeker navragen, opdat dat 45-tal toestellen dan ook rolstoeltoegankelijk zal zijn.
Mijnheer Vande Reyde, de toegankelijkheid is en blijft inderdaad heel belangrijk. Zoals ik daarstraks al gezegd heb, kan het bij de bussen wel met die mobiele platen, terwijl het voor de trams iets complexer is, ook door de automatische sluitingen en dergelijke. Maar dat gaan we zeker ook meenemen.
Mijnheer Van de Wauwer, in verband met hoe we dat nu allemaal sneller toegankelijk kunnen maken – ik denk dat de heer D’Haese daar ook nog specifieke vragen rond stelde – en of men daar straks een budget van 100 miljoen euro voor nodig heeft, moet ik vandaag opnieuw zeggen dat ruim twee derde van de haltes langs gemeentewegen liggen en een derde langs gewestwegen en vooral dat de tramhaltes in beheer en eigendom van De Lijn zelf zijn. Ik hoop dat we straks, als we dat Masterplan toegankelijkheid hebben, een heel duidelijk beeld hebben en dat heel duidelijk in kaart wordt gebracht wat nu het totale kostenplaatje is voor de drie verschillende partners. Dat is uiteraard belangrijk. Als we weten dat ruim twee derde van de haltes in beheer of eigendom is van de lokale besturen, zal het belangrijkste item natuurlijk daar gelegen zijn. We weten dat ongeveer 9 procent daarvan vandaag toegankelijk is; er is dus inderdaad nog een lange weg af te leggen. Maar ik denk dat iedereen het hier unaniem over eens is dat we daar echt een prioriteit van moeten maken, omdat elke reiziger met een beperking er echt op staat dat men hem autonoom gebruik laat maken van het openbaar vervoer. Ik hoop dus dat we daar in oktober, wanneer het masterplan finaal op tafel gaat liggen, meer duidelijkheid over hebben en dat we dan ook zien wat het kostenplaatje daarvan gaat zijn.
Mijnheer Verheyden, u zegt dat er toch nog wel wat schort aan de communicatie. Ik ga dat ook meenemen, ook het punt over de visuele en auditieve communicatie. Ik denk dat daarover ook een en ander op de realtime-informatieborden gecommuniceerd kan worden. Ook dat hoop ik straks in ons masterplan volledig te kunnen uitrollen. We blijven daarvoor alleszins de administratie aan de mouw trekken om daar zeker snel werk van te maken, want van het belang hiervan zijn we allemaal wel overtuigd.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
De CD&V-fractie zal dit uiteraard ook blijven opvolgen. Het gaat misschien maar om een kleine groep mensen die daardoor geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer, maar voor hen, zowel rolstoelgebruikers als mensen met slechte benen als slechtzienden, is het wel een enorm belangrijke schakel om deel te kunnen nemen aan het verdere sociale leven. We gaan dit dus mee blijven opvolgen, zowel de fysieke toegankelijkheid van de haltes als de toegankelijkheidsinformatie op de site en de apps, die zelf ook niet altijd even toegankelijk is.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.