Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In 2016, 2017 en 2018 lanceerden de ministers van Sport Muyters en van Onderwijs Crevits samen verschillende belangrijke subsidieoproepen rond het openstellen van sportinfrastructuur. Ze riepen scholen daarbij op om hun sportinfrastructuur kwalitatiever te maken en die ook naschools vaker te laten benutten.
In scholen is er vaak heel wat sportinfrastructuur aanwezig en het is dan ook jammer dat die naschools, ’s avonds, in het weekend en in de vakantie nog vaak onderbenut blijft. Dikwijls is dat om praktische redenen: er is bijvoorbeeld geen aparte toegang naar de sportzaal buiten de schooluren. Of de exploitatie vormt een hindernis: bijvoorbeeld het openen en afsluiten van het schoolgebouw, afspraken rond het gebruik van sportmateriaal, enzovoort. Soms is de schoolsportinfrastructuur niet aantrekkelijk voor sportclubs omdat er geen douches zijn of er geen plaats is om eigen sportmateriaal op te bergen.
In de voorbije jaren werden middelen vrijgemaakt om aanpassingen aan schoolsportinfrastructuur mee te helpen financieren. De respons van de scholen was heel groot, met mooie resultaten voor scholen en sportclubs tot gevolg. De laatste projectoproep dateert van eind oktober 2018. Ook deze oproep was heel succesvol: 22 scholen kregen samen 3 miljoen euro.
Uit de beleidsnota Onderwijs leid ik af dat u het idee om schoolsportinfrastructuur meer open te laten stellen voor andere gebruikers, ook onderschrijft. Dat lees ik in verschillende passages van de nota.
“Het is niet alleen belangrijk dat een school goed geïntegreerd is in de buurt waar ze zich bevindt, de ambitie moet er ook uit bestaan dat de school uitgroeit tot het kloppend hart van de lokale gemeenschap. Daarom zorg ik ervoor dat de schoolinfrastructuur, de bijhorende sportaccommodatie en de polyvalente zalen opengesteld worden voor buurt- en sportverenigingen.”
“Ik wil ook dat maximaal gebruik wordt gemaakt van school- en sportaccommodaties door het deeltijds kunstonderwijs, sportverenigingen, jeugdwerk, cultuurverenigingen en lokale besturen. Om die reden zet ik verder in op samenwerking tussen deze verschillende actoren.”
“Ik stimuleer scholen om speelplaatsen zo te laten inrichten dat ze aanzetten tot bewegen en ze veilig kunnen opengesteld worden voor de buurt en voor jeugdbewegingen, sportclubs en de bredere lokale gemeenschap.”
Minister, mijn vragen voor u zijn heel eenvoudig. Bent u van plan om de doelstelling om schoolsportinfrastructuur meer open te laten stellen, verder te verwezenlijken via het instrument van uw voorgangers, namelijk via die projectoproep? Zo ja, wat is de timing en hoeveel middelen reserveert u daarvoor? Zo ja, wordt er gesleuteld aan de voorwaarden die bij de vorige subsidieoproepen van kracht waren? Plant u eventueel nog andere initiatieven om deze doelstellingen te verwezenlijken?
Minister, misschien kunt u een spannend antwoord geven, want ik heb gezien dat er een leerling op de achterste rij in slaap is gevallen. (Gelach)
Minister Weyts heeft het woord.
Dat is dan betalen. Een dutje doen is betalen: 10 euro in het potje. (Gelach)
Misschien toch een iets spannender antwoord in dezen, want ik zie wat er is voorbereid, en misschien volg ik dat niet helemaal. Ik wil natuurlijk gebruikmaken van de mogelijkheid van de combinatie van de bevoegdheden Onderwijs en Sport en vanzelfsprekend nog meer inzetten op het openstellen van schoolsportinfrastructuur voor de ruime gemeenschap, en trouwens niet enkel van schoolinfrastructuur gerelateerd aan sport. Ik wil ervoor zorgen dat schoolinfrastructuur gewoon wordt opengesteld voor de lokale gemeenschap.
