Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Cultuur is een mooie materie, waarin lokale besturen kunnen investeren. En wat blijkt, minister? Ze doen dat massaal. Want op de website van het Agentschap Binnenlands Bestuur staat sinds donderdag 16 januari het volgende te lezen: “Uit de meerjarenplannen 2020-2025 van de gemeenten en hun OCMW's blijkt dat ze de volgende jaren zowat 2 miljard euro meer investeringen plannen dan in de vorige bestuursperiode. Nooit eerder investeerden lokale besturen zoveel. Alle vastgestelde meerjarenplannen zijn financieel in evenwicht. De samengetelde autofinancieringsmarge bedraagt 404 miljoen euro. Deze cijfers blijken uit een eerste analyse van de reeds beschikbare meerjarenplannen 2020-2025.”
Deze analyse werd gemaakt op basis van een ‘constant staal’ van 259 van de 300 gemeenten en OCMW’s waarvan zowel de digitale meerjarenplannen 2020-2025 als de definitieve jaarrekeningen tot en met 2018 beschikbaar waren. Uit deze cijfers blijkt dat bijna een vijfde, namelijk 18,3 procent, meer dan de 11,4 miljard euro geplande investeringsuitgaven voorzien is in vergelijking met de vorige legislatuur. Dus nu kunnen we toch al voorzichtig opmerken dat de investeringen in de lift zitten, wat uiteraard een zeer positieve zaak is.
U bent nog niet ingegaan op de specifieke besteding van deze middelen. Vandaar de volgende vragen daarover.
Weet u reeds waarin precies geïnvesteerd wordt? Kunt u dat even toelichten?
Hoeveel van deze middelen gaan naar cultuur? In 2016 hebben we de sectorale decreten ingekanteld in het Gemeentefonds, met heel veel protest tot gevolg. De schikgodinnen dachten dat alle middelen die aan cultuur werden gegeven, zouden eindigen in de riolering of gegeven zouden worden aan mobiliteit. We hebben dat toen, met de toenmalige meerderheid, met kracht ontkend. Nu blijkt toch wel dat de cijfers ons gelijk geven.
Ten slotte vroeg ik mij nog af wanneer u exact over alle informatie zult beschikken. Hopelijk verwacht u geen afwijking op deze voorafname.
Minister Somers heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, ik wil u bedanken voor deze kritische vraagstelling. U weet dat de lokale besturen de afgelopen maanden hard gewerkt hebben aan hun meerjarenplanning 2020-2025.
Elke gemeente of OCMW – nu is dat natuurlijk een geheel geworden – moet de meerjarenplannen, eenmaal goedgekeurd door de raad, publiceren op de eigen website en digitaal bezorgen aan de Vlaamse overheid, aan het Agentschap Binnenlands Bestuur (ABB).
De werkdag nadat de digitale rapportering is bezorgd aan ABB, staan de cijfers op de webstek van ABB. Via relatief eenvoudige instrumenten kan iedereen op de ABB-webstek deze enorme gegevensbank bevragen en eigen rapporten opmaken. Voor het bestuur dat u interesseert, of voor het geheel van alle Vlaamse besturen. Dat is dus eigenlijk wel een indrukwekkende tool die ontwikkeld is.
Afgelopen vrijdag hadden 291 van de 300 gemeenten en OCMW’s hun meerjarenplannen digitaal ingestuurd. Van de 9 andere besturen verwacht ik de digitale rapportering eerstdaags. Eenieder kan de gegevens van deze 291 besturen vandaag consulteren en bevragen. Dat is iets waar we eigenlijk trots op mogen zijn in Vlaanderen. Het is een zeer goed voorbeeld van wat we ‘open data’ noemen. Data zijn niet het monopolie van een minister of zijn administratie. Ze zijn voor iedereen beschikbaar, wat een tegensprekelijk debat mogelijk moet en kan maken, niet gebaseerd op fake news maar op echte gegevens.
