Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Verslag
De heer Parys heeft het woord.
Minister, u hebt ongetwijfeld ook al een aantal artikels gelezen over vzw Ne(s)t. Ik heb daarbij twee bezorgdheden. Mijn eerste bezorgdheid is dat de meisjes die er opgevangen worden, namelijk de slachtoffers van tienerpooiers, de hulpverlening krijgen die ze verdienen van ons. Mijn tweede bezorgdheid hangt daarmee samen, namelijk dat het geld dat Vlaanderen investeert in die vzw, correct moet worden besteed.
Ne(s)t is een vereniging zonder winstoogmerk die volgens haar eigen statuten als doelstelling heeft om een reflectiehuis op te richten voor de slachtoffers van seksuele uitbuiting. In samenwerking met partnerorganisaties en vrijwilligers wordt in een veilig ‘nest’ voorzien, zodat een veilig alternatief voor de terugkeer naar het milieu van het slachtoffer kan worden gerealiseerd.
Begin 2019 is er een projectovereenkomst gesloten met vzw Ne(s)t. De opvolging van deze projectovereenkomst gebeurt vanuit een stuurgroep die tweemaandelijks samenkomt. In de plenaire vergadering van 9 januari 2019 gaf toenmalig minister Vandeurzen aan dat het voor de capaciteit van vzw Ne(s)t gaat om een recurrente subsidie van 200.000 euro. Daarnaast zijn er uiteraard nog leefgelden vanuit OCMW's, pleegzorgvergoedingen en andere dagvergoedingen.
Op 19 maart 2019 werd in het Belgisch Staatsblad een akte gepubliceerd die laat zien dat er op zijn minst twee bestuurders ontslag hebben genomen uit de raad van bestuur van de vzw. Ondertussen zijn nog op zijn minst drie of vier bestuurders opgestapt. Dat betekent dat er van de acht originele bestuurders er nog maar twee over zijn in de raad van bestuur.
Op het einde van vorig jaar kregen wij een aantal berichten over mogelijke wantoestanden en bezorgdheden die betrekking hebben op vzw Ne(s)t. We hebben die dan onderzocht. We zijn met heel veel mensen gaan praten, zoals bestuurders, ex-bestuurders, ouders van kinderen, mensen uit de administratie en uit het veld.
Vandaag is er een artikel gepubliceerd in Humo waarin toch feiten staan die mij bijzonder bezorgd maken over wat daar gebeurt. In dat artikel getuigen een aantal meisjes. De journalist vroeg hoe de pooiers binnen geraakten in Ne(s)t. Eigenlijk moet Ne(s)t een adres hebben dat geheim is zodat die meisjes ontheemd kunnen worden uit het tienerpooiermilieu. Er is minstens één proces-verbaal opgesteld waarbij een tienerpooier is aangetroffen in de shelter voor slachtoffers van tienerpooierschap. Een meisje in Humo zegt daarover: “Die pooiers komen gewoon via de achterdeur binnen. Die stond altijd open. Ik voelde me soms echt in een pooierkot.”
Als er over de pedagogische ondersteuning wordt gesproken, dan zijn er medewerkers en vrijwilligers die getuigen in Humo. Een medewerker zegt: “Er gebeurt niets in dat huis. Er zijn geen regels. Er is geen begeleiding. Zo heeft het project geen enkele zin.”
Er zijn ook een aantal feiten over drugs. Er is een meisje dat zegt: “Er werden ook drugs gebruikt. De meeste meisjes bij Nest hebben een verslavingsverleden. Zelf was ik al een tijdje afgekickt van drugs en alcohol, maar zodra er andere meisjes bijkwamen werden er aan de lopende band drugs binnengesmokkeld. Ik heb daar cocaïne, wiet en crystal meth gebruikt, maar er circuleerden ook pillen en heroïne. Allemaal terwijl (...)", de begeleider, "in huis was. Op die kamer kon je doen wat je wilde. Dat hele kot ruikt naar wiet. Ik ben er clean binnengegaan, maar ik ben als een junk buitengekomen.”
Een andere getuigenis in Humo gaat over het feit dat een meisje dat daar tot voor kort verbleef, zich maandenlang vanuit het huis is blijven prostitueren. Haar profielfoto in lingerie staat op verschillende websites en ze vertrok elke avond om haar klanten af te werken en kwam ’s morgens terug naar Ne(s)t, met medeweten, zo wordt verteld in het artikel, van de begeleider van de vzw.
Een andere medewerkster die daar niet langer tewerkgesteld is, zegt dat er geen dagindeling was, dat de meisjes zogezegd naar school gingen of gingen werken maar dat dit in de feiten niet klopt.
Minister, als klap op de vuurpijl zijn er een aantal vragen en bezorgdheden over de correcte besteding van de middelen. Zo zegt iemand die in het bestuur zat: “Het is voor de raad van bestuur onmogelijk te achterhalen waar al het geld naartoe gaat. Er zijn behoorlijk wat inkomsten. Naast de Vlaamse subsidies en de giften aan de vzw krijgt de bezielster maandelijks een toelage van Pleegzorg voor eten en kleren tussen 400 en 600 euro per meisje. In totaal was dat het voorbije jaar dikwijls meer dan 3000 euro per maand. Daarnaast moesten de meisjes haar 200 euro per maand betalen voor kost en inwoon. Wij begrijpen niet waarom want de huur van het huis, alle nutsvoorzieningen, alle onkosten van de meisjes worden door de vzw betaald.”