Het belangrijkste spoor daarvoor lijkt me ervoor zorgen dat bij de dossiers die bij het Agentschap voor Infrastructuur in het Onderwijs (AGION) worden ingediend, in eerste instanties als het gaat over nieuwbouw, maar ook inzake huursubsidies, we er altijd in voorzien dat de schoolsportinfrastructuur maximaal wordt gecompartimenteerd. Ik bedoel daarmee dat die apart toegankelijk is. Een van de vele praktische en ook begrijpelijke bezwaren tegen het openstellen van sportzalen van de school is immers natuurlijk dat, als men derden toelaat tot een bepaald deel van de schoolinfrastructuur, ze plots toegang hebben tot de volledige school, wat ook niet de bedoeling kan zijn. We zorgen er dus voor dat bij de dossiers die AGION goedkeurt, die infrastructuur altijd ten dienste kan staan van de gemeenschap op het vlak van sport of andere doeleinden.
Wat de vraag over de projectoproepen betreft: er zijn ondertussen al drie subsidieoproepen geweest. Die waren inderdaad succesvol. Dat is natuurlijk ten aanzien van bestaande sportinfrastructuur dat subsidies werden gegeven. Daar is 18 miljoen euro aan gegeven. Daarbij zouden bestaande scholen hun bestaande infrastructuur openstellen. Met het Vlaams Instituut voor Sportbeheer en Recreatiebeleid (ISB) hebben we zo’n hele brochure uitgewerkt en meegegeven over het openstellen van schoolsportinfrastructuur.
Misschien zijn we wat dat betreft echter aan het einde van ons Latijn. Als je al drie projectoproepen hebt gedaan, is de vraag welke scholen er dan uiteindelijk nog zijn die niet hebben gereageerd op de vorige, die niet hebben ingetekend voor de vorige projectsubsidies, zodat we nu nog een vierde keer gaan vragen ‘Ja maar, denk nog eens goed na, zou je je toch ook niet inschrijven?’ Ik schrijf dat niet bij voorbaat af, maar ik weet niet in welke mate dat nog zinvol is. Misschien kunnen die middelen beter via een andere manier worden bestemd om datzelfde doel te dienen, namelijk ervoor zorgen dat schoolsportinfrastructuur, of het nu gaat over nieuwe of bestaande, maximaal wordt opengesteld voor lokale gemeenschappen, en dus voor sportverenigingen allerhande.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Dank u wel voor het antwoord. Ik heb een aantal reacties. Eerst vroeg ik mij af of u zicht hebt op de projectoproepen die niet goedgekeurd werden, misschien omdat een aantal voorwaarden niet ingewilligd werden die nu misschien aangepast kunnen worden, zodat ze toch goedgekeurd kunnen worden.
Ten tweede: we zijn een jaar bezig met nieuwe lokale besturen, misschien zijn er nieuwe lokale besturen die andere inzichten hebben op het gebruik van sportinfrastructuur en die ook kijken naar de scholen op hun grondgebied om samenwerkingsverbanden aan te gaan. Dat kan ook een nieuwe insteek zijn.
Ten derde: ik hoor graag dat bij het toekennen van middelen via AGION er ook gekeken wordt naar het openstellen van schoolgebouwen, en niet alleen naar sport, maar ook ruimer. Dan zou dat ook een nieuwe oproep kunnen zijn om niet alleen aanpassingen door te voeren aan schoolgebouwen in het kader van sport, maar om op die manier leegstaande schoolgebouwen ook te kunnen benutten voor andere activiteiten – ik ben nogal een ‘believer’ in deeltijds kunstonderwijs en volwassenenonderwijs bijvoorbeeld.
De heer Coel heeft het woord.
Onze fractie deelt die doelstellingen al verscheidene jaren, om schoolgebouwen na de schooluren zo multifunctioneel mogelijk in te zetten, zelfs nog breder dan sport, zoals de minister gezegd heeft. De schoolgebouwen zijn te duur en de middelen te schaars om een school enkel in de week van 08.30 uur tot 16 of 17 uur te gebruiken. We juichen de maatregelen die hier werden aangekondigd natuurlijk toe.