Ik heb de beschikbare cijfers bekeken. Ik vermoed dat cultuurliefhebbers – u bent er daar een van, mevrouw D’Hose – niet ontevreden zijn. Maar voor alle duidelijkheid wil ik toch nog eens benadrukken dat het hier niet gaat over de definitieve cijfers van alle meerjarenplannen; er ontbreken nog 9 meerjarenplannen. Het is toch al een heel degelijke foto, 291 op 300. Het gaat natuurlijk over gebudgetteerde cijfers, ramingen. Dat is natuurlijk bij elke begroting zo, zelfs de begroting die jullie hebben goedgekeurd in het parlement, dat is een raming, een raming van de verwachte ontvangsten en een ambitie inzake bepaalde uitgaven. Wij hebben de initiële meerjarenplanning van zes jaar geleden vergeleken met de huidige meerjarenplanning, om appelen met appelen te vergelijken en geen appelen met citroenen.
Ik zal eerst ingaan op de uitgaven voor cultuur versus de totale uitgaven. De totale geraamde uitgaven van deze 291 besturen voor de volledige zesjaarlijkse periode bedragen 111,4 miljard euro of gemiddeld 18,5 miljard euro per jaar. Dat geeft ook een inzicht in het belang van lokale besturen, als je weet dat de Vlaamse overheid ongeveer 45 miljard euro uitgeeft en de lokale besturen 18,5 miljard euro. Dat is toch meer dan een derde, bijna 40 procent van het gewicht van de Vlaamse uitgaven. Dus daar zitten toch heel wat mogelijkheden bij lokale besturen. Vaak geven ze die middelen uit op dezelfde beleidsdomeinen als die waarvoor de Vlaamse overheid verantwoordelijk is, nietwaar, mijnheer Van den Heuvel?
Ik heb in de gemaakte oefening als cultuuruitgaven beschouwd: de uitgaven toegewezen aan de volgende clusters van beleidsvelden: 070 culturele instellingen, 071 evenementen, 072 erfgoed en 073 overig kunst- en cultuurbeleid. De uitgaven – zowel exploitatie als investeringsuitgaven – bestemd voor cultuur bedragen 6,3 miljard euro, of iets meer dan 1 miljard euro per jaar. Dat is 900 miljoen euro meer dan de voorbije planningsperiode. Dat betekent dat de geraamde uitgaven voor cultuur goed zijn voor 5,6 procent van de totale uitgaven van de gemeenten en OCMW’s.
Dan kom ik meer in detail tot de meerjarenplanning 2014-2019 versus 2020-2025. Voor de exploitatie is dat – ik rond af – 3,8 miljard euro uitgaven in 2014-2019 en nu 4,4 miljard euro. Dat is een verschil van 605 miljoen euro of een stijging met 16 procent. Voor de investeringen gaan we van 886 miljoen euro naar 1.189 miljoen euro. Dat is een stijging van 302 miljoen euro of 34 procent. Samengesteld gaan we van 4,7 miljard euro naar 5,6 miljard euro. Dat is een stijging met 907 miljoen of 19 procent. U kunt die cijfers terugvinden op de website. U kunt ze nog verder in detail analyseren en bekijken per individuele gemeente. U kunt ook per individueel beleidsveld kijken, bijvoorbeeld musea, cultuurcentra, openbare bibliotheken, gespecialiseerde bibliotheken, feesten en plechtigheden, monumentenzorg enzovoort. Ik wens u daar allemaal veel plezier mee. U kunt dat dan in de commissie Cultuur verder bestuderen.
Ik wil nog benadrukken dat de stijging van de uitgaven voor cultuur ook in exploitatie sneller stijgen dan de totale uitgaven. De uitgaven voor werkingssubsidies zijn met 230 miljoen gestegen naar 940 miljoen. Dat is een stijging met een derde. Het aandeel van de werkingssubsidies – dat is wat rechtstreeks naar instellingen, gezelschappen en dergelijke gaat – ten aanzien van de cultuurexploitatie is ook gestegen. Er gaat dus een groter deel naar werkingssubsidies in het gestegen budget voor cultuuruitgaven. Dat bewijst dat onze lokale besturen heel sterk inzetten op cultuur en dat de angst die er was, ingegeven door paternalisme, ongegrond was.
Toen we de subsidiestromen inkantelden in de algemene middelen van de lokale besturen, waren er hier in het parlement nogal wat mensen die zich afvroegen of er nog geld naar cultuur zou gaan. Ze vroegen zich af of we de lokale besturen niet bij het handje moesten nemen, of we hen niet moesten dicteren wat ze moesten doen, of we hen wel konden vertrouwen, en of ze niet alles zouden geven aan straten en pleinen en niet meer aan cultuur. Het omgekeerde is waar. Lokale besturen investeren meer in cultuur. Dat is voor mij nog eens het bewijs dat we nog veel meer vertrouwen moeten hebben in de lokale besturen, die dicht bij de mensen staan en juiste keuzes kunnen maken.
