Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over de 'dutjes- en boterhammentaks' op school
Vraag om uitleg over de 'dutjestaks' in het basisonderwijs
Vraag om uitleg over de 'dutjestaks'
Verslag
De heer Laeremans heeft het woord.
Minister, in verschillende persartikelen van 10 januari konden we lezen dat sommige scholen de ouders kosten aanrekenen om hun kleuters tijdens of kort na de middag een dutje te laten doen in de klas. Nogal wat mensen doen daar verontwaardigd over, omdat ze vinden dat zoiets tot de basistaken van de school hoort. Minister, ook u liet verstaan dat u daar geen voorstander van bent. “Ouders om geld vragen als je al extra geld krijgt, is volgens ons een beetje dubbel”, verklaarde uw woordvoerder Michaël Devoldere.
Het klopt natuurlijk dat er dit jaar in 70 miljoen euro extra voorzien is voor helpende handen in het kleuteronderwijs, maar op dit moment zijn die middelen nog niet toegekomen op de werkvloer.
Hoe zit dat nu met dat slapen in de klas? Vroeger gingen de meeste kleuters van 2,5 tot 3 jaar ’s namiddags slapen bij de ouders, grootouders of een onthaalmoeder, maar die tijden zijn voorbij. Bijna iedereen is aan het werk, ook de grootouders. En bij de onthaalmoeder mogen de kinderen niet meer deeltijds komen. Dus blijven die kinderen een volledige dag op school, terwijl die jongste kinderen echt wel gebaat zijn met een middagdutje, zeker wanneer ze bijvoorbeeld ’s morgens al om 7 uur in de bewaking worden afgezet.
Dat geeft voor scholen praktische problemen. Eerst en vooral hebben de meeste scholen daar helemaal geen plaats voor, want het vergt extra lokalen, bedjes enzovoort. Ten tweede hebben ze dan ook wel extra toezicht nodig tijdens de middagpauze. Wie moet dat dan doen? Kleuterleidsters hebben ook al hun beurtrol voor reftertoezicht en speelplaatstoezicht. Dat kan er dus zeker niet meer bij, want elke werknemer heeft recht op minstens twee dagen vrije middagpauzes, zou ik denken. Dan komen we bij de kinderverzorgsters terecht. In de school van mijn echtgenote krijgen ze voor 143 kleuters 10 uren per week voor een kinderverzorgster. Als ze die zouden gebruiken voor toezicht bij slapende kinderen, namelijk 4 uren, dan blijven er amper 6 uren over voor hulp in de instapklas. Daar is die hulp nochtans broodnodig.
Ik ben even gaan kijken welke regel toegepast wordt om aan die uren te komen. Voor 35 kleuters in een school heeft men recht op een kwart van een voltijdequivalent, wat neerkomt op 8 uur. Als je 55 kleuters extra hebt – dat zijn dus twee grote klassen –, krijg je amper 1 uurtje kinderverzorging erbij. Ik vraag mij af welke gierigaard dit soort van systeem ooit heeft berekend.
– Karolien Grosemans treedt als voorzitter op.
Wij vinden dat je met 35 bijvoorbeeld een halftijdse zou mogen hebben. En als je er dan nog 2 klassen bij hebt, volstaat dat toch wel, denk ik, om een voltijdse kinderverzorgster op een school toe te laten. Het zou ook het probleem oplossen dat veel van die mensen die kinderverzorging doen op scholen, bijna nooit aan een voltijdse baan raken. Bijvoorbeeld op de school van mijn echtgenote: die komt 10 uur in de school in Humbeek en dan moet ze nog eens 10 uur in Beigem doen. Probeer dan nog maar eens aan een voltijdse baan te raken door er nog een derde school bij te nemen. Dat is in de praktijk zeer lastig.
Minister, als u nu aangeeft dat er extra middelen voorzien zijn om dat op te vangen – wat ik meer dan terecht vind – dan moet u dat ook wel hard maken. Die middelen zijn beschikbaar op de rekening van de Vlaamse Regering, maar bij mijn weten niet bij de scholen, of het zou ondertussen veranderd moeten zijn.
