Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Ongena heeft het woord.
Vorige week lazen we in verschillende media een succesverhaal van de vzw DUO for a JOB, die erin geslaagd was om voor de duizendste keer een jongere met een migratieachtergrond aan het werk te krijgen. Men doet dat op een zeer innovatieve manier, namelijk de jongeren worden begeleid door 50-plussers, ze krijgen elk hun mentor. De oma’s en opa’s fungeren als mentor om die betrokken jongeren met een job – of een stage, als een job niet meteen lukt – aan de slag te krijgen. Dat lijkt ons alvast een vernieuwend concept, dat ook mooi aansluit bij de dienstverlening die VDAB doet.
We hebben begrepen dat u het daarmee eens bent, want u had toen ook meteen aangekondigd dat u 3 miljoen euro zou vrijmaken om het systeem van zo’n mentor ‘shop for a job’ verder uit te rollen.
Ik had daar dus enkele vragen bij. De aanleiding voor de vraag was natuurlijk dat succesverhaal van DUO for a JOB. In welke mate kan dat initiatief een rol spelen bij die 3 miljoen euro waarin u zult voorzien om dergelijke systemen uit te rollen? Hoe zult u dat systeem dan concreet uitrollen? Volgens VDAB moet er wel over worden gewaakt dat gemotiveerde jongeren worden aangesproken. U wilt het aantal jongeren die in zo’n mentorschap zouden stappen, immers optrekken tot achthonderd. Hoe zal ervoor worden gezorgd dat dat daadwerkelijk gemotiveerde jongeren zijn, kwestie van de succesratio voldoende hoog te houden? Ziet u zoiets beperkt blijven tot steden? Of denkt u dat zo’n systeem van mentorschap ook naar meer landelijke gemeenten kan worden uitgerold? Is dat daar zinvol?
Minister Crevits heeft het woord.
De organisatie DUO for a JOB is mij bekend. Het bewijs daarvan is dat we dit mapje meehebben. Eind vorig jaar kwam de organisatie zich op mijn kabinet voorstellen. Daarvan ziet u nu de vruchten.
DUO for a JOB wordt voor iets meer dan 400.000 euro gefinancierd vanuit het Europees Sociaal Fonds (ESF) voor de periode van 1 oktober 2019 tot 31 december 2021. Het gaat om cofinanciering. Hun werking ligt in Gent en Antwerpen, maar men bekijkt inderdaad, zoals u aanhaalt, uitbreidingsmogelijkheden.
Werkzoekende jongeren worden via die organisatie gelinkt aan een 50-plusser, zoals u hebt uitgelegd, die hen op vrijwillige basis begeleidt in de zoektocht naar werk. De jongere en de mentor ontmoeten elkaar minstens twee uur per week gedurende zes maanden. Ze zoeken dan samen naar een job of een geschikte opleiding.
In november heb ik voor 3 miljoen euro de oproep Mentoring naar Werk gelanceerd. Daarmee wilden we drie doelgroepen bereiken: werkzoekenden die beschikken over een diploma hoger onderwijs, werkzoekenden die hoogstens een diploma secundair onderwijs hebben behaald en jongeren onder de 25 jaar die hoogstens een diploma lager secundair onderwijs hebben behaald. Ook vrouwen met een migratieachtergrond zitten specifiek in de focus van de projectoproep. Projectvoorstellen konden worden ingediend tot 6 februari. Ook DUO for a JOB kon daar een projectvoorstel indienen. De organisaties die een projectvoorstel indienen, werken in hun projectvoorstel zelf een methodiek uit om de gevormde duo’s te begeleiden via een mentor-coach. De projecten zullen, indien ze worden goedgekeurd, vanaf mei van start kunnen gaan. We zullen dus zien wat er met DUO for a JOB gebeurt, maar de oproep was gelanceerd.
De toeleiding is deels de verantwoordelijkheid van VDAB. Het is een versterkend aanbod. Dat betekent dat het nooit de enige actie richting werk kan zijn. Het is altijd gekoppeld aan de reguliere dienstverlening van VDAB of diens partners.
Wat de waarschuwingen betreft, VDAB probeert te zorgen voor een brede toeleiding. De mentees zijn niet alleen jongeren. VDAB mikt ook op andere deelgroepen, zoals kortgeschoolden, hoger opgeleiden of, zoals ik al zei, vrouwen met een migratieachtergrond.
Het is absoluut de bedoeling om dat uit te breiden en het niet alleen tot de grote steden te beperken. Vroeger was werkloosheid bij mensen met een migratieachtergrond vooral een grootstedelijk vraagstuk. Nu merken we dat heel Vlaanderen daarmee wordt geconfronteerd, dus het projectvoorstel van een promotor mag, maar moet niet provinciedekkend zijn. Iedereen kan een lokaal project indienen. VDAB zal bij de toekenning van de middelen rekening houden met de geografische spreiding van de diverse projecten, maar, zoals u weet, collega Ongena, is de problematiek in de grootsteden natuurlijk net iets groter dan elders. Ik vermoed dus wel dat daar bij de keuze van de projecten ook voor een stukje de focus op zal liggen.
