Verslag vergadering Commissie voor Welzijn, Volksgezondheid, Gezin en Armoedebestrijding
Vraag om uitleg over het dementieplan
Verslag
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
In Vlaanderen wordt geschat dat zo’n 1800 mensen lijden aan jongdementie. Dat betekent dat bij hen dementie optreedt nog voor de leeftijd van 65 jaar. Dat wil zeggen dat die categorie van mensen vaak nog aan het werk is, een woonlening moet afbetalen voor de woning, en heel vaak nog schoolgaande of studerende kinderen kan hebben.
Wanneer jongdementie wordt vastgesteld, valt in de eerste plaats het inkomen uit werk weg en in tweede instantie moet zorg en op termijn zelfs een residentiële opname bekostigd worden. Dat is natuurlijk helemaal niet evident. Veel getroffen gezinnen ervaren dan ook, naast het omgaan met de ziekte van een gezinslid en de zorgen die daarmee gepaard gaan, ook een aantal financiële gevolgen.
Op 20 december 2017 keurde het Vlaams Parlement een uitvoerige resolutie goed betreffende specifieke beleidsaandacht voor jonge personen met dementie. Daarin werd onder meer gevraagd duidelijkheid te scheppen over de ondersteuning die iemand na de diagnose jongdementie kan krijgen, zodat mensen ook weten op welke hulp ze een beroep kunnen doen. We willen ook in erkende dagverzorgingscentra een regionaal specifiek nicheaanbod creëren voor personen met jongdementie, zodat ze een zinvolle dagbesteding kunnen blijven hebben.
Tijdens de commissievergadering van 18 september 2018 uitte uw voorganger, minister Vandeurzen, de ambitie om de financiële toegankelijkheid van het woonzorgcentrum voor deze specifieke doelgroep te vrijwaren. In uitvoering daarvan is er sinds juli 2019 een subsidie vanuit Vlaanderen van 25 euro voor de residentiële opvang in gespecialiseerde wooneenheden, en een half voltijds personeelslid per 10 personen. Vanuit Zorgcirkels Jongdementie klinkt de vraag om deze ondersteuning uit te breiden en om onder meer ook meer tussen te komen voor dagopvang.
De laatste jaren is de ondersteunende zorg voor mensen met jongdementie sterk uitgebreid, en dat is ook nodig. Zo is er het Vlaams Expertisecentrum Dementie en zijn er de regionale expertisecentra dementie. Op verschillende plaatsen in Vlaanderen is er bijvoorbeeld een buddywerking en wordt specifieke, intramurale opvang aangeboden. Vier centra voor collectieve autonome dagopvang (CADO) in Vlaanderen en Brussel richten zich specifiek naar gebruikers met jongdementie. Daarnaast zijn er ook dertien erkende centra voor dagverzorging die zich naar deze doelgroep richten. Ze zijn evenwel niet evenwichtig verspreid over de verschillende provincies. Dat stelde de toenmalige minister in antwoord op de vragen om uitleg van 18 september 2018.
Minister, kunt u toelichting geven over de toekenning van de bijkomende middelen voor de residentiële opvang in gespecialiseerde wooneenheden voor mensen met jongdementie? Over hoeveel wooneenheden gaat het?
In de resolutie werd gevraagd in erkende dagverzorgingscentra een regionaal specifiek nicheaanbod te creëren voor personen met jongdementie. Op welke manier wordt hier werk van gemaakt? Op welke manier kan het zorgaanbod voor mensen met jongdementie gelijk verspreid worden over de verschillende provincies in heel Vlaanderen?
Welke andere maatregelen neemt u ter ondersteuning van mensen die lijden aan jongdementie?
De heer Vandenhove heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega's, mijn vraag gaat ook over dementie maar eerder over de ouderenproblematiek. Aangezien mijn vraag gaat over het globale plan dat u zou maken voor de hele legislatuur, kan zowel de vraag van collega Schryvers als van mezelf daaronder vallen.
Het vorige plan over dementievriendelijk Vlaanderen is afgelopen in 2019. In de beleidsnota is aangekondigd dat u werkt aan een nieuw plan.
Minister, wanneer zal het nieuwe dementieplan voorgesteld worden? Hebt u een concrete timing op het oog, zeker gelet op het aflopen van het vorige plan?
Mijn vraag gaat eerder in de richting van ouderen en senioren. Daarom wil ik hier de vraag aan koppelen of u, gezien de demografische evolutie in de richting van meer senioren en ouderen, bepaalde maatregelen voorziet om de mantelzorg te laten toenemen? Vooraleer een nieuw dementieplan ingaat, hoe evalueert u het vorige plan? Trekt u daar bepaalde conclusies uit en neemt u die mee in het komende dementieplan?