Wanneer wordt die belofte concreet gemaakt? Vanaf wanneer kunnen de scholen die extra handen in de klas verwachten? Is dat na de krokusvakantie? Is dat na de paasvakantie? Of is dat pas vanaf volgend schooljaar? Met welke parameters wordt dat berekend? Gaat het dan, zoals het nu is, over het totale aantal ingeschreven kleuters? Of wordt er een apart accent gelegd op de kleuters van 2,5 jaar, die dus in de instapklas moeten komen, waar de nood aan helpende handen het grootst is? Over hoeveel extra kinderverzorgsters spreken we dan? En zijn die beschikbaar op de arbeidsmarkt? Of moeten wij andere wegen zoeken en andere mensen aantrekken om dat waar te maken?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, na de ‘boterhammentaks’, waarbij ouders extra moeten betalen voor het middagtoezicht tijdens de lunch, konden we onlangs in de media lezen dat er ondertussen ook zoiets bestaat als een ‘dutjestaks’. Ouders van peuters die nog nood hebben aan een middagdutje, betalen de rekening voor het toezicht bij zo’n slaapklasje. De tarieven zouden tussen 50 cent en 2 euro per dag liggen.
Het is hier al gezegd: de tijden zijn veranderd. Veel ouders werken allebei en hebben vaak dus gewoon geen andere keuze dan hun kinderen overdag op school te laten. Dat betekent ook dat die kinderen lange uren op school doorbrengen. Zeker voor heel kleine peutertjes betekent dat vaak dat zij baat hebben bij zo’n dutje. Er stond daarover een opiniestuk in Knack. Welke ouder wil, na een lange dag op het werk, ’s avonds graag een huilerig en uitgeput kind thuis krijgen? Zo'n dutje hoort er dus bij, zeker voor kleine kinderen.
Wat ons betreft, maakt zowel ‘s middags eten als eventueel een dutje doen voor kleine kinderen echt wel gewoon deel uit van een gewone schooldag. Wij begrijpen dus niet dat er voor zulke ‘basics’ een factuur wordt aangerekend die naar de ouders wordt doorgeschoven, zeker als je bovendien weet dat er veel ouders zijn die vandaag sowieso al moeite hebben om de schoolfacturen te betalen.
Dat is natuurlijk gekoppeld aan een bepaalde realiteit, namelijk dat veel kleuter- en basisscholen vandaag helemaal niet meer weten hoe ze de rekeningen moeten doen kloppen. De directeur van de school uit Aalter, waarvan sprake was in de pers, zei dat het personeel dat hij in zo'n slaapklasje moet inzetten, hem ongeveer 70 euro per dag kost. Hij zegt dat hij dat geld liever besteedt aan wat hij de echte opdracht van een school vindt, namelijk kinderen dingen leren. Daar ben ik het uiteraard volmondig mee eens. Maar het echte probleem is natuurlijk dat hij gewoon de middelen niet heeft om zelf zo'n toezicht te organiseren, zeker nu het systeem van de PWA’ers ook nog is afgeschaft. Alles hangt natuurlijk ook samen met het feit dat het kleuter- en het lager onderwijs jarenlang ondergefinancierd zijn.
Voor ons is het uitgangspunt alvast heel duidelijk. Onderwijs moet betaalbaar blijven voor iedereen, en daarom vinden wij dat zulke toezichttaksen verboden moeten worden, dat die niet nodig zouden moeten zijn, in ruil natuurlijk voor extra middelen vanuit de overheid voor scholen om dat toezicht zelf op een kwaliteitsvolle en kosteloze manier te kunnen organiseren.
