Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Vraag om uitleg over het voorakkoord in de dienstenchequesector
Vraag om uitleg over het voorakkoord in de dienstenchequesector
Verslag
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Minister, aangezien we met drie fracties, van meerderheid én oppositie, dezelfde vraag stellen over het voorakkoord in de dienstenchequesector, denk ik toch dat het een belangrijk akkoord is. Daar is ook al veel inkt en speeksel over gevloeid, in deze commissie en ook in de plenaire vergadering. De dienstenchequemedewerkers hebben actie gevoerd omdat het heel lang heeft geduurd om bij Federgon een akkoord te kunnen afsluiten over de brutoloonsverhoging die in het federale interprofessioneel akkoord (IPA) was overeengekomen. De vraag was 1,1 procent. Er is nu afgesproken dat er een brutoloonsverhoging van 0,8 procent komt, en een cadeaucheque van 20 euro, met een aantal maatregelen inzake werkbaar werk, bijvoorbeeld het beperken van de afstand tussen klanten.
Het is goed dat er een kleine loonsverhoging is gekomen in de sector. Ik denk dat dat een eerste stap in de goede richting is, maar het voorrakkoord lost een aantal structurele problemen binnen de sector nog niet volledig op. De huishoudhulpen verdienen nog steeds te weinig en de werkbaarheidsmaatregelen zullen niet alle fysieke en mentale klachten van de huishoudhulpen oplossen. De rentabiliteit in de sector is ook nog steeds een aandachtspunt. We denken dat het ook belangrijk is dat de kleine non-profitdienstenchequebedrijven ook kunnen blijven bestaan, naast de grotere commerciële spelers.
Minister, u hebt zelf ook al een aantal keren op onze vraag laten weten dat u werkt aan verbetering voor de sector, zowel qua rentabiliteit als qua werkbaarheid. U hebt ook aangegeven dat u een kandidatuur voor ESF-projecten (Europees Sociaal Fonds) overweegt, maar wij zouden ook meteen de hand aan de ploeg willen slaan vanuit het parlement. Via het verlagen van de fiscale aftrek zou er in 2021 70 miljoen euro worden bespaard. Hoe zou u een deel daarvan, of wat ons betreft het volledige bedrag, opnieuw in de sector kunnen investeren? U hebt ook al een aantal maatregelen mee aangekondigd. Hebt u een zicht op de timing?
Dan is er de rentabiliteit van de sector. Zult u een onderscheid maken tussen profit en non-profit als u de rentabiliteit probeert te verhogen?
Mijn laatste vraag gaat opnieuw over werkbaarheid. We hebben eerder al een systeem van duobanen voorgesteld met korte woon-werk- en werk-werk-verplaatsingen. U hebt toen ook aangegeven dat u dat een interessante piste vond. Dat is natuurlijk vooral een idee dat voor grotere bedrijven werkbaar is, vanuit werkgeversperspectief dan weer. Hoe kunt u ook dat mee ondersteunen?
De heer Ronse heeft het woord.
Ik zal het akkoord niet opnieuw schetsen. Collega Gennez heeft dat voortreffelijk gedaan. De insteek in dezen is natuurlijk de vraag of de sector zelf nog zal kunnen overleven. We hebben dat gezien bij de onderhandelingen. Ik vermoed dat elke fractie van Federgon wel de simulaties heeft doorgekregen over wat zo’n akkoord zou betekenen voor de marges van dienstenchequebedrijven. Dat heeft toch wel een impact.
Ze hebben ook het verhaal meegegeven van het feit dat de inkomsten voor de dienstencheques die zij vanuit Vlaanderen krijgen, maar gedeeltelijk worden geïndexeerd – 73 procent, dacht ik – terwijl de lonen wel volledig worden geïndexeerd. Als je dat simuleert over een periode van tien à vijftien jaar, dreigen die marges op een bepaald moment negatief te kunnen worden.
