Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Regionale televisiezenders vervullen een lokale verbindende rol met hun pluriform, complementair aanbod aan zeer herkenbaar nieuws. Regionale televisieomroepen dienen zich echter ook in een snel tempo adequaat aan te passen aan de snel veranderende mediawereld om zo hun positie te kunnen behouden. Een eerste belangrijk aandachtspunt is de verschuiving van een lineair naar een non-lineair aanbod, waarvoor een crossmediale strategie ontwikkeld dient te worden. Ten tweede zijn er de dalende reclame-inkomsten, de besparingsronde van 6 procent, waardoor men dus op zoek moet naar oplossingen om de leefbaarheid te consolideren.
De totstandkoming van een nieuw crossmediaal meetsysteem om op een doorgedreven manier de kijk- en luistercijfers te kunnen meten, is belangrijk om een samenhangende crossmediale strategie uit te werken. Op een schriftelijke vraag van mijn collega Tine Van den Brande inzake de totstandkoming van een nieuw crossmediaal meetsysteem, antwoordde u dat u een overleg verwacht tussen de betrokken spelers hierin: de VRT; de private spelers, zowel de commerciële omroepen als de dienstverdelers; en de Vlaamse regionale televisieomroepen. Op een andere schriftelijke vraag omtrent de leefbaarheid van regionale zenders antwoordde u dat u tegen de vervaldatum – eind 2022 – in overleg met de regionale televisieomroepen een toekomstgerichte aanpak zult uitwerken, na een evaluatieoefening die eind 2021 opgestart wordt.
Minister, het stormt echter in de mediawereld en de regionale omroepen geven aan dat we met een code oranje zitten. Ik had daarom van u graag antwoord ontvangen op volgende vragen.
Is er ondertussen al een overleg geweest tussen de betrokken spelers wat het nieuwe crossmediaal meetsysteem betreft? Zo ja, wat is de output en wat zijn het verdere verloop en de timing? Zo niet, wat zult u ondernemen? Welke timing hebt u voor ogen voor de uitrol van het nieuwe meetsysteem?
In uw beleidsnota staat dat u na een evaluatieoefening, die begin 2022 opgestart wordt, in overleg met de Vlaamse regionale televisieomroepen een toekomstgerichte aanpak zult uitwerken. Er is echter geen tijd te verliezen, want ondertussen zouden hun posities kunnen verzwakken. Bent u ertoe bereid om reeds in 2020 een tussentijdse evaluatie op te starten, zodat er goed geanticipeerd kan worden op de huidige evoluties?
Vorige beleidsmakers uitten de intentie om een deel van overheidscommunicatie via regionale zenders te laten verlopen. Echter, tot vandaag wordt overheidscommunicatie steeds toegekend aan de nationale zenders. Staat u open om ook een percentage van deze boodschappen via de regionale omroepen te laten verspreiden? Welk budget zou u hiervoor opzijzetten?
Minister Dalle heeft het woord.
Alvorens ik inga op de verschillende vragen, wil ik alvast meegeven dat we met de Vlaamse Regering veel belang hechten aan die regionale omroepen omdat ze bijzonder relevant zijn in het kader van de vraag van onze Vlaamse kijkers om heel wat lokaal, regionaal en provinciaal nieuws te krijgen. Ik denk dat dat door heel wat Vlamingen en Brusselaars gewaardeerd wordt. Natuurlijk is daarvoor dat crossmediaal meetsysteem bijzonder belangrijk. De regionale omroepen worden ook geconfronteerd met een daling van het lineair tv-kijken. Ook zij zijn bezig met de vraag hoe ze hun diensten optimaal kunnen aanbieden aan de Vlaamse kijker en dat is niet alleen meer lineair, maar uiteraard ook via het internet, via applicaties en dergelijke meer.
Als ze dat vandaag doen, worden zij financieel gestraft als ze inzetten op het online gedeelte, want het meetsysteem houdt daar geen rekening mee en dat heeft een impact op hun vergoedingen.
