Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, jullie weten allemaal dat er momenteel discussies worden gevoerd met betrekking tot rouwverlof. Dat is zo in het federaal parlement, en ik heb daarover ook al een vraag gesteld aan de minister voor Binnenlands Bestuur in dít parlement. Want er zijn natuurlijk verschillende groepen van werknemers die onder verschillende bevoegdheden, bevoegdheidsdomeinen, maar ook bevoegdheidsniveaus vallen.
Hier gaat het over mensen die tewerkgesteld zijn in het onderwijs. Onderwijspersoneelsleden hebben recht op omstandigheidsverlof bij het overlijden van een familielid. Meer bepaald krijgen zij vier dagen rouwverlof bij het overlijden van de echtgenoot/echtgenote of samenwonende partner of van een bloed- of aanverwant in de eerste graad van het personeelslid of van de samenwonende partner. In geval van overlijden van een andere bloed- of aanverwant van het personeelslid of van de samenwonende partner, in om het even welke graad, die onder hetzelfde dak woont als het personeelslid, worden twee dagen rouwverlof toegestaan. Indien de overledene een bloed- of aanverwant is die niet onder hetzelfde dak woont, maar verwant is in de tweede graad van het personeelslid of van de samenwonende partner, betreft het één dag omstandigheidsverlof.
Wanneer het een kind is dat overlijdt, of een echtgenoot of partner, komt er bij het verdriet ook nog eens heel wat praktische rompslomp kijken. Dat weten we allemaal. Heel vaak is het zelfs zo dat men eerst de praktische zaken aanpakt en het rouwproces pas echt kan beginnen wanneer die praktische beslommeringen achter de rug zijn. Vaak wordt aansluitend op het omstandigheidsverlof naar aanleiding van het overlijden van een partner of kind ziekteverlof toegekend door een arts. Nochtans is rouwen helemaal geen ziekte.
Het is belangrijk dat we mensen die zo’n ingrijpende gebeurtenis meemaken, namelijk het overlijden van een partner, een kind of een ouder, voldoende gelegenheid geven om dat een plaats te geven. Daarom pleiten zowel de Gezinsbond als de vakbonden voor een uitbreiding van het rouwverlof. Mijn federale collega Nahima Lanjri diende in oktober 2019 al een wetsvoorstel in om het rouwverlof uit te breiden naar tien dagen, waarvan vijf dagen vrij te kiezen binnen het jaar na overlijden.
Eind vorig jaar, op 19 december 2019, heb ik via een vraag om uitleg aan minister Somers dezelfde uitbreiding bepleit voor het personeel van de lokale en regionale besturen en voor de medewerkers bij de Vlaamse overheidsdiensten. De minister bleek hier toen niet negatief tegenover te staan. Het is immers niet de bedoeling dat mensen in rouw ziekteverlof opnemen, zoals ik daarstraks al zei, omdat het rouwverlof niet toereikend is.
Hoe staat u tegenover de uitbreiding van het rouwverlof voor onderwijspersoneel van vier naar tien dagen? Ik heb het dan uiteraard over rouwverlof voor het overlijden van partners of verwanten in de eerste graad.
Zult u deze vraag meenemen bij eventuele verdere besprekingen in het kader van de rechtspositie van het onderwijspersoneel?
In welke mate werd mogelijk al vastgesteld dat personeelsleden werkzaam in het onderwijs aansluitend ziekteverlof kregen voorgeschreven na het overlijden van een kind of partner omdat het rouwverlof onvoldoende lang bleek?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik begrijp de bekommernis natuurlijk. Iedereen die het zelf al heeft meegemaakt, kan beamen dat vier dagen een beperkte periode is, maar het is ook wel zo dat het aantal dagen omstandigheidsverlof in het onderwijs is afgestemd op wat in andere sectoren geldt. Een eventuele uitbreiding zou dan ook bekeken moeten worden in overleg met andere sectoren. Ik denk niet dat men in het onderwijs specifieker getroffen wordt dan mensen met een andere job. De rouwperiode en de praktische beslommeringen staan los van de job die men uitoefent.
Daarenboven moet ik nog meegeven dat er in het onderwijs een specifieke factor meespeelt: als we zouden overstappen op tien dagen, dan moet er in vervanging voorzien worden. De cesuur ligt toevallig op tien dagen, wat wil zeggen dat de uitbreiding naar tien dagen voor het onderwijs een serieuze impact zou hebben, zowel op budgettair vlak als op het vlak van het lerarentekort. Daardoor zou die uitbreiding volgens mij een sterker gevolg hebben op het onderwijs dan in andere sectoren.
Heb ik sympathie voor de vraag? Ja, vanzelfsprekend, maar wel in lijn met andere sectoren en met het besef in het achterhoofd dat de uitbreiding een grotere impact zou hebben binnen het onderwijs dan binnen andere sectoren.