Minister, ik was heel blij met uw reactie in de pers, waarbij u zelf zegt dat het u ongepast lijkt om zo'n dutjestaks in te voeren, net omdat u 70 miljoen euro gaat investeren in het kleuteronderwijs en 100 miljoen euro in het lager onderwijs. Dat lijkt me inderdaad, zoals u zelf ook zei, dubbelop.
Maar ik heb natuurlijk nog een aantal verduidelijkende vragen voor u. Kunt u het wat concreter maken? Welke concrete stappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat scholen de rekening voor dat dutjestoezicht niet doorsturen naar de ouders? Wanneer gaat dat dan concreet in voege?
Welke maatregelen gaat u daarbuiten nog nemen opdat kinderen voortaan gratis hun boterhammen kunnen opeten op school zonder dat ouders extra moeten betalen voor middagtoezicht? Want ik vind dat eigenlijk een beetje hetzelfde verhaal.
In welke mate gaat u dat extra budget, dat inderdaad voorzien is voor het kleuter- en het lager onderwijs, aanwenden om scholen heel concreet financieel te ondersteunen, zodat ze voortaan niet meer van dat soort toezichttaksen hoeven aan te rekenen om kinderen de kans te geven om op school te eten of te slapen?
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, mijn vraag om uitleg heeft enkel betrekking op de dutjestaks. Ik vermoed dat het door de voorgaande vraagstellers intussen duidelijk is waar het hier precies over gaat, en wat die dutjestaks precies inhoudt. Daarom zal ik mij beperken tot mijn drie specifieke vragen.
Hoe staat u tegenover het aanrekenen van een dutjestaks? Kunt u toelichten hoe wijdverspreid het vragen van een dutjestoeslag is, en over hoeveel basisscholen het gaat? Plant u een overleg met uw collega Wouter Beke, minister van Welzijn, om te onderzoeken op welke manier men het best omgaat met de slaapbehoeften van leerlingen, dit in samenspraak met de lokale besturen?
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik sluit me aan bij de vragen van mijn voorgangers. Ik zou wel willen reageren op wat u zei in de pers. U zei dat u het onaanvaardbaar vond dat scholen een taks aanrekenen aan ouders, want er wordt sterk geïnvesteerd in het onderwijs. Op deze manier passeren de scholen twee keer langs de kassa, zei u.
Ik stel mij toch vragen bij die laatste opmerking. We hebben vorige week de vertegenwoordigers van het GO! in de commissie gehad. Raymonda Verdyck, de afgevaardigd bestuurder van het GO!, heeft een aantal feiten op tafel gelegd wat betreft het langs de kassa passeren. Zij zegt dat het GO! door een gebrek aan middelen zijn opdrachten niet meer kan naleven. Het gemeenschapsonderwijs moet elk jaar vijfduizend leerlingen weigeren door een gebrek aan middelen. De noden voor infrastructuur voor het gemeenschapsonderwijs, aldus mevrouw Verdyck, bedragen 665 miljoen euro per jaar. Maar ze krijgen slechts 64 tot 68 miljoen euro, of een tiende van het benodigde bedrag. De werkingsmiddelen zijn gedaald van 166 euro per leerling in 2009 tot 131 euro in 2017. Dat is exact 20 procent minder op een kleine tien jaar. En dat terwijl de welvaart in Vlaanderen over diezelfde periode met 25 procent is gestegen.
Mevrouw Verdyck vertelde ook dat er sinds 2009, over een periode van tien jaar, geen middelen meer komen voor het intern buitengewoon onderwijs. Dat zijn middelen – meer dan 2,5 miljoen euro – die zij dus moeten voorzien via andere kanalen. Dat gaat dan af van het budget voor regulier onderwijs. Tot slot kwamen ze tussen over de besparing op de pedagogische begeleidingsdiensten, waardoor scholen op de markt ondersteuning gaan moeten kopen.