Zowel in het regeerakkoord als in mijn beleidsnota gaat bijzondere aandacht naar een crossmediaal meetsysteem en wordt het belang ervan erkend, ook op regionaal vlak.
In de samenwerkingsovereenkomst 2018-2022 die afgesloten werd met de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties en NORTV wordt ook expliciet verwezen naar het tot stand komen van een crossmediaal meetsysteem. De regionale televisieomroepen kunnen dit echter niet verwezenlijken zonder de medewerking van de VRT. De nieuwe beheersovereenkomst met de VRT moet nog onderhandeld worden, maar het staat voor mij vast dat de totstandkoming van een crossmediaal meetsysteem zeker een van de thema’s zal zijn die tijdens de onderhandelingen aan bod moeten komen.
Maar ook de andere spelers hebben een belangrijke rol te vervullen bij de totstandkoming van een crossmediaal meetsysteem.
In de loop van de maand december 2019 ben ik begonnen met een consultatieronde. Inmiddels heb ik gesproken met NORTV, de VRT en DPG Media. Een gesprek met SBS Belgium en de distributeurs over dit onderwerp moet nog ingepland worden.
Uit de gesprekken is gebleken dat er nood is aan een crossmediaal meetsysteem en dat iedereen positief staat tegenover de ontwikkeling van een crossmediaal meetsysteem. Naast de VRT heeft ook DPG Media aangegeven een voortrekker te willen zijn bij het ontwikkelen van dit nieuw crossmediaal meetsysteem.
Ik kan mij echter nog niet uitspreken over het verdere verloop en timing, omdat ik nog enkele spelers moet spreken. Het is belangrijk dat we niet overhaast te werk gaan en dat er voldoende tijd genomen wordt voor overleg, discussie en de uitwerking van een voorstel met een realistisch kostenplaatje en mogelijke valkuilen en risico’s, zodat iedereen – en dus ook de Vlaamse overheid – van meet van aan weet wat de mogelijkheden zijn en wat van wie verwacht kan en mag worden.
De evaluatieoefening waarvan sprake is er in eerste instantie om de uitvoering en de zin van de huidige samenwerkingsovereenkomst 2018-2022 te evalueren. De regionale zenders hebben jaarlijks de mogelijkheid om bij het indienen van hun eindafrekening van het afgelopen jaar commentaar te geven op de uitvoering van deze overeenkomst. Eind april verwacht ik de eindrapporteringen over het werkingsjaar 2019. Ik kan hierover alvast meegeven dat de heronderhandelde samenwerkingsovereenkomst in 2018 tot nu toe hoofdzakelijk positief onthaald werd door de regionale omroepen door de duidelijke rol en verantwoordelijkheid die wordt toegekend aan de vzw’s, die de houders van de zendvergunning zijn, en de verduidelijkte rolverdeling tussen de vzw’s en de exploitatievennootschappen. Er kan gesteld worden dat er een positieve dynamiek is. Ik zeg niet dat we niets moeten aanpassen, we moeten ook kijken of er nog verdere hervormingen nodig zijn, maar er is een positieve dynamiek met de ambitie om verder werk te maken van kwalitatieve regionale televisie. Het zal mijn prioriteit zijn om daar de volgende jaren verder werk van te maken en daarvoor desgevallend ook noodzakelijke hervormingen voor te stellen, eventueel ook decretaal.
In het kader van de uitvoering en de evaluatie van de huidige samenwerkingsovereenkomst voel ik niet de nood om deze evaluatieoefening vervroegd uit te voeren, omdat we nog maar halfweg zitten in die samenwerkingsovereenkomst. Ik zie het uitwerken van een crossmediaal meetsysteem trouwens ook helemaal los van de evaluatieoefening van de samenwerkingsovereenkomst. Dat crossmediaal meetsysteem doen we sowieso. We zijn er al mee begonnen en gaan ermee verder. De evaluatie wordt ook nog verder opgevolgd richting 2022.
