Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Ook de circussector is een sector die ons heel na aan het hart ligt. Dit parlement heeft vorig jaar nog unaniem het nieuwe Circusdecreet goedgekeurd. Het doel was toen om ons Vlaams circusveld te versterken, en zich verder laten ontwikkelen en professionaliseren. Het was toen een heel bewuste keuze om naar een apart decreet te gaan met een aparte subsidielijn, omdat dat die sector in volle ontwikkeling alle kansen zou geven, en de nodige aandacht op maat zou geven.
Er staan een aantal belangrijke zaken in dat decreet. Zo worden er structurele subsidies voorzien voor circuswerkplaatsen, ateliers en werkplaatsen, maar ook voor het Circuscentrum. Er komen ook projectsubsidies voor de creaties en de festivals, en er zijn specifieke instrumenten, zoals ontwikkelingsgerichte beurzen voor individuele circuskunstenaars en subsidies voor internationale reiskosten.
De eerste toepassing van dit decreet gaat dit jaar van start. De vernieuwing van het instrumentarium zal het landschap grondig herschikken. Daarom is het buitengewoon belangrijk om bij de eerste toepassing van het decreet een volledig overzicht te hebben van de subsidieaanvragen die de actoren zullen indienen, zowel de structurele aanvragen als de projectmatige. Dat overzicht is nodig om een evenwicht tussen die beide ondersteuningen te realiseren.
Maar in de praktijk zal dit moeilijk te realiseren zijn omdat de indiendata voor structurele en projectmatige subsidieaanvragen en de beslissingsmomenten niet samenvallen. Artikel 24 van het decreet zegt dat de subsidieaanvragen voor projectsubsidies moeten worden ingediend uiterlijk op 1 maart; de beslissing valt vier maanden later, op 1 juli. Voor structurele werkingssubsidies is de uiterlijke indiendatum 1 mei, en valt de beslissing op 1 oktober.
Bij de toelichting van het ontwerpdecreet heeft toenmalig Vlaams minister Gatz verduidelijkt dat hij de invoering van het decreet stap voor stap wou laten gebeuren. Maar daardoor dreigt het evenwicht in het circuslandschap verstoord te worden. Een gezamenlijke indiendatum en dito beslissing van de regering is nochtans aangewezen bij de eerste toepassing van dit decreet, dat het landschap dan ook echt gaat zetten. Bovendien is het niet echt logisch dat de structurele subsidies worden toegekend na de projectsubsidies, ook om budgettaire redenen
Bent u op de hoogte van deze problematiek en bent u bereid om er een oplossing voor te zoeken?
Een van de oplossingen zou een decretale wijziging van de indien- en beslissingsdata kunnen zijn. Hoe staat u daartegenover? Als we dat doen, dan moet dat natuurlijk wel op korte termijn gebeuren gezien de eerste indiendatum van 1 maart.
Maar ook een pragmatische oplossing is mogelijk. Die bestaat erin om alle mogelijke betrokkenen zich te laten engageren om pas definitieve adviezen te formuleren nadat de beoordelingscommissie en het departement kennis hebben kunnen nemen van alle aanvragen en zich op basis daarvan hebben kunnen uitspreken. Heel concreet zou dat betekenen tussen 1 mei, als indienmoment voor de structurele subsidies, en 1 juli, het moment waarop de eerste beslissingen inzake de projectsubsidies vallen, want dan zijn alle ingediende dossiers bekend. Wat is uw mening over dit eventuele pragmatische voorstel?
Minister-president Jambon heeft het woord.
Dank u wel, mijnheer Van de Wauwer, voor het vierde luik van het kwartet vandaag.
Ben ik op de hoogte van de problematiek? Het klopt dat de indien- en beslissingsdata van beide subsidielijnen, projectmatig en structureel, niet dezelfde zijn. Hieruit automatisch concluderen dat dit problematisch is, doe ikzelf echter niet. Ik wil er ook op wijzen dat reeds in het decreet van 2008 en evenzeer in andere cultuurdecreten meerdere indiendata ingeschreven waren en zijn. Het is zo dat de beslissingsdatum van de projecten, 1 juli, immers valt op een moment waarop ook de aanvragen voor de structurele ronde ingediend zullen zijn. Hoewel 1 mei ook de datum is tegen wanneer ik de adviezen over de projectsubsidies zal ontvangen, kan de oefening over de verdeling van de budgetten dus gemaakt worden op een moment dat het overzicht van de voorliggende aanvragen gekend is. Los daarvan moet ieder dossier op de eigen merites beoordeeld worden.
