Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik blijf belang hechten aan poetsen. Ik weet niet of dat iets zegt over mijn eigen competenties, maar het is in elk geval een dienst die maatschappelijk zeer belangrijk is. We hadden het bij de vorige vraag vooral over de tweeverdieners in de ratrace, maar binnen de gezinszorg is die huishoudhulp minstens even belangrijk, omdat de klanten daar kwetsbare profielen hebben. Het gaat om mensen die zorgbehoevend zijn en die ook poetshulp aan huis nodig hebben.
Een aantal weken geleden heeft het Algemeen Christelijk Vakverbond (ACV) geprotesteerd bij het kabinet van de minister van Welzijn en Gezin, om de afschaffing van de poetsdiensten binnen de gezinszorg aan te klagen. Het zou gaan om vijfduizend poetshulpen die binnen de gezinszorg actief zijn en daar ook werkzekerheid genieten. Dat statuut van poetshulp binnen de gezinszorg komt dus in het gedrang. De minister van Welzijn heeft aangegeven die taken te willen laten uitvoeren door de commerciële dienstenchequebedrijven of de non-profitdienstenchequebedrijven in het reguliere circuit.
Wij vrezen dat dat niet zo'n goed idee is. Dat zou namelijk voor twee problemen kunnen zorgen. Vooreerst is er het probleem dat de poetshulpen binnen de gezinszorg waarschijnlijk zullen moeten overstappen naar de dienstenchequesector die een andere cao heeft. Dat zou betekenen dat die poetshulpen minder zullen verdienen en van minder voordelige arbeidsvoorwaarden zullen genieten. De werkbaarheidsproblemen in de dienstenchequesector zijn ook bekend. Het is natuurlijk nog minder evident om bij mensen thuis te poetsen die zwaar zorgbehoevend zijn of die sowieso hulp nodig hebben, dan te gaan poetsen in een huis van tweeverdieners die er niet zijn en waar je volledig de regie van je werk in eigen handen hebt.
Daarnaast is er de onzekerheid over de dienstverlening. Het gaat over 90.000 zorgbehoevenden die van die huishoudhulp binnen de gezinszorg gebruikmaken. Het gaat om kwetsbare mensen, dementerende bejaarden, psychiatrische patiënten of mensen met zware ziektes. Het is evident dat die mensen naast huishoudhulp ook zorg nodig hebben. Die wordt uiteraard door zorgprofielen aan huis aangeboden. Maar ook de huishoudhulpen zouden daar mee voor instaan. De reguliere dienstenchequemedewerkers zijn daar uiteraard niet voor opgeleid.
Ik heb een vraag over het jobperspectief van de poetshulpen binnen de gezinszorg. Hoe zal men rekening houden met de verschillen tussen de arbeidsvoorwaarden in de twee sectoren? Het zorgaspect van de poetshulpen valt niet binnen het takenpakket van de dienstenchequemedewerkers. Hoe kunnen de dienstenchequemedewerkers worden ondersteund om die nodige competenties te verwerven voor het uitvoeren van deze taken? Wat is de verhouding en samenwerking tussen u als minister van Werk en minister Beke van Welzijn en Gezin?
Minister Crevits heeft het woord.
Wat het jobperspectief van de poetshulpen binnen de gezinszorg betreft, sluit ik me graag aan bij de visie van de minister van Welzijn, collega Beke, namelijk dat het de bedoeling is om maximale werkzekerheid te bieden aan de medewerkers in de gezinszorg.
Het vertrekpunt voor de hervorming zijn de bepalingen van het regeerakkoord. In zijn antwoord vorige week in de commissie Welzijn heeft minister Beke benadrukt dat poetshulp in het kader van gezinszorg nog zal blijven bestaan, maar dan op basis van twee criteria: de hoogte van de gebruikersbijdrage en de kwetsbaarheid van de gebruiker. Dit systeem wordt uitgewerkt tegen eind dit jaar: op dat moment zullen we zicht krijgen op de omvang van de groep werknemers die betrokken zijn. Een aantal mensen zullen dus in de sector zelf kunnen blijven, die vandaag al kampt met ernstige tekorten.
De sector zou ook heel wat oudere medewerkers tellen, die uitstappen uit de arbeidsmarkt. Voor hen zal er geen nieuw jobperspectief uitgewerkt moeten worden.
Ook al valt dit dossier niet onder mijn rechtstreekse bevoegdheid, mijn administratie volgt het nauwgezet op. Eenmaal er duidelijkheid is over de criteria en de omvang, zal ik samen met minister Beke en met vertegenwoordigers van de beide sectoren bekijken op welke manier we maximale werkzekerheid kunnen bieden.
Collega Gennez, ik heb niet de intentie om dienstencheques uit te breiden met zorg, mocht hierover onduidelijkheid bestaan. De taken van een dienstenchequewerknemer zijn duidelijk in de regelgeving: het gaat over taken binnenshuis bij de klant rond poetsen, wassen en strijken, eten bereiden en occasioneel naaiwerk. Ook taken buitenshuis mogen gedaan worden namelijk boodschappen doen, mindermobielenvervoer en strijken.