Minister, ik kom in de vraagstelling van mevrouw D’Hose getallen tegen. U sprak in uw antwoord van het meerjarenplan van 111,4 miljard euro. Dat kan volgens mij niet.
Jawel. Het gaat over de totale geraamde uitgaven voor de 292 besturen in zes jaar tijd. In de volgende zes jaar zullen de lokale besturen 111,4 miljard euro uitgeven, of gemiddeld 18,5 miljard euro per jaar.
Dat was voor mij onduidelijk, omdat ik dacht dat de cijfers in de vraagstelling van mevrouw D’Hose over de zes jaar gingen, maar dat zijn dan de jaarlijkse cijfers.
Mevrouw D’Hose het woord.
Ik zal het antwoord van de minister nog eens herbeluisteren, om alle cijfers goed te kunnen noteren, en ik zal ze ook bekijken op de website. Ik begrijp dat de cijfers van de negen ontbrekende gemeenten die nog niets hebben ingediend, er snel zullen komen. Ik kan me inbeelden dat dezelfde tendens gevolgd zal worden.
Het is inderdaad het bewijs dat we absoluut vertrouwen mogen hebben in die lokale besturen. Drie jaar na datum en nadat we hierrond heel veel debatten hebben gevoerd in de commissie Cultuur, geven de cijfers ons gelijk. En dat is dan inderdaad eens los van fake news of vooronderstellingen. Het wordt zwart op wit aangetoond.
Ik vind het frappant dat lokale besturen meer investeren in cultuur dan dat de Vlaamse overheid doet in haar eigen budget. Opnieuw wordt er duidelijk gemaakt dat men op het lokale niveau de prioriteiten heel goed stelt.
Minister, ik heb geen bijkomende vragen. Ik wil uw antwoord nog eens rustig analyseren vooraleer we daarmee – allicht ook in de commissie Cultuur – verder gaan.
De heer Vandeput heeft het woord.
Mevrouw D’Hose, minister Somers, ik dank u voor de geweldig goede gedachtewisseling die we al hebben gevoerd. Lokale besturen voorzien in hun meerjarenplanning om heel veel te gaan doen rond cultuur, meer dan dat het geval was in het verleden. Wellicht zullen ze ook meer doen rond sport. Ik ken niet zoveel van sport, maar ik herken wel een een-tweetje, en ik gun het u allebei, minister.
Er is een nuance die ook al in de media werd aangebracht, namelijk ‘the proof of the pudding is in the eating’. Het is niet omdat een meerjarenplan vandaag in evenwicht lijkt voor de gemeenten die het hebben ingediend ... Er wordt daarin inderdaad heel veel geld uitgetrokken. Dat is een goede zaak. Ik kan voor mijn eigen stad spreken. En ik kan vanuit mijn eigen ervaring bevestigen dat het elk jaar opnieuw hard knokken is om een aantal projecten ook gerealiseerd te krijgen.
Minister, ik heb in dat kader een bijkomende vraag. In welke mate zal de tool die vandaag beschikbaar is, de gemeenten ertoe aanzetten om effectief te gaan voor grote realisatiegraden? Want het is natuurlijk fijn om met plannen te komen – ook wij hebben dat uiteraard gedaan –, die mee te delen aan de bevolking, aan zijn kiezers en in zijn gemeenteraad goede discussies en debatten te voeren. Maar de vraag is: welke initiatieven zult u nemen om die realisatiegraad effectief op te krikken? Want het is natuurlijk fijn om vandaag te zeggen dat we meer zullen doen. Cultuur verdient dat. Cultuur is belangrijk en nodig. Maar welke stappen zult u nemen om die realisatiegraad effectief op te krikken?
De heer Pelckmans heeft het woord.
Ik loop het risico om als migrant te worden bestempeld die keet komt schoppen in deze commissie. Ik zal mij gedragen. (Opmerkingen van de voorzitter. Gelach)
Voor alle duidelijkheid: ook Groen is blij met deze cijfers. Maar ik heb toch een aantal fundamentele bedenkingen. Ten eerste, het is heel goed dat lokale besturen investeren in lokaal cultuurbeleid. Het heeft te maken met verbinden, met mensen. Dat wil ik heel uitdrukkelijk stellen in deze commissie, na de voorgaande interventies.