Uiteraard zijn wij als fractie zeer tevreden dat er een akkoord is bereikt. Alle respect voor de duizenden dames en heren die dag in, dag uit actief zijn als poetsvrouw of poetsman. Zij leveren een belangrijk aandeel in het creëren van een context waarin mensen voluit kunnen kiezen voor een job en zonder zorgen een evenwicht tussen arbeid en gezin kunnen bereiken. In die zin is het des te belangrijker dat we dat model kunnen blijven handhaven en die rentabiliteit kunnen blijven houden. Dat staat ook in het regeerakkoord. De minister heeft er ook aandacht voor in haar beleidsnota.
Mijn vraag is dan ook zeer concreet. Gelet op het akkoord dat er nu is, hoe gaan we tegemoetkomen aan de rentabiliteit van die sector?
De heer Ongena heeft het woord.
De collega's hebben al veel verteld en hebben terechte dingen gezegd. We zijn uiteraard blij met het akkoord en zijn blij voor de werknemers, maar we zijn natuurlijk ook nog altijd een beetje bezorgd over de toekomst van het systeem. 750.000 Vlamingen maken er gebruik van, meer dan 100.000 mensen werken in de dienstenchequesector. Het is belangrijk dat we oog blijven hebben, hoewel er nu een akkoord is, voor die rentabiliteit. Ik blijf op die nagel kloppen. We hebben nu wel een akkoord, maar in mei is er waarschijnlijk een indexatie, en bij de volgende onderhandelingen, over een of twee jaar, zitten we met hetzelfde probleem, als we er niets aan doen. Ook vanuit vakbondszijde erkent men dat.
Mijn vragen gaan dan ook een beetje in die richting, minister. Wat kunnen we doen om die rentabiliteit te verbeteren, zodat we in de toekomst misschien wat minder moeizame onderhandelingen hebben en we vooral dat heel belangrijke systeem van dienstencheques, waar heel veel mensen gebruik van maken, overeind kunnen houden?
U had gezegd dat u het akkoord zou afwachten om met de sector rond de tafel te gaan zitten. Het akkoord is er nu. Hebt u plannen om met de sector rond de tafel te gaan zitten, om zowel over de rentabiliteit als over de werkbaarheid van gedachten te wisselen en maatregelen in het vooruitzicht te stellen? Kan de Vlaamse Regering helpen op het punt van de werkbaarheid? Er zijn terechte afspraken gemaakt om de werkbaarheid voor die vele werknemers te verbeteren. Ziet u misschien mogelijkheden om werkbaarheidscheques, waar we het al over gehad hebben, te stimuleren in de dienstenchequesector?
Zult u onderzoeken of een volledige indexatie van de overheidstussenkomst met ingang vanaf 2021 mogelijk zal zijn? U hebt ook gezegd dat u een onderzoek zou voeren naar de rentabiliteit. Hoe staat het daarmee? Is dat onderzoek al klaar? Zijn er misschien al conclusies te trekken?
Bent u van oordeel dat er in overleg met de sociale partners ook moet worden gezocht naar een langetermijnbeleid, dat de toekomst van die sector financieel moet verzekeren? Hoe denkt u dat te moeten aanpakken?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, ik had deze vragen verwacht, eigenlijk zelfs als actuele vragen in de plenaire vergadering, maar het zijn vragen om uitleg geworden. Zo zie je maar. Dat bevestigt dat als er een akkoord is, dat minder nieuws is dan als er geen akkoord is.
Er was een actuadebat.
Is dat de reden? Dat is bij dezen dan rechtgezet. Ik ben persoonlijk nogal gevoelig voor goed en minder goed nieuws en het feit dat de persaandacht vooral gefocust is op het minder goede. Als je in de oppositie zit, begrijp ik dat. Als je in de meerderheid zit, is dat minder het geval.
Voor alle kijkers en toehoorders van deze commissie wil ik meegeven dat ik tevreden ben dat er na lange onderhandelingen uiteindelijk een ontwerp van akkoord tussen werkgevers en werknemersorganisaties in de dienstenchequesector op tafel ligt.
Ten eerste is terecht opgenomen dat de lonen van de werknemers in de sector stijgen. Ik hoop echter dat de achterban van de organisaties dit akkoord zal goedkeuren. Dat moet zeer binnenkort gebeuren. Ik ben ervan overtuigd dat de inspanningen die we vanuit Vlaanderen toezegden op het vlak van toeleiding en werkbaarheid een positief signaal zijn voor de sector.