In mijn beleid heb ik grote aandacht voor de competenties van dienstenchequewerknemers, en ik wil daar doelgericht in investeren door middel van opleidingen. Het gaat in deze opleidingen niet enkel over het aanscherpen van technische skills zoals kundig en ergonomisch poetsen en strijken. Het gaat ook over taalopleidingen, want om veilig en klantgericht te kunnen poetsen, moet je kunnen praten met de klant. Soft skills zoals klantgericht communiceren zijn ook van belang. Zeker in het licht van het wijzigende profiel van klanten ten gevolge van de vergrijzing moeten we ook aandacht hebben voor soft skills als communicatie of gevoeligheid rond zorgsituaties. Zo is vandaag al 30 procent van de gebruikers 65 plus en 13 procent is zelfs al 80 plus. Ook in deze sector is er leeftijdstoename. De huishoudhulpen via dienstencheques moeten dus in toenemende mate communiceren met oudere klanten, klanten die dement worden of geconfronteerd worden met diverse ziekten.
Dit vertaalt zich in de opleidingen voor huishoudhulpen. Er zijn al goedgekeurde opleidingen in het kader van het regionaal opleidingsfonds dienstencheques, die de huishoudhulpen ondersteunen om de nodige gevoeligheid te ontwikkelen rond zorgsituaties.
De adviescommissie, die de aangevraagde opleidingen van dienstenchequeondernemingen goedkeurt, waakt hierbij strikt over de grens tussen huishoudactiviteiten en zorgactiviteiten. Voor zorgactiviteiten blijft men terechtkunnen bij het aanbod vanuit Welzijn.
Tot slot is het voor mij van belang dat de continuïteit van de dienstverlening voor de klant gegarandeerd zal blijven. Geen enkele van de huidige gebruikers mag in de kou blijven staan omdat het financieringskader mogelijk zal veranderen. Dat is voor mij prioritair, en ook voor collega Beke.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Het goede nieuws, minister, is dat u zegt dat de dienstverlening bij de gebruiker gegarandeerd moet blijven. Dat is inderdaad zeer belangrijk als we de mensen langer willen bedienen en om lang thuis te kunnen blijven wonen. Als men senior is, zijn gezinszorg en thuishulp essentieel – poetshulp uiteraard ook. De werkzekerheid zou gegarandeerd zijn, zoals u zegt, naar aanleiding van het antwoord van minister Beke.
Een deel van de mensen stroomt uit en een deel van de mensen zou actief kunnen blijven, ofwel in het kader van de gezinszorg zelf ofwel in het kader van de dienstencheques, afhankelijk van de zorgzwaarte van de gebruiker en de hoogte van de gebruikersbijdragen, inkomensgerelateerd dus. Als mensen moeten doorstromen van poetshulp gezinszorg naar poetshulp dienstencheque, dan komen ze in een ander paritair comité en in een andere cao. Ze zullen dan loon moeten inleveren. Ik vind het niet wenselijk om mensen als gevolg van een nieuw statuut te laten inboeten aan loon als ze hetzelfde werk uitvoeren. Hoe wilt u dat mee remediëren?
Op mijn vraag over de verloning heb ik nog geen antwoord gekregen.
Tot slot wil ik nog de algemene opmerking maken dat we ons moeten bezinnen over de complexiteit van het systeem. Er is thuishulp, gezinszorg, dienstencheque. De kwetsbare oudere heeft er weinig boodschap aan via welke weg een huishoudhulp tot hem of haar komt, maar het moet wel zo transparant mogelijk zijn voor de zorgvrager en zo goed verloond en werkbaar mogelijk voor de huishoudhulp zelf. Die zorg wil sp.a zeker meegeven. We zijn het op dat vlak eens met het ACV en we hopen van de twee bevoegde ministers hetzelfde.
Mevrouw Claes heeft het woord.
De passage over de dienstencheques staat duidelijk omschreven in het regeerakkoord en in de beleidsnota Welzijn. Het inhoudelijke debat over dit thema hoort niet thuis in de commissie Werk. Het is vorige week al aan bod gekomen in de commissie Welzijn en het antwoord van minister Beke was duidelijk. Hij zegt dat alles concreet uitgewerkt wordt en dat er overleg gepleegd zal worden met de minister van Werk zodra de doelgroep voor poetshulp binnen de gezinszorg en de gebruikers voor dienstencheques afgebakend zal zijn. Volgens mij is het dan ook te vroeg om daar uitgebreid op in te gaan. We wachten best even af totdat minister Beke zijn oefening heeft gemaakt.