Mevrouw Schryvers, u vroeg naar concrete cijfers. Net omdat er niet moet worden voorzien in vervanging, heeft mijn administratie er ook geen cijfers van. Er moet niet gerapporteerd worden omdat er niet in vervanging moet worden voorzien.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik denk dat we allemaal wel begrijpen dat een rouwverlof van vier dagen absoluut onvoldoende is. Ik ben al tevreden dat u die bekommernis deelt, en natuurlijk hebt u gelijk als u zegt dat dat eigenlijk niet mag verschillen van sector tot sector of van het ene overheidsniveau tot het andere. En daarom stel ik u die vraag. Er is federaal een wetsvoorstel ingediend omdat er bijvoorbeeld vragen zijn van de Gezinsbond. Ik heb ook al de vraag gesteld aan minister Somers met betrekking tot het personeel van lokale en regionale besturen en mensen die bij de Vlaamse overheid in dienst zijn. Ook daar werd een opening gemaakt.
Je mag natuurlijk niet naar elkaar blijven kijken. Als er mogelijkheden zouden kunnen worden gecreëerd op federaal niveau, en we zetten hier stappen voor het personeel van lokale en regionale besturen en voor Vlaamse ambtenaren, dan mag het natuurlijk niet zijn dat de mensen uit het onderwijs achterblijven. Dat zou één beweging moeten zijn.
Minister, mijn belangrijkste vraag is om die bekommernis mee te nemen als u verder overleg pleegt met de vakbonden in het kader van de rechtspositie. Ik weet dat dat vaak gaat over een aantal aanpassingen die men wil doen rond grote thema’s. Dit zijn zaken waar gelukkig niet iedereen mee te maken krijgt, maar net daarom dreigen ze soms ondergesneeuwd te raken. En ze zijn wel ongelooflijk belangrijk voor wie er wel mee te maken heeft. Ik vraag om hier zeker ook alert voor te zijn in verdere besprekingen.
U zegt dat het onderwijs natuurlijk iets specifieks heeft: als je naar tien dagen gaat, moet er in vervanging worden voorzien. U weet natuurlijk dat men het binnen de voorstellen over vijf dagen heeft. Ik weet wel dat de cesuur daar dan juist ligt: vijf dagen vrij te kiezen. Maar misschien moet het zoeken naar een oplossing dan mee deel uitmaken van die besprekingen, in plaats van dat we dat net het probleem laten zijn waarom we niet kunnen kijken naar een uitbreiding van het rouwverlof voor mensen in het onderwijs.
De heer Laeremans heeft het woord.
Wij wensen ons zeker aan te sluiten bij de gestelde vraag. We weten allemaal hoe dat gaat; dat is zeker nodig. En ik denk dat je misschien mag vergelijken met wat er is gebeurd met het verlof bij een geboorte. Toen ik mijn vier kinderen geboren zag worden, kregen wij vier dagen verlof. Ik herinner mij dat ik verschillende dagen niet heb kunnen opnemen, want het viel net in een examenperiode. Je kon tegen de leerlingen die voor hun examen hadden gestudeerd moeilijk zeggen: ‘sorry, andere keer’. Ik had er geen last van, want ik lag niet in het ziekenhuis. Ik moest niet bij de baby zijn. Ik heb die verlofdagen dus vaak niet opgenomen. Maar tegenwoordig is het wel logisch dat leerkrachten dan twee weken thuis zijn, en ik heb daar alle begrip voor.
Het klopt misschien wel dat we dan in vervanging moeten voorzien, terwijl we al zo weinig leerkrachten hebben. Maar anders ga je ze toch overbelasten, en dan gaan ze toch verlof nemen via de dokter. Ik denk dat het dan beter is om dat rouwverlof te organiseren naar analogie met de geboorte van je kind. Je krijgt daar tien dagen voor, en je mag dat ook in twee stukken opnemen, dacht ik. Ik zou daar sterk voor pleiten, want zo vermijden we de uitval van een aantal leerkrachten die er echt nood aan hebben om er even tussenuit te zijn in de loop van dat jaar. Anders gaan we dat bekopen met ziekteverloven.
Minister Weyts heeft het woord.
Ik noteer de pleidooien vanzelfsprekend. Maar ik ga er wel van uit dat, gelet op de praktische kant van de zaak, men uiteindelijk wel gemakkelijk een aansluitende periode van tien dagen zal opnemen. En dan doet het probleem zich wel voor. Maar ik begrijp alleszins de bekommernissen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik wil u vragen om mijn pleidooi mee te nemen in verder overleg, zodat we samen stappen kunnen zetten naar een meer rechtvaardige periode dat mensen een beroep kunnen doen op rouwverlof wanneer iemand in hun heel naaste omgeving overlijdt.
De vraag om uitleg is afgehandeld.