U stelde een vraag over de overheidscommunicatie. Dat is inderdaad iets wat terecht leeft bij de regionale omroepen. De Vlaamse overheid en ook de lokale en de provinciale overheden kunnen daar een rol in spelen. Heel wat steden en gemeenten en ook provincies organiseren hun communicatie via de regionale omroepen. Dat is een goede zaak, vind ik, en we moeten onze lokale besturen daarvoor aanmoedigen.
Wat Vlaanderen betreft zijn we vooral gericht op de efficiëntie van onze boodschap. We doen dat met respect voor de reglementering inzake overheidsopdrachten. De huidige procedure voor het toekennen van opdrachten overheidscommunicatie verloopt via een raamcontract met een marketingbureau. Per communicatieopdracht wordt hierbij nagegaan welk medium het best is conform de aard en omvang van de opdracht en het doelpubliek dat men hierbij wil bereiken.
Ik ben geen voorstander van een systeem waarbij partijen bevoordeeld zouden worden ten aanzien van andere spelers. Dit kan niet volgens de mededingingsregels. Ik heb wel contact opgenomen met de minister-president om er zeker van te zijn dat ook de regionale televisieomroeporganisaties niet over het hoofd worden gezien bij de beoordeling van de meest relevante partners voor het verspreiden van overheidscommunicatie. Zijn eerste reactie was alvast positief: hij wil ook graag bekijken hoe daarvoor gezorgd kan worden.
Een andere en/of aanvullende piste die begin februari werd geopperd door NORTV – in het kader van de hoorzitting over de nieuwe beheersovereenkomst met de VRT in de commissie media –, is om aan de VRT te vragen om te onderzoeken in hoeverre er een gemeenschappelijk en marktversterkend aanbod mogelijk is voor het werven van overheidscommunicatie en – afhankelijk van het resultaat van deze oefening – dit uit te rollen. Deze vraag van NORTV zal ik zeker meenemen in de onderhandelingen met de VRT over de beheersovereenkomst.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik heb gemengde gevoelens na uw antwoord. Enerzijds, wat de overheidscommunicatie betreft, bent u een aantal pistes aan het bewandelen. We zullen dat opvolgen en kijken of dat enig resultaat oplevert in de komende jaren, en of die overheidscommunicatie ook soms via de regionale zenders kan verlopen. Op dit moment is dat niet het geval.
Anderzijds, wat het meetsysteem betreft zegt u dat u de noodzaak ervan inziet, maar ook dat u geen timing kunt geven en niets overhaast kunt doen. De sense of urgency is er volgens mij op dit moment toch wel. We hebben die vraag binnengekregen omdat de financiering nu wel precair is geworden. De regionale zenders zijn afhankelijk van de subsidies van de overheid. De bereikvergoeding is dalend, net omdat ze minder lineair bereik hebben. Zij moeten zich snel kunnen omschakelen en voelen die dringende noodzaak wel. Evoluties gaan razendsnel in de mediasector, dat weet u.
Zowel wat het meetsysteem betreft als de evaluatie-oefening en eventuele bijsturingen op de overeenkomsten, wil ik u dus toch vragen om sneller te werk te gaan. Er was een expliciete vraag om ervoor te zorgen dat die regionale zenders hun basisopdracht kunnen blijven vervullen. Zij zien dat als volgt: zeven dagen op zeven objectief nieuws verschaffen. Dat betekent dat ze daarvoor niet afhankelijk mogen zijn van commerciële spelers. De rest van hun programmatie kunnen ze wel invullen en gesponsord krijgen. Maar de basisopdracht van het nieuws één keer per dag en de sport op zondag moeten ze kunnen vervullen. Ook daarvoor is er onvoldoende financiering. Wat gaat u doen om te garanderen dat ze daarvoor de nodige middelen hebben?
De heer Brusselmans heeft het woord.
Ik grijp deze gelegenheid graag aan om het eens te hebben over een antwoord op een schriftelijke vraag van mijn collega Slootmans, die ik vandaag helaas moet excuseren wegens ziekte. Het was een vraag in verband met de regionale televisieomroepen en meer bepaald betreffende het Cultuurpact. Minister, in het antwoord op die vraag zegt u dat de raden van bestuur van de Vlaamse regionale televisieomroeporganisaties overeenkomstig moeten zijn, samengesteld met het Cultuurpact. Dit zijn privépersonen die aan een ideologische en filosofische strekking beantwoorden enzovoort.
