Verslag vergadering Commissie voor Algemeen Beleid, Financiën, Begroting en Justitie
Verslag
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, het recente fenomeen van de tienerpooierproblematiek is ons jammer genoeg niet ontgaan. Zo konden we in de week van 15 januari de gruwelijke daden lezen van een Brusselse allochtone bende die een weggelopen Frans meisje voor 2000 euro had gekocht van haar vriendje. Het meisje werd daarop wekenlang opgesloten in een huis te Ukkel, waar ze verplicht werd zichzelf te prostitueren. Helaas is dat geen alleenstaand geval en zijn er nog veel meer van die gruwelijkheden waar we zelfs nog niet van op de hoogte zijn. Veel tienerpooiers lopen vandaag nog steeds op vrije voeten. Slachtoffers worden maar al te vaak in de steek gelaten.
Een bevinding uit het rapport van Child Focus, genaamd ‘Tienerpooiers en hun slachtoffers’, is dat de grootste groep daders veelal jongeren van allochtone origine blijken te zijn, die meestal duidelijk opereren in een breed netwerk en zich zelden richten op meisjes uit hun eigen gemeenschap.
Bij de bespreking van de beleidsnota kwam dit onderwerp al aan bod. U gaf aan rond de tafel te willen zitten met minister Beke. Als we naar Nederland kijken, zien we echter dat onze buren al veel verder staan dan wij. Men zet daar veel harder in op strengere bestraffing en betere preventie, zodanig zelfs dat tienerpooiers de grens oversteken naar ons land om hier kwetsbare meisjes uit te buiten.
Minister, welke initiatieven wilt u nemen om een betere bijstand te bieden aan de slachtoffers van tienerpooiers? Bent u bereid om te werken aan een structurele registratie van gegevens van tienerpooiers en hun slachtoffers, dit ten einde het beleid omtrent de zorg, opsporing, vervolging, preventie en samenwerking optimaal af te stemmen op de noden op het terrein?
Bent u bereid om naar Nederlands model strenger in te zetten op een kordatere bestraffing van minderjarige tienerpooiers? Hebt u beschikbare cijfers van het aantal tienerpooiers dat reeds bestraft werd, hun afkomst of nationaliteit, en of er al dan niet schadevergoedingen werden uitgekeerd aan de slachtoffers? Hoe evalueert u die cijfers?
Bent u bereid om naar Nederlands model in te zetten op een betere preventie? Op welke manier zult u dat doen? Welke andere initiatieven wilt u in dit verband desgevallend nemen?
Minister Demir heeft het woord.
In 2016 werd een eerste actieplan opgesteld, nadat aan Child Focus was gevraagd om de problematiek in kaart te brengen. In het najaar van 2018 werd dat actieplan geëvalueerd en geactualiseerd, wat heeft geleid tot een bijgestuurd actieplan. Centraal in deze actualisering staan de verduidelijking en de versterking van de opdrachten van de diverse partners, en de manier waarop die partners beter kunnen samenwerken.
Bovendien werd in de actualisering ook de nadruk gelegd op de inbedding in de veel ruimere thematiek van de mensenhandel. De opvolging van dit actieplan gebeurt door een Vlaamse stuurgroep, waarin deskundigen de diverse betrokken partijen vertegenwoordigen, zowel vanuit Welzijn als vanuit Justitie. De stuurgroep was echter vooral gericht op de opvang van slachtoffers.
Als minister van Justitie en Handhaving wil ik aan dit actieplan ook een daderluik toevoegen, want het heeft geen zin om alleen de slachtoffers op te vangen. We moeten de daders aanpakken. Zolang daders immers weten dat ze hiermee wegkomen en dat dit ook veel meer geld opbrengt dan andere soorten criminaliteit, zullen ze er ook niet mee stoppen.
Daarom komt op mijn initiatief deze maand nog de stuurgroep opnieuw samen met een aantal bijkomende partners, zoals een prostitutieambtenaar, een referentieambtenaar jeugd en een jeugdrechter, om het actieplan opnieuw te bekijken, en dat in het kader van de aanpak van de daders. Alleen op die manier kunnen we nieuwe slachtoffers voorkomen. Hiervoor wil ik me ook laten omringen door experten ter zake.
We zijn daarbij ook aan het bekijken of we die daders ook niet via bestuurlijke handhaving kunnen aanpakken. Dat is zeer effectief. Het wordt tijd dat we hen treffen waar het echt pijn doet, namelijk hun luxeleven en het geld dat ze ten koste van die slachtoffers hebben. Het zou je dochter maar zijn. Dat is ook wat ik van experten ter zake hoor. Ik hoor dat bijvoorbeeld ook van advocaten die die mensen moeten verdedigen. Dan krijgen ze telefoon van de dader, die vraagt hoe het met hun auto zit, of ze hun auto terugkrijgen.