Minister, mijn eerste vraag gaat over de stuurgroep die tweemaandelijks moet samenkomen. Wat waren de voornaamste knelpunten die tijdens het overleg van die stuurgroep naar voren zijn gekomen? Hoe is daarop gereageerd?
Hoeveel personen zijn er sinds de opstart van de projectsubsidie echt opgevangen door vzw Ne(s)t? Er wordt ons verteld dat er vandaag maximum vier meisjes in het opvanginitiatief zitten en dat de andere meisjes die er zaten, nu elders worden gehuisvest. Is er een zicht op hoe die meisjes worden opgevangen, welk hulproces zij doorlopen en hoe zij die opvang hebben ervaren? Met andere woorden: werkt die opvang die wij hen daar aanbieden of moet er worden ingegrepen?
Wist u van de problemen die zich voordoen? Wanneer was u of uw voorganger op de hoogte van een aantal feiten? Kan u ons een tijdlijn geven van de terugkoppeling die u hebt gekregen over wat zich in Ne(s)t afspeelt?
Hebt u zicht op de inkomsten en uitgaven van de vzw en de doeleinden waarvoor subsidies worden aangewend?
Klopt het dat er momenteel een crisismanager is aangesteld vanuit het agentschap om de situatie in vzw Ne(s)t recht te trekken? Wanneer is die manager begonnen? Hoeveel heeft dit tot nu toe gekost? Welke resultaten zijn al geboekt aan de hand van dat crisismanagement?
Er wordt ook gezegd dat er een aantal pv’s zijn opgesteld en dat er eventueel een onderzoek zou lopen tegen vzw Ne(s)t. Kunt u me vertellen welke feiten geverbaliseerd zijn en klopt het dat er in december 2018 een tienerpooier aanwezig was in Ne(s)t? Klopt het dat er nadien ook nog pv’s zijn opgesteld voor geweld en diefstal binnen de vzw?
Bij de opvolging van slachtoffers van tienerpooiers is het belangrijk dat er een breuk is tussen het milieu van het slachtoffer en het milieu van de tienerpooier. Het is net om die reden dat er wordt gekeken naar een discrete locatie met kleinschalige initiatieven in plaats van gemeenschapsinstellingen waar men net een vermenging krijgt van dader en slachtoffer. Minister, bent u er zeker van dat de breuk tussen die twee milieus kan worden gegarandeerd in het initiatief vzw Nes(s)t? Of hebt u andere informatie?
Minister Beke heeft het woord.
Ik wil vooreerst benadrukken dat de praktijken zoals die momenteel naar voren komen in de berichtgeving in de media, absoluut onaanvaardbaar zijn.
In het najaar van vorig jaar heeft het agentschap Opgroeien al maatregelen genomen ten aanzien van vzw Nest. Het agentschap heeft ook de opdracht gegeven om zowel de inhoudelijke werking als de aanwending van de middelen door te lichten. Het is evident dat ik de resultaten van die doorlichting met bijzonder grote aandacht zal bekijken, en op een gepaste manier zal reageren.
Wat de stuurgroep betreft: de projectovereenkomst met vzw Ne(s)t past binnen de uitrol van het Vlaams actieplan voor een betere bescherming van slachtoffers en een strakkere aanpak van pooiers. Met de uitvoering van dit project wordt mede invulling gegeven aan actiepunt 2.1 uit het geactualiseerde actieplan: “In de uitbouw van het hulpprogramma wordt het huidige aanbod geëvalueerd, leemten gedefinieerd en bijkomend aanbod ontwikkeld dat hieraan remedieert. We hebben hierbij ook aandacht voor andere vormen van seksuele uitbuiting bij minderjarigen.”
In de overeenkomst werd opgenomen dat de huidige opvolging en de aansturing van het project gebeurt door een overkoepelende stuurgroep, bestaande uit de verschillende partners die betrokken zijn in de uitvoering van het actieplan voor een betere bescherming van slachtoffers en een strakkere aanpak van de pooiers. Gedurende de uitvoering van het project komt de stuurgroep, zoals opgenomen in de overeenkomst, minimaal drie keer samen, en niet tweemaandelijks.
Gezien het innovatieve en experimentele karakter van het project, en de kwetsbaarheid van de doelgroep, werd er bovenop deze Vlaamse stuurgroepbijeenkomsten nog bijkomend opvolgingsoverleg georganiseerd tussen vzw Ne(s)t – inclusief de raad van bestuur –, Pleegzorg en het agentschap Opgroeien. Op die manier kunnen we het initiatief van heel nabij opvolgen.
Tijdens de stuurgroepbijeenkomsten op Vlaams niveau komen voornamelijk knelpunten aan bod die niet enkel betrekking hebben op vzw Ne(s)t, maar breder van toepassing zijn op de verschillende partners van deze problematiek.
