Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Op woensdag 15 januari 2020 werden de cijfers inzake het aantal werkzoekenden dat via VDAB een taalopleiding volgt, alsook het hiervoor voorziene budget, in de publieke media gepubliceerd. Die werden gerapporteerd door de minister op vraag van collega Robrecht Bothuyne.
Hierbij bleek dat het budget voor taalopleidingen van VDAB in de afgelopen jaren bijna verdubbeld is, van circa 14 miljoen in 2015 naar 25 miljoen in 2018. Maar ogenschijnlijk lijkt deze grote kapitaalverhoging geen zoden aan de dijk te brengen. Het aantal cursisten dat bij VDAB een reguliere taalopleiding Nederlands volgt, bleef stabiel, zijnde rond de 6100 à 6200 cursisten. Daarvan slaagt slechts twee derde.
Collega Bothuyne vraagt ook al enkele jaren de cijfers op inzake het aantal Nederlands-onkundige werkzoekenden. Hieruit blijkt dat deze groep procentueel doorheen de jaren zeker niet afneemt, maar integendeel net stijgt. In 2018 waren er zo’n 32.800 Nederlands-onkundigen ingeschreven bij VDAB, wat zo’n 17,5 procent van het totale aantal bedraagt. Als we dit vergelijken met het jaar 2016, dan waren er zo’n 35.000 Nederlands-onkundigen ingeschreven. Maar toen ging het maar om 16,2 procent van het totale aantal ingeschreven werkzoekenden.
Deze cijfers liggen in lijn met de door mij opgevraagde cijfers over de evolutie van het aantal anderstalige werkzoekenden met een migratieachtergrond. Vervolgcijfers zullen nodig zijn om deze trend verder te onderzoeken, maar de balans oogt alvast negatief en de huidige lage participatiegraad zal dit niet doen beteren. Want berekend op het totale aantal Nederlands-onkundige ingeschrevenen, volgde de afgelopen jaren slechts ongeveer een op de zes van deze populatie een reguliere taalopleiding Nederlands.
VDAB wees er in zijn reactie op dat men wel meer taalverstrekkende trajecten aanbiedt, zoals een beroepsopleiding met taalcoaching, en een opleiding Nederlands op de werkvloer. Al zijn ook hier de participatiecijfers zeker niet hoog, en zijn die voor de laatstgenoemde opleiding ook in sterk dalende lijn. Maar VDAB stelde dat dit echter slechts een greep zou zijn uit zijn brede aanbod aan opleidingen gerelateerd aan taalverwerving. Maar een volledig overzicht hiervan kon niet gegeven worden ‘omdat dit te veel administratie zou zijn’. Het is dus onduidelijk of het verhoogde budget voor taalopleidingen efficiënt wordt ingezet.
In het licht van die berichtgeving had ik van u graag antwoord gekregen op de volgende vragen, minister. Hoe evalueert u de cijfers? We zien dat het budget opgetrokken werd, maar dat de cijfers inzake het aantal Nederlands-onkundigen en hun participatiegraad voorlopig negatief blijven. Welke initiatieven neemt u derhalve om het aantal Nederlands-onkundige werkzoekenden te doen dalen? Waarom kan VDAB geen volledig overzicht geven van de aantallen cursisten in alle vormen van taalopleidingen die zij organiseren en/of begeleiden? Komt dat volledige overzicht er in de toekomst nog? Hoe gaat u verder controleren of het verhoogde budget voor taalopleidingen efficiënt wordt ingezet? Welke initiatieven onderneemt u op dat vlak?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega, deze vraag om uitleg gaat eigenlijk ook over mijn antwoorden op twee schriftelijke vragen van collega Bothuyne, schriftelijke vragen 29 en 30. Ik zou dus even het verband tussen de cijfers willen schetsen. Schriftelijke vraag 29 gaat over het aantal taalopleidingen dat werkzoekenden volgen bij VDAB. Schriftelijke vraag 30 gaat over de kennis van het Nederlands van de werkzoekenden.
We zien dat het aantal niet-werkende werkzoekenden met een taalachterstand jaar na jaar daalt. Op zich is dat dus niet negatief. Tegelijkertijd zien we dat het aantal niet-werkende werkzoekenden dat een taalopleiding via VDAB volgt, licht stijgt. Daar kunnen we voorzichtig uit concluderen dat het aandeel niet-werkende werkzoekenden met een taalachterstand dat een taalopleiding volgt bij VDAB, stijgt.
Wil dat nu zeggen dat de overige niet-werkende werkzoekenden geen taalopleiding volgen? Neen. Zij kunnen bijvoorbeeld een taalopleiding volgen bij een centrum voor basiseducatie, een centrum voor volwassenenonderwijs, via het OCMW of andere opleidingspartners. VDAB is niet de enige aanbodverstrekker. Het Agentschap Integratie en Inburgering is daar de regisseur. Op dit moment heeft VDAB ook contact met die opleidingspartners om in de toekomst gegevens met elkaar te kunnen uitwisselen.
Ik vind dat ook belangrijk, collega Malfroot. U hebt een terecht punt als u zegt dat we moeten weten wat de cijfers precies zijn, zeker in digitaal toegankelijke tijden. Ik heb dat ook zo geantwoord op schriftelijke vraag 30. Het is wel veel administratie, maar ik vind oprecht dat we alles in het werk moeten stellen om een zo volledig mogelijk beeld te hebben.