Maar er is nood aan meer dan alleen maar cijfers. Ik ben blij dat u over cijfers begint, maar anderzijds moeten die ook altijd in de context worden geplaatst. En daar wringt het schoentje. Sinds 2016 beschikken we vanuit de sector – het lokaal cultuurbeleid, bibliotheken, cultuurcentra – niet over zeer gedetailleerde cijfers. Want door de inkanteling moet men die niet meer verplicht geven. En net nu Vlaanderen toch flink wat bespaart op zijn cultuurbeleid, hebben we die lokale besturen nodig. En dat mogen we niet onderschatten, daar zit het tweede angeltje: vroeg of laat zullen we toch eens moeten vragen wat de uitkanteling van de provincies heeft opgeleverd. Wat heeft dat gekost? En hoeveel middelen zijn er uiteindelijk overgeheveld van die provincies naar Vlaanderen, naar de lokale besturen? Ook daarover moeten we het later eens uitvoerig hebben. Minister, ik heb die vraag ook aan minister-president Jambon gesteld: bent u ertoe bereid om op detailniveau meer cijfers te vragen aan de lokale actoren in verband met het cultuurbeleid? Waarom hebben we die details nodig?
Eigenlijk zijn de cultuur- en gemeenschapscentra plekken die een soort van retail doen van onze productie. Dat wil zeggen: alles wat er geproduceerd wordt in Vlaanderen, moet uiteindelijk verspreid worden en komt via dat fijnmazig netwerk van cultuur- en gemeenschapscentra, bibliotheken, lokale initiatieven, in de lokale gemeenschappen terecht. Daar hebben we veel meer details voor nodig dan nu. Want cultuur is zo’n breed begrip dat ik me bijvoorbeeld afvraag of ook alles van citymarketing daarin zit. Kunnen we hier precies achterhalen hoeveel er gaat naar exploitatiemiddelen, naar tentoonstellingen, naar muziek, enzovoort? De sector zegt mij van niet.
Ik heb nog een laatste opmerking, een bedenking die ik meegekregen heb van een aantal organisaties. Die organisaties zeggen in de sector weinig te merken van meer middelen, integendeel: de budgetten voor de exploitatie gaan naar beneden, ze moeten personeel inleveren, enzovoort. Dat is dus een hele reeks bedenkingen waarop ik misschien niet nu direct een antwoord op wil, maar waar we zeker in de commissie Cultuur eens mee aan de slag moeten. Centraal blijft de vraag: kunnen we niet meer gedetailleerde cijfers krijgen?
Minister Somers heeft het woord.
Ik geef een aantal elementen van antwoord. Eerst en vooral, voor alle duidelijkheid, mijn filosofie en ik denk ook de filosofie van de Vlaamse Regering, is de volgende: wij zien lokale besturen niet als een soort ondergeschikt bestuur, maar als een volwaardige partner om Vlaanderen beter te maken op tal van domeinen. Het is niet toevallig dat wij actief zijn op heel veel dezelfde beleidsdomeinen, of het nu gaat over sport, ruimtelijke ordening, wonen, armoedebeleid, seniorenbeleid, onderwijs: alle thema’s die hier in het Vlaams Parlement aan bod komen, komen ook in onze gemeentehuizen en stadhuizen aan bod. Wij zijn daarin complementair aan elkaar, versterkend en ondersteunend.
Vlaanderen gaat de volgende zes jaar 20 miljard euro geven aan onze steden en gemeenten. De vorige bestuursperiode was dat 15 miljard euro. Dat budget is dus met 33 procent gestegen. Ik daag u uit om ergens in de begroting een bedrag te vinden waar de stijging van inspanningen zo groot is als op het vlak van gemeenten en lokale besturen. U zult dat nergens vinden. 20 miljard euro is meer dan een slok op de borrel. Waarom doen we dat? Omdat we vertrouwen hebben dat dat lokaal bestuur heel wat uitdagingen minstens zo goed – en laten we eerlijk zijn: soms beter en efficiënter – kan aanpakken dan Vlaanderen, omdat het dichter bij de mensen staat, beter begrijpt wat de lokale noden zijn en veel meer maatwerk kan leveren. Ik ben daarin een zeer overtuigde communalist. En ik geloof dus dat, als je de gemeenten nog sterker maakt, nog meer bevoegdheden en nog meer middelen doorschuift naar de lokale besturen, Vlaanderen daar beter van zal worden.
