Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Vraag om uitleg over dertien geweigerde vergunningsaanvragen voor windturbines in Genk-Zuid
Verslag
De heer Danen heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg gaat over de weigering van dertien vergunningsaanvragen voor windturbines in Genk-Zuid. Ik heb dat dossier van relatief nabij gevolgd en stel me daar enkele vragen bij.
De deputatie van de provincie Limburg en de Vlaamse Regering hebben op 9 januari 2020 een beslissing genomen over de vergunningsaanvragen die werden ingediend in het kader van het hernieuwbare-energieproject Zuidwind, het windpark op het industrieterrein van Genk-Zuid. De Vlaamse Regering besliste om slechts zes van de negentien aanvragen voor windturbines te vergunnen. De provincie, bevoegd voor drie vergunningsaanvragen, besliste om geen vergunningen toe te kennen.
Minister, om dit opvallend groot aantal weigeringen te verantwoorden, zeker als men weet dat er slechts zestien bezwaren werden ingediend, gaf u in de pers aan dat u integraal het advies had gevolgd van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie. Zeven windturbines werden geweigerd vanwege geluidshinder, twee omdat ze te dicht bij de woningen stonden, twee stonden te dicht bij een bedrijf, een stond in de nabijheid van het Munsterbos en een in de nabijheid van een gewestweg. De provincie weigerde dan weer twee vergunningen omdat het niet duidelijk was of er in de buurt van de aangevraagde locaties sevesobedrijven zouden komen. Een derde aanvraag werd geweigerd omdat er nog geen akkoord was met de eigenaar van de grond, namelijk De Vlaamse Waterweg.
Op de informatieve website van het project, www.zuidwind.be, wordt het verloop van de vergunningsaanvraag geschetst. Uit deze informatie blijkt dat de milieueffecten van het volledige project, alle 22 windmolens samen met de reeds bestaande 19 windturbines, werden bestudeerd. Door alle turbines te groeperen in één project, kan er bovendien voor een optimale inplanting worden gekozen.
In de aanmelding van het project-MER (milieueffectrapport) Zuidwind wordt vermeld dat er bij de inplanting van de windturbines rekening werd gehouden met de adviezen van verschillende overheidsinstanties zoals de dienst MER en de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten.
Minister, er werden 7 windmolens geweigerd om de geluidshinder. Nochtans werd het milieueffectrapport opgesteld voor het volledige project, namelijk de 22 aangevraagde windturbines en de 19 bestaande windturbines.
Werd voor die weigering de impact van het volledige winturbinepark meegenomen in de overwegingen? Waarom werden precies deze zeven windturbines geweigerd en wat was het effect op de totale geluidsproductie? Waarom werden er geen milderende maatregelen opgelegd, zoals het verplichte gebruik van een ‘reduced noise mode’?
Het volledige project omvat meer dan twintig windturbines en is bijgevolg MER-plichtig. In het kader van de opmaak van het verplichte MER hadden de initiatiefnemers adviezen ingewonnen bij onder andere de dienst Mer en de afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en -projecten (GOP). Ondanks die adviezen gaf de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie voor dertien windturbines een negatief advies aan u. Hoe verklaart u dit grote aantal negatieve adviezen, ondanks voorafgaandelijk overleg tussen de initiatiefnemer en de diensten, zoals Mer en GOP? Heeft de initiatiefnemer/vergunningsaanvrager die adviezen onvoldoende gevolgd? Welk afwegingskader hanteerde de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie? Waarin verschilt dat afwegingskader van het afwegingskader dat Mer en GOP hanteerden om de uitvoerder van het project te adviseren? Hoeveel initiatiefnemers of andere betrokkenen zijn ondertussen al in beroep gegaan tegen de beslissing van de Vlaamse Regering? Dat lijkt me ook wel belangrijk.
De heer Tommelein heeft het woord.
De doelstelling van het plan Windkracht 2020 is om tegen 2020 in Vlaanderen een geïnstalleerd vermogen van 1,5 gigawatt aan windenergie te hebben. We zullen dus nog een extra tandje moeten bijzetten, zeker als we de doelstellingen van het Vlaams Energie- en Klimaatplan (VEKP) 2021-2030 willen bereiken, want tegen 2030 wil de Vlaamse overheid een geïnstalleerd vermogen realiseren van 2,5 gigawatt. Dat komt neer op een jaarlijks bijkomend vermogen van 108 megawatt. Om de windenergieproductie te verhogen zal een Windplan 2025 met doorkijk naar 2030 worden uitgewerkt.
