Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, conform het besluit betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer, meer bepaald artikel 11, moet een exploitant aan verschillende beroepsvoorwaarden voldoen. Zo geldt onder meer het voldoende beheersen van het Nederlands als een van de beroepsvoorwaarden.
Recent is gebleken dat deze maatregel ook ongewenste en, naar ik aanneem, onbedoelde gevolgen heeft. In mijn eigen stad Antwerpen kwam er het verhaal van de 70-jarige Antwerpse taxichauffeur Francois Diels, die al decennialang mensen van en naar hun schepen in de Antwerpse haven brengt. Francois kreeg plots te horen dat hij, om zijn erkenningsbewijs van taxichauffeur te vernieuwen, een bewijs moest voorleggen dat hij de Nederlandse taal kent. Hij was daarover als geboren en getogen Antwerpenaar natuurlijk zeer verbaasd. Omdat hij door de overheid van het kastje naar de muur werd gestuurd en Francois daardoor, stel u voor, werkloos thuis moest blijven zitten en niet met zijn taxi mocht blijven rijden, is hij uiteindelijk dan toch maar een taaltest gaan afleggen bij het Agentschap Inburgering en Integratie in het Atlasgebouw in de Antwerpse Carnotstraat.
Ik heb begrepen dat straks het taalniveau zou worden opgetrokken. Daardoor zal Francois wellicht opnieuw een taaltest moeten afleggen. Ik vind het onvoorstelbaar dat autochtonen, in dit geval taxichauffeur, nu blijkbaar ook een taaltest moeten afleggen.
Minister, overweegt u maatregelen om dit te verhelpen?
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, dank u wel voor uw vraag. U kent waarschijnlijk de voorgeschiedenis van het besluit van 8 november 2019 betreffende de exploitatievoorwaarden voor het individueel bezoldigd personenvervoer. Eerst werd de conceptnota goedgekeurd, op 24 maart 2017. Dan werd, op 26 april 2019, het ontwerpbesluit een eerste keer voorgelegd aan de Vlaamse Regering. Vervolgens is er een advies gekomen van de Mobiliteitsraad van Vlaanderen (MORA), die een opmerking heeft gemaakt over de taalvoorwaarden van taalniveau B1. De MORA zei dat dat niveau te hoog was. Daarna was er een tweede principiële goedkeuring van het ontwerpbesluit door de Vlaamse Regering, op 19 juli 2019. Daarna werd het advies gevraagd van de Raad van State. Toen werd voorgesteld om de taalvoorwaarde van het niveau B1 aan te houden, maar er werd wel ingegaan op de vraag van de MORA om de termijn voor de bestuurders om van niveau A2 naar B1 te gaan, te wijzigen van zes maanden naar één jaar. Voor een exploitant zou het dan op twee jaar gebracht worden.
U zegt dat dat allemaal onbedoeld is. Er was daarover een advies van de Raad van State en van de MORA. Dus wist men wel dat dat de regeling was die werd vooropgesteld. Op basis van het advies van de Raad van State werd het ontwerp van het besluit van de Vlaamse Regering aangepast voor wat betreft enkele technische elementen, maar inhoudelijk bleef het ongewijzigd.
U kaart vandaag aan dat dit helemaal niet de bedoeling kan zijn. We weten dat inzake de taalvereiste de nieuwe regeling strenger is dan vroeger. Wij hebben daarover veel vragen gekregen. U schetst een voorbeeld dat zich in de praktijk wel zal hebben voorgedaan.
Nu, volgens mijn administratie gaat het veeleer om een klein aantal situaties waar men geconfronteerd wordt met het feit dat men niet kan bewijzen dat men het taalniveau B1 heeft. Als blijkt dat er meerdere situaties zijn, zoals u aangeeft, dan moeten we kijken of we daar pragmatisch mee kunnen omgaan. Het mag niet de bedoeling zijn dat straks werkwilligen of mensen die bereid zijn zich in te schrijven om met taxi's rond te rijden, extra voorwaarden krijgen waar ze problemen mee hebben.