De heer Ongena heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord. Het is inderdaad zo dat zo’n mentorschap een aanvullend iets is, aanvullend op de dienstverlening van VDAB. We zijn blij dat er dan toch heel wat projectvoorstellen zijn ingediend. U zegt dat men die voor 6 februari moest indienen. Dan ben ik natuurlijk wel een beetje benieuwd hoeveel projectvoorstellen er daadwerkelijk zijn ingediend. Wanneer juist denkt u daarover te beslissen? Zit DUO for a JOB daartussen? Ik weet niet in welke mate u daar iets over kunt zeggen. Ik had toch graag iets meer info daarover.
Ik heb nog een bijkomende vraag. Het is altijd een zoektocht naar de financiering van dergelijke innovatieve projecten. De meest rechtstreekse manier is natuurlijk dat je als overheid zegt – wat u hier ook doet – dat je geld voorziet en dat men projectvoorstellen kan indienen. Maar er zijn misschien ook andere mogelijkheden. De social impact bond (SIB) is misschien zoiets. Minister, we hebben nu die projectoproep. Maar in de toekomst kunnen we misschien met andere, nieuwe financieringsmodellen, zoals de SIB’s, een wat meer duurzame financiering invoeren voor dergelijke innovatieve projecten?
Ten slotte, buddy’s, mentors zijn in. We zien dat voor Werk, maar in het regeerakkoord wordt het ook voorzien in het kader van Inburgering. Die twee vallen deels samen. Want als ik het verhaal van DUO for a JOB lees, zie ik dat die mensen bijvoorbeeld bij inburgeringsklassen langsgaan om het systeem voor te stellen. En dan nemen zij nieuwkomers die een inburgeringscursus volgen als mentor bij de hand. Je voelt dat er een serieuze overlapping kan zijn met een buddy die men voorziet in het kader van het inburgeringstraject. Het is nu wel wat vroeg, maar ik wil al signaleren dat we moeten bekijken hoe het een en ander kan worden geïntegreerd. We moeten vermijden dat een nieuwkomer vijf buddy’s heeft. Het is het best dat een nieuwkomer een buddy heeft die de verschillende facetten van onze samenleving begeleidt. In dit geval gaat het over de begeleiding naar een job. Maar in het kader van inburgering, vermoed ik dat het vooral gaat over het begeleiden naar een netwerk. Misschien kan dat wat worden geïntegreerd. Dat is een bekommernis voor de toekomst. Ik zie dat buddy’s meer en meer in zijn. We moeten vermijden dat we twintig buddy’s hebben voor elke nieuwkomer. Want dan weet die ook niet meer van welk hout pijlen te maken.
De heer Ronse heeft het woord.
Mijn vraag gaat niet specifiek over DUO for a JOB, maar ik heb een paar vragen over dat soort projecten in het algemeen.
Ten eerste, maakt zoiets deel uit van het afsprakenblad tussen enerzijds de uitkeringsgerechtigde werkzoekende en anderzijds VDAB? Stelt men dit voor als een stap om de kloof naar de arbeidsmarkt te dichten en kan men, als iemand daar niet aan wil deelnemen, die ook sanctioneren? Of staat dat daar los van?
Ten tweede, beperkt dat zich qua toegang uitsluitend tot uitkeringsgerechtigde werkzoekenden? Of kunnen anderen daar ook aan deelnemen? Ik kan mij voorstellen dat neet-jongeren (not in education, employment or training) daar ook perfect mee kunnen worden geholpen.
Ten derde, als het gaat over jongeren die moeilijk hun weg vinden op de arbeidsmarkt, waarom moeten we zoiets dan beperken tot jongeren met een migratieachtergrond? Kan dat type projecten niet voor een breder publiek aan jongeren? Misschien is dat wel het geval bij DUO for a JOB. Ik weet het niet. Maar ik vind dat we mensen niet zo gemakkelijk mogen stereotyperen, als: dit is enkel voor mensen met een migratieachtergrond.
Ten vierde, is het een perspectief om dat ook in West-Vlaanderen, en wat mij betreft zeker ook in Zuid-West-Vlaanderen, te implementeren op korte termijn? Want dat lijkt mij, als ik de succesratio naar activering, naar uitstroom, naar kansen op werk zie, positief te zijn.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik dank u voor de aanvullende vragen.
