Verslag vergadering Commissie voor Mobiliteit en Openbare Werken
Verslag
De heer Ceyssens heeft het woord.
In 2018 vielen er in heel België 604 dodelijke slachtoffers, binnen de 30 dagen na het ongeval, in het verkeer. Wanneer we naar Vlaanderen kijken, dan vielen daar 310 doden. Wanneer we dat aantal uitsplitsen per type weggebruiker, dan zien we dat er in 2017 over heel België 77 motorrijders omkwamen en in 2018 zelfs 87. Voor Vlaanderen telden we zowel in 2017 als in 2018 45 dodelijke slachtoffers bij de motorrijders. Daaronder vallen zowel ongevallen met motorvoertuigen boven de 400 cc als onder de 400 cc.
Bij zware en dodelijke motorongevallen zien we dat 35 procent van het aantal ongevallen een eenzijdig ongeval is. Dat wil zeggen dat er dan geen andere betrokken partijen zijn. In veel gevallen gaat het hier om controleverlies van het voertuig. In 65 procent van de ongevallen is er een andere partij bij het ongeval betrokken en lag de motorrijder in 38 procent van de gevallen mee aan de basis van het ongeval.
Motorrijders en andere bestuurders van voertuigen moeten met elkaar rekening houden. Zo was er in 2019 nog de campagne ‘Kijken kijken om elke motorrijder te zien’. Die campagne moest automobilisten en andere weggebruikers aansporen om beter uit te kijken voor motorrijders. Ook bood de campagne tips aan de motorrijder zelf om gevaarlijke situaties te vermijden. De campagne leidde tot een positief resultaat. Zo steeg de bereidheid bij autobestuurders om twee keer uit te kijken naar een motorrijder van 41 procent voor de campagne naar 57 procent na de campagne.
Minister, zijn de ongevallencijfers van 2019 reeds beschikbaar? Indien wel, is er een stijging of een daling van het aantal dodelijke verkeersslachtoffers? Indien niet, wanneer mogen we die verwachten?
Hebt u zicht op de oorzaak van de eenzijdige ongevallen met motorrijders? Indien wel, welke oorzaken komen het meeste voor? Indien niet, plant u een diepteonderzoek naar de oorzaken?
Als binnenkort de lente echt komt en de motoren opnieuw van stal worden gehaald, wordt er dan nog een campagne voor motorrijders gepland?
Zijn er nog extra maatregelen die u kunt nemen om de verkeersveiligheid voor motorrijders te verhogen?
Wordt er deze legislatuur geïnvesteerd in vangplanken langs de gewestwegen? Dat maakt voor motorrijders toch vaak een enorm verschil.
Wilt u de investeringen in vangplanken langs gemeentewegen faciliteren?
Minister Peeters heeft het woord.
De ongevallencijfers voor 2019 zijn nog niet beschikbaar. De indicatieve cijfers, die ook gebruikt worden voor de opmaak van de verkeersveiligheidsbarometer, worden binnenkort verwacht. Men is daar volop mee bezig. De aanlevering van de volledige jaarcijfers door de federale politie gebeurt pas later dit voorjaar, maar we hebben nu nog niet de volledige cijfers voor 2019.
Er bestaan reeds een aantal dieptestudies waarin de oorzaken van de motorfietsongevallen bestudeerd werden. Die dieptestudies verschillen in grootte van de steekproef, onderzoeksmethode en selectie van het soort ongevallen. Sommige focussen enkel op ernstige letsels of dodelijke ongevallen of op alle letselongevallen. Voorbeelden hiervan zijn de Europese MAIDS-studie (Motorcycle Accidents In Depth Study, de Belgische MOTAC-studie (Motorcycle Accident Causation) en de Duitse GIDAS-studie (German In-Depth Accident Study).
De Belgische MOTAC-studie dateert uit 2013. Zij is destijds opgemaakt door het Belgisch Instituut voor de Verkeersveiligheid (BIVV) en had betrekking op alle dodelijke motorfietsongevallen in België en op een even grote steekproef van ongevallen met zwaargewonden.
De problemen bij de motorrijders betreffen volgens deze studie vooral overdreven snelheid, het banaliseren van een potentieel risicovolle situatie, slechte anticipatie op het gedrag van de andere weggebruiker en de illusie van zichtbaarheid. Een groot deel van de ongevallen werd bovendien veroorzaakt door controleverlies waarbij men het voertuig onvoldoende of niet beheerst. Ook dat is vaak te wijten aan overdreven snelheid, rijden onder invloed of het gebrek aan ervaring om met een motor te rijden. Het wegdek en andere aspecten van de infrastructuur spelen een kleinere rol.
Verder bleek uit de studie dat minstens 36 procent van de motorrijders die bij het ongeval betrokken waren te snel rijdt. Het gaat dan over een snelheid boven de maximaal toegelaten snelheidslimiet, zonder dat we weten hoeveel die overdreven snelheden bedragen.
Overdreven snelheid houdt een drievoudig risico in, met name: het verliezen van controle over het voertuig, het niet tijdig kunnen remmen of uitwijken in een noodsituatie en het minder zichtbaar zijn voor andere weggebruikers.
De snelheidsmeting motorrijders die VIAS Institute in 2014 uitvoerde, gaf eerder al aan dat het aantal motorrijders dat de snelheidslimiet overschrijdt en er een hogere gemiddelde snelheid op aanhoudt, over het algemeen hoger is dan bij automobilisten.