Minister Beke heeft het woord.
Collega's, voor de opvang van personen met jongdementie in de residentiële zorg is een budget van 3 miljoen euro vrijgemaakt. Met dit budget kunnen 203 woongelegenheden met een bijzondere erkenning voor de zorg en ondersteuning van personen met jongdementie in woonzorgcentra worden gerealiseerd.
Door deze financiering wordt tegemoetgekomen aan twee aspecten: bijkomend personeel en werkingsmiddelen voor kwaliteitsvolle en gespecialiseerde zorg en ondersteuning van de persoon met jongdementie en zijn familie; een forfaitaire korting per dag van 25 euro op de dagprijs van de gebruiker.
De planningsvergunningen zijn evenredig verspreid over de provincies. Er werden aan 23 woonzorgcentra een planningsvergunning toegekend voor in totaal 200 plaatsen: 57 plaatsen in de provincie Antwerpen, 27 in de provincie Limburg, 45 in de provincie Oost-Vlaanderen, 35 in de provincie Vlaams-Brabant en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest en 36 in West-Vlaanderen. Van de 23 woonzorgcentra hebben de meesten de werking ook effectief opgestart. 17 kregen al een erkenning, goed voor een totaal van 147 plaatsen. Deze voorzieningen zijn voorlopig erkend voor twee jaar. We zullen de tabel met alle gegevens bezorgen aan het secretariaat van de commissie.
Artikel 23 van het decreet betreffende de woonzorg van 15 februari 2019 bepaalt dat een centrum voor dagverzorging een woonzorgvoorziening is waar in een aangepaste infrastructuur gedurende de dag zorg en ondersteuning worden aangeboden aan personen met een zorg- en ondersteuningsvraag, met het oog op respijtzorg.
De Vlaamse Regering kan volgens het decreet bepalen aan welke specifieke doelgroepen en onder welke voorwaarden het centrum voor dagverzorging gespecialiseerde zorg kan aanbieden. Zo kan er aan een centrum voor dagverzorging binnen de begrotingskredieten een bijkomende erkenning worden toegekend voor de opvang van zorgafhankelijke personen en voor de opvang van personen die lijden aan een ernstige ziekte, waaronder jongdementie. Dit met het oog op het aanbieden van een verzorgingsstructuur die personen met jongdementie overdag opvangt en die de noodzakelijke ondersteuning biedt voor het behoud van die personen in hun thuisomgeving.
Zoals ik geantwoord heb op uw schriftelijke vraag begin dit jaar, waren er op 31 december 2019 in Vlaanderen en Brussel vier dagverzorgingscentra die zich specifiek richten naar gebruikers met jongdementie.
Binnen de residentiële zorg zitten de projecten voor de specifieke ondersteuning van personen met jongdementie nog in de beginfase. Zij worden in overleg met de sector permanent getoetst. Op basis van de evaluatie die in het najaar gepland is, zal worden bekeken welke verdere stappen er kunnen worden ondernomen.
Collega Vandenhove, er is geen concrete datum voorzien voor het nieuwe dementieplan. Momenteel wordt het vorige dementieplan geëvalueerd en wordt nagegaan welke accenten er moeten worden gelegd om tegemoet te komen aan de zorgnoden van personen met dementie en zijn of haar familie.
Uit de evaluatie van het dementieplan 2016-2019 blijkt dat er al hard is gewerkt en dat de resultaten gezien mogen worden. De extra aandacht voor personen met jongdementie resulteerde in een gespecialiseerde zorg en ondersteuning van deze doelgroep in de woonzorgcentra. Er werd dus in totaal 3 miljoen euro vrijgemaakt en er werden 203 opvangplaatsen gecreëerd.
Ook de publicatie van het integraal referentiekader voor leven, wonen en zorg voor personen met dementie kan gezien worden als een belangrijke stap. Voortaan is er een ijkpunt voor wat goede zorg voor personen met dementie is. Het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, partnerorganisatie van de Vlaamse overheid, heeft na een grondig onderzoek de kernwaarden van een goede zorg voor personen met dementie, vastgelegd. Het is belangrijk dat de inzichten uit dit referentiekader geïmplementeerd worden in de woonzorgcentra en de thuiszorg.
Op maat van de mantelzorger werd het psycho-educatiepakket ‘Dementie en nu?’ verder gestimuleerd, met als doel de draagkracht en de levenskwaliteit van de mantelzorgers van personen met dementie te verhogen. Professionele zorg- en hulpverleners vanuit verschillende organisaties zoals de diensten maatschappelijk werk van de ziekenfondsen, de lokale dienstencentra en de geheugenklinieken werden opgeleid tot coaches en bieden dit psycho-educatiepakket aan.