Collega Ongena, wat de oproep betreft, had men mij gevraagd om, zolang de procedure loopt, niet te communiceren vanuit VDAB over wie er wel of niet een projectvoorstel indiende, net om de procedure correct te laten verlopen. Daarom heb ik ook gezegd dat we wel zullen zien of DUO for a JOB een dossier heeft ingediend. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Ja, het is goed geprobeerd. Het interesseert mij eigenlijk ook wel. Ik zou niet graag hebben dat er moeilijkheden ontstaan. (Opmerkingen van Tom Ongena)
Dat hebben ze mij ook niet gezegd. Ik heb gezegd dat ik zou proberen uw nieuwsgierigheid vandaag onder controle te houden. Ik weet het dus niet.
Ik ben niet ongevoelig voor de opmerkingen die worden gemaakt naar resultaten. De oproep die ik gelanceerd heb, is redelijk open. Dat is wat ik mij nog herinner van toen we hem gelanceerd hebben. De oproep staat nu enkel open voor werkzoekenden, mijnheer Ronse. Dat betekent niet dat dat in de toekomst niet kan worden verbreed. Ik heb u de cijfers al gegeven. De werkloosheid is nog nooit zo laag geweest. Maar ongeveer de helft van de werklozen zijn hardnekkig en langdurig werkloos. Wij moeten daarop inzetten. Ofwel gaan die mensen aan de slag ofwel zijn ze ziek. Maar toelaten dat ze zomaar in de statistieken blijven, vind ik geen goed idee. En de schouders ophalen en zeggen dat het toch niet zal lukken, is ook geen goed idee. Dus: het is alles op alles zetten om het wél te doen.
We gaan nu werken met die buddy's. Dat zijn mensen die dat op vrijwillige basis doen, die 50-plus zijn enzovoort. In andere landen zijn er ook al zulke projecten geweest, met wisselend succes. We laten het nu dus wat open, ook in de projecten die al of niet goedgekeurd kunnen worden, om dan de projecten die het meest succesvol zijn, breder uit te rollen en dan met een veel grotere focus te gaan werken. Waarom zitten bijvoorbeeld de allochtone vrouwen daar nu in? Omdat daar een heel grote problematiek van werkloosheid is. Ik wil daar echt op inzetten. Nu is het erop gefocust om goede probleemdetectie te doen – is het motivatie? Is het taal? – en daar mensen op te zetten.
Uiteraard moet men erover waken dat iemand niet plots vijf buddy's heeft. Daar doen we niet aan mee. Dat moet goed gemonitord worden. De middelen zijn beperkt.
Het zijn trajecten op maat. Als er in Zuid-West-Vlaanderen een project ingediend wordt, collega Ronse, sluit ik niet uit dat VDAB dat zal goedkeuren. Maar op dit ogenblik kan ik er niet veel over zeggen.
Voor de neet-jongeren (not in education, employment or training) zijn er extra trajecten. We hebben de databanken Onderwijs en Werk aan elkaar gekoppeld. Dat zit op dit ogenblik niet in die buddytrajecten. Maar wat niet is, kan absoluut nog komen. We gaan ook nog andere projecten doen. Vandaag is VDAB op de raad van bestuur ook interessante projecten aan het bespreken. Maar die buddy's zijn iets nieuws. Ik geloof daar wel in, omdat ik ook in onderwijs gezien heb dat zulke projecten, ook met vrijwilligerswerk, echt een duw kunnen zijn en ook wat rust kunnen brengen in de zoektocht.
Maakt dat deel uit van het afsprakenblad? Voor mij lijkt het logisch, als VDAB zo'n oproep doet, dat dat daar deel van uitmaakt, want het gaat over werkzoekenden. Ik zal het voor de zekerheid nog eens navragen, maar het lijkt mij in het traject naar werk de logica zelve. Want wij investeren daar ook wel weer een paar 1000 euro in. En dus zou het gek zijn, mocht dat niet in het afsprakenblad zitten. Het is een goede suggestie. Ik zal het nog eens vragen. Bij deze is het al een warme oproep aan VDAB om ervoor te zorgen dat het zo is.
De heer Ongena heeft het woord.
Ik denk dat het een zeer juiste aanpak is, minister, om het nu een beetje zijn gang te laten gaan en dan te zien welke projecten er binnenkomen. We zullen dan later wel vernemen hoeveel en welke het allemaal zijn, om dan te kijken welke het meest succesvol zijn. Het is innovatief, en dus moet je ook wat ruimte geven om te proberen. Het is een beetje trial and error.
Als er uit die projectoproep lessen kunnen worden getrokken over welke doelgroepen er het best of het meest mee aan de slag kunnen, kan er in een volgende fase ook echt eens naar die financiering worden gekeken. De social impact bonds (SIB’s) komen daar toch wat in beeld, waarbij je samen met het bedrijfsleven afspraken maakt en resultaatgericht werkt. Die suggestie geef ik graag mee, om in een volgende fase eens na te gaan hoe we in de financiering ook nieuwe instrumenten als de SIB’s kunnen gebruiken voor dit systeem.
De vraag om uitleg is afgehandeld.