Minister, recent vernam ik dat u slechts 6 van de 22 aangevraagde windturbines op het industriepark van Genk-Zuid daadwerkelijk hebt vergund. U volgt daarmee het advies van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie. De 6 vergunde turbines komen volgens u alle normen na inzake slagschaduw, geluid en veiligheid. De andere 16 werden geweigerd om verschillende redenen: de veiligheid, woningen die te dichtbij staan, de niet-naleving van geluidsnormen en het feit dat er mogelijk nog bedrijven op die plaats komen. Als je weet dat er amper bezwaarschriften werden ingediend, dan lijken 6 vergunningen op 22 uiteindelijk wel heel weinig. Er is wel nog een mogelijkheid om in beroep te gaan tegen de beslissing. De bedrijven zouden eerstdaags een gemeenschappelijk standpunt bepalen. Ook de stad Genk reageert ter zake met gemengde gevoelens.
Op basis van welke regelgeving en eventuele andere studies hebt u zich gebaseerd voor de niet-vergunning? Op welke parameters in welke regelgeving hebt u zich gebaseerd voor het bepalen van de conformiteit inzake slagschaduw, geluidshinder, veiligheidsrisico’s en natuurwaarden? Op welke andere adviezen hebt u zich nog gebaseerd, en hoeveel daarvan waren negatief? Hebt u er weet van of er ondertussen beroep is aangetekend tegen het weigeren van een vergunning? Door welke partijen? De belangrijkste vraag voor mij is de laatste: op welke manier zullen we er dan wel voor zorgen dat de doelstellingen voor 2020 en 2030 inzake windenergie zullen worden gehaald?
Minister Demir heeft het woord.
Dank u. Voorzitter, het wordt natuurlijk leuk als we voor elk individueel dossier hier ook inzake al die individuele technische aspecten moeten antwoorden, maar ik wil dat doen, geen enkel probleem. Voor het al dan niet erkennen van de aanvragen hebben we immers uiteraard rekening gehouden met de wetgeving. Ik ben in ieder geval ook heel blij dat er zoveel belangstelling is voor mijn stad, Genk. Het is echter niet omdat de aanvraag uit mijn eigen stad komt dat ik de regels naast mij moet neerleggen.
Ik zal nu antwoorden op al jullie vragen, één voor één. Het is redelijk technisch, maar het dossier is goed onderbouwd. Collega Danen, ik begin met een vraag van u. Ik moet zeggen dat de vragen ook heel goed zijn opgesteld, zeer professioneel ook.
Er werden 7 windmolens geweigerd wegens geluidshinder enzovoort. Nochtans werd het MER opgesteld voor het volledige project: 22 aangevraagde windturbines plus 19 bestaande windturbines.
Werd voor deze weigering de impact van het volledige winturbinepark meegenomen in de overwegingen? De 3 aanvragen van dit project bevatten een geluidsstudie, opgesteld door een erkend deskundige in de disciplines geluid en trillingen. De geluidsstudie behandelt de geluidsaspecten van 25 windturbines. De effecten worden cumulatief bestudeerd met de reeds vergunde en bestaande windturbines in de omgeving. In de studie wordt er getoetst aan de sectorale voorwaarden voor geluid van windturbines.
Er werden van de 3 aanvragen 7 windturbines geweigerd vanwege geluidshinder. De aanvragen van de 3 projecten bevatten allemaal het begeleidende MER en een geluidsstudie. Omdat het gaat om een project met meer dan 20 windturbines, diende een milieueffectenrapport te worden opgesteld. In het kader van een MER wordt beoordeeld of het project al dan niet significante milieueffecten kan veroorzaken. Het MER-rapport oordeelde dat een aantal overschrijdingen niet zou leiden tot significante effecten.
Uit de geluidsstudie bleek evenwel dat op een aantal punten de geluidsnormen van het Vlaamse Reglement betreffende de Milieuvergunning (VLAREM) II niet zouden worden gehaald door de bouw en exploitatie van een aantal bijkomende windturbines. Om deze reden werden deze windturbines negatief geadviseerd door de gespecialiseerde adviesinstanties en de Gewestelijke Omgevingsvergunningscommissie en dan ook geweigerd. Advies is advies.
Dan uw vierde vraag. Waarom werden er geen milderende maatregelen opgelegd zoals het verplichte gebruik van een ‘reduced noise mode’? Het geoptimaliseerde scenario uit het MER en de begeleidende geluidsstudie van de verschillende aanvragen gingen reeds uit van een reduced noise mode. Er werd reeds een reductie voorzien in het aanvraagdossier. Desondanks konden de geluidsnormen niet worden gerespecteerd door een aantal aangevraagde windturbines.
Het komt niet toe aan de vergunningverlenende overheid om ter zake nog bijkomende voorwaarden op te leggen, zonder dat is geweten dat hierdoor de geluidsnormen wel of niet zullen worden gehaald. Het kwam toe aan de aanvragers om desgevallend bijkomende maatregelen en reducties voor te stellen, en aan de hand van een bijkomende geluidsstudie aan te tonen dat deze bijkomende maatregelen of reducties ertoe zouden leiden dat de geluidsnormen wel zouden worden gehaald. Dit is niet gebeurd.