De signalen en bezorgdheden die zich meer specifiek richten op de werking van vzw Ne(s)t kwamen voornamelijk aan bod tijdens het opvolgingsoverleg inzake de projectovereenkomst. In een eerste fase kwam voornamelijk de nood naar boven om in te zetten op de ontwikkeling van een regelgevend en administratief heldere en correcte manier om slachtoffers door te verwijzen naar en te laten begeleiden door vzw Ne(s)t. Als gevolg hiervan werd er een bijkomende projectovereenkomst afgesloten met Pleegzorg Oost-Vlaanderen, waardoor er een antwoord gevonden werd op zowel de problematiek inzake de instroom als op de ondersteuning van vzw Ne(s)t in de inhoudelijke en administratieve opvolging van de trajecten.
De meer zorgwekkende signalen stonden op de agenda van het opvolgingsoverleg met de raad van bestuur. Dit heeft geleid tot bindende afspraken over de uitwerking van ingrijpende en concrete acties om hieraan tegemoet te komen. Deze acties situeren zich op verschillende domeinen. De belangrijkste hiervan zijn het uitwerken van een pedagogisch profiel, het opstellen van grenzen om de veiligheid in het huis te optimaliseren en het creëren van procedures om te handelen wanneer deze in gevaar komen, het inzetten op een kwaliteitsvol personeelsbeleid en het versterken van de raad van bestuur.
Het plan van aanpak om deze acties te realiseren werd in december een eerste keer geëvalueerd. Uit die evaluatie blijkt dat de organisatie een antwoord heeft geformuleerd op de knelpunten. Dit wordt nu verder uitgeschreven in formele procedures die hun neerslag krijgen in het rapport dat in februari aan het agentschap Opgroeien zal worden bezorgd.
U vroeg hoeveel personen er sinds de opstart van de projectsubsidie zijn opgevangen. In de overeenkomst werd opgenomen dat vzw Ne(s)t een inhoudelijk eindverslag over de werking moet afleveren op 1 april 2020. Uit de opvolging blijkt dat er binnen de contouren van de projectovereenkomst tot nog toe dertien meisjes voor kortere of langere periode begeleid werden door en verbleven in vzw Ne(s)t. Uit een ad-hocbevraging blijkt dat er momenteel zes meisjes in begeleiding zijn, waarvan er vier effectief in vzw Ne(s)t verblijven.
In al deze trajecten is er sprake van een complexe problematiek, waarbij de begeleiding gebeurt in partnerschap met andere organisaties, met Pleegzorg Oost-Vlaanderen en met andere jeugdhulpaanbieders. Het samenleggen van de expertise van de verschillende partners zorgt ervoor dat we een gedifferentieerd antwoord op de complexe zorgvragen kunnen bieden. Een gekwalificeerde en kwalitatieve bevraging of onderzoek naar de beleving van de slachtoffers die in vzw Ne(s)t verblijven of verbleven is niet uitgevoerd.
Het initiatief bestond al voor we een overeenkomst met vzw Ne(s)t sloten. Ook om meer impact te hebben op de werking hebben we die overeenkomst gesloten en daar een intensief traject aan gekoppeld. Van bij de opstart van het project werd voorzien in een nauwe opvolging en waar nodig bijsturing van het initiatief. Tijdens deze opvolging bereikten ons vanuit diverse hoeken signalen over verschillende zaken: het waarborgen van de veiligheid van de jongeren, mogelijk middelengebruik, pedagogische begrenzing, personeelsmatige aspecten enzovoort.
Gezien de ernst en de kwetsbaarheid van de doelgroep werden deze signalen gebundeld en uitvoerig met de raad van bestuur besproken. Er werden bindende afspraken gemaakt over de uitwerking van ingrijpende en concrete acties om antwoorden te vinden op deze signalen en bezorgdheden, en over communicatie en transparantie vanuit de vzw over mogelijk moeilijk lopende trajecten. Eind vorig jaar vond een eerste voortgangsoverleg plaats met de leden van de raad van bestuur. We stellen vast dat de organisatie effectief met de signalen aan de slag is gegaan en de werking en procedures waar nodig bijstuurt. In februari wordt een rapport afgeleverd waarin de uitwerking van de verschillende acties beschreven staat.
Ik kan aanvullend nog melden dat het agentschap Opgroeien al een opdracht aan Zorginspectie heeft gegeven om zowel de inhoudelijke werking als de aanwending van middelen door te lichten. De verlenging van het project zal ik afhankelijk maken van de resultaten van die doorlichting.
In de aanvraag voor het project stelde de vzw een begroting op die de bestemming van de projectmiddelen, 208.000 euro, beschrijft. In de overeenkomst is opgenomen dat vzw Ne(s)t uiterlijk op 1 april 2020 een financieel verslag moet bezorgen dat minstens de volgende elementen bevat: een overzicht van de kosten en de opbrengsten van het project, een voor waar en echt verklaarde schuldvordering en een genummerde lijst van de bewijsstukken met telkens de vermelding van het bedrag.