De stelling dat scholen hier twee keer langs de kassa passeren, lijkt mij een beetje misplaatst. Het water staat heel wat scholen aan de lippen. Er zijn leerkrachten die hun eigen lesmateriaal aankopen, er worden zwemlessen geschrapt, scholen organiseren acties om middelen op te halen, en nu voeren ze dus ook een dutjestaks in, naast de reeds bestaande boterhammentaks. Als je de twee bestaande taksen optelt, kom je aan 100 euro per maand voor ouders met twee kindjes. Het gevolg van die besparingen is dus dat de schoolfactuur voor de ouders gaat stijgen.
Hoe gaat u voorkomen dat scholen nog geld moeten vragen voor middagtoezicht, of het nu om dutjes of boterhammen gaat? Is er al een concrete invulling van de middelen die u versluist van het secundair naar het basis- en kleuteronderwijs? Hoe gaan die middelen worden verdeeld? Ik dank u.
Minister Weyts heeft het woord.
U weet dat we er in Vlaanderen al vele jaren voor zorgen dat we kiezen voor een combinatie van kosteloosheid en kostenbeheersing in het basisonderwijs. Voor alles dat kinderen nodig hebben om de ontwikkelingsdoelen en eindtermen te behalen, mag een school niks doorrekenen aan ouders. Voor een aantal kosten die het onderwijs ‘verlevendigen’, mag een zeer beperkt bedrag worden doorgerekend aan de ouders. Dat is het bedrag dat vervat zit in de maximumfactuur. Daarnaast kan een school echter een bijdrage vragen aan ouders voor extra diensten, dus buiten de onderwijsopdracht, buiten het onderwijsluik, waarvan vrijwillig kan worden gebruikgemaakt. Daarover gaat het dus in dezen.
De kosten die aan ouders worden doorgerekend, moeten vanzelfsprekend dan wel ook in verhouding zijn tot de geleverde prestatie, en moeten ook worden opgenomen in een bijdrageregeling. Die bijdrageregeling moet vervolgens ook een vertaling krijgen in het schoolreglement. Dat is dus de manier voor scholen: als zij dat nodig achten, als het gaat over taken buiten de onderwijsopdracht, en dit ook veeleer onder Welzijn dan onder Onderwijs ressorteert, dan kunnen zij daarvoor een bijdrage vragen.
Dat is wettelijk mogelijk. De vraag is: is dat wenselijk? Dat vind ik absoluut niet. Als scholen ervoor kiezen om de kleuters in de namiddag, dus tijdens de lestijd, een dutje te laten doen, dan wil ik dat ze dat betalen vanuit hun werkingsmiddelen.
Ik zal in de komende maanden wel overleggen met mijn collega van Welzijn, minister Beke, over de uitvoering van het decreet van 2019 inzake de buitenschoolse opvang en de afstemming tussen buitenschoolse activiteiten, om te bekijken welke rol het beleidsdomein Onderwijs en Vorming daarbij kan spelen. Dat decreet zal immers pas in werking treden op 1 januari 2021. Ter zake moeten er dus nog uitvoeringsbesluiten worden goedgekeurd. Dat decreet vraagt de Vlaamse overheid ook om een inspiratiekader uit te werken voor een geïntegreerd aanbod van buitenschoolse activiteiten. Kind en Gezin kan dan ook een kwaliteitslabel toekennen voor de buitenschoolse opvang van de jongste kinderen, in casu de kleuters. Het omgaan met de slaapbehoeften van kleine kinderen kan ook een element van bespreking zijn bij het opstellen van dat inspiratiekader.
Waarom heb ik ook negatief gereageerd in de pers? Omdat er ondertussen wel extra middelen voorhanden zijn. Enerzijds verhogen we in deze regeerperiode de omkadering voor de basisscholen. Op kruissnelheid is dat ongeveer 100 miljoen euro, maar het is juist dat dat nog niet onmiddellijk voor nu is. De eerste middelen worden in dat kader van de begroting 2020 vanaf september van dit jaar toegekend. Dat is een eerste opstap, van 7 à 8 miljoen euro. Anderzijds wordt specifiek voor het kleuteronderwijs dit jaar al 71 miljoen euro toegekend. 71 miljoen euro: dat zal u ongetwijfeld tot grote blijdschap bewegen. ‘Put your money where your mouth is.’ Dat is op korte termijn. We doen dat nu al. Het is zo dat alle scholen vóór 1 februari verondersteld worden om minstens 50 procent van die middelen te krijgen voor het schooljaar 2019-2020. Zij kunnen die werkingsmiddelen dus aanwenden voor het aanstellen van extra kinderverzorgers.