Als je dat doet, is het ook evident dat je zelf 5 miljard euro minder ter beschikking hebt. Een deel van de zaken die je eerst deed kunnen – aanvullend, complementair, maar niet exact hetzelfde – ook gebeuren op lokaal vlak. Trouwens, het beeld van het reduceren van het lokaal beleid tot een soort subsidiëren van fanfares en amateurtoneelgezelschappen – hoe belangrijk ze ook zijn voor het culturele weefsel – is natuurlijk een beetje gek. Lokale besturen doen veel meer dan dat, ondersteunen ook onze topgezelschappen, startende kunstenaars en dergelijke. Er gebeurt op lokaal vlak verschrikkelijk veel en steeds meer. Het waaiert uit. Ik heb het lokaal ook kunnen zien hoe het lokaal cultuurbeleid uitwaaiert, zich verdiept, versterkt, vernieuwt, innoveert … Dat is wat er gebeurt.
Collega Vandeput vraagt naar de realisatiegraad. Wel, wat wij natuurlijk gedaan hebben, is het vergelijken van appelen met appelen. We hebben de initiële meerjarenplanning van zes jaar geleden vergeleken met de huidige, omdat dat de enige basis is. Wordt dat allemaal gerealiseerd? Neen. Dat kan trouwens ook niet. Dat zou theoretisch kunnen, dat 100 procent gerealiseerd wordt, maar wat verhindert een realisatiegraad van 100 procent? Projecten die niet op tijd klaar geraken, vergunningen die er niet altijd zijn, plannen die soms wijzigen en dergelijke.
Dankzij de strengere regels van de beleids- en beheerscyclus (BBC) is het wel zo dat als er in de meerjarenplanning een uitgave ingeschreven staat, die ook gedekt is door inkomsten. De financiële mogelijkheid om ze te realiseren, is er. Het is evident dat niet de volle 100 procent gerealiseerd zal zijn, zoals van de vorige meerjarenplanning ook geen 100 procent is gerealiseerd. Er gebeuren immers altijd dingen die dat verhinderen. Plannen zijn niet altijd even goed doordacht of er zijn problemen op het vlak van ruimtelijke ordening om iets in te plannen enzovoort.
We hopen uiteraard dat door de informatie die we ter beschikking stellen, ook het lokale democratische debat zo zal zijn dat de stads- en gemeentebesturen aangemoedigd of soms zelfs opgejaagd worden om hun beloftes waar te maken en in de praktijk om te zetten. We zien dat er een behoorlijke realisatiegraad is bij de lokale besturen in de voorbije jaren. In de mate dat ik eraan kan bijdragen om bepaalde hindernissen die Vlaanderen misschien oplegt, te versoepelen, te vereenvoudigen of om drempels weg te werken, ben ik graag ambassadeur van de lokale besturen bij mijn collega's in de Vlaamse Regering. Ik weet dat ik daar altijd een gewillig oor zal vinden, want mijn collega’s denken ten aanzien van de lokale besturen op een heel gelijklopende manier als ikzelf.
Mijnheer Vandeput, u zegt heel terecht dat er ook andere domeinen zijn waarin we lokaal meer gaan investeren. Het investeringsbudget van de lokale besturen stijgt met 2 miljard euro. Dat is tot op de euro evenveel als wat we extra hebben gegeven voor responsabiliseringsbijdrage. Blijkbaar is dat geld integraal gebruikt om meer te investeren, wat ik een ongelooflijk bewonderenswaardige inspanning vind van onze lokale besturen omdat ik zelf weet hoe moeilijk het is om alle uitgaven te kunnen financieren en om de tering naar de nering te zetten. Toch heeft men de kracht gevonden in de budgetten om dat geld bijna integraal te laten vloeien naar investeringen die goed zijn voor onze economie en voor onze burgers. Prachtig werk daar!