Op dit moment hebben we dus nog geen zicht op de concrete uitgaven maar tijdens het opvolgingsoverleg met de raad van bestuur van vzw Ne(s)t werd benadrukt dat een transparant zicht op de besteding van de projectmiddelen enerzijds en correcte en neergeschreven procedures over het omgaan met jongerengerelateerde middelen anderzijds deel uitmaken van de acties waarvan wordt verwacht dat ze worden aangepakt. Dit moet opgenomen worden in het rapport dat ons in februari aangeleverd wordt.
Vzw Ne(s)t heeft op eigen initiatief beslist om een externe crisismanager aan te stellen om op een rationele wijze antwoorden te formuleren op de vragen en verwachtingen die het agentschap Opgroeien stelt. Het klopt dus niet dat deze crisismanager werd aangesteld op vraag van het agentschap of vanuit het agentschap werd aangeleverd. Het maakt deel uit van het plan van aanpak dat de leden van de raad van bestuur van vzw Ne(s)t hebben uitgewerkt om tegemoet te komen aan de invulling van de afspraken die met hen zijn gemaakt.
Sinds half oktober is deze externe crisismanager steeds aanwezig op de vervolgvergaderingen tussen het agentschap Opgroeien en de raad van bestuur van vzw Ne(s)t. Het is ook deze persoon die de coördinatie op zich neemt van de uitwerking van de verschillende acties, het ontwikkelen van procedures en het schrijven van het rapport.
Zoals eerder gezegd, ontvingen we vanuit verschillende hoeken verontrustende signalen op verschillende domeinen. Ook het Openbaar Ministerie Gent heeft het agentschap Opgroeien in de loop van juli 2019 op de hoogte gebracht van een aantal incidenten die waren vastgesteld. Het is onder andere op basis van deze informatie dat het agentschap stappen heeft gezet. We zijn echter niet op de hoogte van de stand van zaken van een lopend gerechtelijk onderzoek tegen vzw Ne(s)t.
Het inzetten op de veiligheid van slachtoffers van tienerpooiers en de onlosmakelijk daarmee samenhangende kordate aanpak van de daders, is een belangrijk onderdeel van het ruimere Vlaams actieplan voor een betere bescherming van slachtoffers en een strakkere aanpak van de pooiers. Het is echter niet enkel in de kleinschalige initiatieven dat dit een aandachtspunt blijft.
Ook vanuit de meer beveiligde settings en zelfs de gemeenschapsinstellingen moeten er procedures zijn uitgewerkt om hier passend op te treden.
Gelet op de signalen die ons bereikten over de nabijheid van mogelijke tienerpooiers in de nabije omgeving van vzw Ne(s)t, werd het item grondig besproken tijdens het opvolgingsoverleg. Hieruit bleek dat deze problematiek aangepakt werd, maar eerder ad hoc. De uitwerking van deze procedures om hier preventief mee om te gaan, samenwerkingsafspraken te maken met partners zoals politie en parket en in draaiboeken op te nemen en goed te handelen wanneer dergelijke situaties zich voordoen, werden dan ook opgenomen als actiepunt.
In onze visie over de aanpak van de problematiek wordt ervan uitgegaan dat een divers aanbod noodzakelijk is om tegemoet te komen aan de verschillende vragen en het sterk onvoorspelbare en fluctuerende traject van deze slachtoffers. Behalve de uitbreiding van de innovatieve, kleinschalige en laagdrempelige woonvormen wordt daarom de komende jaren ook sterker geïnvesteerd in de uitrol van een beveiligd verblijf. Binnen de initiatiefnemers die ervoor geselecteerd werden, is er ook een organisatie die zich heel concreet richt op slachtoffers van mensenhandel en die inspeelt op andere noden dan warme huiselijke zorg, zoals het verblijven op een anonieme locatie. Dat kan enkel werken wanneer er tegelijkertijd even sterk ingezet wordt op een aanklampende en doelgerichte aanpak van de daders.
De heer Parys heeft het woord.
Minister, dank u wel. Uw antwoord heeft mij eigenlijk niet gerustgesteld omtrent de gesignaleerde feiten. U zegt eigenlijk heel duidelijk dat ook u heel verontrustende signalen hebt opgevangen en dat u daarmee aan de slag bent gegaan. Ik was blij dat u gezegd hebt dat wat vandaag wordt gemeld als feiten die zich in Ne(s)t voordoen, onaanvaardbaar is voor u. Ook voor mijn fractie en voor veel collega's is de vraag of die meisjes de hulp krijgen die ze nodig hebben. Als je al die puzzelstukjes naast elkaar legt, dan ben ik zeer bezorgd of dat eigenlijk wel het geval is.
Ik ben blij dat u op de vraag ingaat om inderdaad een diepgaand onderzoek te bevelen en dan te zeggen dat u in februari resultaat verwacht. Dan zult u zien op basis van de feiten die daar naar voren komen, of dit project kan worden verlengd en of er andere maatregelen nodig zijn. Dat vond ik een goede reactie.