Vraag vijf. Ondanks het doorlopen van een MER-procedure zijn er tijdens de vergunningsprocedure een aantal gedeeltelijk gunstige adviezen uitgebracht. Zo bleek uit de verschillende adviezen dat een aantal turbines kort bij woningen – ik heb het zelf gezien – of bij een bestaand bedrijf werd opgesteld. Ook stond een elektriciteitscabine te kort bij een gewestweg. Ik merk op dat de deputatie van de provincie Limburg twee windturbines heeft geweigerd vanwege de mogelijke impact op de ontwikkeling voor potentiële sevesobedrijven. Naast het geluidsaspect waren er dus ook nog ander hordes voor deze aanvragen.
Het is in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de aanvragers van de vergunning om een project in te dienen dat voldoet aan alle normen inzake geluid, slagschaduw, veiligheid, enzovoort. Wanneer er uit de adviesaanvragen zou blijken dat er bepaalde problemen zijn, kan de aanvrager dit desgevallend verhelpen door bijkomende informatie of studies in te dienen of een wijzigingsverzoek in te dienen. Ik stel vast dat dit niet is gebeurd in de aanvragen die werden behandeld op Vlaams niveau.
De zesde vraag. De verschillende adviesinstanties nemen deel aan de Gewestelijke Omgevingsvergunningscommissie. In deze commissie worden de verschillende adviezen besproken en tracht men ook te komen tot een geïntegreerd advies. De adviesverlenende instanties hanteren niet alleen de conclusie van de MER, waarbij wordt geoordeeld of een project al dan niet kan leiden tot aanzienlijke milieueffecten, maar richten zich naar alle toepasselijke wettelijke bepalingen, waaronder in de eerste plaats de sectorale normen inzake geluid, slagschaduw en veiligheid.
Mijnheer Tommelein, u hebt me gevraagd op welke regelgeving en eventuele andere studies ik me heb gebaseerd om de vergunningen niet toe te kennen. Alles wat de procedure omvat, wordt geregeld in het decreet betreffende de omgevingsvergunning. Verder wordt rekening gehouden met het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid, met de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening, met het Natuurdecreet en met de uitvoeringsbesluiten. Ik wil benadrukken dat een omgevingsvergunningsaanvraag uit een heel brede set van verplichte addenda en plannen bestaat. Het lijkt me overbodig hier een opsomming te geven. Mijn beslissing steunt in eerste instantie op het advies van de gewestelijke omgevingsvergunningscommissie (GOVC), die zeer minutieus te werk is gegaan.
U hebt me tevens gevraagd op welke parameters in de regelgeving ik me heb gebaseerd om de conformiteit te bepalen. U weet ongetwijfeld dat ik voor de slagschaduw en geluidshinder van windturbines kan verwijzen naar de criteria inzake slagschaduw, geluid en veiligheid die zijn opgenomen in de sectorale voorwaarden in titel II van het VLAREM. U kunt de sectorale voorwaarden voor installaties voor het opwekken van elektriciteit door middel van windenergie terugvinden in afdeling 5.20.6 van titel II van het VLAREM. Voor windturbines moet ook worden geoordeeld of geen negatieve effecten op avifauna en/of vleermuizen kunnen worden veroorzaakt. In de buurt van speciale beschermingszones en van gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) moet desgevallend rekening worden gehouden met de bijzondere beschermingsregimes voor deze gebieden.
U hebt me eveneens gevraagd op welke andere adviezen ik me heb gebaseerd en hoeveel van die adviezen negatief waren. Ik baseer me voor mijn beslissingen steeds op het advies van de GOVC. Ik kan u een overzicht geven.
In verband met de aanvraag voor veertien windturbines heeft de GOVC aan veertien adviesinstanties een advies gevraagd. De stad Genk heeft Fluvius, Infrabel, Fluxys, Elia Asset en de brandweerzone Oost-Limburg om een subadvies gevraagd. Het subadvies van de brandweer was ongunstig voor de twee windturbines in de onmiddellijke omgeving van Seveso-bedrijven met een hoge drempel. Van die adviezen waren er acht volledig gunstig en vijf gedeeltelijk gunstig.
In verband met de aanvraag voor zes windturbines heeft de GOVC acht adviesinstanties om advies gevraagd. De stad Genk heeft Fluvius en Elia Asset om een subadvies gevraagd. De stad Bilzen heeft de brandweerzone Oost-Limburg om een subadvies gevraagd. Van die adviezen waren er vijf volledig gunstig en drie gedeeltelijk gunstig.
U hebt me ook gevraagd of ik weet heb van beroepen die ondertussen tegen de niet-vergunningen zijn aangetekend. Tegen de weigering door de deputatie kan een administratief beroep worden ingediend. De beroepsperiode loopt momenteel nog en loopt af op 14 februari 2020. Ik heb op dit moment nog geen weet van ingediende beroepen. Tegen de twee beslissingen die ik zelf heb genomen, kan bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen een verzoek tot schorsing of vernietiging worden ingediend. Dit moet gebeuren binnen een termijn van 45 dagen na de betekening van mijn beslissing en ook deze periode loopt nog. Ik heb er op dit moment geen zicht op of een verzoekschrift is ingediend.
