Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Collega’s, ik wil graag nog eens even stilstaan bij de mogelijkheden, de subsidie die het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) biedt, en meer specifiek de mogelijkheden voor jeugdinfrastructuur. Jeugdinfrastructuur is een thema dat ook hier in het Vlaams Parlement al meerdere jaren op de agenda staat, omdat we weten dat de uitdagingen groot zijn op dat vlak.
Minister, daarom had ik op 25 november een schriftelijke vraag gesteld, omdat ik een aantal cijfers wou kennen met betrekking tot de FoCI-subsidielijn. Uit het antwoord blijkt dat 33 projecten vanuit de jeugdsector positief werden beoordeeld, en dat voor een totaalbedrag van 1.501.801,87 euro. De projecten werden aangevraagd in de periode 2017-2019. Met het subsidiereglement dat er kwam in uitvoering van het Vlaams Klimaat- en Energiepact van 1 december 2016, wou de Vlaamse regering inzetten op het energiezuiniger maken van cultuur- en jeugdinfrastructuur, onder andere met de bovenlokale investeringssubsidies die worden verdeeld door het FoCI. De subsidiemogelijkheid loopt nog tot 2021.
Ik leid uit het overzicht van de geselecteerde projecten en uw antwoord af dat er ook gecoördineerde aanvragen bij zaten. Het Centrum voor Jeugdtoerisme (CJT) diende drie jaar op rij een aanvraag in voor enkele van zijn aangesloten organisaties. Ook in de gemeenten Brasschaat en Oostende leek de aanvraag gecoördineerd te verlopen. Het gecoördineerd aanvragen is vaak noodzakelijk, omdat het totale verbruik van de infrastructuur boven de 100.000 kilowattuur dient te liggen. Ook de aanwezigheid van een betaalde kracht om de aanvraag op te volgen en te behartigen, lijkt mij alvast een groot voordeel.
Minister, ik vind die gegevens belangrijk, ook omdat ik in het verleden mijn bezorgdheid hebt geuit over het feit dat het energieniveau al redelijk hoog moet zijn en dat het niet evident is voor lokale organisaties om daarboven te komen. Zo’n gecoördineerde aanpak brengt natuurlijk ook weer extra administratie met zich mee. Vandaar mijn bezorgdheid: hoe loopt dit?
Nu, de 33 aanvragen zijn een mooie tussenstand. Toch weten we dat de nood op lokaal niveau veel groter is. Chirojeugd Vlaanderen noemt het tekort aan middelen voor veilige en duurzame jeugdinfrastructuur iets waardoor ‘aan Chiro kunnen doen’ onder druk komt te staan. Volgens hen ervaren verenigingen ook administratieve overlast door allerlei regels. Er moet een structurele aanpak zijn van de bovenlokale jeugdinfrastructuur, met het Vlaams Sportinfrastructuurplan van vorige legislatuur als voorbeeld. Er moet een langetermijnvisie worden uitgedacht. Wij van CD&V waren en zijn daar zeker een groot pleitbezorger van.
Ook de Vlaamse Regering erkent alvast het probleem en drukt de wil uit om dit in de komende periode aan te pakken. Ook in het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2021-2030 wordt de ambitie van de Vlaamse Regering herhaald. Ik citeer: “We verbeteren de aanpak en onderzoeken andere opportuniteiten zodat de verantwoordelijken daadwerkelijk aan de slag gaan, en gebruik maken van de subsidie- en leningsmogelijkheden. We zetten in het bijzonder in op het verlagen van de drempel om tot actie over te gaan, en intensievere begeleiding voor werken in eigen initiatief.”
De recente cijfers tonen aan dat ook de jeugdsector zeker de ambitie vertoont om energiebesparende maatregelen te nemen. De vraag is dus hoe beide ambities zo goed mogelijk op elkaar kunnen worden afgestemd. Ik geloof sterk dat de subsidielijn nog niet goed genoeg bekend is in de sector, en dat we meer kunnen betekenen wat de infrastructuurproblematiek van de jeugdverenigingen betreft. Ik heb daarom de volgende vragen aan u.