Collega’s, u hebt zelf al goede toelichtingen gegeven. In het ontwerpakkoord zit een loonstijging met 0,8 procent. In een sector waar de loonkosten 90 procent van de bedrijfskosten uitmaken, zal dit uiteraard een effect hebben op de rentabiliteit. Wie zegt dat dit niet zo is, kan niet goed rekenen. Wat die impact exact zal zijn, daar hebben we nu nog geen concreet zicht op.
Mijn administratie werkt momenteel aan een zeer grondig rentabiliteitsonderzoek van de dienstenchequesector. Dit is een grootschalige oefening, waarvan ik de resultaten verwacht na de krokusvakantie. Dat is nog altijd de initiële timing, ik heb gezegd eind februari, begin maart. In deze oefening nemen mijn diensten de impact van deze sectorale loonstijging op, anders zitten we weer achter. Naast het effect van de taxshift en de loonaanpassingen naar aanleiding van de overschrijding van de spilindex. We proberen dus zo volledig mogelijk te zijn.
Het is absoluut mijn bedoeling om op basis van de resultaten van deze rentabiliteitsoefening met de sector vervolgens rond de tafel te gaan zitten. Ik wil dan graag in gesprek gaan over zowel de rentabiliteits- als de werkbaarheidsproblematiek. We bekijken welk langetermijnbeleid nodig is dat ertoe zal bijdragen dat de dienstenchequesector financieel leefbaar en voor de poetshulpen werkbaar blijft. Die leefbaarheid is nodig om het succes van de dienstencheques te kunnen voortzetten. We moeten ook garanderen – en ik heb wel wat zorgen in dat verband – dat het stelsel leefbaar blijft voor alle betrokken actoren, zowel voor de gebruiker, de erkende onderneming, de werknemer als de Vlaamse overheid zelf. Dat zijn vier poten. Ik zal dit overleg inplannen nadat het ontwerpakkoord finaal wordt goedgekeurd. Het heeft geen zin om nu in die tussenfase rond de tafel te gaan zitten. Ik heb op voorhand wel gesproken met een aantal mensen, maar geen structureel overleg gehouden. Ik heb dat ook aan u gezegd, collega Gennez, bij het beantwoorden van de actuele vragen. Dit is een federaal issue. Het moest eerst opgelost zijn, vooraleer we kunnen kijken wat we extra kunnen doen.
Rond de werkbaarheid zie ik in het akkoord vooral maatregelen die de sector zelf wil nemen. Op het punt van coaching zie ik een oproep naar zowel de Vlaamse als de federale overheid. Momenteel mogen de dienstenchequewerknemers niet optreden als coach. Deze activiteit is voor hen niet toegelaten. De vraag om dit binnen de sector te faciliteren neem ik zeer graag op. Mijn administratie gaat na welke aanpassingen hiervoor nodig zijn, ook federaal, omdat zij bevoegd zijn voor de arbeidsrechtelijke aspecten.
Naast de maatregelen die de sociale partners voorzien in het ontwerp van akkoord neem ik zelf ook maatregelen, ik heb het daar al over gehad. Ik wil wel onderstrepen dat we die maatregelen ook effectief gaan nemen. Zo voorzie ik middelen in het kader van een ESF-oproep specifiek rond de werkbaarheid in de dienstenchequesector. Het is belangrijk dat de bedrijven daarop intekenen. Er is ondertussen overleg geweest met de sociale partners van de sector om de noden op het vlak van werkbaarheid correct in kaart te brengen. Ik bekijk momenteel de voorstellen die uit dit overleg zijn gekomen en zal hier op korte termijn een beslissing nemen. Dat is een belangrijke omdat het over het budget gaat.
Collega Ongena, het promoten van de werkbaarheidscheques binnen de dienstensector is ook een piste die ik momenteel aan het bekijken ben. De cheques zijn nu evenwel al toegankelijk voor de dienstenchequebedrijven en een brede communicatiecampagne samen met de sociale partners rond alle instrumenten inzake werkbaarheid is in de maak. Een eventuele campagne specifiek voor de dienstenchequesector zal hierop aanvullend moeten zijn. Ze staan ter beschikking, men moet er nu nog gebruik van maken.