De volgende vraag is op welke wijze ik ervoor wil zorgen dat we de doelstellingen voor 2020 en 2030 inzake windenergie halen. Ik verwijs hiervoor uiteraard naar het Vlaams Energie- en Klimaatplan voor de periode 2020-2030. Dit plan omvat een mix van maatregelen om de groene energieproductie te laten toenemen. Ik wil benadrukken dat de windenergieproductie daar slechts een onderdeel van is.
In het nieuw plan wordt met twee belangrijke aspecten rekening gehouden. Bestaande turbines van een oudere generatie moeten worden vervangen door nieuwe, efficiëntere turbines met een hoger vermogen en een hogere energieopbrengst.
Uiteraard moet ik bij het toekennen van vergunningen en bij het halen van de doelstellingen alle regelgeving naleven, tenzij jullie nu zeggen dat ik die naast mij neer mag leggen en zomaar vergunningen mag gaan toekennen, maar dat is niet de insteek van de vraag, denk ik.
Dan was er de vraag hoe het staat met de overheveling van de vergunningsbevoegdheid naar de lokale besturen. Zoals aangegeven in de beleidsnota Omgeving, start ik dit jaar met een globale evaluatie van de werking van het Omgevingsvergunningsdecreet. Daarbij zal ik iedereen betrekken, ook de provincies en de gemeenten. Een van de elementen die daarbij aan bod zullen komen, is een onderzoek naar de manier waarop de Vlaamse en provinciale lijsten en de VLAREM-indelingslijst (Vlaams reglement betreffende de milieuvergunning) aangepast kunnen worden, zodat projecten door de meest aangewezen overheid kunnen worden beoordeeld. Ik zal bij de evaluatie ook nagaan hoe ik het lokaal draagvlak van windturbineprojecten kan verbeteren, maar het regeerakkoord is daar volgens mij heel duidelijk over, collega’s: de lokale besturen zullen binnenkort bevoegd zijn voor het toekennen van vergunningen.
Ik laat eerst de vraagstellers aan het woord en dan andere collega’s.
Ik zou jullie wel willen vragen om jullie te beperken tot de algemene beleidsvragen en niet in te gaan op de motivering van individuele vergunningsaanvragen, zeker in het kader van lopende administratieve procedures. Ook naar de toekomst toe vind ik dat we ons niet moeten mengen in individuele aanvragen met betrekking tot administratieve procedures. Ik zie daar normaal gezien heel streng op toe, maar deze keer moet het me ontgaan zijn. Ik zal er in elk geval nog wat strenger op toezien.
De heer Danen heeft het woord.
Dit is natuurlijk niet zomaar een windproject, maar een van de grootste of misschien wel het grootste dat de laatste jaren in Vlaanderen is aangevraagd: 22 nieuwe windturbines, naast de 19 die er al stonden. Voor mij – en niet alleen voor mij – is het een symbolisch dossier, want het gaat om de site in Langerlo, waar ooit een biomassacentrale gepland stond. De heer Tommelein zal zich dat dossier nog wel herinneren. We hebben die centrale met verenigde krachten kunnen tegenhouden en ik vond het van een fantastische symbolische waarde dat er net op die site, in de plaats van zo’n vervuilende en dure biomassacentrale, windmolens zouden komen.
Natuurlijk is het niet zo dat een windmolen zomaar eender waar mag komen; we moeten rekening houden met de regelgeving. Ik zou het dossier van naderbij moeten bekijken en zal er dus niet verder op ingaan, maar ik heb wel de indruk dat u op bepaalde aspecten wel erg streng bent geweest, minister. Ik moet u ook zeggen dat ik het dossier van nabij heb gevolgd. En dan bedoel ik als burger, want ik woon ook in de buurt – ik zie de molens zelfs vanuit mijn slaapkamerraam. Op de infovergaderingen ter zake was de sfeer telkens goed, wat natuurlijk geen sterk beleidsargument is, maar ik moet u wel zeggen dat bij de omwonenden het idee leeft van ‘als het hier niet kan, waar dan wel in Vlaanderen?’. De site is een industrieterrein, waar plaats is, waar weinig mensen wonen en waar er weinig omgevingshinder is.
Misschien is het goed om naar aanleiding van deze casus eens na te gaan of er in de regelgeving geen zaken zouden kunnen veranderen. Dat de provincie zegt dat er op de site misschien ooit sevesobedrijven komen, vind ik trouwens ook een vreemd argument. Wat mij betreft is het in zulke situaties ‘wie eerst komt, eerst maalt’. In de buurt zijn ook al heel wat sevesobedrijven. Daar kan weinig extra milieudruk bij. Ik zou dan ook denken, als er al windmolens staan, dan kunnen er daaronder of in de buurt geen bijkomende sevesobedrijven meer komen.