Ik heb wel een aantal vragen, minister. In december van 2018 stelt de politie een proces-verbaal op wegens de aanwezigheid van tieners in een shelter voor slachtoffers van tienerpooiers. Maar als ik uw tijdlijn goed begrijp, duurt het nog tot de zomer van vorig jaar vooraleer het agentschap daar echt van op de hoogte wordt gesteld wanneer het Openbaar Ministerie contact neemt en zegt dat wat er gebeurt, niet klopt. Minister, is het niet de taak van een vzw die dergelijke zwaarwichtige feiten laat vaststellen op zijn premisses, om daar onmiddellijk open kaart over te spelen en dat te melden en daarmee aan de slag te gaan op een of andere manier? Ik leid af uit uw tijdlijn dat er op zijn minst een half jaar is voorbijgegaan vooraleer er gevolg aan gegeven is, niet omdat dat vanuit de vzw zelf gemeld is maar wel omdat het Openbaar Ministerie zich bezorgd heeft verklaard en met de hogere overheid contact heeft genomen om te zeggen dat ze zich zorgen maken over wat er gebeurt. Dat is mijn eerste vraag aan u, minister.
Vervolgens hebt u gezegd dat er sinds oktober een verbetertraject is en dat u dat in december hebt besproken met de overblijvende twee leden van de raad van bestuur. Ne(s)t moet een pedagogisch profiel uitwerken, moet de veiligheid in het huis garanderen en moet ook de werking van zijn raad van bestuur versterken en op punt stellen. Maar eigenlijk zou je ervan uitgaan dat dit voorafgaandelijke voorwaarden zijn vooraleer een vzw meisjes die zo kwetsbaar zijn, mag opvangen. Ook daar maak ik mij zorgen over.
Op dit ogenblik zeggen verschillende mensen mij dat er vandaag concreet maar één meisje wordt opgevangen. Het zou in totaliteit om drie gaan, maar twee verblijven in een gemeenschapsinstelling. Dat betekent dat wij vandaag een opvanginitiatief subsidiëren in een jeugdhulplandschap dat met plaatstekort kampt, waar één meisje effectief zou verblijven. Dat vind ik merkwaardig, minister.
U hebt ook gezegd in antwoord op mijn vraag dat er geen kwalitatieve bevraging is geweest van de meisjes zelf. Ik wil heel hard de nadruk leggen op de noodzaak om dat wel te doen. Als Zorginspectie gaat kijken naar hoe Ne(s)t georganiseerd is en hoe de middelen worden besteed, dan is de eerste vraag die ze moeten stellen of er gebeurt wat vooropgesteld is om te doen voor die meisjes. Hoe kan je dat weten als je niet met die meisjes gaat praten? Ik wil u heel hard vragen om die meisjes zelf aan het woord te laten, om ze hun verhaal te laten doen, hopelijk zowel de succesverhalen als de verhalen waar er duidelijk problemen zijn opgedoken. Dit is een expliciete vraag van mijn fractie.
Minister, u zegt dat u weinig kunt zeggen over het financiële omdat u daar een verslag over afwacht. De informatie in de stukken die ik ondertussen heb verzameld, laat zien dat er toch zeer grote vragen bij gesteld kunnen worden. Zo is er op zijn minst onduidelijkheid over het feit dat die meisjes 200 euro betalen om daar te verblijven, dat de vzw alle kosten vergoed maar dat die meisjes vervolgens nog een aantal kosten uit eigen zak, via het OCMW of via andere middelen, moeten vergoeden. Dat lijkt me niet logisch. Dat lijkt mij onduidelijk en zorgt voor verwarring. Het lijkt erop dat die boekhouding niet transparant is.
Een laatste punt betreft de veiligheid van de meisjes. Als tienerpooiers het adres hebben ontdekt en er zelfs gemakkelijk binnen kunnen en als er drugs wordt gebruikt, dan is toch wel de vraag of die vzw die opvang kan blijven verzekeren op dat adres, los van het feit of wat ze doen dan nog pedagogisch verantwoord is of financieel transparant. Dit lijken mij basisvoorwaarden, namelijk een opvang die ontheemd is en ervoor zorgt dat meisjes niet meer in hetzelfde milieu als hun tienerpooiers kunnen terechtkomen doordat ze op een locatie zitten die niet bekend is en alleszins veilig is. Er is aan die twee basisvoorwaarden niet voldaan. Kan die locatie nog verder dienen, nu we weten dat ze bekend is en niet veilig is omdat tienerpooiers heel makkelijk de toegang lijken te vinden tot dat huis?
Mevrouw Van den Bossche heeft het woord.
Het is onze voornaamste zorg dat slachtoffers van tienerpooiers op een gepaste manier worden opgevangen. We zijn het er ook over eens dat dit potentieel in meer kleinschalige opvanginitiatieven goed zou kunnen. Het spreekt voor zich dat wanneer ze huiselijk en kleinschalig zijn, er procedures en een duidelijke pedagogische aanpak moet zijn en een manier om eventuele psychische problematieken te benaderen.