Wat de beschikbaarheid van kinderverzorgers op de arbeidsmarkt betreft, hebben we de statistieken eens nagekeken bij VDAB, omdat zij altijd de spanning op de arbeidsmarkt registreren. Eind december 2019 waren er 1475 niet-werkende werkzoekenden die een job als kinderverzorger ambieerden. Dat wil zeggen dat er een spanningsratio is van 14. Hoe vertaal je dat? Dat wil zeggen dat er voor elke vacature 14 kandidaten zijn. Ter vergelijking, voor leerkrachten is de grootteorde 2 à 3. Dat wil zeggen dat er toch wel merkelijk meer kandidaten voor kinderverzorging zijn, een veelvoud, in vergelijking met leerkrachten basisonderwijs en leerkrachten secundair onderwijs. Voor het basisonderwijs is dat 2,4 en voor het secundair onderwijs 2,8. De arbeidsmarkt is er dus klaar voor. Er zijn genoeg kandidaten. Er zijn middelen die nu al op korte termijn ter beschikking worden gesteld. Er is minstens een uitweg om het leed minstens te verzachten. Vandaar dat ik nogal negatief heb gecommuniceerd.
De heer Laeremans heeft het woord.
Als dit klopt, minister, als ik het goed begrepen heb, is het dus binnen veertien dagen dat die middelen er gaan zijn op de werkvloer. Ik zou dat fantastisch vinden. Eind 50 procent van de middelen, dat is 35 miljoen euro, zou beschikbaar zijn voor de kleuterscholen. Ik vind het dan zeer merkwaardig dat die van niets weten. Dat zou toch voorbereid moeten worden? Die moeten toch kunnen gaan zoeken? Ze mogen over veertien dagen iemand aannemen. Dat is erg goed nieuws, maar het is eigenaardig dat daar nog niets over gecommuniceerd is. Ik denk dat dat de hoogste tijd wordt. U kunt deze week de scholen laten weten dat ze iemand mogen aanwerven.
Bovendien is ook niet duidelijk gemaakt, minister, wat die tabel betreft – en dat krijgen directeurs te zien, er is mij zo’n tabel bezorgd –, op welke manier die dan wordt aangepast. Daar moeten toch normen voor zijn? Gaat dat van acht naar zestien enzovoort? Ik bedoel die tabellen die de directies en de gemeentebesturen gebruiken om hun kinderverzorgsters aan te stellen. Ik vind dat moet verduidelijkt worden wat de nieuwe regels zijn om te bepalen op hoeveel kinderverzorgsters een school recht heeft.
Per 35 kleuters is dat nu 8 uur. Per 90 kleuters is dat 9 uur. Dat is amper een uurtje meer. Per schijf van 55 is het een uur meer. U moet die tabel aanpassen, of wie gaat dat doen? Dat heeft dan weinig te maken met de uitvoeringsbesluiten van het decreet Buitenschoolse Opvang. Ik neem aan dat dit toch niet beschouwd wordt als buitenschoolse opvang, want het is gewoon tijdens de middagpauze, misschien zelfs deels tijdens de namiddagsessie. Dat is toch belangrijk.