Zowel ik als collega Beke, die vooral bevoegd is voor de opvang van die tienerpooiers, vind dat we alles op alles moeten zetten om de slachtoffers zo goed mogelijk op te vangen. Mijn kabinet heeft volgende week een overleg met Payoke en de Orde van Vlaamse Balies, omdat ik wil bekijken hoe we die slachtoffers ook juridisch kunnen ondersteunen. Die daders hebben immers vaak heel goede advocaten, maar die slachtoffers blijven vaak achter. Dan moeten ze al blij zijn dat ze een dagvaarding of een document van Justitie op het juiste adres ontvangen. Wij bekijken dus hoe we hen in het kader van eerstelijnsbijstand veel beter door een goede jeugdadvocaat kunnen laten bijstaan, om ook de rechten van die slachtoffers te vrijwaren.
Ik kan wel nog meegeven dat we slachtoffers niet enkel een passende opvang en begeleiding aanbieden, maar ook de noodzakelijke bijstand inzake hun rechten, mogelijkheden tot het indienen van een klacht, wat zeer belangrijk is, en perspectieven op langere termijn aanreiken. Er wordt een nieuwe samenwerking aangegaan met de referentiecentra mensenhandel.
Heel concreet werd er begin 2019 een project opgestart met Payoke. De hernieuwing van de financiering en de uitbouw van dit project vallen ook onder de bevoegdheid van collega Beke. De projectovereenkomst met Payoke behelst ook een duidelijk luik inzake registratie, met als doelstelling het verwerven van accurate data in Vlaanderen met betrekking tot aanmeldingen en de begeleiding van minderjarige slachtoffers van mensenhandel.
Uit de voorlopige cijfers blijkt dat dat in de lijn ligt van de oorspronkelijke inschatting dat het om ongeveer zestig slachtoffers gaat. Het concrete cijfer is heel moeilijk in te schatten. Het ‘dark number’ moeten we ook indachtig zijn. Het is op dit moment dus moeilijk om exact te traceren over hoeveel slachtoffers het gaat. Volgens de officiële cijfers gaat het over zestig mensen, maar volgens mij zijn het er veel meer, omdat je altijd met dat ‘dark number’ rekening moet houden.
Om tot een kordatere bestraffing en uitvoering van de straffen van tienerpooiers te komen, is het noodzakelijk om samen met de federale minister van Justitie tot een afgestemd beleid te komen. U moet immers weten dat de meerderheid van de daders jongvolwassenen zijn, vaak tussen de 18 en 25 jaar. Voor wat betreft de minderjarige daders, hebben we momenteel weinig indicatie dat in het daderprofiel – en dat is ook internationaal zo – minderjarigen een leidende rol zouden spelen. In de meeste gevallen betreft het dus die jongvolwassen, maar we sluiten natuurlijk niet uit dat minderjarigen een rol spelen in de periferie van het circuit, dus dat bijvoorbeeld minderjarigen in een instelling tienerpooiers tippen over mogelijke slachtoffers. Ik bekijk ook met het agentschap Opgroeien hoe we die daders veel gerichter kunnen aanpakken, zeker als het gaat over de minderjarige tienerpooiers.
Wat betreft het aantal meerderjarige tienerpooiers, beschikken wij niet over cijfers met betrekking tot het aantal veroordelingen, de afkomst en/of nationaliteit van de daders zelf en ook de schadevergoedingen aan de slachtoffers. Helaas is die schadevergoeding vaak het allerlaatste, als er al vergoed wordt aan de slachtoffers.
Cijfers inzake straftoemeting dienen bij de federale minister van Justitie nagevraagd te worden. Ook wat betreft de gemeenschapsgerichte straffen die worden opgelegd aan tienerpooiers, zoals een probatiemaatregel, een vrijheid onder voorwaarden enzovoort, kunnen wij geen accurate cijfers geven. Dat heeft te maken met de kwalificatie van de feiten. Zoals we in het rapport van Childfocus kunnen lezen, worden tienerpooiers zowel vervolgd en gestraft voor feiten van ‘bederf van jeugd en prostitutie’ als voor ‘mensenhandel’. Beide kwalificaties worden dus door elkaar gebruikt. Feiten zoals ‘zedendelicten tegen minderjarigen’ gaan uiteraard veel ruimer dan de dossiers van tienerpooiers, waardoor ons registratiesysteem niet toelaat om cijfers of gegevens te distilleren over het aantal dossiers van tienerpooiers.
