Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, collega’s, vorig jaar keurde het Vlaams Parlement hier het voorstel van decreet houdende de organisatie van buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten goed. Dit decreet zal in werking treden op 1 januari 2021.
Het decreet beoogt kinderen zoveel mogelijk ontplooiingskansen en speelmogelijkheden aan te bieden buiten de schooluren en buiten de middagopvang op school, maar ook om ouders de kans te geven om te participeren aan de arbeidsmarkt of om een opleiding te volgen. Een derde oogpunt van het decreet is het bevorderen van cohesie en gelijke kansen. Het lokaal bestuur krijgt daarbij een belangrijke rol. Het krijgt namelijk de regie in handen om, in samenspraak met relevante actoren, een aanbod uit te bouwen van buitenschoolse activiteiten dat moet tegemoetkomen aan de drie doelstellingen die ik daarnet heb genoemd. Hierbij wordt bijzondere aandacht besteed aan kleuteropvang, kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
Zo zullen vanuit Vlaanderen aan de lokale besturen subsidies worden toegekend op basis van enkele parameters en indicatoren. Die twee indicatoren betreffen de mate waarin het lokaal bestuur kwetsbare gezinnen bereikt en de mate waarin het lokaal bestuur kinderen met een specifieke zorgbehoefte bereikt. Kind en Gezin kan ook een kwaliteitslabel toekennen aan organisatoren van kleuteropvang die voldoen aan de kwaliteitsvoorwaarden, waarvan een de toegankelijkheid betreft, met bijzondere aandacht voor kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte.
Met het oog op het belang van kwaliteit voorziet het decreet erin dat de Vlaamse overheid zorgt voor een inspiratiekader voor een geïntegreerd aanbod van buitenschoolse activiteiten en dit in samenspraak met relevante actoren en rekening houdend met de verschillende doelstellingen.
Nu de lente in aantocht is, zijn tal van ouders bezig met verlofplanning en dus ook met de organisatie van de kinderopvang tijdens de maanden juli en augustus, gedurende de periodes dat zij zelf geen vakantie hebben. Collega’s, ik wil benadrukken dat er op het terrein tal van mooie en goede voorbeelden zijn van activiteiten die kinderen een leuke tijd willen bieden en die ouders toelaten te gaan werken of een opleiding te volgen.
Speelpleinwerking, allerlei kampen: er wordt naarstig gezocht naar mogelijkheden en ook al ingeschreven op het aanbod. Ook zien we de laatste jaren heel wat vernieuwende initiatieven ontstaan, zoals samenwerking tussen verschillende ouders. Zo las ik nog dat ouders van leerlingen van een lagere school uit het Antwerpse in de zomervakantie gedurende een aantal weken samen kinderopvang organiseren. Ze nemen een beurtrol op zich om een of enkele dagen de opvang voor hun rekening te nemen en creëren zo gedurende een hele periode een soort kamp voor hun kinderen in een vertrouwde omgeving. Ze kunnen daarvoor ook een beroep doen op de infrastructuur van de school.
Minister, het decreet op de buitenschoolse opvang en de afstemming met buitenschoolse activiteiten zal ingaan op 1 januari 2021. Kunt u meer informatie geven met betrekking tot de voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten die hiervoor nodig zijn?
Op welke manier wordt vanuit Vlaanderen nu al werk gemaakt van het inspiratiekader zoals omschreven in artikel 10 van het decreet? Welke actoren worden daarbij betrokken?
Wanneer zou dit inspiratiekader klaar zijn en kan het aan lokale besturen worden voorgelegd zodat deze zo goed mogelijk van start kunnen gaan bij het in werking treden van het nieuwe decreet? Ik weet dat er in heel wat gemeenten voorbereidingen gebeuren en dat ook doelstellingen en acties zijn opgenomen in het meerjarenplan, wat niet meer dan normaal is.
Een belangrijk element in de uitvoering is het ontwerpen van een toetsingskader met betrekking tot het bereiken van kwetsbare gezinnen en kinderen met een zorgnood, en dit in het kader van het toekennen van een kwaliteitslabel en het verdelen van de subsidies. Op welke manier wordt hier werk van gemaakt?
Minister Beke heeft het woord.