Minister, het probleem is dat vandaag in niet één van die tien raden van de regionale televisieomroepen één vertegenwoordiger zit van de Vlaams-nationale strekking, lees dus: van onze partij. Wij zullen daar eerstdaags ook, om niet te zeggen maandag, actie over ondernemen. Mijn vraag is of uw partij ons in onze klacht bij de Cultuurpactcommissie zal steunen.
Mevrouw Brouwers heeft het woord.
Dit is een interessante vraag van onze collega, denk ik. Die regionale televisieomroepen liggen ook CD&V nauw aan het hart als een toch wel verbindende en misschien wel een van de meest nabije media. We moeten ze dan ook steunen waar we kunnen. Het betreft natuurlijk meestal vzw’s, het is anders dan bij de VRT bijvoorbeeld. Het is een heel kluwen. Ze zijn allemaal ook op een andere manier aan het werk. Het is niet evident om daar een goede lijn in te brengen. We hebben natuurlijk die samenwerkingsovereenkomsten.
Minister, u hebt gezegd dat u eind april de reacties zult ontvangen voor het jaarverslag 2019. U hebt gezegd dat u eind april daar het een en ander rond verwacht en dat zij dan ook kunnen reageren indien bepaalde dingen niet zo goed zouden werken. Er worden hier nogal wat alarmbellen geluid, vind ik, maar ik vraag me soms af waarop dat gebaseerd is. Het is misschien wel nuttig dat we daar een zicht op krijgen na eind april, om te weten of er inderdaad her en der problemen zijn die misschien sneller moeten worden aangepakt en nopen tot een iets vroegere evaluatie. Ik spreek me daar verder niet over uit, want u zegt dat het tot 2022 is, en als het niet nodig is, gaan we dat natuurlijk ook niet doen.
Wij dringen ook al heel lang aan op dat meetsysteem. Het staat ook in het regeerakkoord dat de VRT daar een rol moet opnemen. Het lijkt mij dus een van de logische zaken om ook in de beheersovereenkomst aandacht aan te besteden, u hebt dat ook gezegd. Maar ook daar: sneller gaan, collega? We willen altijd alles snel, maar ik heb van de minister begrepen dat hij nog contacten vastgelegd heeft met SBS en de distributeurs, en vooral die laatsten lijken mij ook een belangrijke rol te kunnen spelen in het meetsysteem. De abonnementen betreffen meer dan alleen televisie, ook in het onlinegegeven willen we beter gaan meten. Die distributeurs zouden dus het best mee in het bad genomen worden. Het is heel goed dat DPG Media al positief gereageerd heeft. Wat de VRT betreft, hebben we dat een stukje zelf in de hand. We hopen dan dat de distributeurs ook meegaan. En dan is er nog het hele technische verhaal. Dus snel snel? Ik ben er ook voor om zo snel mogelijk een crossmediaal meetsysteem te hebben, maar het moet ook een goed systeem zijn en technisch moet het waarschijnlijk ook nog een beetje uitgeklaard worden wat dan een goed systeem is. Maar het is goed dat u ermee bezig bent.
Wat de overheidscommunicatie betreft, worden de regionale omroepen toch wat gepasseerd. Er is toch een zeker publiek dat bijna enkel naar regionale televisie kijkt, dat ook nog wel het nieuws zal volgen op de grote zenders, maar er is toch ook een doelpubliek bij de regionale televisie dat enkel op die manier bereikt kan worden. Ik begrijp dus niet zo goed dat dat bij het marketingbureau – maar zij doen daar natuurlijk onderzoek naar – tot op heden zo weinig aan bod komt. Al die boodschappen van algemeen nut en dergelijke zouden toch ook een plaats moeten krijgen op de regionale televisie. U hangt echter vast aan regelgeving, onder andere rond overheidsopdrachten, maar het is al goed dat de minister-president het signaal heeft gegeven dat hij dat toch ook wil benadrukken. Hopelijk komen er in de toekomst meer kansen voor de regionale televisie om boodschappen van algemeen nut te kunnen uitzenden.