Hoeveel aanvragen vanuit de jeugdsector verliepen gecoördineerd? Hoe zult u de mogelijkheid van gecoördineerde aanvragen communiceren naar de lokale overheden, erkende jeugdorganisaties en hun lokale afdelingen? Hoe denkt u de lokale afdelingen, die vaak de meeste energiewinsten kunnen boeken, te overtuigen om in te tekenen? Bent u van mening dat deze subsidielijn kan worden voortgezet en overlegt u daarover met uw collega, minister-president Jambon? Wat is de link tussen deze subsidielijn en het voornemen uit het regeerakkoord om de bovenlokale jeugdinfrastructuur structureel aan te pakken? Hoe zal de jeugdsector worden betrokken in de opmaak van een jeugdinfrastructuurplan en een langetermijnvisie? Hoe zult u de jeugdverenigingen aanspreken om daadwerkelijk aan de slag te gaan met de subsidie- en leningmogelijkheden die er zijn?
Minister Dalle heeft het woord.
In totaal werden tijdens de periode 2017-2019 16 gecoördineerde aanvragen ingediend, goed voor 60 individuele projecten. In 2017 waren er 5 aanvragen voor 12 projecten; in 2018 7 aanvragen voor 28 projecten; in 2019 4 aanvragen voor 20 projecten. Daarover is natuurlijk gecommuniceerd. De oproep voor het indienen van een aanvraag verloopt via de website, nieuwsbrieven en sociale media van het departement. Jaarlijks organiseert het FoCI ook een infodag, die breed gecommuniceerd wordt naar de sector. Specifiek voor het jeugdwerk wordt een beroep gedaan op de doorstroom van informatie vanuit de koepelorganisaties, die daar ervaring mee hebben en die daar actief in zijn.
Verder werkt het FoCI ook nauw samen met Pulse Transitienetwerk Cultuur Jeugd Media, dat we blijvend betoelaagd hebben, trouwens zonder besparing daarop. Daar wordt een communicatiecampagne opgezet rond energie-efficiënte jeugdwerkinfrastructuur voor lokale overheden. Ze worden ook betrokken bij het FoCI-project waarbij jeugdorganisaties met eigen infrastructuur een gratis energiescan kunnen aanvragen. Bovendien zal Pulse het samenbrengen van gecoördineerde aanvragen faciliteren voor de organisaties die een energiescan kregen.
Hoe zit het nu met de voortzetting van die subsidielijn? Technisch gesproken is het geen subsidielijn. Het kadert in het besluit van de Vlaamse Regering voor het verlenen van investeringssubsidies voor culturele infrastructuur met bovenlokaal belang van 9 juni 2017. Dit wordt het ‘FoCI-reglement’ genoemd. Dat is de wettelijke basis en het leidend kader voor het verlenen van subsidies door het FoCI. De verzamelterm ‘culturele infrastructuur’ omvat hier ook jeugdinfrastructuur.
De optie om gecoördineerde aanvragen in te dienen werd ingevoerd tijdens de vorige legislatuur, dit om ook investeringen mogelijk te maken voor infrastructuren die als lokaal worden gezien. De decretale mogelijkheid gaat over bovenlokale infrastructuur. Door de gezamenlijke indiening kun je een stukje lokale infrastructuur betoelagen en daar investeringen in doen.
Het huidige reglement is geldig voor de periode 2017-2021. Een intern traject werd opgestart om dit reglement te evalueren, een nieuw reglement op te maken en in werking te stellen tegen 2022. Binnen dit traject zal afstemming plaatsvinden met minister Jambon, als bevoegd minister voor cultuur, over de scope en invulling van het reglement.
Bij de gecoördineerde aanvragen dient het geheel van de aanvraag een bovenlokaal karakter te hebben. Dit wil echter niet zeggen dat alle infrastructuren bovenlokaal moeten zijn. Het laat toe om de lokale infrastructuur mee te nemen. Bij het uitzetten van een structurele aanpak voor bovenlokale jeugdinfrastructuur zullen daarom niet al deze infrastructuren binnen de scope vallen.
Het voornemen uit het regeerakkoord waar u naar verwijst, maakt deel uit van een grotere oefening om een strategisch kader te ontwikkelen voor cultuur- en jeugdinfrastructuur. Die oefening zal gebeuren in nauw overleg met minister Jambon en het departement.
In dat verband is het belangrijk om ook te verwijzen naar het energie- en klimaatplan. Daarin hebben we uitdrukkelijk ingeschreven dat er ook investeringen zullen gebeuren in jeugdinfrastructuur, om daar de energie-efficiëntie te vergroten. Met collega Demir zullen we daarover de nodige contacten hebben. Die zijn al gestart.
