Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Daniëls heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, in heel wat apotheken heerste eind december, en waarschijnlijk nu ook wanneer de semesterexamens van start gaan, een schaarste aan het geneesmiddel rilatine, zo bleek uit een rondvraag van de redactie van het Belang van Limburg.
Rilatine is eigenlijk bedoeld voor de behandeling van aandachtstekortstoornissen, bijvoorbeeld ADHD of ADD, waardoor de patiënten zich beter kunnen focussen zonder passief te worden. Wie geen dergelijke aandoening heeft maar toch het geneesmiddel neemt, zal, volgens de overlevering bij studenten en ook volgens de bijsluiter van het betreffende medicijn, actiever worden, zich euforisch en minder slapeloos voelen. De studenten die geen ADHD of ADD hebben maar die toch het geneesmiddel nemen, worden daar niet plots slimmer van maar ze zullen zich wel sterker kunnen focussen aan één stuk en minder moe worden. Daardoor is het mogelijk dat de leerstof gemakkelijker onthouden wordt, maar dat geldt enkel voor het kortetermijngeheugen. Tot zover het goede nieuws, in de mate dat men dit als goed nieuws kan kwalificeren, want het blijft natuurlijk wel een geneesmiddel.
De risico's of neveneffecten zijn niet te onderschatten: nervositeit, hartkloppingen, misselijkheid, minder eetlust en moeite met in- en/of doorslapen. Bij langdurig gebruik wordt gewaarschuwd voor het mogelijk ontwikkelen van depressies. Wanneer gestopt wordt met het innemen van rilatine, kan ook een reboundeffect optreden, waardoor op lange termijn net concentratievermindering optreedt. Het is en blijft een amfetamine vergelijkbaar met speed, en eenmaal het is uitgewerkt, vereffent je lichaam de rekening. Met dat verschil dat rilatine nog altijd een medicijn is, op voorschrift te verkrijgen.
Ook het gebruik van het middel modafinil is in opmars. Dit middel duwt de slaap weg en zorgt voor een verhoogde concentratie. Het middel is niet vrij verkrijgbaar in de apotheek maar online duurt het niet lang voor je het product te pakken krijgt. Het oneigenlijk gebruik van het product zorgt al voor de nodige risico’s en bijwerkingen, laat staan wat de gevolgen zijn van namaakproducten die online verkocht worden.
In het antwoord op een schriftelijke vraag van voormalig collega Paul Cordy gaf de toenmalige minister van Onderwijs mee dat de problematiek zou worden opgenomen door de diensten voor studentenvoorzieningen in hun meerjarenbeleidsplannen. De minister gaf ook het volgende mee: “Daarnaast heeft het Vlaamse expertisecentrum Alcohol en andere Drugs (VAD) zelf een werkgroep preventie hoger onderwijs opgericht heeft om goede praktijken uit te wisselen, maar ook om zelf projecten die zij graag uitgewerkt of gesteund zien door het hoger onderwijs op de kaart te zetten. Er wordt momenteel gewerkt aan 2 thema's waaronder o.a. communicatie naar ouders van studenten.”
Minister, wat zijn de concrete actiepunten die de werkgroep van VAD heeft uitgewerkt, meer bepaald wat betreft de communicatie naar ouders van studenten? Is de problematiek opgenomen in de meerjarenbeleidsplannen van de studentenvoorzieningen? Hoe worden deze in concrete maatregelen uitgerold?
Minister Beke heeft het woord.
Collega, de werkgroep hoger onderwijs werd binnen VAD opgestart in 2016 en bestaat onder andere uit associaties van de hogescholen en de universiteiten, de TAD- preventiemedewerkers (tabak, alcohol en drugs) van de CGG en de lokale preventiemedewerkers. De voorbije jaren heeft die werkgroep van VAD zich toegelegd op twee grote initiatieven die vooral handelden rond alcohol: ouders van de studenten en de campagne ‘Student zijn is meer dan zuipen’ gericht op studenten. De keuze voor het onderwerp alcohol is ingegeven door de resultaten van de studentenbevraging en de signalen vanuit hogescholen en universiteiten. Alcohol geeft veruit de meeste overlast en hierover bestaat de grootste bezorgdheid.
Dat betekent niet dat er geen vragen leven over rilatine en modafinil maar dat is een problematiek bij een veel kleinere groep van studenten waarvoor men veel gerichter moet werken. Daarbij is ook een samenwerking met de huisartsen en de psychiaters nodig aangezien het op de eerste plaats gaat over medicatiegebruik op voorschrift. Dat is natuurlijk een verschil met alcohol, dat is vooralsnog niet op voorschrift.
VAD neemt sinds de beheersovereenkomst als partnerorganisatie in het preventieve gezondheidsbeleid uit 2016 ook het thema ‘oneigenlijk gebruik van psychoactieve medicatie’ op. In dat kader werd er een folder voor studenten ‘Studeren en medicatie gaan niet hand in hand’ ontwikkeld en wordt er informatie hierover aangeboden op De DrugLijn.
Om de drie jaar organiseert VAD samen met alle associaties en universiteiten in Vlaanderen een grootschalig studentenonderzoek naar middelengebruik. De laatste bevraging, die doorging in 2017-2018, laat zien dat het gebruik van stimulerende medicatie bij studenten geen wijdverspreid fenomeen is, ondanks de perceptie die soms leeft dat elke student stimulerende medicatie zou gebruiken. 8,5 procent van de studenten heeft ooit al eens stimulerende medicatie gebruikt om zijn studieprestaties te bevorderen zonder dat dit kadert in een behandeling, bijvoorbeeld van ADHD. 3,9 procent van de studenten deed het in de voorbije twaalf maanden. Bovendien geeft twee derde van die studenten aan weinig tot geen gewenst effect te ondervinden van deze middelen.
