Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Minister, mijn vraag gaat over persoonlijkeassistentiebudgetten (PAB’s). Dat zijn cashbudgetten waarin is voorzien voor minderjarigen met een handicap. Daarmee kunnen zij op maat hun zorg inkopen. Het principe is dat het geld van de PAB-uitstroom, dus budgetten die om welke reden dan ook niet meer worden gegeven, bijvoorbeeld omdat werd overgegaan naar een persoonsvolgend budget (PVB) voor meerderjarigen, wordt geherinvesteerd in PAB’s. Ik had daarover via een schriftelijke vraag enkele cijfers opgevraagd. Wat me daarbij opviel, was dat het voor 220 van die PAB’s niet duidelijk was waar die uitstroom naartoe ging. Die ging alleszins niet naar de herinvestering in de huidige PAB’s. 220 PAB’s, dat is toch een aanzienlijk budget. Ik weet niet precies hoeveel, maar ik schat dat het tussen de 8 en de 10 miljoen euro ligt.
Mijn vraag daarover ligt dus voor de hand. Wat is er gebeurd met de middelen die tegenover die 220 PAB’s staan? Zijn ze gebleven binnen de budgetten voor minderjarige personen met een handicap, of zijn ze naar een ander doeleinde gegaan, bijvoorbeeld de financiering van plaatsen binnen de multifunctionele centra (MFC’s)?
Waarom zijn de middelen van die uitstroom niet opnieuw ingezet voor de toekenning van nieuwe PAB’s? Ik stel die vraag omdat we allemaal weten dat die wachtlijsten daar aanzienlijk zijn. Het lijkt dus nuttig om dat principe van het herinvesteren daarvan in PAB’s aan te houden.
Wat is de situatie met betrekking tot de middelen ingezet voor plaatsen voor jongeren in de MFC’s? Welke uitstroom is er daar en worden de middelen die daar uitstromen, wél geherinvesteerd in de MFC’s, of zijn daar ook andere uitstroommogelijkheden?
Dat zijn mijn drie vragen. Ik stel die eigenlijk om ervoor te zorgen dat de uitstroom van de PAB’s zou worden geherinvesteerd, om ervoor te zorgen dat de wachtlijsten voor minderjarigen met een beperking niet nodeloos aangroeien.
Minister Beke heeft het woord.
Collega, op 1 januari 2017 kregen de meerderjarige personen met een handicap die gebruikmaakten van niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening een PVB. We onderscheidden daarbij twee grote groepen, met name de gebruikers van de zorg in natura en de PAB-budgethouders. Voor het macrobudget PAB betekende dat een opsplitsing. Het deel dat werd ingezet voor minderjarigen, werd behouden als budget voor PAB’s. Het deel dat werd ingezet voor meerderjarigen, werd bij de nieuwe begrotingspost PVB ingedeeld. In functie van een vlotte en naadloze overgang naar een PVB werd in een procedure voorzien waarbij de PAB-gebruikers de overgang van een PAB naar een PVB kunnen maken tussen de leeftijd van 18 en 21 jaar. Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) monitort die overgang, zodat binnen de begrotingspost PVB voldoende middelen worden gereserveerd voor die groep.
De naar aanleiding van de doorstroming naar een PVB vrijgekomen PAB-middelen kunnen worden ingezet voor de toekenning van nieuwe PAB’s. Ook nu zullen we dezelfde methodiek aanhouden, zoals afgesproken in het regeerakkoord.
De 220 PAB’s waarvan sprake waren betrokken bij de transitie naar de persoonsvolgende financiering (PVF). Het ging dus om 220 personen met een PAB die op 1 januari 2017 tussen 18 en 21 jaar waren. Zij kregen onmiddellijk een PVB. Op die manier werd vermeden dat ze zeer snel een nieuwe PVB-aanvraag zouden moeten doen. Begrotingsmatig werden hun budgetten ook meegerekend in de nieuwe begrotingspost PVB. Er was dus geen ruimte om nieuwe PAB’s toe te kennen. Deze middelen bleven dus persoonsvolgend bij dezelfde mensen en zijn dus ook niet toegevoegd aan de MFC’s. Zoals blijkt uit de het antwoord op de eerste vraag, was er geen sprake van vrijgekomen middelen. De middelen waren nodig om deze 220 mensen een PVB ter beschikking te kunnen stellen.
Zoals ik reeds heb geantwoord, werd de niet-rechtstreeks toegankelijke hulpverlening binnen het VAPH voor meerderjarige personen met een handicap omgezet in persoonsvolgende budgetten. Het ging hier enkel om het specifieke aanbod voor meerderjarigen vanuit de zogenaamde flexibele aanbodcentra voor meerderjarige personen met een handicap (FAM’s). De erkenningen MFC bleven op dat moment ongewijzigd. Jongvolwassen cliënten van de MFC, van 18 jaar en ouder, werden niet in de transitie meegenomen en kregen op dat moment dus ook geen PVB.
Voor die jongvolwassenen werd wel stapsgewijs de zorgcontinuïteit MFC ingevoerd, waardoor op dit moment alle jongvolwassen cliënten van de MFC die 21 jaar of ouder zijn en aan de voorwaarden voldoen voor het verkrijgen van een PVB, naadloos aansluitend op de ondersteuning van een MFC, een PVB kunnen krijgen.
In 2017 kregen 196 jongvolwassenen een PVB in het kader van de zorgcontinuïteit MFC. In 2018 waren dat er 510. Hierdoor konden de MFC nieuwe opnames realiseren binnen hun erkende capaciteit.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Het was duidelijk. Dank u voor uw antwoord.
Mevrouw De Martelaer heeft het woord.
Minister, ik wil de vraag van collega Vande Reyde gebruiken om de brug te maken naar 2020. Ik meen dat het voorziene bedrag voor de PAB-budgetten minderjarigen voor dit jaar nog moet worden vastgelegd. Kunt u al een tipje van de sluier oplichten over welk bedrag u zult hebben en wat de mogelijke criteria zullen zijn wat betreft de toekenning?
Minister Beke heeft het woord.
Neen, nog niet.
Wanneer ongeveer zult u dat wel kunnen?
Wij zijn daarover in structureel overleg met het VAPH. Volgende week dinsdag zitten wij weer samen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.