Het departement is gestart met de voorbereiding van deze oefening naar een overkoepelende langetermijnvisie en voorziet in een aantal deeltrajecten. Binnen de verschillende deeltrajecten worden momenten ingebouwd waarop de relevante stakeholders worden geconsulteerd. De exacte timing en de wijze waarop dit zal gebeuren, zal telkens tijdig worden gecommuniceerd. Dat is vanzelfsprekend.
Naast de communicatiestrategie die al werd aangehaald, startte het FoCI in 2020 ook met een nieuw initiatief waarbij jeugdorganisaties met eigen infrastructuur een gratis energiescan kunnen aanvragen. Dat kan toch heel interessant zijn. Pulse Transitienetwerk Cultuur Jeugd Media verzorgt de intake van de aanvragen en neemt de communicatie op zich. De energiescan wordt aangeboden via het raamcontract van het Vlaams Energiebedrijf en zorgt ervoor dat de jeugdorganisatie inzicht krijgt in de noden van de eigen infrastructuur. Op die manier worden de financiële en administratieve drempels verlaagd om een subsidieaanvraag voor te bereiden. Dit is toch wel een krachtig instrument om daarrond te sensibiliseren en actie te organiseren.
De organisatie van haar kant verbindt zich ertoe om de zogenaamde quick wins – dat zijn maatregelen met een zeer lage terugverdientijd – binnen de vijf jaar uit te voeren na het uitvoeren van de energiescan. Dat is wel een belangrijk element om het beleid daarrond te versterken.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Minister, hartelijk dank voor uw antwoord, waarbij heel duidelijk het engagement om voort te blijven investeren in het energiezuinig maken van onze jeugdinfrastructuur wordt uitgesproken. Daarbij worden ook heel duidelijk de FoCI-middelen gevrijwaard om ook effectief te investeren in die jeugdinfrastructuur, en wordt er gezocht op welke manier we nog bredere bekendheid en gedragenheid voor het reglement kunnen verkrijgen. U stelt ook dat het gratis ter beschikking stellen van energiescans een belangrijk onderdeel kan zijn. Ik ga ervan uit dat elke lokale infrastructuurbeheerder gebruik zou kunnen maken van die energiescans en dat ze vervolgens ook kunnen zien hoe zij dan eventueel aan hun 100.000 kilowattuur kunnen komen om een aanvraag in te dienen. Dat is belangrijk omdat je op die manier zoekzones opzet of iedereen aan het denken zet. Vervolgens kan men dan zien hoe men zich gaat bundelen om een gecoördineerde aanvraag te doen. Als men elkaar eerst al gevonden moet hebben en dan pas aan de slag kan, is het misschien moeilijker. Als het eerder omgekeerd kan, zou het misschien nog laagdrempeliger kunnen zijn.
Verder begrijp ik ook dat u het gesprek aangaat met minister-president Jambon en zeker ook met minister Demir, die vanuit het klimaatplan die zaken ook opvolgt. Het zal zeker ook voor mij een aandachtspunt zijn om dat bij de collega’s verder op te volgen.
Wat ik in de toekomst ook graag zou willen opvolgen, is het verhaal van het structurele in het jeugdinfrastructuurplan, dat we echt wel nodig hebben op Vlaams niveau en waar we een duidelijke stap voorwaarts kunnen zetten. Ik kan ook enkel maar toejuichen dat u daar ondertussen de eerste actieplannen op punt stelt om het overleg in gang te zetten en dat u ook daar de jeugdsector nauw bij betrekt.
Minister Dalle heeft het woord.
Ik heb geen verdere aanvulling, behalve misschien een antwoord op die vraag rond de energiescans. Het opzet daarvan is in eerste instantie om een aantal quick wins te realiseren die heel snel terugverdiend zijn, die misschien een beperktere kost hebben. Maar het kan natuurlijk ook zijn dat naar aanleiding van zo’n energiescan blijkt dat een grondige renovatie aangewezen is. Dan kan men ook verwijzen naar de mogelijkheden van ondersteuning via het FoCI en kan er ook wel wat sensibilisering rond zijn. Dat is niet de eerste focus, maar het kan wel aan bod komen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.