Belangrijk is om hier nog even duidelijk te schetsen dat voor de dossiers van de projectsubsidies waarin ik tegen 1 juli een beslissing neem en eveneens de structurele middelen, beide pas op de begroting van 2021 komen. Het is nu dus nog te vroeg om hier al over exacte bedragen te spreiden, maar ik ga er wel van uit dat we de middelen minstens continueren.
Wat de overlap betreft van deze indien- en beslissingsdata van beide subsidielijnen, zal ik aan mijn administratie vragen om, eventueel in overleg met het steunpunt, een inschatting te maken van het verwachte aantal dossiers, zowel projectmatig als structureel. Op die manier kan de beoordelingscommissie een gemotiveerd advies geven op basis van het voorziene budget.
Tot slot is het inderdaad niet verboden dat aanvragers zowel een projectaanvraag als een aanvraag voor structurele subsidiëring indienen. Ik wil wel benadrukken dat dit niet aan te raden is. Er wordt van de organisatie verwacht dat ze van meet af aan de oefening en de keuze maakt: organisaties die overwegen een werkingssubsidie aan te vragen, dienen zelf de overweging te maken in welke mate zij een professioneel beleidsplan kunnen opmaken en uitvoeren, in welke mate er voldoende een inhoudelijk en zakelijk verhaal ontwikkeld kan worden dat getuigt van een zekere maturiteit en visie, en welke haar positie is in het circusveld. Ik geef een voorbeeld over festivals en werkplaatsen om dat verhaal beter te duiden.
Het decreet bepaalt duidelijk dat een organisatie die een structurele subsidie geniet als circuswerkplaats, tegelijkertijd geen projectsubsidie als festival kan genieten, en omgekeerd. De organisatie moet naar zichzelf en naar de criteria uit het decreet kijken om een keuze te maken: vindt de organisatie zich terug in de criteria voor festivals of eerder in de criteria voor werkplaatsen?
In het geval van de deadline op 1 maart 2020 zou het een vreemde redenering zijn om een projectsubsidie voor de organisatie van een festival aan te vragen en amper twee maanden later, op 1 mei 2020, de indiendatum, een structurele subsidie aan te vragen voor een werkplaats. De keuze om een projectsubsidie én een werkingssubsidie aan te vragen, zal eerder ingegeven zijn vanuit de idee om in te zetten op twee kansen. Het kan evengoed averechts werken bij de beoordeling: de aanvrager weet zichzelf niet in te schatten en kan geen keuze maken. Het projectdossier zal logischerwijze deels overlappen met de structurele subsidieaanvraag, en dat kan niet.
Op basis van deze argumenten is het duidelijk dat het bestaan van twee indiendata geen probleem hoeft te zijn. Ik ben er daarom van overtuigd dat de beoordeling van beide rondes op een kwaliteitsvolle manier zal gebeuren én dat de verdeling van het budget op een billijke en correcte manier zal verlopen. Ik verwijs hierbij dan ook naar mijn intentie zoals ik ze geformuleerd heb in mijn beleidsnota cultuur: “Het nieuwe Circusdecreet voorziet met ingang van 2020 in de ondersteuning van alle facetten van een geïntegreerd circusbeleid met als doel een antwoord te bieden op de groeiende Vlaamse en internationale dynamiek en professionalisering van deze bijzondere sector. Ik ben overtuigd van de geweldige doorgroeikansen binnen deze sector en zal de circusorganisaties dan ook zo veel als mogelijk ondersteunen met het oog op verdere professionalisering, ontwikkeling en profilering.”
Zoals u uit mijn antwoord op uw eerste vraag kunt opmaken, houdt het bestaan van twee indiendata geen problemen in voor een correcte beoordeling van de dossiers en verdeling van de beschikbare middelen. Een decretale wijziging van indien- en beslissingsdata acht ik daarom niet wenselijk. Circusorganisaties zijn momenteel druk in de weer met de voorbereiding van hun dossier, een overhaaste wijziging van het decreet op korte termijn zou zorgen voor verwarring in het veld.