Mijn vraag aan u – en ik zal proberen om er ook over na te denken – is om te kijken naar manieren om de regelgeving te veranderen, zodat we dit soort zaken toch kunnen vermijden.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, het is helemaal geen regionaal geïnspireerde vraag van mij, want ik heb met Genk alleen maar iets te maken in die zin dat het net zoals mijn stad een belangrijke centrumstad is. Ik stel u deze vraag echter, omdat de casus aantoont dat het toch wel verre van een eenvoudig verhaal is om in Vlaanderen een windmolen gebouwd te krijgen.
Als er maar 6 van de 22 aangevraagde molens kunnen worden vergund, dan scheelt er iets. Ofwel moeten we ervan uitgaan dat de mensen die die projecten bestuderen en onderzoeken, mensen zijn die niet weten waarover het gaat, ofwel scheelt er toch iets met de procedure en de manier waarop vergunningen moeten worden gegeven. Ik vind dit een lange lijdensweg om tot een toch wel zeer mager resultaat te komen. Meestal worden projecten geweigerd – dat heeft mij in het verleden meermaals gestoord – op basis van lokale actiegroepen die bezwaren indienen, maar hier is dat helemaal niet het geval.
Minister, ik blijf met een dubbel gevoel zitten. U weet dat ik uw beleid echt wil ondersteunen, dat zon en windenergie en hernieuwbare energie mij heel nauw aan het hart liggen omdat het een verhaal is waarbij mensen decentraal beslissingen kunnen nemen en keuzes kunnen maken en niet afhankelijk zijn van een centrale productie. Maar als je ziet hoe moeilijk het is om tot resultaten te komen, ook als er geen actiegroepen mee gemoeid zijn, dan heb ik daar toch wel bedenkingen bij.
De studies zijn allemaal duidelijk. Een overgroot deel van de Vlamingen zegt ‘ja’ tegen windmolens. Ik heb ook meegemaakt dat er protest was tegen de windmolens op de Noordzee. Intussen is dat protest helemaal verdwenen en zal er straks op de Noordzee 4 gigawatt zijn tegen 2030. Het ziet er allemaal goed uit, maar voor windmolens op land moeten we toch nagaan hoe we de slaagkans kunnen verhogen.
Een van de manieren om de slaagkans te verhogen, is de omwonenden – ook de gemeenten – mee te betrekken. Vandaar dat ik die laatste vraag stel. Ik ben ook burgemeester. Als je protest krijgt van een buur, begin je al te vrezen dat het moeilijk zal worden, zeker als die wat mensen meekrijgt. Het is altijd een minderheid, nooit een meerderheid. De meerderheid blijft meestal zwijgen en de minderheid protesteert. Vandaar dat ik toch wil aandringen om na te gaan op welke manier de participatie en betrokkenheid van bewoners en van steden en gemeenten kan worden verhoogd. Ik heb in het regeerakkoord gelezen dat gemeenten bevoegd zullen worden. Jammer dat dat in Oostende niet veel soelaas zal brengen, want ik heb daar andere problemen zoals de luchthaven. Er zouden anders gerust wat meer windmolens mogen komen op ons grondgebied.
Als je de gemeenten wilt overtuigen om windmolens te plaatsen, dan zullen ze ook stimuli moeten krijgen en zullen ze ook redenen moeten hebben om dat te doen. Ik vind het allemaal een ver-van-mijn-bedshow. We moeten een energieomslag doen. We moeten dat doen vooral met zon en wind. Ik heb gemerkt dat de Vlaamse Regering het Vlaams Energie- en Klimaatplan voor wind heeft opgetrokken. Het vorige Vlaams Energie- en Klimaatplan is er nog onder mijn verantwoordelijkheid gekomen. Bij de regeringsvorming is men gegaan voor nog meer wind, en dan dring ik er echt op aan om tot akkoorden te komen met steden en gemeenten en met provincies om na te gaan waar er meer windmolens kunnen komen en waar kan worden verhinderd dat zulke situaties – 22 aanvragen en maar 6 goedgekeurd – ontstaan. Er scheelt iets. Dit is niet normaal. Er is veel geld, veel tijd en veel energie verloren voor iedereen.
De heer Gryffroy heeft het woord.
Voorzitter, ik vond uw tussenkomst heel sterk. Ik weet nu ook dat ik geen vraag moet stellen over de gecontesteerde windmolen in Melle van een artiest met een vleermuis. In die context vind ik uw tussenkomst heel sterk. Ik trek het op een globaal niveau, zonder te spreken over Limburg.
Ik hoor hier een aantal zaken die ik vrij sterk vind. Minister, in uw antwoord zegt u dat het de verantwoordelijkheid is van de aanvrager om aan alles te voldoen, om aan alle regels te voldoen, om zelf eventueel milderende maatregelen voor te stellen met de nodige onderbouwing. Het is niet de vergunningverlener die dat moet doen, en die moet zeggen dat je ze mag plaatsen als je ze een beetje anders zet.