Wat de financiële leefbaarheid betreft, heb ik met VDAB een oproepplan rond de instroom in de sector, omdat er heel veel vacatures zijn. VDAB heeft 2 miljoen euro vrijgemaakt om mensen op te leiden, specifiek voor deze sector, want ook de duurzame tewerkstelling is een issue. We hebben het er al over gehad, dat is vooral een probleem bij mensen die met andere verwachtingen instromen dan wat de werkgever verwacht. Ook daar is werk aan de winkel.
En dan is er uiteraard het heel belangrijke element van de financiële leefbaarheid in haar geheel. De gewijzigde fiscale aftrek – ik zeg het nog eens speciaal voor mevrouw Gennez – zal geen eurocent opleveren dit jaar. U weet dat. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Ik weet het, maar bij de actuele vragen wordt dat nogal gemakkelijk gezegd. Maar neen, dit jaar is het niets. Volgend jaar zal het al een beetje opleveren maar ook nog in 2022. Dat zit op die grens.
Door de vermindering van de fiscale aftrek voor de gebruiker zorgen we wel dat de zware subsidiëringskost van het systeem ook in de toekomst haalbaar blijft. De voorbije jaren kende het stelsel telkens een groei van het aantal dienstencheques met meer dan 3 procent. Dat betekent dat de subsidiekost, zonder verhoogde indexering, elk jaar stijgt met 36 miljoen euro. Dat gebeurt zomaar omdat meer mensen gebruikmaken van het systeem. Dat is een heel zware kost. De vermindering van de fiscale aftrek is dus noodzakelijk om die kost op te vangen en beheersbaar te houden.
Andere gewesten hebben hier zelfs nog sterker op ingegrepen. Brussel verlaagde de fiscale aftrek tot 15 procent en Wallonië tot 10 procent. Ik heb via de media vernomen dat Brussel op zoek is naar extra middelen om het systeem betaalbaar te houden. In Wallonië zijn de dienstencheques iets minder populair, terwijl ze bij ons fenomenaal populair zijn.
Ik ben er mij van bewust dat de sociale partners in de dienstenchequesector en de leden in deze commissie vragende partij zijn om de leefbaarheid te behouden. Daarvoor zou ik een werkwijze willen voorstellen. Laat ons dat rentabiliteitsonderzoek grondig bekijken. Zoals ik al zei, proberen we dat in beeld te brengen. Er is ook een verschil tussen de grote en kleine, tussen de publieke en niet-publieke sector, tussen begeleiding en minder begeleiding. Dat zal in beeld worden gebracht.
Werken aan financiële rentabiliteit kan in verschillende vormen: door de kosten voor de ondernemingen te doen dalen, door de kosten te optimaliseren of aan te rekenen aan de gebruikers of een aanpassing van de inruilwaarde. We zullen een aantal maatregelen bekijken. (Opmerkingen van Caroline Gennez)
Voor alle duidelijkheid: ik heb nog geen geld, maar de heer Ongena blijft ook op de nagel van de indexering kloppen en ik zal er dus even op ingaan. Ik vind het eigenlijk niet logisch dat wij niet indexeren aan 100 procent. Ik kan daar niet veel anders op zeggen. In Wallonië en Brussel is dat anders. Brussel is hier vaak een slecht voorbeeld, maar ik vind het Brusselse systeem waarbij men aan 100 procent indexeert, op voorwaarde dat men investeert in betere begeleiding, eigenlijk niet slecht. Op die manier geef je geen blanco cheque maar neem je een maatregel die goed is voor de werknemers. Ik sta er dus wel voor open om dat geregeld te krijgen, maar ik heb geen budget. Het is zoeken naar een manier om dat budgettair te dekken, maar het lijkt mij wel een logische maatregel. Als we niet willen ingrijpen op de prijs die mensen betalen of op de fiscale aftrekbaarheid en als blijkt dat er een rentabiliteitsissue is – wat er wel zal zijn, zeker met de loonstijging – , dan moet de regering naar deze maatregel kijken.