Dit is dus een zeer interessante vraag. Ik denk alleen dat we eens verder moeten kijken om na te gaan of er zich op het terrein effectief problemen voordoen. Er waren er in het verleden in elk geval wel, en we hebben daar de afgelopen legislatuur heel lange discussies over gehad. Het is dan wat bijgesteld in die overeenkomsten, maar we moeten dat goed monitoren.
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik wil eerst bevestigen dat dit een zeer interessante vraag is, vooral vanwege de verkiezingsuitslag – laat ons daar nog maar eens op terugkomen. Er is anders gestemd in steden dan in het buitengebied, en we moeten daar in alle domeinen goed rekening mee houden.
Er is een idee dat ik wil lanceren en dat we bij Groen al lang overwegen. Ik heb het altijd merkwaardig gevonden dat de VRT-radiozenders regionaal ontkoppeld zijn, terwijl dat voor televisie nooit het geval is geweest. Daar is nochtans nood aan bij die lokale zenders, zeker om hun informatie- en duidingsopdracht goed, kritisch en met kracht uit te voeren. Bij de VRT zit een enorme knowhow. Moeten we er niet eens over nadenken om een verdichting na te streven, om de nieuwsdienst en duidingssector van de VRT in een soort van verbinding te brengen met die regionale zenders, meer dan nu het geval is, zodat we een betere kwaliteit krijgen. Dat hoeft allemaal niet zoveel geld te kosten. Ik wil dat idee constructief, zoals altijd bij Groen, lanceren.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Ik zou mij ook willen aansluiten.
Ik denk dat we allemaal een overleg hebben gehad met de exploitatiemaatschappij deBuren. De lijnen die men toen heeft aangekaart, komen nu ook terug – en terecht. Het is inderdaad pervers dat het lineaire kijken erop achteruitgaat, hoe meer men inzet op toekomst en digitalisering. Dat is iets waar we echt wel rekening mee moeten houden.
Ik laat mij ook wijsmaken dat dat crossmediaal meetsysteem een zware financiële inspanning zal vergen. Daar moeten we ook oog voor hebben, met de begroting in het achterhoofd.
Wat de boodschappen van algemeen nut betreft, wil ik de oproep van mijn collega’s ondersteunen. Het is toch altijd zo dat men, als men een bepaalde marketing- of communicatiecampagne op poten zet, op verschillende kanalen inzet. Wij doen dat ook bij onze verkiezingscampagnes. We gaan van deur tot deur, we zetten in op Facebook, we sturen brieven naar sympathisanten en leden, … en zorgen zo voor het hele spectrum. Ik kan me voorstellen dat regionale omroepen ook nog steeds een onderdeel vormen van dat spectrum, naast Facebook en Google en naast de VRT. Dat is volgens mij de beste manier om naar de zaken te kijken en de verschillende reclame-inkomsten complementair te kunnen bevatten.
Wat de timing betreft, begrijp ik dat u eind april enkele resultaten zult hebben, maar als we de regionale omroepen ‘future-proof’ willen maken, dan zullen we daar onze tijd voor moeten nemen en zult u niet mogen zeggen: ‘De overeenkomsten lopen eind 2020 af en dan ga ik de nieuwe overeenkomsten onderhandelen.’ Ik zou er net zoals mijn collega’s voor willen pleiten dat we er goed over nadenken hoe we die regionale omroepen nog gaan versterken. Ik wil ook wel eens spreken over professionalisering. Ze staan dicht bij de mensen, maar een professionele aanpak is bij sommige regionale zenders – en ik wik mijn woorden – toch ook wel aangewezen. Moeten we niet eens gaan nadenken over het bereik en samenwerkingen/fusies? Er liggen heel veel zaken op tafel waarvoor we tijd moeten nemen, zodat we een grondige evaluatie kunnen uitvoeren van het veld, de werking en het bereik.