Maar als het achteraf toch niet goed blijkt te zijn, dan ligt de verantwoordelijkheid wel bij de vergunningsverlener. Ik vind dat een heel correcte instelling. Collega Tommelein, je kunt je dan inderdaad de vraag stellen of die projectontwikkelaars misschien niet bekwaam genoeg zijn. U formuleerde dat vrij negatief.
Ik denk dat er vaak twee redenen zijn. Ten eerste hoor ik in debatten of in gesprekken met projectontwikkelaars dat het doel de middelen heiligt: ‘Waarom ben je ertegen? We moeten toch onze doelstellingen halen?’ Alle kritiek wordt dan plots in de kiem gesmoord, omdat we die doelstelling moeten halen. Dat is ook iets wat vaak terugkomt in debatten.
Ten tweede zie je inderdaad dat bepaalde projectontwikkelaars weinig inspanningen doen om lokaal draagvlak te vinden voor de projecten die ze willen uitvoeren – dan kom ik ook terug op het aspect van de lokale verantwoordelijkheden. Daardoor ontstaat er lokaal protest, en dan kiezen de lokale verantwoordelijken, die toch alleen maar advies moeten verlenen, voor de gemakkelijkste en meest populaire oplossing: ze geven een negatief advies. Het is immers toch de provincie of een hoger niveau die de eindbeslissing neemt.
In die context lijkt het mij een goed initiatief om die lokale bevoegdheid naar het lokale niveau te brengen, inclusief participatie en betrokkenheid. Dat staat ook zo in het regeerakkoord. Moeten daar middelen voor worden vrijgemaakt? Ik heb daar ook altijd een probleem mee. Dat is alsof iemand ermee akkoord gaat dat je een windmolen plaatst, maar hij moet er dan wel veel geld voor krijgen. Al die euro’s zullen dan uiteindelijk wel betaald worden: ofwel zitten ze in onze elektriciteitsfactuur verrekend, ofwel worden ze betaald vanuit de algemene middelen. Je moet daar toch mee opletten. Het gaat niet altijd over euro’s. Participatie en betrokkenheid kan ook betekenen dat je op andere manieren je lokale overheid creatief betrekt in het lokale energiebeleid.
Ik heb hier twee vragen gehoord die mij wel storen. Ik citeer collega Danen, die zegt: ‘Als het hier niet kan, waar kan het dan wel?’ En collega Tommelein zegt: ‘Op welke manier halen we dan wel de doelstelling?’ Wel, er zijn drie mogelijkheden. Je kunt ten eerste de regelgeving toepassen. Dan passen we het antwoord van de minister toe. Maar je kunt ook gewoon de regelgeving omzeilen. Dan haal je misschien wel de doelstelling, en dan kun je het misschien wel doen in Limburg. De derde optie is dat je de regelgeving verandert, of anders gezegd: een versoepeling van de regelgeving. En dan ga je er misschien ook komen.
Maar dan vergeet je iets. Door de regelgeving ofwel te omzeilen of te versoepelen, creëer je geen beter draagvlak. En zolang dat draagvlak er niet is, komen die projecten er ook niet. Want sommige mensen zijn het echt beu dat het altijd in hun omgeving moet gebeuren, en die zoeken inderdaad juridische mogelijkheden. We leven immers in een democratisch land waar het mogelijk is om dergelijke projecten tegen te houden.
Als je die mensen net in het verhaal betrekt, en als je kunt aantonen dat je correct bent met alle regels, en je niet probeert om de regelgeving te omzeilen of versoepelen, ga je de slaagkansen van je project misschien net vergroten. Nu hebben de mensen het gevoel dat ze niet gehoord worden. En als het gaat over versoepelen of veranderen: we zijn op dit moment de regio met de minst strenge regels als het gaat over de combinatie afstandsregel en geluid. Voor alle duidelijkheid: er staat in het decreet momenteel enkel een geluidsnorm, en geen afstandsnorm. Dat betekent in theorie dat, zolang je buiten de veiligheidsperimeter blijft, de windmolen er kan komen. In het zuiden van Duitsland staan ze op 1000 meter afstand.
En dan wordt er gevraagd: ‘Als het hier al niet kan, waar dan wel? Halen we dan wel onze doelstellingen?’ Maar we gaan de zaken toch niet gaan omdraaien? Eerst moet de regelgeving worden toegepast, en moeten we kijken naar de veiligheid. En dan kunnen we inderdaad kijken of er nog zones vrij zijn. Zijn wij dan misschien net iets minder geschikt dan Denemarken of Nederland? Dat is zo. Wij moeten inderdaad inzetten op het verbeteren van bestaande installaties, om te kijken of we op bepaalde locaties meer kunnen doen. Maar dan moeten we ook in discussie gaan met natuurbewegingen, die in de haven van Antwerpen bijvoorbeeld windmolens tegenhouden vanwege de een of andere zeldzame vogel of kikker.