We hebben speciaal cultuur genomen omdat dit een van de grootste inkantelingsoefeningen was en omdat daarover hier zo hard is gediscussieerd in de voorbije jaren. We laten nu zien dat wat we realiseren ter zake toch wel indrukwekkend is. We hebben in een andere commissie discussies over cultuur, maar hier gaat het over 900 miljoen euro extra voor cultuur. Als ik dan de debatten en de bedragen hoor waarover elders gediscussieerd wordt, dan is dit iets om u tegen te zeggen.
Dan kom ik tot de fijnmazigheid van de informatie. We hebben inderdaad die heel dikke boeken afgeschaft. Ik heb die ooit als burgemeester op mijn bureau opgestapeld en ik had een gigantische stapel. Ik zal u een bekentenis doen: als vijfde grootste stad van Vlaanderen keken we nooit naar die boeken, nooit! Er was niemand bij ons die die boeken las, niemand. Niemand van het schepencollege, niemand van de gemeenteraad en niemand van de administratie. Ze kwamen vragen hoe ze die moesten maken. Het antwoord was dat ze gemaakt moesten worden zoals ze gemaakt moesten worden. En ze werden gemaakt zoals ze gemaakt moesten worden. Dan kwamen ze in Brussel toe. Misschien was het in Brussel totaal anders. Waarschijnlijk hadden alle ambtenaren en alle politici die boeken doorgrond, met elkaar vergeleken en geanalyseerd. Dat zal waarschijnlijk ook in alle andere steden zo geweest zijn, maar in Mechelen deden we het op die manier. Als we met de burgemeesters van de centrumsteden samenkwamen, wat hun politieke overtuiging ook was, dan werd er fluisterend – niemand durfde dat publiek doen – gezegd dat men eigenlijk nooit naar die boeken keek. Gelukkig hebben we die administratieve overlast afgeschaft, want dat helpt het cultuurbeleid op geen enkele manier verder.
ABB geeft wel een heel duidelijke categorisering, waarin al heel wat informatie gevonden kan worden. Daarin kan gezien worden hoeveel er wordt gegeven aan bibliotheken, aan gespecialiseerde bibliotheken, aan monumentenzorg en dergelijke meer. Dat is een tamelijk fijnmazige berekening. Dan nog is de bibliotheek van Gent iets anders dan de bibliotheek van Waregem, Sint-Katelijne-Waver of Aartselaar. Elke situatie moet lokaal bekeken worden. Voor elke vergelijking zijn er argumenten aan te halen om te bewijzen dat ze mank loopt.
Alleszins blijft het punt hier om positief te kunnen vaststellen dat als je vertrouwen geeft aan de lokale besturen, ze de middelen en de vrijheid op een zeer goede manier gebruiken. Ze hebben er wel degelijk voor gekozen om in te zetten op cultuur en het geld niet te gebruiken voor andere zaken, zoals hier in het parlement werd gevreesd.
Mevrouw D’Hose heeft het woord.
Minister, ik wil tot slot graag reageren op de tussenkomst van de heer Pelckmans.
Mijnheer Pelckmans, ten eerste, u verwijst hier naar de afschaffing van de provinciale bevoegdheid inzake cultuur. Maar dat heeft niets te maken met dit debat. De instellingen die vroeger van de provincies waren, zijn nu overgenomen door enkele steden en gemeenten. De werkingsmiddelen werden niet overgeheveld naar het lokale niveau. Op zich staat die discussie daar dus volledig los van.
Ten tweede, u vraagt meer details. Die details zijn er, in de lokale vrijetijdsmonitor. Dat element werd uitgebouwd door het departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media uitgebouwd. Het is een vrijetijdsmonitor, zowel cultuur, jeugd als sport worden daarin gemonitord. Daarin zijn de details te vinden. En zelfs indien er voor de steden en gemeenten niet meer de verplichting bestaat om al die data door te geven en inderdaad die dikke boeken op te stellen, dan nog zullen die steden en gemeenten vrijwillig die lokale vrijetijdsmonitor invullen, omdat ze de meerwaarde zien van de monitor om zich te kunnen benchmarken met vergelijkbare steden.
Dat is al helemaal zo gepland. Die cijfers zijn er. U ontkent hier het geslacht der engelen. De cijfers geven ons na drie jaar gelijk. Er wordt daarin zwart op wit aangetoond dat het geld voor cultuur niet in de riolering verdwijnt, maar dat lokale besturen verstandig en autonoom genoeg zijn om dat geld op een goede manier te besteden.
De vraag om uitleg is afgehandeld.