Een interne bevraging op dossierniveau leert ons wel dat het maar om een beperkt aantal dossiers gaat van meerderjarige tienerpooiers die worden opgevolgd binnen de afdeling Justitiehuizen. Dat is dus maar een klein deel. Het grootste deel zit dus op het federale niveau. Ik bekijk sowieso hoe we SIPAR kunnen herzien om de cijfers toch traceerbaar te maken. Dit moet ook zo zijn doorheen de hele keten. Daarvoor zal ik overleggen met minister van Justitie Geens en minister van Binnenlandse Zaken De Crem, zodat we toch een blikvanger met betrekking tot tienerpooiers kunnen toevoegen in het registratiesysteem van de hele keten. Op dit moment is dat er niet. Dikwijls gaat het ook over dezelfde dader of dezelfde groep daders. We hebben specifieke cijfers nodig daarover om hen zeer gericht aan te pakken.
Wat de preventie betreft, verwijs ik opnieuw naar collega Beke, die daarvoor bevoegd is. Wel zit er in het actieplan ook een luik met betrekking tot preventieve acties. Zo is er, in samenwerking met Child Focus en vanuit Vlaanderen geïnitieerd, de website www.stoptienerpooiers.be, en zijn er ook zeer gerichte preventieve en sensibiliserende acties ondernomen ten aanzien van specifieke beroepsgroepen, zoals taxichauffeurs of hoteleigenaars. Ook breder wordt door Child Focus ingezet op e-safety en informatie over het wijzen op de gevaren van ronselen en detectie van tienerpooiers.
U vroeg tot slot welke mogelijkheden ik nog zie. Ik zal, in navolging van de bevindingen in Nederland en zoals ik reeds aangaf in mijn beleidsnota, bekijken of de thematiek van tienerpooiers een thematiek is die mee kan worden ondergebracht bij de Family Justice Centers.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw erg uitgebreide antwoord. Het is zeer positief dat u inderdaad echt wilt inzetten op het daderluik, maar een ander onderbelicht onderdeel van de hele problematiek zijn vaak ook de klanten van die meisjes. Men spitst zich inderdaad enorm toe op die tienerpooiers en de bestraffing daarvan, maar de klanten van die meisjes komen er heel vaak gewoon mee weg. Dat is ook iets waarop in Nederland enorm wordt ingezet: bijvoorbeeld via onlinebanners wordt aangegeven dat tienerprostitutie strafbaar is, dat dat altijd moet worden aangegeven. Hebt u al een zicht op bepaalde maatregelen, bepaalde ideeën om ook die klanten voor de rechtbank te dagen, om ook hen te doen opdraaien voor die schadevergoeding voor die kwetsbare meisjes?
Mevrouw De Vreese heeft het woord.
Het onderwerp is inderdaad brandend actueel. Vandaag stelt onze collega Parys een vraag aan minister Beke omtrent vzw Ne(s)t, waar toch wat onregelmatigheden werden vastgesteld. Wij benadrukken daar dat het onderzoek tot op het bot moet gebeuren.
Er zijn verhalen dat daders ook toegang zouden hebben gekregen tot de vzw zelf, een vzw die eigenlijk net moet instaan voor de opvang van die minderjarige slachtoffers en van slachtoffers tout court. Minister, hieraan moet inderdaad de nodige aandacht worden besteed. Ik vraag zeker om van die aanpak van mensenhandel een prioriteit te maken. Het is schrijnend wat die meisjes hebben moeten meemaken. Het is nog schrijnender mocht het inderdaad waar zijn dat ze in die veilige thuishaven, in een veilige context zouden zijn benaderd door hun daders. De vraag is inderdaad: hoe kunnen we er eigenlijk voor zorgen dat die daders niet in contact komen met die slachtoffers?
Mevrouw Schryvers heeft het woord.
Collega’s, ik denk dat dit een thematiek is die veel te lang onder de radar is gebleven. Nu zien we pas, met het actieplan dat er vorige legislatuur, vier à vijf jaar geleden is gekomen, en met het meldpunt ondertussen, hoe groot de problematiek eigenlijk is. Daarbij zijn we er dan nog allemaal van overtuigd dat er nog maar een fractie van de werkelijke gevallen echt wordt aangegeven of de weg gevonden heeft naar hulpverlening, naar het meldpunt, naar het gerecht.
Dus het is heel goed dat dat ook in deze legislatuur hoog op de agenda komt. Minister, u zegt dat u het actieplan gaat actualiseren en dat u er ook een sterker luik rond daders aan wilt toevoegen. We onderschrijven dat dat uitermate belangrijk is. Niet dat het zo was in de vorige legislatuur, maar als we ons vooral op de slachtoffers richten, wat ook moet gebeuren, dan gaan we natuurlijk het probleem an sich niet oplossen en uitroeien.