De heer Tobback heeft het woord.
Ik ga proberen om wat korter te zijn dan collega Gryffroy, maar ik wil misschien wel wat op hetzelfde punt wijzen. We leven in Vlaanderen natuurlijk in een zeer dichtbevolkte regio, zeer dicht bebouwd en zeer versnipperd. Dus om het even wat we doen – een autosnelweg, een windmolen of een nieuwe varkensstal –, het staat altijd in iemands tuin, letterlijk of figuurlijk. Dat heeft zijn gevolgen: je kunt minder realiseren dan elders. En dus is de capaciteit voor windenergie op het land in Vlaanderen beperkter dan we graag zouden willen.
Laat ons dat nu maar klaar en duidelijk zeggen. De regels zullen ook aangepast zijn. Aan de andere kant wijst het op een aantal plaatsen waar het logischerwijze zou moeten kunnen, keer op keer veeleer op onwil dan op terechte discussies. Daarin heeft collega Danen wel gelijk.
Er zijn meer dan genoeg burgemeesters die in Vlaanderen, ook op plaatsen waar logischerwijze, zelfs met correcte afstandsregels, windmolens zouden kunnen komen, verkiezingscampagnes voeren door te zeggen: in mijn gemeente komt er nooit een windmolen. We moeten een beetje consequent en logisch zijn in onze regelgeving. Die regelgeving is op dit ogenblik niet altijd transparant en helder.
Minister, in plaats van concrete antwoorden op concrete technische vragen van concrete windmolens te krijgen – deze commissie is niet de plaats om die discussie te voeren, daar heeft de voorzitter groot gelijk in –, is er een discrepantie tussen waar het nog wel kan en volgens welke duidelijke regels. Die hebben we nog altijd niet. Daar moet de overheid een beetje politieke moed aan de dag leggen. Dan zal ze tegen een aantal gemeentebesturen en lokale belangen moeten ingaan in het algemeen belang. Wat er redelijk is en tot waar het redelijk is, is vandaag niet altijd even duidelijk en niet altijd even gelijk toegepast, en zeker en vast niet altijd even helder, ook niet voor projectontwikkelaars. Die moeten zich niet beroepen op: je moet mij alles toelaten, want er zijn doelstellingen.
Het zou me zeer erg verwonderen, want het zijn tenslotte professionele bedrijven en ondernemers, dat ze voor een massa windmolens projecten hebben uitgewerkt en aanvragen hebben ingediend die een massa geld kosten, allemaal in de volle wetenschap dat het eigenlijk niet kan. Dat gebeurt niet in de praktijk. Dat kan soms gebeuren, dat kan hier en daar gebeuren, maar op deze schaal gebeurt dat met verstandige investeerders logischerwijze niet.
Op deze en andere locaties is er dus iets mis met de transparantie en de consequentie van de regels die we toepassen voor wind op land. Als we het beperkte potentieel dat we in Vlaanderen hebben, toch maximaal willen gebruiken, zullen we daar klaarder en duidelijker in moeten zijn en het veel minder laten afhangen van de lokale voorkeuren hier en daar, als die niet op rationele argumenten berusten. Of die rationele argumenten nu overlast zijn of milieubelangen, als we rationeel hebben gekozen om de kikker te beschermen, dan moeten we dat ook doen. We moeten die keuze dan wel rationeel hebben gemaakt en ze moet verdedigbaar en uitlegbaar blijven.
Minister, deze omvang van ingediende versus toegekende projecten is logischerwijze niet uitlegbaar als er rationele regels zouden zijn. Er is dus echt werk, zowel in communicatie naar de burger, als naar de gemeentebesturen, als naar potentiële investeerders, zodat er enige zekerheid is dat onze regels correct en logisch zijn, dat ze onze doelstellingen nastreven en geen onnodige overlast creëren.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik vraag me af wat de vraagstellers eigenlijk willen. Een doelstelling bereiken, oké. Mijnheer Tommelein, ik dacht toch dat de meerderheidspartijen deze decreetgeving hebben opgesteld. Daar was u toch zelf bij. U weet toch waar u woont. U woont in Vlaanderen. U weet ook dat dat dichtbevolkt en dichtbebouwd is. Als die regels er zijn … Ja, ik hoef de minister daarin niet bij te staan. De wetgeving is de wetgeving. Daar hebt u zich aan te houden. Als u op voorhand goed gekeken zou hebben waar u woont, dan zou u ook weten dat het met deze decreetgeving niet anders kon.
Mijnheer Tobback, ik moet u gelijk geven. Dat gebeurt niet dikwijls, ik weet het.
Maak er vooral geen gewoonte van.