Wat denk ik van een pragmatische oplossing? Zoals ik aangaf in het eerste antwoord is het duidelijk dat de beslissing over de projecten zal genomen worden op een moment dat ik zicht heb op het aantal aanvragen voor de structurele ronde. Ook al moet de commissie voor de projecten tegen 1 mei 2020 haar adviezen bezorgen, de commissie kan haar werk doen op basis van de kwaliteit van de ingediende dossiers, samen met de informatie over de inschatting van de dossierstroom die ik aan de administratie zal vragen. Het commissiewerk zal dus niet in het ijle dienen te gebeuren. Ik heb in elk geval niet de bedoeling om nu ter wille van de pragmatiek uitspraken te doen over het verschuiven van advies- of beslissingsdata.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
Het is heel positief dat u binnen de bestaande regelgeving zult kijken hoe u die globale oefening kunt maken en die beslissing over de projectsubsidies pas zult nemen wanneer u volledig zicht krijgt op die structurele aanvragen. Ik ben het volledig met u eens dat u het dossier en de aanvraag moet beoordelen op basis van de merites van die verschillende dossiers zelf. Het mag niet zo zijn dat een projectaanvraag inwisselbaar is voor een structurele aanvraag. Daarover ben ik het met u eens. Maar het is toch wel degelijk een vrees die in de sector leeft. U zegt dat het in het verleden ook het geval was dat er verschillende indienmomenten waren, maar nu is het de eerste keer dat dit decreet in werking is en dat we dat circuslandschap echt zullen herschikken, dus ik begrijp de vrees wel die daarrond in de sector heerst.
Nog een vrees die we hebben gehoord, gaat over de budgettaire engagementen waarover ook onduidelijkheid heerst. U zegt dat u de budgetten wilt continueren en u verwijst naar uw beleidsnota. Daarin hebt u ook aangehaald dat u de passende ondersteuning wilt voorzien om tegemoet te komen aan de groei en uitstraling van deze sector. We hebben dit decreet in het parlement vorig jaar unaniem goedgekeurd, en alle fracties hebben dat toen gesteund. We hebben toen ook gezegd dat het belangrijk is dat we daarvoor de nodige extra middelen moeten voorzien om die sector alle kansen te geven om die groei echt te kunnen maken. Daarover zijn er vanuit de sector denk ik nog een aantal vragen. De toekomst van de circussector is op dit moment nog heel fragiel, maar ik denk dat we allemaal willen dat die verder kan groeien.
De heer Meremans heeft het woord.
We zijn in de vorige legislatuur met het circus bezig geweest en we hebben daarrond het decreet en veel buzz gecreëerd.
De problematiek stelt zich inderdaad bij de eerste indienronde. Ik ben er niet vies van om in een bestaand decreet in te breken, dat moet kunnen als dat nodig is, collega’s, als de noodzaak dat vereist. In dit geval heeft de minister-president al geantwoord dat het probleem zich minder stelt. Ik denk dat een last minute aanpassing nu geen goede oplossing is. We moeten natuurlijk wel vermijden dat de sterkste organisatie met alle budgetten gaat lopen, met zowel de projectsubsidies als de structurele subsidies.
Ik heb ook vernomen dat de minister-president voldoende rekening zal houden met het budget voor de structurele werking en de projectsubsidies, maar natuurlijk blijft een goed evenwicht in dat landschap precair. Ik heb van de minister vernomen dat de middelen minstens gecontinueerd zullen worden. Het is natuurlijk zo dat een van de laatste zinnen in een decreet altijd is ‘naar gelang het budget dat zich aandient’. Ik denk dat we iedereen meer geld willen geven, maar ik geef wel mee dat als we de circussector in Vlaanderen verder willen steunen als exportproduct, omdat Vlaanderen toch vrij hoog aangeschreven staat, we aan die jonge sector de nodige kansen moeten geven zodat ze op termijn, nu nog niet, maar op termijn zou kunnen toegevoegd worden aan het Kunstendecreet. Maar goed, een goede communicatie vooraf met de indieners is daarbij ook belangrijk.
Minister-president Jambon heeft het woord.
Veertien dagen geleden heb ik overleg gehad met de sector. Daarbij kwam dit punt van de verschillende data aan bod. Maar een echt zwaar probleem maakten ze daar niet van, zeker nadat we daarover hadden doorgepraat. Laten we ook daar de evolutie afwachten en bekijken of dat tot onmogelijke toestanden leidt. Ik had niet de indruk dat de sector – het is een sectororganisatie – daarvan een zwaar punt maakte.
De heer Van de Wauwer heeft het woord.
We zullen zien hoe het zal uitlopen. Ik kijk uit naar de globale oefening die u zult maken. Het is een sector die volop in groei en ontwikkeling is. We mogen nooit het belang van die sector, ook voor onze internationale uitstraling, onderschatten. Die voorstellingen lopen vaak, nadat ze in Vlaanderen werden getoond, nog jaren verder in het buitenland. Daarom is het ook goed dat we, nu er voor het eerst een meerjarige subsidiëring is, de sector extra kansen geven. We mogen het belang op onze internationale uitstraling zeker niet onderschatten.
Daarmee sluit ik het circus Van de Wauwer af voor vandaag.
De vraag om uitleg is afgehandeld.