Mevrouw Gennez, u had nog een specifieke vraag omtrent duobanen. Huishoudhulpen binnen de dienstenchequesector werken dikwijls alleen bij klanten thuis. Ze hebben vaak ook geen directe collega’s op de werkvloer en moeten het werk zelf organiseren. Een duobaan waarbij twee dienstenchequewerknemers samen werken bij een klant, kan hier absoluut een antwoord op zijn. Ik ben dat ook genegen. We hebben dat onderzocht en het is juridisch perfect mogelijk. Het wordt ook al toegepast in de praktijk in bepaalde gevallen. Het betekent wel dat de gebruiker voor elke werknemer die een uur werkt een dienstencheque moet betalen. Het is dus geen gedeelde cheque. Daartegenover staat dat het werk verdeeld kan worden over twee werknemers en dus sneller klaar is, wat netto voor de gebruiker geen extra kost betekent. Werkgevers kunnen nu al innovatieve ideeën zoals duobanen een plaats geven in hun bedrijfsvoering. Zodra de rentabiliteitstudie er is, zou het goed zijn dat ik ook dit met de sector bespreek om het meer ingang te doen vinden.
In 2018 hadden we in Vlaanderen 85,7 miljoen cheques of een stijging met 3,1 procent. In Wallonië waren het er 31,4 miljoen of een stijging met 1,5 procent. In Brussel waren het er 15,9 miljoen of een stijging met 1 procent. U ziet het enorme verschil in gebruik van de cheques in de diverse regio's.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Dank u voor uw uitgebreid en positief antwoord om zowel de rentabiliteit, de werkbaarheid als de werkbaarheid van de sector te versterken. U zegt inderdaad wel dat het succes jaar na jaar stijgt. De stijging met 3 procent ook het laatste jaar illustreert het belang van het systeem van dienstencheques. Het feit dat het net in Vlaanderen zo populair is, heeft natuurlijk te maken met het feit dat we een hoge werkzaamheidsgraad hebben, dat het ook een maatschappelijke nood is dat als je met zijn tweeën gaat werken, thuiswerk ook wat uit handen kan worden gegeven. Als we onze werkzaamheidsgraad nog verder willen opkrikken, zoals in de doelstellingen van het regeerakkoord ook staat, mogen we het systeem niet laten verwateren. Het is een goed systeem in globo.
U zei dat voor het ESF-project de oproep is gelanceerd. Kunt u aangeven over hoeveel budget het precies gaat? Want dan kunnen we in meer of mindere mate reclame maken bij de ondernemingen die nu aangeven toch wel wat aan arbeidsvernieuwing en organisatievernieuwing te kunnen doen.
Bij het systeem-Brussel indexeert men aan 100 procent. U geeft aan dat genegen te zijn. Ik vind dat inderdaad de logica zelve. De loonkost is hoog in de sector en dan is het ook maar evident, en de belangrijkste ingreep voor de rentabiliteit, als ook de overheid het systeem voor 100 procent indexeert. We hadden zelf een resolutie voorbereid met onder andere dat element als oplossing. We zouden het ook samen met de collega’s willen bespreken om op die manier ook vanuit het parlement aan positieve voorstellen te doen, over de grenzen van meerderheid en oppositie, om het systeem toch leefbaar te houden. We zijn uiteraard ook zeer graag bereid om met uw kabinet daarover in overleg te gaan. We wachten ook samen met u de resultaten van het rentabiliteitsonderzoek af. Het zou een mooi signaal kunnen zijn om inderdaad over de grenzen van meerderheid en oppositie een positief signaal aan de sector te geven en toch positieve voorstellen samen te kunnen vooruitschuiven.
De heer Ronse heeft het woord.