Ik heb de communicatie van de vakbond afgeprint. Daarin staat: “Het Vlaams regeerakkoord brengt 5000 jobs gezinszorg in gevaar.” Ze spreken dus over een bedreiging van 5000 jobs en ze vinden het vinden van poetshulpen voor de dienstenchequebedrijven “geen goed idee”. Het staat hun natuurlijk vrij om zelf de toon van hun communicatie te bepalen, maar ik vind het niet zo constructief van het ACV. In het antwoord van minister Beke heb ik gehoord dat er rekening gehouden zal worden met de zorgnoden van de betrokkenen. De link tussen privé en minder kwaliteitsvol vind ik totaal ongepast. Ik wil oproepen om uit de ivoren toren te komen en te kijken naar de realiteit. Trouwens, hoe moeten dienstenchequewerknemers die zich dagelijks inzetten, zich voelen als dergelijke communicatie wordt verspreid? Het gaat hier niet alleen over de zwaar zorgbehoevenden die inderdaad een aangepaste dienstverlening nodig hebben, maar daar wordt gezorgd voor een concrete uitrol.
Ik wil de aandacht vestigen op twee uitdagingen. Binnen de sector van de gezinszorg zien we een enorme vergrijzing. De instroom is onvoldoende om de uitstroom te compenseren. In die zin kan de sector van de dienstencheques een oplossing aanreiken. Wat zult u doen om de dienstenchequewerknemers extra te ondersteunen?
Tweede uitdaging is de kennis van het Nederlands. We stellen vast dat in de sector van de dienstencheques tal van poetshulpen die prima werk afleveren, het Nederlands onvoldoende beheersen. Ik kan me voorstellen dat dit voor een zwakkere doelgroep – als ik dat zo mag noemen – niet zo evident is. Hoe zult u dit aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Ik zou op de vragen van de twee collega’s samen willen antwoorden. Eerst en vooral, het is heel correct dat collega Beke vorige week glashelder geweest is over de aanpak van het dossier. Ik heb daar dus niets aan toe te voegen. Ik heb geprobeerd samen te vatten wat hij gezegd heeft. Voor mij is het elementair dat er continuïteit blijft in de dienstverlening, dat mensen die nu dienstverlening hebben, door de wijzingen in het systeem niet plots zonder hulp komen te zitten. Dat is prioritair. Mensen mogen daar niets van voelen. Maar voor de rest is er een plan van aanpak, kijken we wie waar zijn plaats kan vinden.
Collega Claes, die vergrijzing in de gezinszorg is een heel grote uitdaging. Ik heb de sector ook al gehad, ook al is dat in de eerste plaats minister Beke, maar ik ben minister van Werk, dus is het logisch dat ik me daar ook wel een beetje mee bezig houd. Er zijn opleidingen om zich een zorgsensitieve houding eigen te maken. Ik ben het wel eens met de opmerking van collega Claes dat we hier niet mogen vervallen in ‘de enen zijn beter dan de anderen’. Iedereen heeft zijn eigen rol, zijn eigen positie, is waardevol. Het is niet de bedoeling dat de dienstenchequesector nu plots alle taken gaat opnemen van verzorgenden. Iedereen heeft zijn eigenheid. Het is wel de bedoeling dat we datgene wat binnen de sector van de dienstencheques kan gebeuren, daar ook effectief laten gebeuren. Het is dus een gevoelige oefening, maar waarvan we willen dat noch de werknemer, noch de klant, de dupe wordt.
Wat de communicatie van de vakbond betreft, dat is moeilijk. Ik kijk even naar Alejandro aan mijn rechterzijde, en hij zegt dat iedereen zijn eigen rol te vervullen heeft. Dat is waar, maar ik vind wel dat men ook eerlijk moet zijn in de manier waarop men communiceert. Wij willen totaal niet, als Vlaamse Regering, dat er vijfduizend mensen hun job verliezen. Dat willen we langs geen kanten, we willen net dat er continuïteit is, dat er zorgzaam omgegaan wordt met de profielen. Dat er bezorgdheid is in de sector, begrijp ik. Altijd als je iets verandert, zijn er zorgen. Maar het is aan ons om die zorgen goed te ontmoeten en om goede oplossingen te vinden. Daarvoor vertrouw ik op collega Beke, maar zal ik ook zelf mijn verantwoordelijkheid nemen om te zorgen dat hier noch de gebruiker, noch de personeelsleden slachtoffer worden van een hervorming die wij willen doorvoeren.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Uiteraard, werkzekerheid. Ik ga ervan uit dat het niet de bedoeling van de Vlaamse Regering is om vijfduizend mensen aan de deur te zetten, gezien het opkrikken van de werkzaamheidsgraad en gezien de grote maatschappelijke nood aan huishoudhulp, zeker bij zorgbehoevenden. Maar het risico zou wel kunnen zijn, door het overhevelen van de mensen van het ene paritair comité naar het andere, dat ze minder loon hebben, en dat je dus wel een uitstroom krijgt. Dus daar doe ik misschien toch nog wel een oproep om te remediëren, zodat er geen profielen verloren gaan, want de vraag is zeer groot, en het werk dat die mensen doen, of het nu in de gezinszorg is of in de dienstenchequesector, is zeer waardevol en mag niet verloren gaan.
De vraag om uitleg is afgehandeld.