Ik weet niet hoe oud de persoon is over wie u het had, maar als blijkt dat er straks meer situaties zijn waar zich dat probleem voordoet, dan moeten we bekijken hoe we daar pragmatisch aan tegemoet kunnen komen. Het staat in de regelgeving: B1 is voor iedereen. Daar kunnen we moeilijk een onderscheid in maken.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, ik ben niet tevreden met uw antwoord. U baseert zich op een aantal gevallen, maar dit zou een principiële kwestie moeten zijn. Ik vraag me af hoe u dat dan gaat meten, hoeveel mensen in dit geval zijn en die dan een taaltest moeten afleggen en die autochtoon zijn, die hier geboren en getogen zijn, die heel hun leven plat Antwerps spreken in het geval van deze 70-jarige Francois. Hoeveel gevallen hebt u nodig om daar iets aan te veranderen? Zijn tien gevallen genoeg of gaat u dat in een percentage bepalen?
Ik wil erop wijzen dat de sociale woningsector blijkbaar wel een regeling heeft getroffen waarbij er geen taaltest of geen toetsing van de taalkennis wordt voorgelegd aan autochtonen, waar men rekening houdt met de migratie-achtergrond, met het migratieverleden van iemand, om al dan niet te toetsen op taalkennis.
Minister, ik wil u vragen om nu gewoon actie te ondernemen, om een onderscheid te maken tussen autochtonen en allochtonen, en zeker autochtonen zoals de 70-jarige Francois Diels vrij te stellen niet alleen van een taaltest, maar ook van de bewijslast om aan te tonen dat hij Nederlands kent.
Minister Peeters heeft het woord.
Mijnheer Van Rooy, u zegt dat u niet tevreden bent met het antwoord. Ik zeg het opnieuw: heel de voorgeschiedenis, van het ontwerpbesluit tot het finale besluit, is becommentarieerd door de Raad van State en door de MORA. Iedereen was het er unaniem over eens dat die taaltest er moet komen. Men kan moeilijk een onderscheid maken tussen personen die wel en personen die geen taaltest moeten doen.
In principe moet men een aanvraag indienen voor een vergunning om als taxichauffeur of zaakvoerder van een taxibedrijf te kunnen opereren. We kunnen dan moeilijk een onderscheid maken tussen persoon X en persoon Y. Dat is een heel andere situatie dan sociale huisvesting waar u naar verwijst. Daar ziet men de historiek van waar mensen vandaan komen. Hier moet men gewoon kunnen bewijzen dat men in aanmerking komt om een taxibedrijf te runnen of een taxi te besturen. Men moet een rijbewijs hebben, maar de taalvereiste was van in het begin mee opgenomen. Daar kan ik vandaag moeilijk verandering in brengen.
Als straks blijkt dat mensen sinds jaar en dag aan de taalvereisten voldoen maar niet onmiddellijk een bewijs kunnen voorleggen, moet men enig pragmatisme aan de dag leggen. Daar ben ik het volledig mee eens. Als blijkt dat dat straks echt een probleem is, dan wil ik dat zeker in beschouwing nemen. De administratie deelt me wel mee dat we er vandaag geen weet van hebben dat er een groot probleem met de taalvereiste zou zijn.
De heer Van Rooy heeft het woord.
Minister, geen groot probleem. Het hangt er maar van af vanuit welk perspectief dit wordt gezien. Vanuit uw ministerschap is het natuurlijk heel simpel om over enkele gevallen te zeggen dat het geen groot probleem is.
Wel, ik kan u zeggen dat het voor zo’n man wel een groot probleem is. En ik vind het principieel niet kunnen dat iemand die hier geboren en getogen is, een aantoonbaar autochtone Vlaming, plots een taaltest moet afleggen tussen allerlei mensen met migratieachtergronden om te bewijzen dat hij het Nederlands machtig is. Dat is totale waanzin. U zou zich nu moeten inzetten om dat te veranderen. U zegt dat het moeilijk is om daar verandering in te brengen, maar moeilijk gaat ook. U als minister bent het die mensen verschuldigd om te proberen daar verandering in te brengen. En nogmaals, de sociale woningsector doet het wel. Ik begrijp dat daar verschillen zijn, maar u bent een verstandige vrouw, u bent een intelligente minister, ik ben er dan ook zeker van dat u en uw administratie – u hebt veel mensen tot uw beschikking die verstand hebben – daar een oplossing voor kunnen bedenken.
De vraag om uitleg is afgehandeld.