Een taalachterstand hebben, wil niet automatisch zeggen dat je niet aan de slag kunt totdat je de taal kent. Voor uitvoerende beroepen, die vaak knelpuntberoepen zijn, is een heel beperkte kennis Nederlands van A2-niveau vaak voldoende. Wie wel een taalopleiding bij VDAB volgt – dat zijn zo’n zesduizend mensen – doet dat met het oog op en op maat van een bepaalde job, eventueel in combinatie met het verwerven van technische competenties die nodig zijn voor die job.
Wat de sprong in het budget betreft: eigenlijk gaat het hier om een andere berekeningswijze ten opzichte van voorgaande jaren, waardoor het budget onzichtbaar was. Ik geef een voorbeeld. De kost van de NT2-opleidingen (Nederlands als tweede taal) bij VDAB is in het verleden onderschat. Door de financiële dienst werden veel van de taalopleidingen geregistreerd bij de beroepsopleidingen. Daardoor omvatte het budget in het verleden niet alle inspanningen. Vandaag is de dienst NT2 binnen VDAB zeer duidelijk afgelijnd. Ik vind het van belang dat dat ook heel transparant en helder in kaart wordt gebracht.
We moeten sowieso – en u deelt die ambitie – zoveel mogelijk mensen aan de slag zien te krijgen, uiteraard in de eerste plaats diegenen die ingeschreven zijn als werkzoekende. Als daarvoor een taaldrempel moet worden overwonnen, dan kan dat met een opleidingstraject met taalondersteuning bij VDAB of bij een partner. De keuze wordt geval per geval bekeken en beoordeeld op maat van de werkzoekende en op maat van een aantal vereisten die gesteld worden in vacatures die overeenstemmen met zijn of haar jobdoelwit. Die aanpak is geïntegreerd en ik vind dat op zich positief.
Het beheersen van het Nederlands leidt er sowieso toe dat iemand sneller zijn of haar weg vindt op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. Dat is de reden waarom in het regeerakkoord expliciet staat dat wordt ingezet op de kennis van het Nederlands. Daarom wil ik dit voorjaar met een plan komen rond Nederlands op de werkvloer en zal ik samen met minister Somers ook de derde pijler uitwerken van het inburgeringstraject ‘economische zelfredzaamheid’, waarbij de inburgeraar wordt toegeleid naar VDAB en werk. Die pijler moeten we uitwerken, en dat moet tot een extra doorbraak leiden.
Wat zijn de elementen? Een: de taalopleidingen. Vandaag zien we te vaak dat die te specifiek zijn gericht op een bepaalde job. Als iemand zijn job verliest en in de situatie zit dat hij een beperkte taalkennis moet hebben, dan komt hij niet zo gemakkelijk in een andere job terecht. Dat kan leiden tot wat collega Bothuyne de draaideurwerkloosheid noemt. Het is echt wel mijn ambitie om iets breder op te leiden en te zorgen voor voldoende oefenkansen.
Twee: VDAB moet blijven inzetten op de partnerwerking, om gezamenlijk een antwoord te bieden op de nood aan taalopleidingen. Drie: het selectiecriterium ‘met taalachterstand’ is vandaag onvoldoende verfijnd. Als je op maat wilt benaderen, moet je taalniveau genuanceerd kunnen inschatten. Daarom wil VDAB de vier niveaus uitbreiden naar zes, met het Europees Referentiekader als onderliggende basis.
Het aantal cursisten proberen we in beeld te brengen. Daar hebt u een punt. We hebben dat al gedaan voor het budget. Ik heb u net uitleg gegeven over de link met het aantal NT2-klanten. Er is geen sprake van een verhoging van de budgetten, maar wel van een betere afbakening van wat waarvoor wordt ingezet. In het verleden was dat niet zo zuiver. Wat de efficiënte inzet van de middelen betreft, deel ik zeker uw zorg. De raad van bestuur en onze regeringscommissaris moeten die screenings uiteraard doen en zorgen dat de middelen zo efficiënt mogelijk worden ingezet.
Mevrouw Malfroot heeft het woord.
Minister, u gaf een heel uitgebreid antwoord, maar ik kan er enkel uit opmaken dat ondanks al de inspanningen die Vlaanderen levert en de voorkeursbehandeling die de anderstaligen krijgen, het systeem eigenlijk weinig resultaat oplevert. En dat is jammer, want taal is inderdaad het instrument om te integreren.
Ik vind ook dat we solidair moeten zijn met wie het nodig heeft, maar dat we strenger moeten zijn in dit geval voor wie misbruik maakt van onze sociale zekerheid, en die ondanks het feit dat ze hier al al die jaren een uitkering genieten, nog steeds de taal niet kennen. De oplossing is dus veeleer de uitkering tijdelijk afnemen van wie onvoldoende inspanningen levert om onze taal te leren. We moeten ook meer inzetten op het verplichten van de taalopleiding en zelfs opleggen om resultaten te behalen ofwel de uitkering intrekken, want het systeem kost heel veel geld, maar het levert volgens uw resultaten nog steeds weinig op.
Minister Crevits heeft het woord.
Ik heb inderdaad een uitgebreid antwoord gegeven, collega, om u duidelijk te maken dat er geen gestegen budgetten zijn, en dat we het totaal aantal mensen nog niet kennen om redenen die ik u heb gemeld. De conclusie is natuurlijk wel dat het totale aantal mensen met een taalachterstand daalt. Dat is op zich een positieve evolutie, vind ik persoonlijk, en we zullen daar in de komende jaren nog heftiger en strenger op inzetten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.