U gaat die kunnen halen uit de werklozen. Heel goed, maar daarmee zult u er misschien niet komen. Ik denk aan onthaalmoeders. Sommigen zijn de afgelopen jaren gestopt wegens de strengere reglementering van Kind en Gezin. Ze wilden daar niet aan voldoen of wilden geen investeringen doen. Die mensen zijn misschien wel bereid om – desnoods deeltijds – te gaan werken op zo’n school, omdat dat ook beter uitkomt met vakanties. Als zij zelfstandige kinderopvang doen, moeten zij in de vakanties vaak werken. Als het met de schoolvakanties samengaat, is dat voor die mensen misschien een haalbare optie. Wilt u daar eens over nadenken? Zijn zulke zijinstromers mogelijk?
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik vond het heel interessant dat u zelf inderdaad begon met het onderscheid te maken tussen wat in het onderwijs kosteloos moet worden aangeboden, wat de kostenbeheersing is, daarvoor hebben we de maximumfactuur, en wat eventueel extra kan worden aangerekend aan ouders. Het klopt: kosteloos is wat nodig is om de eindtermen te halen. Ik hoop dat we het erover eens zijn dat het doen van een dutje en het eten ’s middags op school allebei cruciaal zijn om de eindtermen te halen. Voor mij is het heel duidelijk dat dat allebei kosteloos moet zijn, dat daar geen bijdrage mag worden gevraagd. Voor mij mogen scholen dat zelfs niet vragen. U weet dat ik in die zin een voorstel van resolutie zal indienen.
U hebt het dan ook gehad over buitenschoolse opvang. Ik ben inderdaad een groot voorstander van een goede samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn. Er is wel een cruciaal verschil tussen wat er tijdens en wat er na de schooluren gebeurt. U kunt er mij zelfs van overtuigen dat voor voor- en naschoolse opvang een bijdrage gevraagd kan worden, uiteraard met sociale correcties, maar dat is voor mij iets essentieel anders dan wat tijdens de middag gebeurt, zoals eten en/of slapen.
U hebt wat dat betreft deels goed nieuws voor ons. U zegt zelf dat scholen voor dutjes echt geen bijdrage mogen vragen. Dat valt onder de werkingsmiddelen. Er komt alvast voor het kleuteronderwijs inderdaad 171 miljoen euro vanaf volgend schooljaar, waarvan in februari al 35 miljoen euro wordt toegekend.
Ik heb natuurlijk wel de bemerking dat dit nogal laat is als scholen daar niets van weten. Het kan goed zijn dat mensen op zoek naar een job hiervoor perfect kunnen worden ingezet. Als dit al vanaf begin februari zou kunnen, dan moeten we dringend in gang schieten. Ik verwacht natuurlijk ook wel dat die mensen een zekere vorming krijgen. In die zin blijf ik het jammer vinden dat het PWA is afgeschaft. Kunt u al een indicatie geven over welk budget het gaat per school? 35 miljoen euro blijft bijzonder abstract. Hoe zult u controleren dat het extra werkingsbudget voor scholen voor dat soort van dingen wordt ingezet en dat er geen dutjestaks meer wordt gevraagd, want de noden in ons kleuter- en basisonderwijs zijn bijzonder groot?
Ik vind het tot slot bijzonder jammer dat u niets hebt gezegd over de boterhammentaks, want voor mij is dat net hetzelfde verhaal. Scholen die niet genoeg werkingsmiddelen krijgen, vertonen de neiging om steeds meer kosten door te rekenen aan ouders, waardoor onderwijs een steeds duurdere affaire wordt. Ik hoef u niet te overtuigen van het feit dat dit een probleem is voor ouders en dat dit de gelijke onderwijskansen van veel kinderen steeds meer op de helling zet. Ik kreeg daar dus ook graag nog een antwoord op.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoorden. U geeft duidelijk aan dat u minister Beke zult betrekken in het zoeken naar een oplossing. Ik begrijp dat u kritisch hebt gereageerd op de invoering van die dutjestaks. Deze Vlaamse Regering trekt immers de werkingsmiddelen stevig op en zet in op extra verzorgers in het kleuteronderwijs, om enerzijds een warme overdracht te kunnen waarborgen aan kleine instappertjes en om anderzijds het takenpakket van de kleuterjuffen te ontlasten. Het lesritme wordt vaak onderbroken door de zorgnoden van kleutertjes. Met deze maatregelen kan het pedagogische aspect opnieuw de bovenhand krijgen op het zorgende.