Het heeft mij ook verbaasd dat, nadat er een aantal zaken zijn vastgesteld waarvan het agentschap zegt dat ze beter moeten en nadat er een crisismanager is aangeduid die antwoord moet bieden op uw vraag en die van het agentschap om het beter te doen, pas dan die procedures worden uitgewerkt. Het is belangrijk dat vooraleer de overheid dergelijke initiatieven subsidieert, we ervoor zorgen dat initiatieven daar klaar voor zijn. Mensen van goede wil zijn een deel van het verhaal, maar een tweede punt is hoe ze zich zullen organiseren en hoe ze het aanpakken. Volgens mij kan daar een grondige check vooraf gebeuren. Mensen die het goed bedoelen, zullen het dan ook beter kunnen doen, want daar bestaan nu eenmaal procedures en afspraken voor.
U zegt dat er een opdracht is gegeven aan Zorginspectie. Is dat dezelfde opdracht als de doorlichting waarover u spreekt? Of is die doorlichting iets apart? Zo ja, wanneer is dan het moment gekomen waarop u dacht dat het beter zou zijn om Zorginspectie in te schakelen? Wanneer in de tijdlijn zou u dat doen? In het verleden hebben we gezien dat als Zorginspectie gevraagd wordt om ergens op bezoek te gaan, ze snel veel klaarheid kan scheppen over de situatie, zowel de positieve als de negatieve aspecten. Rapporten van Zorginspectie liggen vaak aan de basis van een traject naar beter, als dat traject op zijn minst nog kan worden gelopen. Ook daarover zullen u, uw agentschap en Zorginspectie oordelen.
Maar daar was ik nog niet zeer zeker over de chronologie van de eventuele maatregelen die u hebt genomen om ervoor te zorgen dat ook dit opvanginitiatief op een kwaliteitsvolle manier zijn werk kan doen.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Als ik dat relaas en die getuigenissen lees, dan vind ik het ongelooflijk shockerend. Ik kijk eventjes terug. Er zijn nog collega’s die tijdens de vorige legislatuur ook met het thema bezig waren.
Toen in 2016 de eerste keer een actieplan werd opgemaakt, stelden we allemaal vast dat het de allereerste keer was dat de thematiek op die manier naar voren kwam en dat er een actieplan rond werd gemaakt. Het was een problematiek die voordien altijd veel te veel onder de radar bleef. In dat actieplan waren vier facetten.
Dan hebben we vaak gesteld, en dat hebben we ook gehoord vanuit verschillende hoeken, dat de opvang van die meisjes vaak gebeurt vanuit gemeenschapsinstellingen en ze dan vaak nog samen zitten met daders. Dat moet op een andere manier. Daar zijn vanuit heel wat hoeken pleidooien voor gehouden. Vlaanderen is daarin meegegaan en heeft daar middelen voor vrijgemaakt. Wij dachten en wij mochten allemaal in vertrouwen verhopen dat dat een stap in de goede richting was omdat – en dat heeft de minister daarnet ook gezegd – dat initiatief niet nieuw was. Dat is dan op een andere leest geschoeid, binnen een vzw en dergelijke meer. Is daarnaar gekeken?
We moeten natuurlijk alle rapporten afwachten, maar als ik dan nu zie wat er mogelijk met die middelen gebeurd is, of, het allerergste nog, op welke manier een plek waarvan wij zouden denken en wensen dat die meisjes dan die beveiligde omgeving krijgen en dat er gewerkt wordt aan een toekomst, want het gaat natuurlijk niet alleen over beveiligde opvang, het gaat ook over werken aan een toekomst, misbruikt is – ik kan het op geen andere manier verwoorden als dat allemaal waar is – dan shockeert me dat wel heel erg.
Minister, u hebt dat daarnet ook wel heel ferm gezegd, dat u het rapport dat er in februari zou zijn en nu hopelijk snel zal komen, afwacht en dat u daar dan conclusies uit zult trekken. Ik kan niet anders dan vragen dat u daar dan ook die conclusies uit trekt en dat we dan uitkijken waar meisjes in de toekomst, vanuit die problematiek, terecht kunnen in een beveiligde omgeving.
Ik onderschrijf wat de heer Parys zegt. Het is ook een bedenking die ik me dadelijk maak: eens een adres bekend is, is het wel bekend, en dan blijft het wel bekend. Dan mag je daar nog veel herstructureren en doorstarten maken, dan blijft het adres wel bekend. Ik vraag dus een krachtdadig optreden, minister.
Een bijkomende vraag die ik me stel: doorheen die periode hebben daar een aantal meisjes verbleven. Waar zijn die ondertussen? Waar zijn zij dan naartoe gegaan als ze daar weggingen? Zijn ze daar zelf gewoon weggegaan? Als ik die getuigenissen lees, zijn er sommige met slaande deuren weggegaan. Waar zijn die dan terechtgekomen ? Ik ben daar ongelooflijk bezorgd over. Voor de toekomst moeten we een heel duidelijk kader creëren voor dergelijke opvang.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
De collega’s hebben al heel wat gezegd. Als je dergelijke verhalen hoort, kun je daar alleen met afschuw naar kijken. Het is een problematiek die vorige legislatuur echt wel op de radar is gezet. Het is zo dat we juist de bedoeling hadden die meisjes uit die instellingen te halen en meer huiselijk en kleinschalig op te vangen. Daarmee hadden we toch de bedoeling hen beter te kunnen omkaderen en ervoor te zorgen dat die kwetsbare meisjes zeker en vast niet in contact kwamen met de tienerpooiers.