Het decreet buitenschoolse opvang en activiteiten heeft niet alleen betrekking op het bevoegdheidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin, maar ook op Onderwijs, Jeugd en Sport. Het agentschap Opgroeien regie neemt in nauwe samenspraak met de betrokken departementen en agentschappen het voortouw in de lopende voorbereiding van de uitvoeringsbesluiten. Ook vertegenwoordigers van het brede werkveld, van de lokale besturen en van de gebruikers, namelijk de ouders en de kinderen, worden betrokken via een stakeholdersoverleg in maart en mei.
De regelgeving die in voorbereiding is, betreft het kwaliteitslabel voor kleuteropvang, de regie, de samenwerking en de subsidiëring en ook de overgangsplannen. Wij streven ernaar om dit begin juli te agenderen op de Vlaamse Regering.
Momenteel wordt voorrang gegeven aan de juridische uitwerking van het decreet. Nadien zal er in samenspraak met de relevante actoren voor worden gezorgd dat het inspiratiekader er komt. Bedoeling is om hiervoor in de tweede jaarhelft een traject op te starten.
Het is niet mogelijk om hier nu al concreet een zicht op te geven. In elk geval zal de nodige aandacht gaan naar de procescommunicatie, zodat alle relevante actoren maximaal op de hoogte zijn van de voortgang.
Om een kwaliteitslabel te verkrijgen, zal een organisator van kleuteropvang moeten voldoen aan kwaliteitsvoorwaarden, waaronder de toegankelijkheid.
Ook het lokaal bestuur zal in het kader van zijn regieopdracht bijzondere aandacht moeten geven aan kwetsbare gezinnen, namelijk de sociale functie, en kinderen met een specifieke zorgbehoefte, namelijk de inclusie. Die regieopdracht omvat het beslissen over de besteding en de verdeling van de beschikbare financiële, personele, logistieke en infrastructurele middelen, waaronder de subsidie in het kader van het decreet.
Daarnaast is de uitdaging om de indicatoren te operationaliseren met het oog op de middelenverdeling over de lokale besturen. Bedoeling van het decreet is dat het subsidiebedrag dat een lokaal bestuur ontvangt, mede afhangt van de mate waarin het effectief kwetsbare gezinnen en kinderen met een specifieke zorgbehoefte bereikt.
Artikel 16 van het decreet bepaalt dat in afwachting van de operationalisering van de indicatoren en uiterlijk tot drie jaar na de inwerkingtreding van dat artikel, dat wil zeggen 1 januari 2021, in de plaats daarvan de subsidie in elk geval mee gebaseerd wordt op het aantal kwetsbare gezinnen dat in de gemeente is gedomicilieerd. Al deze elementen maken voorwerp uit van de regelgeving die in voorbereiding is.
Tegen uiterlijk 1 januari 2024 zijn de indicatoren ‘bereik van kwetsbare gezinnen’ en ‘bereik van kinderen met een specifieke zorgbehoefte’ geoperationaliseerd.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Ik hoor dat er toch naarstig voorbereidingswerk gedaan wordt wat de uitvoeringsbesluiten betreft, en dit in samenspraak met de verschillende beleidsdomeinen, maar ook met heel wat actoren op het terrein, en dat is natuurlijk heel belangrijk. Ik zei het daarstraks al, er bestaan heel veel goede voorbeelden op het terrein. Het is bij de opmaak van het decreet ook echt wel een keuze geweest om gemeenten de regie te geven, zodat ze in afspraak met iedereen die bezig is met buitenschoolse kinderopvang en met al die naschoolse activiteiten in een gemeente, samen kunnen zorgen voor de afstemming en dat we geen te stringent kader wilden opmaken. Maar het is altijd goed om daar ervaringen te delen met elkaar, zodat niet overal de zoektocht opnieuw moet gebeuren en er uit goede voorbeelden van elkaar geleerd kan worden, vandaar het belang van dat inspiratiekader. Ik hoor dat dat er komt in de tweede jaarhelft.