Over de problematiek van rilatinegebruik is het niet zinvol om een grote campagne te voeren voor alle studenten, gezien het om een zeer kleine niche gaat die dit gebruikt. Een campagne zou de veronderstelling ‘iedereen gebruikt het’ alleen maar versterken, terwijl het niet overeenstemt met de realiteit. Het is belangrijk dat ouders en artsen geattendeerd worden op de problematiek en het gesprek met de jongere aangaan. Ook De DrugLijn is belangrijk als kanaal voor studenten en ouders en andere betrokkenen om antwoorden te zoeken op de vragen.
In verband met uw laatste vraag kan ik u zeggen dat VAD geen systematisch zicht heeft op het beleid van de studentenvoorzieningen. Of het onderwerp ‘oneigenlijk gebruik van de prestatiebevorderende medicatie’ is opgenomen binnen de meerjarenbeleidsplannen van de studentenvoorzieningen, moet u navragen aan mijn collega bevoegd voor Onderwijs, u wel gekend.
De heer Daniëls heeft het woord.
Dank u voor uw antwoord, minister. Als we kiezen om op een bepaalde drug of op een bepaald middel in te zetten, vormt alcohol in studentenmilieus inderdaad een grotere uitdaging dan deze psychoactieve stoffen, ik ben het daarover met u eens. Maar als 8,5 procent van de studenten een geneesmiddel neemt dat door een arts voorgeschreven is, , vind ik dat wel veel, omdat het inderdaad niet vrij verkrijgbaar is. Dat wil dus eigenlijk zeggen dat voor die 8,5 procent, artsen onterecht een geneesmiddel voorschrijven, voor een patiënt die niet gediagnosticeerd is. Dat betekent dat er ook een tussenkomst is van het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsverzekering (RIZIV) voor dat geneesmiddel en het voorschrijven van de arts, maar ook – en dat vind ik problematisch – dat er op een bepaald moment in Limburg een schaarste was, en dat mensen die wel nood hadden aan het geneesmiddel, er niet meer aan geraakten, nog los van het middel dat online gekocht wordt.
Minister, ik deel uw mening wel dat, als we er heel veel aandacht op vestigen en op een folder alle bijwerkingen zetten, maar ook de goede werkingen, we wel eens reclame zouden kunnen maken voor het middel. Maar iemand schrijft het voor. De campagne die ooit gemaakt is rond ‘medische beelden zijn geen vakantiekiekjes’ vond ik een heel goede campagne. Want patiënten vragen soms of men geen foto moet nemen, en als een arts neen zegt, is dat een slechte arts. We hebben dat ooit ook gehad rond antibiotica, collega Sleurs is daar in het verleden al heel dikwijls over tussengekomen. Ik denk dat het richting artsen misschien wel zinvol is om toch te signaleren dat, op het moment dat de examens op komst zijn, er een plotse piek is in de vraag naar rilatine van patiënten die niet noodzakelijk gediagnosticeerd zijn met ADHD of ADD. Het is misschien wel op zijn plaats, minister, om te werken op de groep die het voorschrijft, want dat is voor mij wel problematisch.
Minister Beke heeft het woord.
Ik denk dat de problematiek in zijn juiste proporties gezien moet worden, dat hebt u zelf ook gezegd. Dat betekent dat het geen veralgemeend gebruik is en dat we het ook niet op die manier moeten proberen te zeggen. Dat wil niet zeggen dat dat geen belangrijk cijfer is, die 8,5 procent die zegt ooit al eens stimulerende medicatie te hebben gebruikt. Dat is het natuurlijk wel.
Zoals ik heb gezegd: rilatine wordt voorgeschreven door artsen. Het zijn zij die de diagnose moeten stellen en moeten bepalen of ze dat al dan niet voorschrijven. Ze hebben ook een bepaalde deontologie wat dat betreft. We kunnen daarover sensibiliseren. Dat is een zaak. Daarom heb ik verwezen naar het voorbeeld van tabak en alcohol. Om dat te kunnen nemen, moet je niet naar een arts gaan. Dat is vooralsnog vrij te koop. Ik denk ook niet dat dat onmiddellijk zal veranderen. Hier gaat het echter over dingen die alleen op voorschrift te krijgen zijn, dus ik denk dat we dat gericht moeten aanpakken.
De heer Daniëls heeft het woord.
Minister, dank u wel. Ik heb net even gekeken: 8,5 procent van onze studenten, dat zijn 20.400 unieke studenten die aangeven dergelijke psychoactieve stoffen te hebben gebruikt voor het studeren.
Ooit te hebben gebruikt.
Als ik alle studenten moet nemen, dan zijn het er veel meer. Dan moet ik de 240.000 vermenigvuldigen met al degenen die zijn bevraagd. U zegt het heel juist: wij kunnen niet bepalen of een arts al dan niet voorschrijft. Dat is juist, maar in het kader van de volksgezondheid, in het kader van welzijn, in het kader van de taken en de bekommernissen die we hier hebben, lijkt het me niet mis om huisartsen inderdaad erop te attenderen dat zij een verantwoordelijkheid hebben als er, op momenten dat de examenperiode eraan komt, een plotse stijging is qua vraag van mensen die niet gediagnosticeerd zijn. Zonder voorschrift is er inderdaad immers geen rilatinegebruik mogelijk, hoe groot of hoe klein die groep ook is. Minister, ik wil toch een oproep lanceren om daarover enige bewustwording te activeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.