Op zondag 29 maart vindt de jaarlijkse ‘Dag van de Motorrijder’ plaats. Het gaat om een heel doelgerichte campagne die specifiek op de motorrijder is gericht. Die campagne vindt voor de vijfde keer op rij plaats en we stellen vast dat er een groeiende belangstelling is voor dit event. Er nemen ook heel wat organiserende partners aan deel. Op dit moment zijn er 32 partners die het mee organiseren en 34 partners die het mee ondersteunen. Dat aantal zal wellicht nog toenemen. Op dit moment hebben al 1300 personen een plaats gereserveerd op een van de locaties van het event. Men verwacht ongeveer 2000 inschrijvingen. De motorrijders krijgen daar extra lessen en informatie over de motorrijtuigen zelf, over zich veilig in het verkeer begeven enzovoort.
We nemen ook andere maatregelen, niet specifiek voor motorrijders maar voor de andere weggebruikers. Ik denk dan aan de sensibiliseringscampagnes over overdreven snelheid en de handhaving van de verkeersregels waarbij wordt gefocust op onaangepaste snelheid, rijden onder invloed, afstand houden en correct inhaalgedrag.
Infrastructuur blijft natuurlijk nog altijd belangrijk; infrastructuur waarbij men er rekening mee moet houden dat de snelheidsregimes aangepast worden. En er wordt zeker ook ingezet op de gevaarlijke punten. De kwalitatieve rijopleiding van de autobestuurders verdient natuurlijk ook alle aandacht, zeker voor de motorijders.
Wordt er nog geïnvesteerd in vangplanken of vangrails langs gewestwegen? Er is wat dat betreft nog altijd een dienstorder van 2004 van toepassing, waarin duidelijk omgeschreven staat hoe vangrails langs gewestwegen geplaatst moeten worden. Daar was ook een actieplan aan gekoppeld, om die dienstorder te implementeren. Dat actieplan is volledig gerealiseerd. U weet dat de vangrails van vroeger vaak palen aan de voorkant hadden, wat nog gevaarlijkere situaties opleverde voor de weggebruikers. Daarom zijn die nu allemaal aangepast. Dat implementatieplan is volledig doorlopen, maar de dienstorder wordt wel nog altijd gebruikt bij het plaatsen van nieuwe constructies of nieuwe weginrichtingen.
Wat het specifiek faciliteren van lokale besturen betreft: de lokale besturen zijn uiteraard wegbeheerder van de gemeentewegen. Als zij van plan zijn om in bepaalde bochten of op bepaalde locaties vangrails te plaatsen, kunnen zij uiteraard gebruik maken van die dienstorder. Die geeft nog altijd duidelijke suggesties en aanwijzingen over hoe een vangrail het best kan worden geplaatst.
De heer Ceyssens heeft het woord.
Ik dank u voor uw uitvoerig antwoord. Ik heb nog twee opmerkingen. Ten eerste is overdreven snelheid nog meer dan bij de autobestuurder een groot probleem. Ik pleit er dan ook opnieuw voor om blijvend te investeren in trajectcontroles. Dat hebben we ook al gedaan naar aanleiding van eerdere discussies, en dat blijft absoluut gelden. Dat komt nog meer ten guste van de motorijder zelf, dan van welke andere bestuurder in het verkeer. We gaan ervan uit dat u daar onverkort in blijft investeren.
Ik heb nog een vraag over de vangplanken. Want die dienstorder van 2004 – als ik het goed begrepen heb – is eigenlijk een dienstorder die de bestaande vangrails vervangt. Die waren erg gevaarlijk, omdat de palen waar de rail aan bevestigd is, dikwijls aan de voorkant stonden. Dan is dat inderdaad zeer gevaarlijk als een individu daarlangs glijdt. Alleen gaat het dan wel over de bestaande vangrails, in functie van alle verkeer, die aangepast worden om ze veilig te maken voor motorrijders. Maar er zijn natuurlijk ook wel een aantal plaatsen die minder relevant zijn voor autobestuurders, maar waar aangepaste vangrails wel nuttig kunnen zijn voor motoren. Werden die plaatsen, waar men het best bijkomend investeert in de veiligheid van de motorrijder, ooit in kaart gebracht?
Minister Peeters heeft het woord.
Wat uw opmerking rond snelheid betreft: ik denk dat ik alleen maar kan bevestigen dat we dat ondersteunen. Niet alleen de ANPR-camera’s (Automatic Number Plate Recognition) maar ook de roodlichtcamera’s zijn zeker een goede zaak. We willen daar ten volle op inzetten.
De dienstorder geeft eigenlijk duidelijk aan hoe de vangrails het best worden geplaatst, dus met de steunpalen aan de buitenkant. Maar het gaat ook over het materiaal waaruit ze moeten bestaan, hoe dik ze moeten zijn, en dergelijke. Er werden geen richtlijnen opgenomen over waar die nog moeten komen specifiek voor motorrijders, al is het natuurlijk vooral in bochten dat we vangrails plaatsen, omdat daar het risico groter is dat iemand de bocht mist. Dat geldt zowel voor wagens als voor motoren. Dat staat dus niet specifiek in die dienstorder. Maar ik zal de administratie vragen of ze het al dan niet nuttig of nodig achten om daar bijkomend onderzoek over te voeren.
De vraag om uitleg is afgehandeld.