Het is alvast ook positief om te horen dat heel wat niet-werkende werkzoekenden een job ambiëren als kinderverzorger.
Het debat wordt hier opengetrokken naar de boterhammentaks, maar dat is toch een heel andere kwestie en een veel ruimere kwestie. De boterhammentaks heeft betrekking op alle leerlingen, terwijl de dutjestaks enkel betrekking heeft op de instappertjes. Het is net in deze groep dat de regering extra investeert.
Scholen hebben de autonomie om de reguliere en extra middelen in te zetten waar ze dit nodig achten. Ze kunnen er dus voor kiezen om ze ook in te zetten voor de dutjes van de allerkleinsten. Minister, ik hoop dat u er voor zult blijven pleiten bij scholen om de middelen maximaal in te zetten in de klas en in de school om zo de kosten voor de ouders te beperken.
De heer De Witte heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord.
Ik wil eerst ook terugkoppelen naar de link tussen de dutjes- en boterhammentaks. De link tussen beide, mevrouw Tavernier, is dat we zien dat de middelen die we investeren in het onderwijs in percentage van onze welvaart dalen. Het mechanisme is steeds hetzelfde: ze worden bijgepast door de ouders. We vinden dat niet oké, want het probleem is dat de ouders met de minste financiële draagkracht er het grootste slachtoffer van zijn. We willen het onderwijs gebruiken als sociale lift in onze samenleving. Dat is cruciaal voor Vlaanderen en voor die mensen zelf.
Ik ben uiteraard ook heel blij met de middelen die erbij komen, maar ik heb daarnet de baas van het GO! geciteerd, mevrouw Verdyck, over de vele noden die er zijn. Ik zou nu graag ook iemand van de werkvloer citeren, meer bepaald een directeur van een basisschool in het West-Vlaamse Wingene, die in De Tijd getuigt: “Alles wordt duurder. We betalen eerst vaste kosten voor bijvoorbeeld verwarming en nutsvoorzieningen. Daarna moet ik op de rem gaan staan. Het gaat dan om geld voor tafels en stoelen, voor boeken, spelmateriaal voor kleuters, voor ICT. Ouders verwachten terecht dat wij een maatschappelijke verantwoordelijkheid opnemen om kinderen te laten omgaan met de digitalisering, maar computers, digitale schoolborden en licenties op elektronische schoolboeken kosten heel veel geld .”
Hoe denkt u dat die middelen daar effectief terecht gaan komen en we zo taksen kunnen vermijden? Ik sluit mij erbij aan – en we gaan dat voorstel van resolutie van sp.a ook steunen – dat we dit soort doorschuiven van facturen zouden moeten tegenhouden, zonder de zwartepiet bij de leerkracht en de scholen te leggen.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik wil vanuit onze fractie twee aanvullende punten maken. Ten eerste vinden wij in deze discussie dat absoluut niet de mogelijkheid mag bestaan dat er A- en B-kleuters zijn, namelijk kleuters die ouders hebben die betalen en die een dutje mogen doen, en kleuters die ouders hebben die niet betalen en die niet zouden mogen slapen. Dat is ons standpunt daarin.
Ten tweede moeten we zeker ook rekening houden met de context. Ik heb zelf als schepen van Onderwijs lokaal een bevraging gedaan, en er is heel wat verschil in hoe ouders omgaan met de vraag van kleuters die wat moe zijn en zich eventjes te slapen willen leggen. Hoe scholen zich organiseren om op die behoefte van die kleuters in te gaan, dat is heel divers. Daarin moeten we ook de autonomie van de school erkennen. Dat zijn twee punten die wij vanuit onze fractie willen toevoegen.
Minister Weyts heeft het woord.