Wat de indicatoren betreft, hebben we daar bij de besprekingen van het decreet toch wel serieus over nagedacht. We hebben gekozen voor de mate waarin kinderen uit kwetsbare gezinnen of kinderen met een bepaalde zorgnood bereikt worden, als indicator te nemen, en niet alleen het aantal gezinnen met kwetsbare kinderen of het aantal gezinnen met kinderen met een zorgnood binnen de gemeente, omdat die doelstelling natuurlijk voor een lokaal bestuur en voor een samenwerkingsverband op deze manier veel duidelijker is en concreter wordt. Ze worden eigenlijk ook mee beloond voor het resultaat en de mate waarin ze die gezinnen bereiken. Maar we hebben wel duidelijk de overweging gemaakt dat dat geen eenvoudige oefening is. Daarom hebben we ook wel wat meer tijd genomen en is er tijd tot 1 januari 2024. Maar, minister, is er een piste op welke manier dat wetenschappelijk onderbouwd zal worden? Het is toch wel belangrijk, denk ik, om dat op een goede manier uit te werken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik denk dat de buitenschoolse en dus ook de naschoolse opvang voor alle werkende ouders altijd een grote zorg is. Bepaalde initiatieven zijn heel snel vol, waardoor je als ouder dan op zoek moet naar een alternatief. Ik spreek uit ondervinding, vooral mijn vrouw dan, want die spreekt mij er dan over aan als iets niet gelukt is, en we het op die manier gaan organiseren, en ik ben altijd zeer blij dat zij daarin slaagt.
Er zijn toch twee belangrijke zaken die ik ook in het verleden al heb aangehaald, in het kader van 3 mei 2019, van het decreet, krijgen de lokale besturen nu die regie. Regie is belangrijk om ook alle overleg te organiseren, maar regie wil niet zeggen dat je die verantwoordelijkheid sowieso afschuift naar ergens anders. We moeten een aantal lokale besturen erop wijzen dat zij daar in hun meerjarenplannen ook rekening mee houden.
Ik wil wel een warme oproep doen voor naschoolse opvang. Het is natuurlijk verleidelijk. De school is er, laat ons die infrastructuur absoluut gebruiken, maar laat ons niet de druk op de leerkrachten verhogen door automatisch te zeggen dat die school en die leerkrachten dan ook maar voor- en naschoolse opvang van 7 uur ’s morgens tot 6 uur ’s avonds zelf moeten beredderen en organiseren. Je hebt als gemeente dan de regie gedaan, er is een oplossing, maar we gaan ons wel verder in de problemen rijden, vrees ik, om leerkrachten te blijven vinden en de job haalbaar en draagbaar te houden. Vandaar mijn toch warme oproep om daar niet alleen de regie, maar ook het overleg en alle initiatieven daarbij mee te nemen, om ze niet voor voldongen feiten te zetten en desgevallend in de meerjarenplannen in de gemeenten ook verschuivingen te doen om ook effectief incentives te kunnen geven.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Minister, het is goed dat dit thema hier weer aan bod komt, ook na vorige week, toen het al is aangehaald. Door onze manier van leven en werken is buitenschoolse opvang inderdaad heel belangrijk geworden, en in veel gevallen ook een nijpend probleem voor ouders. Het mag echter niet worden herleid, zeker niet in deze commissie en in ons beleid, tot alleen een plek om kinderen te zetten en te houden terwijl de ouders bezig zijn. Buitenschoolse opvang is ontzettend waardevol en belangrijk om ontwikkelingskansen te geven aan elk kind, maar vooral aan kwetsbare kinderen.
Ik zou graag mijn oproep van vorige week willen herhalen om hoorzittingen te organiseren in de commissie. Wij zullen inzake buitenschoolse opvang nog veel parlementair werk hebben, en het lijkt me zeer nuttig mochten we kunnen puren uit ervaringen van best practices, maar ook van academici en specialisten, die ons hier informatie en inspiratie kunnen bieden.
Minister Beke heeft het woord.
Collega Schryvers, ik wil u nog eens bedanken voor het initiatief voor dit decreet, dat toch wel belangrijk legistiek werk is geworden, maar vooral ook toekomstperspectieven geeft. Ik wil u ook geruststellen, in de mate dat dat nodig zou zijn: we zullen dat goede werk dat daaraan is voorafgegaan, samen met de collega’s hier, uiteraard maximaal voortzetten. Voor de implementatie daarvan zijn inspraak, betrokkenheid en draagvlak natuurlijk bijzonder belangrijk. Het gaat over een zaak waar inderdaad bijzonder veel ouders belang aan hechten. Ik ben mijn ochtend gestart om 7 uur bij een buitenschoolse kinderopvang. Dat was niet voor mijn kinderen, maar om op het terrein te kunnen zijn. (Opmerkingen van Stefaan Sintobin)
Ja, dat was met de auto. Excuses daarvoor.
De indicatoren zijn nog niet duidelijk. Die zullen we dus moeten bekijken, maar we zullen daar de nodige tijd voor nemen. We zullen bekijken hoe we binnen de afgesproken timing daar het beste werk van kunnen maken.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik kijk uit naar het vervolg.
De vraag om uitleg is afgehandeld.