Ik heb één praktische vraag. Er zijn een aantal scholen die ons gesignaleerd hebben dat, als er gewerkt wordt met zo’n DBFM-constructie (Design Build Finance Maintain), er toch een aantal drempels zijn met de firma die de school bouwt en onderhoudt, en dat er een aantal extra kosten voor de school zijn als ze extra uren in gebruik genomen wordt, wat niet onlogisch is: er is extra slijtage, er zal extra gepoetst moeten worden en dergelijke. Dat is toch een bezorgdheid voor scholen om daarin mee te stappen. Minister, misschien kunt u eens bekijken of er geen initiatieven genomen moeten worden om die drempels te verlagen.
Minister Weyts heeft het woord.
Wat dat laatste betreft, dat nemen we zeker mee. Ik moet wel zeggen dat we ondertussen toch een heel grote expertise opgebouwd hebben op het vlak van die DBFM-constructies. Ik heb het zelf nog meegemaakt toen ik kabinetschef was in de Vlaamse Regering: in 2005 ongeveer zijn we daarmee gestart. Dat was een procedure met vallen en opstaan, waarbij we regelmatig teruggefloten zijn door het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en door Eurostat omdat dat ESR-matig (Europees Systeem van Nationale en Regionale Rekeningen), volgens de Europese begrotingsregels, werd afgewezen. Nu hebben we daar echt een expertisecentrum rond kunnen uitbouwen – het gaat, voor alle duidelijkheid, niet alleen over scholenbouw, maar iets ruimer rond DBFM-constructies – dat we zeker opnieuw gaan willen inzetten. We hebben opnieuw heel wat extra middelen voorzien, boven op wat de vorige regeerperiodes al extra voorzien is, komt er nu nog een half miljard euro bij om te investeren in schoolinfrastructuur.
Ik neem de suggesties van mevrouw Vandromme ook wel mee. Ik weet niet van buiten hoeveel dossiers er in het kader van die drie afgelopen projectoproepen afgewezen werden, en vooral of ze werden afgewezen op grond van een onvolledig dossier of op grond van onvoldoende middelen. Dat moet ik even nagaan, ongetwijfeld zal het een mix van beide zijn. We moeten eens bekijken wat dan uiteindelijk nog overschiet van de dossiers die louter zouden afgewezen zijn op grond van de afwezigheid van afdoende middelen. Dan kunnen we misschien bekijken of we die vragen kunnen beantwoorden, voor zover er nog een vraag bestaat en dat niet al gerealiseerd werd via een ander kanaal.
Er is ook het andere element: het niet alleen openstellen van de schoolinfrastructuur in functie van sportactiviteiten, maar ook in functie van het gemeenschapsleven. Dat kan ook. De financiering in die vorige projectoproepen gebeurde wel fiftyfifty, de helft van de middelen kwam uit Onderwijs, de helft uit Sport. Dan zou ik voor die bijkomende mogelijkheid misschien nog een andere financieringspartner moeten gaan zoeken, misschien in de persoon van de minister van Binnenlandse Aangelegenheden. Dat is misschien iets moeilijker.
We nemen het alleszins mee. Ik denk dat we allen hetzelfde doel vooropstellen. Het is gewoon een kwestie van praktische uitwerking.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Ik heb zelf ook een voorbeeld van heel dichtbij kunnen opvolgen van het openstellen van sportinfrastructuur dat wordt gebruikt door de lokale sportclubs. Dat is door de omliggende lokale besturen met heel veel aandacht bekeken. Ze vonden dat zeer interessant. Ik denk dat lokale besturen daar zeker een partner in kunnen zijn, en zeker die lokale besturen die sterk op zoek zijn naar middelen om de infrastructuur voor deeltijds kunstonderwijs te financieren. Binnen de Onderwijsvereniging van Steden en Gemeenten (OVSG) hebben we daar al heel wat discussie over gevoerd, maar er zijn gewoon geen middelen om dat soort van onderwijs te ondersteunen via infrastructurele middelen. Ik denk dat het nog een mogelijkheid is om al die mooie initiatieven vanuit de lokale besturen te ondersteunen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.