Dan is er die derde partij, degenen die er gebruik van maken, de klanten. Die weten ook wat daar gebeurt. Die zien ook met welke kwetsbare, vaak heel jonge meisjes ze te maken hebben. We moeten ook een manier zoeken om daartegen op te treden. Maar begrijp ik het nu goed, minister, dat u zegt dat dit nieuwe actieplan, met die toevoeging, een onderdeel zal uitmaken van het grotere Vlaamse actieplan rond seksueel geweld, waar we het in de vorige vraag over hadden?
Minister Demir heeft het woord.
Collega Schryvers, het is inderdaad de bedoeling om het actieplan voor een betere bescherming van slachtoffers en de strakke aanpak van tienerpooiers, dat in 2016 is opgesteld... (Opmerkingen van Katrien Schryvers)
Neen, ik zou het graag hier willen houden, omdat we dan ook echt gecoördineerd de globale thematiek op de agenda kunnen zetten. We willen met dit plan wat aanklampender zijn wat de daders betreft, zeker als het over minderjarige daders gaat. Ik denk wel dat we daar nog wat verdere stappen kunnen zetten. De bedoeling is om verdere uitbreiding te geven aan het plan dat vandaag bestaat.
Wat de bestraffing van de klanten van die meisjes betreft, zit er heel veel op federaal niveau. Maar we zijn dat actieplan toch aan het herbekijken. Ik heb daar met collega Beke al over gesproken. Hij weet ook wel dat we dat echt belangrijk vinden om daar eventueel ook de nodige middelen voor te bekijken.
Misschien kunnen we ook eens kijken wat we daar op Vlaams niveau aan kunnen doen. Ik denk bijvoorbeeld aan bestuurlijke handhaving. Ik ken een aantal burgemeesters die zelfs in van die hotelletjes waar die meisjes worden verkracht – want dat zijn verkrachtingen – binnenvallen en ze desnoods laten sluiten. Maar ik ben het ermee eens dat we de klanten die die meisjes verkrachten, ook mee moeten nemen. Ik wil dat bekijken in dat actieplan, als ik dat samen met collega Beke ga updaten, om dat nog strenger en beter te actualiseren en te kijken of we daar eventueel nog een luik in kunnen vinden. Ik heb zelf met verschillende van die minderjarige meisjes gesproken. Dat gaat vaak over heel kwetsbare meisjes. We moeten dus echt alles op alles zetten om hen te beschermen.
Wat dat laatste voorval betreft: collega Beke zal daar straks wel op antwoorden, maar hij heeft daar gisteren al op geantwoord dat dat onderzoek al wel eventjes liep om te bekijken wat daar is misgelopen. Ik probeer dat met mijn justitiële bril op te bekijken, ik wil sowieso in het geactualiseerde actieplan alles op alles zetten om die daders echt te treffen.
Uiteraard is er de opvang van de slachtoffers. Dat zal collega Beke ook wel mee opnemen. We moeten én het ene én het andere doen.
We hebben immers cijfers, maar ik denk dat het aantal van dat soort verkrachtingen eigenlijk helaas veel hoger ligt dan we vandaag weten. Daarom wil ik die cijfers ook mee bekijken. Hoe kunnen we die cijfers destilleren? Er is ook dat daderprofiel: over wat voor soort gasten gaat het hier? Dat vraag ik me vaak ook af. Die daders zouden, vooraleer ze meisjes aanzetten tot prostitutie en verkrachtingen doen ondergaan, ook goed moeten beseffen dat het hun zus of hun dochter of hun moeder zou kunnen zijn. Dat moet er bij die mannen eens goed worden ingelepeld.
Mevrouw Blancquaert heeft het woord.
Minister, zoals u zelf en collega’s hier hebben aangehaald, in de meeste gevallen gaat het inderdaad over die kwetsbare meisjes, die meestal ook geen opvangnet hebben wanneer dat voor de rechtbank komt, als het al voor de rechtbank komt. Die daders, met hun grote luxevilla, hebben dat opvangnet wel. Ook wat die opvang betreft, zou er met de commissie Welzijn rond de tafel moeten worden gezeten. In sommige gevallen komt het voor dat slachtoffers in eenzelfde instelling terechtkomen als hun daders. Het aanpakken van die problematiek is ook iets dat hoog op onze agenda zou moeten staan. Ik kijk alvast uit naar die strenge aanpak. Ik hoop dat het niet bij woorden blijft, dat het ook daden worden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.