En als je dan de verhalen leest van drugsgebruik, van meisjes die zich ’s avonds prostitueren en van tienerpooiers die daar zomaar kunnen binnenvallen, dan kan ik alleen maar besluiten dat dat nestbevuiling is. We moeten absoluut zeer snel ageren.
Dat rapport komt blijkbaar al heel snel. We moeten zo snel mogelijk actie ondernemen, want de collega’s haalden het al aan: eenmaal het adres gekend is, wordt de situatie echt problematisch. Het is net belangrijk dat we de slachtoffers en de tienerpooiers uit elkaar houden, zodat ze geen contact meer kunnen hebben. Want we weten dat als dat opnieuw gebeurt, de kans op herval zeer groot is.
Mevrouw Vandecasteele heeft het woord.
Vzw Ne(s)t is een heel jonge vzw, die werd opgestart op het moment dat het duidelijk werd dat er een hiaat was in de jeugdhulpverlening. Slachtoffers van tienerpooiers konden beter niet in de instellingen terechtkomen; zij hebben aangepaste hulp nodig. Dat viel ook samen met het overlijden van Jordy in een tentje in Gent. Heel wat mensen waren toen verontwaardigd over het gebrek aan jeugdhulpverlening en over de wachtlijsten in de jeugdhulpverlening.
Mensen met goede bedoelingen hebben dan effectief gezegd dat zij niet aan de kant wilden blijven staan; ze wilden initiatieven nemen. Er werd toen gewerkt aan kleinschaligere opvang, waar omkadering voor nodig is.
De berichten verontrusten mij evengoed, maar ik vind het moeilijk. We zoeken naar niet-klassieke opvang, naar een nieuwe manier van hulpverlening die kleinschaliger is, gericht op die specifieke problematiek. Er is nu terecht opvolging geweest, dat heeft de minister uitvoerig besproken. De organisatie heeft onder andere ook zelf een crisismanager aangesteld. De organisatie lijkt zich zelf bewust van de problemen, en wil ook meewerken aan een oplossing. Dat is ook nodig, in het kader van de hulpverlening voor de jonge meisjes.
Wat ik wel betreur, is dat de organisatie naar de pers toe door het slijk wordt gehaald. Ik kan het niet anders benoemen. Ik maak mij ongerust. Het gaat over kleinschalige initiatieven waar het agentschap Opgroeien bij betrokken is en waarbij een verbetertraject wordt gevolgd. De problemen die naar boven komen worden aangepakt. Maar op deze manier dreigen we andere initiatieven in de toekomst te fnuiken. We moeten immers zoeken naar andere manieren van opvang, we moeten zoeken hoe we die meisjes kunnen begeleiden. Dit is een nieuwe vzw, waar problemen opduiken die worden opgevolgd door het agentschap Opgroeien. Het agentschap zegt dat, als de problemen blijven aanhouden, de samenwerking moet worden stopgezet.
Als er dingen fout lopen bij nieuwe initiatieven, en het agentschap Opgroeien moet een crisismanager aanstellen, dan moet dat project worden afgesloten. Daar ben ik het volledig mee eens. Maar het gaat hier om een nieuwe manier van opvang, en ik vind het niet correct dat die problemen op een dergelijke manier naar de pers worden gebracht. Daar heb ik problemen mee. Dat is niet in het voordeel van de meisjes die momenteel worden opgevangen, niet in het voordeel van de hulpverleners, en niet in het voordeel van nieuwe initiatieven die zouden kunnen starten.
Mevrouw Groothedde heeft het woord.
Ik wil aansluiten bij wat collega Schryvers heeft gezegd, en ik vraag om een kader. De collega’s hebben al heel wat gevraagd, en ik ga dat niet herhalen. Maar het lijkt mij goed dat we inderdaad het evaluatierapport van eind februari afwachten, om te kijken wat daar precies is gebeurd.
Ik zou even uit de directe polemiek willen stappen, en mij tot u richten, minister. We zitten hier eigenlijk met een brede problematiek. We zagen dat het idee achter vzw Ne(s)t er is gekomen vanuit een penurie. De problemen die u hebt aangehaald kunnen nauwelijks worden aangepakt in de reguliere opvang. En binnen de kleinschalige opvang hebben we wel degelijk nood aan een heel goed en stevig kader om die mensen wel de nodige omkadering te kunnen bieden.
En het hoeft daar niet te gaan om slechte bedoelingen, het kan ook gewoon zijn omdat wij van die mensen, bij een heel complexe problematiek, heel veel verwachten en hoge eisen stellen. Wanneer wij inzetten op een kleinschalige en warme opvang, moeten we ervoor zorgen dat die mensen kunnen werken, dat zij ervoor kunnen zorgen dat die heel complexe problemen goed worden begeleid. En u zult het niet graag horen want u wilt besparen op overhead maar op het veld wordt heel vaak gezegd dat de ondersteuning broodnodig is. Hier zitten we nu met een brand waarbij er duidelijk meer ondersteuning had moeten zijn en waarbij moest worden ingegrepen. We kunnen echter niet altijd een brand afwachten om ervoor te zorgen dat die ondersteuning er is. Bij dit soort problemen moeten we ervoor zorgen dat er vooraf al ondersteuning is zodat het niet tot dit soort crisis hoeft te komen.