Ten slotte verwijs ik nog naar de erkenning van de opleidingscentra die de attesten referentiepersoon dementie afleveren. Door de nieuwe procedure is de kwaliteit van deze opleiding verzekerd. Hierdoor zullen steeds meer mensen in de ouderenzorg werken die een gespecialiseerde opleiding volgden en onderlegd zijn om het referentiekader te implementeren in hun organisatie.
De demografische ontwikkelingen voorspellen inderdaad een grote toename van het aantal personen met dementie. Dit zal gepaard gaan met grotere zorgnoden en bijkomende vragen naar professionele ondersteuning. De mantelzorger dient hierbij een cruciale rol te krijgen: hij of zij staat meestal als eerste in voor de zorg en ondersteuning van een familielid met dementie. Net zoals het dementieplan zal het mantelzorgplan geëvalueerd en geactualiseerd worden.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw duidelijk antwoord. Het is goed dat er al een aantal stappen zijn gezet, onder meer met betrekking tot die 203 woongelegenheden. Uit uw antwoord leerde ik dat er al 147 zijn erkend en dat de andere nog verder geïmplementeerd moeten worden. Het bijkomend personeel dat specifiek is opgeleid en kan worden ingezet voor personen met jongdementie en het lagere tarief dat ze moeten betalen voor het verblijf in het woonzorgcentrum, kunnen echt een verschil maken voor de families die ermee geconfronteerd worden. Ik heb het over de hele familie, want het gaat natuurlijk verder dan de persoon met jongdementie alleen. Dat is alleszins een heel goede stap vooruit.
Dan kom ik nog even tot de dagverzorging. Doordat het gaat over jongere mensen die lijden aan jongdementie, is de partner nog vaak aan het werk en zijn er nog jongere of studerende kinderen. De partner, die vaak als eerste mantelzorger optreedt, heeft ook nog een aantal andere taken te vervullen. Die persoon moet zorgen voor het inkomen voor het gezin en de zorg voor de kinderen, naast de zorg voor de persoon met jongdementie. Dan kunnen de diverse elementen die zijn opgenomen in het mantelzorgplan met betrekking tot respijtzorg, heel wat soelaas bieden. In die zin is het goed dat er specifieke maatregelen genomen worden met betrekking tot de dagverzorgingscentra.
Ik leerde uit uw antwoord dat er momenteel vier dagverzorgingscentra zijn die zich specifiek richten tot personen met jongdementie. Doordat er een doelgroepenbeleid gevoerd kan worden, is er een bijkomende erkenning mogelijk voor dagverzorgingscentra die specifiek zorg bieden aan mensen met jongdementie. Klopt het dat daar nog ruimte is voor bijkomende invullingen? Als dat zo is, dan kan dat in bepaalde regio's verder soelaas bieden op het vlak van dagverzorging van die mensen.
De heer Vandenhove heeft het woord.
U kunt er geen concrete timing op plakken, maar ik neem aan dat het wel voor dit jaar is, aangezien het vorige afgelopen is.
De heer De Reuse heeft het woord.
Het effect van jongdementie is natuurlijk anders dan dementie bij 70-plussers. Jonge personen staan inderdaad nog met beide voeten in het leven, hebben jonge kinderen, hebben werk, hebben engagementen.
Mevrouw Schryvers schetste de financieel penibele situatie waarmee gezinnen geconfronteerd worden bij een geval van jongdementie. De aandoening heeft op dit moment geen erkenning als handicap. Indien deze erkenning er zou zijn, zou dat natuurlijk recht geven op de broodnodige persoonsvolgende budgetten. Zo kan men dan bijvoorbeeld de dagopvang betalen. De betrokkenen betalen daar momenteel 37 euro per dag voor, maar met een vervangingsinkomen van 850 euro is dat natuurlijk totaal onbetaalbaar.
Heel wat gezinnen die geconfronteerd worden met mensen met jongdementie komen in financiële problemen. Een betere ondersteuning door de overheid dringt zich natuurlijk op. Momenteel zijn er al verschillende initiatieven die daarvoor geld bij elkaar schrapen en allerhande financiële middelen zoeken, maar het moet natuurlijk de bedoeling zijn dat dergelijke initiatieven de nodige steun kunnen ontvangen van overheidswege.
Mijn vraag aan u is dan ook of u in overleg gaat met uw federale collega om de aandoening jongdementie te laten erkennen als een handicap.
De heer Parys heeft het woord.