Wat de rentabiliteit van de sector betreft, denk ik dat we inderdaad moeten durven gaan kijken naar de indexering. Ik had het daarnet ook al gezegd: die 73 procent is iets bizar. Tegelijk, en ik ben blij dat de minister het heeft aangehaald, moeten we ook durven kijken naar de verschillen binnen de sector zelf. De minister heeft dat ook aangegeven. Er zijn publieke dienstenchequebedrijven en private dienstenchequebedrijven. De marges die we hebben doorgekregen van Federgon, zijn de gemiddelde marges, maar achter die gemiddelden schuilt misschien wel nog een genuanceerdere realiteit. Ik pleit inderdaad in dezen om wat de minister zegt, als een verstandige beslissing te zien, namelijk eerst diep te gaan verfijnen wat achter de cijfers schuilt, waar er verschillen zitten, en dan na te gaan hoe het debat over die indexering kan worden geopend, want dat is inderdaad bizar. Ik vraag me trouwens af, puur uit nieuwsgierigheid, waarom het ooit zo beslist is geweest om maar voor 73 procent te indexeren, hoe men daartoe gekomen is. Dat is iets redelijk raars.
De heer Ongena heeft het woord.
Dank u voor uw omvangrijk, en vooral hoopgevend antwoord. Het is een zeer belangrijke sector, met heel veel gebruikers in Vlaanderen, die echt rekenen op hun poetshulpen.
Ik noteer drie zaken.
Ten eerste noteer ik dat u van de werkbaarheid echt wel werk wilt maken, dat u ook extra communicatie wilt gaan doen rond die werkbaarheidscheques. Dat kan zeer belangrijk zijn om op die manier het sociaal akkoord mee te ondersteunen en ervoor te zorgen dat de werkbaarheid voor die vele mensen die in het systeem werken, wordt verhoogd.
Ten tweede noteer ik dat u VDAB zult vragen om veel actiever te werken rond het probleem waar zij natuurlijk ook mee kampen, de openstaande vacatures, zodat we voldoende werkkrachten kunnen blijven vinden om het systeem overeind te houden.
Ten derde kom ik bij het verhaal van de rentabiliteit. We wachten vol spanning uw onderzoek af, na het krokusreces. We kunnen misschien al een nieuwe vraag indienen of stilaan voorbereiden, vooraleer het zover is. Want ik denk dat we de discussie dan zeker opnieuw zullen moeten voeren, om te zien hoe het nu precies zit met die rentabiliteit.
Ik ben alvast heel blij dat u een duidelijke opening maakt om naar die 100 procent indexatie te kijken. Want ons betreft, is het zeker een idee om daaraan kwalitatieve voorwaarden te koppelen rond opleiding en begeleiding. Ik ben hoopvol gestemd na uw antwoord. Zoals gezegd, wachten we de studie af. Ik vermoed dat we het debat dan nog eens zullen voeren, via een actuele vraag of een vraag om uitleg, dat zullen we dan wel zien.
Minister Crevits heeft het woord.
Collega Gennez, voor die oproep werkbaarheid voorzie ik 2 miljoen euro. Maar dat bedrag kan verminderen of vermeerderen. We moeten dat eens goed bekijken. De noden moeten in kaart worden gebracht. Je moet weten wat de sector zelf wil. Maar dat is het richtbedrag dat bij ons wordt voorzien, naast de 2 miljoen euro voor VDAB. Nogmaals, ik vind dit een heel kwetsbare sector. Het is voor mij echt van belang dat we niet alleen op geld focussen, maar ook de juiste maatregelen nemen om de mensen te helpen.
Mijnheer Ronse, uw opmerking over de diversiteit in de sector zullen we zeker meenemen. Aanvankelijk dacht ik: hoe komt het dat de publieke bedrijven het moeilijker hebben dan de private bedrijven? Maar mijn eerste sentiment daarbij is dat de publieke bedrijven wellicht meer investeren in opleiding. Nogmaals, het is misschien te vroeg om grote uitspraken te doen. Maar als je meer investeert in het begeleiden van je werknemers is het logisch dat je kosten groter zijn. Je kunt ze daarop dus niet negatief afrekenen, want het is eigenlijk een positieve zaak.
Die 73 procent was toen de inschatting van de personeelskost. Men wilde toen, lang geleden dus, de personeelskost indexeren en de andere kosten niet. Dat was geen Vlaamse beslissing. De dienstencheques waren toen nog een federale aangelegenheid. Die beslissing is dus op federaal niveau genomen. Ik weet niet precies door wie. Maar er zit een ratio achter: de personeelskosten worden geïndexeerd en de andere kosten niet. Op Vlaams niveau hebben we dat nog niet veranderd. We hadden dat misschien kunnen doen, maar het is de voorbije jaren niet gebeurd. Ik ben eigenlijk wel blij met de opmerkingen die ik heb gehoord. Want ook mijn beide coalitiepartners vinden het logisch om daaraan te werken. Het is nu nog enkel zoeken naar euro’s.