In het crossmediaal meetsysteem kunnen we niet sneller lopen dan nu. Je moet met de partners samenwerken en dat zal tijd vragen. Ik voel verder wel bij iedereen de noodzaak om dit future-proof te maken, zoals mevrouw D’Hose en mevrouw Meuleman zeggen, en dat we daar sneller werk van moeten maken.
Ik heb ook de indruk dat de regionale omroepen daarin de laatste jaren minder gestimuleerd zijn of geactiveerd werden om daarin mee te gaan. Ze willen wel, dus moeten we daar toch dringend werk van maken. We kunnen daar ook in deze commissie werk van maken. Ik kijk naar onze commissievoorzitter om daarin het voortouw te nemen, zodat we met de regionale omroepen zo snel mogelijk naar een langetermijnoplossing zoeken.
Wat mevrouw D’Hose zegt, klopt ook. Er is hier en daar wel een verschil, tussen het bereik en de professionalisering. Ook dat moet aangepakt worden, maar ik denk dat dat in deze commissie volop aan bod moet komen.
Minister Dalle heeft het woord.
Dank u wel voor de vele aanvullende vragen. Uw bedenkingen tonen dat het wel leeft en dat het een heel belangrijk onderwerp is. Het gaat uiteindelijk om het future-proof maken van die regionale omroepen, dat, en het element van het crossmediaal meetsysteem, wat een beperkt element is, maar wel een bepalend element.
Mevrouw Meuleman, u zegt dat het niet snel genoeg gaat. De sense of urgency is er, dat kan ik u wel zeggen. Anderzijds is de problematiek die hier voor ligt al meer dan een decennium aan het groeien. Dat gaat over de afname van het lineair tv-kijken en de toename van de digitalisering en wat de plaats van de regionale omroep daarin is. Die problematiek is al heel lang aanwezig. Ik heb, denk ik, vrij snel met het kabinet de nodige contacten gelegd. We zijn daar in december mee begonnen. Ik zou nu ook niet overhaast te werk willen gaan, noch in het crossmediale meetsysteem, noch in de fundamentele herdenking van de plaats van de regionale omroepen. Daarvoor hebben we effectief nog tot 2022, maar we zullen goed moeten nadenken.
Voor het crossmediale meetsysteem zou het een heel slecht idee zijn om daar heel snel in te gaan en alleen een systeem voor de regionale omroeporganisaties toe te passen, waarbij het bestaande systeem nog een tijd blijft voortleven en je eigenlijk met twee meetsystemen zit. De bedoeling moet zijn dat je tot een geïntegreerd meetsysteem komt, dat ook voor de regionale omroepen goed is. Daar wil ik toch ook de nodige tijd voor nemen, al weet ik dat er een bijzonder grote sense of urgency is. Daar zijn we ons absoluut van bewust, we willen zo snel als mogelijk gaan. Maar we willen ook echt wel een goede oplossing hebben die voor de volgende vijf jaar, en zelfs tien jaar, een oplossing biedt en zuurstof kan bieden aan die regionale omroepen.
Dan waren er de vragen over de overheidsopdracht en de publieke informatie, campagnes en boodschappen van algemeen nut, die gedeeld kunnen worden via de regionale omroepen. Daarin zijn twee elementen die bepalend zijn voor het kabinet, de minister-president en de Vlaamse administratie. Het eerste element is natuurlijk de efficiëntie van de marketing. Het gaat erover om je boodschappen zo efficiënt mogelijk bij de mensen te brengen. Het tweede element is natuurlijk dat we ook respect hebben voor de regelgeving. We moeten ter zake ook de vrije markt respecteren en de regels inzake overheidsopdrachten. We voegen daar nu een derde element aan toe. Zoals gezegd, is het kabinet van de minister-president daar ook helemaal in mee, want we mogen in elk geval die regionale omroepen niet uit het oog verliezen en we moeten zorgen dat die op de radar staan. Dat geldt ook voor de marketingorganisaties en bedrijven waarmee er gewerkt wordt. Dat is inderdaad niet altijd het geval. We zullen ervoor zorgen dat dat wel zo is. Ik kan mij natuurlijk niet uitspreken over wat het resultaat zal zijn van de raamcontracten, de overheidsopdrachten, die dan worden afgesloten. Dat is, denk ik, ook niet aan de minister om te bepalen met welke private organisaties er dan uiteindelijk gewerkt wordt. Het zijn nog altijd geen openbare omroepen. Ze worden uiteraard gesteund. Ze hebben een openbare taak, zoals het brengen van het dagelijks nieuws, en dat vinden we heel belangrijk en steunen we ook volledig vanuit de Vlaamse Regering.