Ik had een vraag over de manier waarop het extra geld is besteed. Er is een advies gevraagd bij het Expertisecentrum Dementie Vlaanderen, maar in een schriftelijke vraag die ik u in november gesteld heb, antwoordt u dat bij de toekenning van die planningsvergunning er enkel rekening moet worden gehouden met de ontvankelijke aanvraag en met de invulling van de provinciale programmatie, zoals bepaald in het besluit van de regering. De wetgeving bepaalt niet dat bij het toekennen van de planningsvergunning het advies moet worden gevolgd of in overweging moet worden genomen. Dat vind ik heel vreemd. Eerst gaat men een expertisecentrum inschakelen en zij geven een advies. Ik zeg niet dat elk advies sowieso gevolgd moet worden, maar het moet zelfs niet overwogen worden. We gaan gewoon kijken naar de spreiding over de provincies vanwaar we die plaatsen gaan maken. Dat is een element dat ik niet begrijp in de manier waarop die plaatsen zijn toegekend.
Mijn tweede vraag was of u me kon vertellen hoeveel mensen met jongdementie in een woonzorgcentrum verblijven vandaag. Daar is het antwoord: “Het Agentschap Zorg en Gezondheid beschikt niet over de gegevens aangaande het aantal personen met jongdementie die in Vlaamse woonzorgcentra verblijven.” Dat vind ik ook vreemd. Wij subsidiëren plaatsen, we kennen die toe op een louter geografische wijze en dan blijkt dat wij niet kunnen weten hoeveel mensen met jongdementie er effectief verblijven. Dat zou ik ook graag veranderd zien naar de toekomst.
Mijn laatste vraag gaat over korsakov. Dementie is een neurologische aandoening, met vaak psychiatrische symptomen. Korsakov is, in tegenstelling tot alcoholdementie, een ziekte die geen evolutief karakter heeft en die dus een andere aanpak dan dementie vraagt. In mijn vraag die ik u toen gesteld heb, vroeg ik u ook of binnen die 1800 plaatsen – we gaan er dus van uit dat er 1800 mensen zijn onder de 65 met jongdementie – korsakov is meegenomen, dan wel of er in een apart contingent voor zou moeten worden voorzien.
Mevrouw Saeys heeft het woord.
Inderdaad, vorige legislatuur hebben we gezegd dat we eerst gaan investeren in mensen met jongdementie, eerder dan in de late fase in hun leven, met name opname, die echt wel onvermijdelijk is en die ook enorm veel kosten met zich meebrengt, omdat er vaak nog een lening moet afbetaald worden of er studerende kinderen zijn. Er zijn dus vaak al zeer hoge kosten. Men probeert natuurlijk personen met jongdementie zo lang mogelijk thuis op te vangen. Ik denk dat we daarbij toch ook moeten kijken hoe we in deze legislatuur op het vlak van ondersteuning en op vlak van betaalbaarheid die mensen thuis zo goed mogelijk kunnen omringen.
In de resolutie stond ook dat we aandacht moeten besteden aan de problematiek van de verhoogde kans op erfelijkheid bij jongdementie. Familieleden en kinderen zitten daar vaak mee en het was ook een belangrijke bezorgdheid van de indieners destijds. Is er op dat vlak al iets ondernomen?
Minister Beke heeft het woord.
Mijnheer Parys, ik zal het antwoord op een aantal van uw vragen moeten nakijken, ik kan daar niet los uit de pols op antwoorden.
U kunt me het antwoord ook opsturen.
Er zijn ook nog dagverzorgingscentra die geen erkenning hebben aangevraagd maar die hun werking wel uitbreiden naar personen met jongdementie. Verder zijn er ook nog enkele collectieve autonome dagopvanginitiatieven die werken met diensten gezinszorg die zich richten tot de doelgroep van mensen met jongdementie. Het is breder dan dat.
U hebt gesproken over Korsakov maar dat vraagt volgens mij toch wel een specifieke inhoudelijke aanpak die zeker een debat waard is.
Het aantal woongelegenheden is bepaald op basis van een zekere ratio, namelijk 15.000 inwoners tussen 30 en 64 jaar.
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Minister, we onderschrijven allemaal dat die mensen met jongdementie een heel specifieke doelgroep zijn die ook heel specifieke noden hebben die verder gaan dan de zorg stricto sensu. Zoals verschillende collega’s al hebben gezegd, hebben zij vaak nog een jong gezin, moeten ze nog een lening afbetalen terwijl hun inkomsten uit werk wegvallen.
Met de resolutie hebben we een heel aantal zaken opgelijst die mogelijk een goede ondersteuning kunnen bieden aan de gezinnen die worden geconfronteerd met jongdementie. U hebt al een aantal stappen gezet maar ik hoop dat we deze legislatuur nog verdere stappen kunnen zetten in de ondersteuning van die gezinnen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.
Collega’s, ik krijg elke week een telefoontje van voormalig parlementslid Peter Persyn met de vraag wanneer we eindelijk een Persynmomentje in deze commissie zullen inlassen. Ik stel voor om dat nu te doen.