Mijnheer Ongena, die 2 miljoen euro werd toegekend aan VDAB. Dat is dus beslist, het is niet iets dat in wording is. Zij investeren daarmee in taal- en jobcoaching om de instroom in de sector net te versterken.
Ik heb lang getwijfeld of ik die indexering hier – voorzichtig – zou meegeven, omdat ik dat gevaarlijk vind. Maar ik ben eigenlijk wel blij met de steun die daarrond komt. En ik denk dat het ook voor de sector een hart onder de riem zal zijn dat er een draagvlak is. Zoals ik al zei: nu nog euro’s zoeken.
Mevrouw Gennez heeft het woord.
Ik wilde nog kort iets zeggen over het onderscheid tussen profit en non-profit. Het is puur anekdotisch. Uit onze eerste rondvragen blijkt inderdaad dat er heel veel aandacht is voor die opleiding, die vorming in kleinere non-profit ‘nabijheidsdiensten’. Dat zou wel kunnen maken dat hun overhead wat groter is. Je ziet ook dat de grote overnames die in de commerciële bedrijven gebeurd zijn, maken dat de winstmarges daar nog iets ruimer zijn.
Als men naar die 100 procent indexatie gaat, zou het een idee kunnen zijn om de volledige indexering van de inruilwaarde van de dienstencheques alleen toegankelijk te maken voor dienstenchequebedrijven die voldoen aan de voorwaarden om werkbaar werk te realiseren, om voldoende vorming en opleiding te realiseren. Dan heb je een positieve stimulans om daarvan werk te maken.
In de ontwerpresolutie die we graag willen voorleggen aan de collega’s, hadden we een aantal voorwaarden gedefinieerd. Bijvoorbeeld: een dienstenchequecontract binnen het bedrijf van minstens 19 uur voor alle medewerkers; een omkaderend personeelslid dat instaat voor een aantal dienstenchequemedewerkers, dat inderdaad volledig instaat voor die vorming en opleiding; een verplichte opvolging door de arbeidsgeneesheer, omdat er in de sector toch een groot ziekteverzuim is en, ten slotte, het idee van de duobanen. We zouden graag de hand uitsteken en we hopen dat we samen tot een oplossing kunnen komen.
De heer Ronse heeft het woord.
Het zal boeiend zijn om door de gemiddelden heen te gaan differentiëren op het vlak van die sectoren. Wat collega Gennez zegt, kan kloppen.
Bij de private sectoren zijn er heel wat acquisities gebeurd. De private dienstenchequebedrijven zijn allemaal zeer grote jongens geworden. Die zijn allemaal gegroeid door veel over te nemen, door heel lage marges en door op een heel groot volume te spelen. Misschien zijn de publieke iets kleiner qua schaal, waardoor ze dat volume niet hebben. En met die zeer lage marges en weinig volume, heb je het natuurlijk moeilijker. Dat zal een boeiende oefening zijn om daar samen met Federgon door te gaan. Ik vermoed dat, als die analyse eenmaal gemaakt is, we die ook hier in de commissie eens terdege zullen kunnen bespreken, misschien in een hoorzitting met de minister en Federgon. De leefbaarheid van die sector belangt ons immers allemaal aan, van meerderheid tot oppositie.
De heer Ongena heeft het woord.
Het is belangrijk dat we het systeem echt overeind houden. Dienstencheques zijn bijvoorbeeld heel belangrijk voor tweeverdienende gezinnen, die vroeger vaak een beroep konden doen op hun ouders, de oma’s bijvoorbeeld, om op kinderen te letten en dergelijke meer. Maar oma's zijn tegenwoordig aan het werk, minister. Proficiat alvast voor het feit dat u oma bent geworden. Ik denk dus dat u er ook persoonlijk belang bij hebt om de dienstenchequesector overeind te houden. (Gelach)
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.