Minister, kunt u er structureel voor zorgen dat er een betere omkadering is en een betere ondersteuning zodat die kinderen en jongeren veilig zijn en de mensen die het wel goed menen in kleinschalige opvang een goede omkadering kunnen bieden om deze fragiele situaties op te vangen?
Minister Beke heeft het woord.
Wanneer de praktijken die vandaag in de media naar voren zijn gekomen, worden bevestigd door het onderzoek dat het agentschap Opgroeien heeft gevraagd, dan is dat onaanvaardbaar. Het agentschap Opgroeien heeft aan Zorginspectie gevraagd om dat onderzoek te doen.
Van vzw Ne(s)t zei dit parlement in het verleden dat het een voorbeeld was, daarom werd aan de Vlaamse overheid gevraagd om die vzw te ondersteunen. De overheid wilde dat doen op voorwaarde dat er overeenkomsten werden afgesloten en dat daar een project aan werd gekoppeld. Dat is gebeurd. De subsidiëring van die overeenkomst is afgelopen is januari, vandaag subsidiëren wij dus niet meer. Ik verwacht de resultaten van het onderzoek in februari en de totale rapportering in april.
Hier wordt gezegd dat we moeten investeren in kleinschalige initiatieven met beveiligde opvangplaatsen voor jongeren in problematische situaties en daar ben ik het mee eens. En dat is net wat we gedaan hebben, we hebben voorzien in 150 plaatsen waarvan 18 in proeftuinen en 132 nadien, op 20 verschillende plaatsen, kleinschalig en beveiligd om ervoor te zorgen dat dit soort slachtoffers daarin terechtkan. We trekken daar 20 miljoen euro voor uit. We hebben daar een call voor gedaan en die projecten zijn toegewezen en zullen de volgende jaren worden uitgerold. We zorgen dus voor capaciteit en daardoor maken we capaciteit vrij bij de jeugddelinquentie en in de gemeenschapsinstellingen. Daar zitten vandaag jongeren die daar niet thuishoren, onder andere omdat ze soms als slachtoffer met de daders worden geconfronteerd in één en dezelfde instelling.
Daarnaast hebben we, zoals ik eerder zei, een onderzoek besteld via het agentschap Opgroeien. Wij wachten af wat Zorginspectie daarover te zeggen heeft, de subsidiëring is afgelopen en op basis van het rapport zal ik bekijken hoe we daar in de toekomst verder mee moeten omgaan.
De heer Parys heeft het woord.
Misschien eerst een repliek op de toch wel ongelooflijke tussenkomst van onze communistische vrienden die toch weer eens illustreert dat voor hen de structuur altijd voorgaat op de mensen. Het gaat hier om kwetsbare meisjes die slachtoffer zijn, van wie de opvang niet als veilig wordt ervaren. En jullie zeggen hier: ‘we moeten daar het best niet over spreken, je kunt daar het best geen zonlicht op laten schijnen, doe die boel dicht, probeer het in een achterkamertje te regelen.’ En dat is dan het grote gebaar, de grote hulp die we aan die meisjes geven. Wel, dat zal absoluut zonder ons zijn. (Opmerkingen van Lise Vandecasteele)
Mijn bezorgdheid, minister, is dat u wanneer u dat rapport krijgt, een heel duidelijk niet mis te verstaan signaal stuurt. Want als meisjes waarvan we zeggen dat we ze helpen, uiteindelijk door onze hulp van de regen in de drop terechtkomen, dan ondermijnt dat de geloofwaardigheid van heel ons jeugdhulpsysteem.
Wat een aantal collega's hier hebben gezegd, klopt. Kleinschalig? Ja. Maar zonder structuur? Neen. Dat is heel duidelijk de visie die wij als fractie hanteren. Als u zich eens bevraagd had, dan wist u ook dat wij de initiatiefnemers zijn van een concept zoals gezinshuizen waar je juist die kleinschaligheid combineert met het feit dat er een structuur is die wel voor pedagogische en agogische ondersteuning zorgt. Dat is waar wij op willen inzetten. Ik geloof wel in de goede intenties bij de aanvang van een initiatief zoals Ne(s)t, maar ik geloof niet meer in de uitrol van de dagelijkse werking zoals die mij bekend is.
Minister, ik hoop gewoon dat u heel snel zult ageren en heel snel duidelijkheid zult creëren in het belang van die meisjes. Als we kleinschalige initiatieven een kans willen geven, dan moeten we het kaf van het koren scheiden. Dit is een initiatief waar heel veel jeugdhulpinitiatieven naar kijken omdat er juist zoveel omkadering is voorzien, maar dat blijkt in de praktijk toch niet te werken. Dan moeten wij daar in het belang van die meisjes lessen uit trekken. Minister, dat is wat ik u vraag om op heel korte termijn te doen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.