Dat is ook niet mijn bedoeling. Maar als u gelijk hebt, hebt u gelijk. Als iemand een molen wil bouwen, dan wil hij daar geld aan verdienen. Als daar jaren overheen gaan met bezwaarschriften of niet-vergunningen, dan begint hij daar niet aan. Die mensen willen geld verdienen en die zullen heus niets aanvragen wat niet haalbaar is.
Is dat in dit geval niet haalbaar, dan is dat door de wetgeving die u trouwens zelf hebt ingesteld. Mijnheer Tommelein, uw fractie zit toch mee in de meerderheid. Ik blijf me dan ook afvragen welk doel u eigenlijk wilt bereiken.
Minister Demir heeft het woord.
Ik kan daar heel kort over zijn. Als ik de adviezen niet had nageleefd en alles naast me had neergelegd, dan denk ik dat de vraag zou zijn geweest waarom ik al die adviezen niet heb nageleefd van al die instanties die daar uren mee bezig zijn geweest. Ik heb in dezen gedaan wat er wel van een minister wordt verwacht, denk ik, namelijk de regels naleven die vandaag de dag bestaan. Ik heb ze nageleefd en dan kom je tot dit resultaat. In dit geval, voor alle duidelijkheid, waren er geen actiecomités of zo. Dat was zelfs niet aan de orde. Het is gewoon een slecht dossier, denk ik, punt aan de lijn. Ik verwacht ook wel van iedereen die een dossier indient, dat dat in orde is, en als dat niet in orde is, dat ze dat eventueel dan nog bijstellen enzovoort. Ik ga echter niet tijdens de behandeling al die regels veranderen. Sorry, dat ga ik niet doen. Als de wetgever bepaalde aspecten in de teksten heeft opgenomen qua geluidshinder, milieu, veiligheid, dan moet ik die gewoon naleven. U kunt mij dat verwijten. Dat is een verwijt dat ik de regels naleef, maar dat neem ik er dan graag bij.
De heer Danen heeft het woord.
Minister, ik denk dat niemand vraagt om de regels in de loop van de rit te wijzigen, maar ik denk dat het wel goed is, zoals collega Tommelein zegt en zoals ik hier nog heb gehoord van collega’s, om eens te bekijken of bepaalde procedures, of misschien wetgeving, kunnen worden aangepast om dit soort anomalieën te verhelpen. Nogmaals, als je de plek kent, als je de onderzoekers of de ingenieurs kent die ermee bezig zijn geweest, als je de omwonenden kent, dan zeg je dat dat een plek is waar er eigenlijk best wel wat molens bij kunnen komen. Door regels en procedures kan dat inderdaad niet. Ik stel het vast. U toont consequentie op dat vlak. Ik zou u willen vragen om evenveel consequentie aan de dag te leggen bij het gunnen van molens waarbij de regels wel zijn gevolgd.
De heer Tommelein heeft het woord.
Minister, voor alle duidelijkheid, ik heb in mijn vraagstelling aan u geen enkele kritiek geuit op uw beleid. Er zijn misschien collega’s die dat graag zouden hebben. Dat is dus niet zo. Ik zal het dus herhalen: ik steun u in het beleid om uw doelstellingen te halen. Ik geloof in hernieuwbare energie voor de toekomst. Er zijn er die liever andere dingen zouden willen bouwen, dat begrijp ik allemaal, maar dan is men bij mij en ook bij mijn partij alleszins aan het verkeerde adres. Nooit is er gevraagd om regels te versoepelen of te omzeilen. Ik vraag dat niet. Ik vraag wel rechtszekerheid. Dat betekent dat, als iemand aan een project begint, al helemaal vanaf het begin zou worden gezegd: ‘Kijk, dat is het, en als u zich daar niet aan kunt houden, dan moet u er niet aan beginnen.’ Op dit moment is er een beetje een flou artistique, zodat men het toch maar probeert, en misschien lukt het wel. Dat vind ik niet goed. Dat betekent dat op een of andere manier de projectontwikkelaars toch ook wel een duidelijk signaal zullen moeten geven dat ze de omwonenden én de gemeenten bij die projecten zullen betrekken. Dan kom ik bij mijn verhaal inzake andere projecten, die heel belangrijk zullen zijn. Als ze dat niet doen, zullen ze telkens op een muur stuiten.
Ik vind het belangrijk wat de heer Tobback heeft gezegd. Er zijn collega-burgemeesters met heel grote oppervlakten, van heel veel vierkante meters, die op voorhand al zeggen dat er op hun grondgebied nooit een enkele windmolen zal komen, terwijl daar perfecte locaties voor zijn. Dat vind ik pas onverantwoordelijk. Daarom wil ik nog eens meegeven dat we moeten bekijken op welke manier de gemeenten voordelen kunnen halen uit het plaatsen van windmolens, en op welke manier de bewoners kunnen worden betrokken bij het plaatsen van windmolens. Minister, dat verhaal moet worden opgebouwd, en de komende jaren zullen we u mee daarin steunen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.