Mijnheer Brusselmans, u verwees naar de schriftelijke vraag van de heer Slootmans. Ik denk dat ik die inderdaad heb beantwoord. Ik verwijs naar de Cultuurpactwetgeving en de representativiteit die gegarandeerd moet worden, maar die natuurlijk niet impliceert dat elke fractie in elke raad van bestuur aanwezig moet zijn. Ik stel vast dat die wetgeving ook gecontroleerd wordt. Mijn administratie kijkt daarop toe, en ook de Vlaamse Regulator voor de Media (VRM). Tot nu toe ben ik niet op de hoogte van onwettigheden die daarbij zijn opgetreden. Ik verwijs ook naar wat ik zelf heb gedaan ten aanzien van de raad van bestuur van de VRT. Daar heb ik het Cultuurpact zeer nauwgezet nageleefd, met de benoeming van twee bestuurders van uw fractie.
Misschien een parenthese, ondanks het feit dat er vier mannen waren voorgesteld en dat het wel de bedoeling was om ook te trachten een vrouwelijk lid toe te voegen. Maar goed, dat is ‘pour la petite histoire’. Uiteindelijk hebben we gewoon de cultuurpactwetgeving nageleefd. Ik moet ook de decreetgeving over het evenwicht tussen mannen en vrouwen en andere evenwichten naleven. Uw fractie heeft daar niet onmiddellijk aan bijgedragen … Ik bedoel maar dat ik de toepassing van de cultuurpactwetgeving bijzonder belangrijk vind.
Tot slot, mijnheer Pelckmans, kom ik tot uw bijzonder interessante vraag over de link tussen de nationale openbare omroep en de regionale omroepen. Onlangs heb ik de nieuwe radioredactie van Radio 2 Antwerpen mee geopend. Ik vind het heel belangrijk dat men op radiovlak effectief hubs heeft, en door de crossmedialisering van het medialandschap is zo’n radiohub van Radio 2 eigenlijk ook geen radiohub, maar een nieuwshub. Zo zijn er in elke provincie. Zij werken op die manier mee aan regionaal en lokaal nieuws. Er zijn vandaag al bijzonder intensieve samenwerkingsverbanden met verschillende regionale omroepen, waarbij er een uitwisseling is van informatie tussen de nieuwsredactie van de openbare omroep en de redacties van de regionale omroepen. Ik zal zeker uw suggestie bekijken om te zien of we die samenwerking nog verder kunnen versterken. Misschien is uw vraag van meer fundamentele aard. (Opmerkingen)
De professionalisering is hier ook al aan bod gekomen in verschillende tussenkomsten. Ik denk dat dit een heel terechte opmerking is. Er zijn grote verschillen tussen de regionale omroepen. Het moet ook de ambitie zijn van de Vlaamse Regering om die professionalisering te ondersteunen. Als de openbare omroep daar een ondersteunende rol in kan spelen, wat hij vandaag als voor een stuk doet, gaan we dat zeker voor de toekomst verder opnemen.
Mevrouw Meuleman heeft het woord.
Minister, ik ben blij dat deze problematiek hier aan bod is gekomen. Ik zou bijna zeggen: een pluim voor mezelf – maar dat is een grapje.
Eind april worden de samenwerkingsovereenkomsten geëvalueerd. Ergens in mei zou een goed moment zijn om een overzicht te kunnen krijgen van wat er nu allemaal speelt en dit ten gronde te bespreken. We wachten dus de evaluatie af en gaan hier dan verder op door.
De vraag om uitleg is afgehandeld.