Voor zover nodig, herbevestig ik mijn standpunt dat ik die dutjestaks, die op enkele plaatsen in Vlaanderen bestaat, verwerp, vooral gelet op het feit dat er een extra financiering wordt voorzien. Er wordt hier gezegd dat de scholen niet op de hoogte zijn. Wel, er is over die extra middelen gecommuniceerd via Edulex, via Schooldirect, via de Ronde van Vlaanderen en recenter ook nog via een dienstbrief. Maar ik ben natuurlijk gevoelig voor het verwijt dat men mij meermaals maakt, namelijk dat ik niet genoeg communiceer. We zullen dat dan nog eens doen, maar het is al via verschillende kanalen tot bij de scholen geraakt, denk ik.
Wat betreft het detail van die financiering: die middelen zijn niet gelibelleerd. Die zijn niet gekleurd. Die gebeuren a rato van het aantal leerlingen, met extra voor de SES-leerlingen. Dus ook daar is er een correctie.
Ik heb gezegd dat de eerste schijf voor 1 februari werd voorzien. Dat is minstens 50 procent. De volgende schijf wordt al in juli uitbetaald. Men heeft dus lang op voorhand nota kunnen nemen van de middelen die eraan zitten te komen. Ze krijgen die nu ook, en wel voor dit schooljaar. Dat kan dus absoluut geen argument zijn. We doen vanuit Vlaanderen een serieuze inspanning voor het financiële plaatje. We gaan nog een volgende stap zetten voor het ruime basisonderwijs: nog eens 100 miljoen euro extra voor omkadering. Maar dat is met een groeipad, dat start vanaf september dit jaar. Er is een beperkte opstap van 7,5 of 7,6 miljoen euro. Dat moet groeien naar 100 miljoen euro recurrente bijkomende middelen. Men kan dus niet zeggen dat de Vlaamse overheid ter zake geen financiële middelen voorziet.
De heer Laeremans heeft het woord.
Als mijn vrouw dat straks hoort, zal ik moeten zien dat ze de volgende keer niet voor de N-VA stemt en zeker voor Ben Weyts, omdat ze na 35 jaar eindelijk hulp in de klas krijgt. (Opmerkingen. Gelach)
Het is in elk geval positief dat het al meegedeeld is, maar blijkbaar is dat nog niet overal doorgedrongen. U hebt dat ook in een bepaalde vorm gegoten, met een correctie voor de SES-leerlingen. Kunt u de leden van de commissie dan een nieuwe tabel bezorgen, zodat we weten wat nu juist de verdeelsleutel is? Op welke manier kunnen de scholen die uren verdelen? Waarop hebben ze recht? Hoeveel kinderverzorgsters komen er dan bij? Ze moeten toch een berekening kunnen maken?
Die middelen zijn niet gekleurd. Die zijn niet gelibelleerd. Dat wil zeggen: a rato van het aantal kinderen, met de correctie voor SES-leerlingen, krijgen ze extra middelen, die ze ook vrijelijk kunnen besteden.
Een school die 200 kleuters heeft, gaat toch andere middelen krijgen dan een school die er maar 35 heeft. Dat is het. Die tabel vervalt dan, neem ik aan. En dan is de vraag wat de nieuwe tabel is. (Opmerkingen van minister Ben Weyts)
Mevrouw Goeman heeft het woord.
Minister, ik moet zeggen ik toch niet helemaal gerustgesteld ben. U herhaalt hier inderdaad een aantal keren dat de middelen niet zijn gelibelleerd. Wat mij betreft krijgen wij vandaag toch geen garantie dat de scholen die middelen inderdaad zullen inzetten om ook in de toekomst geen dutjestaksen te moeten aanrekenen. En dat is net omdat er zoveel andere noden zijn waar directies zich vandaag mee geconfronteerd zien. Mijnheer De Witte haalde het al terecht aan.
U hebt ook niets gezegd over de boterhammentaks, terwijl niet alleen slapen maar ook eten voor mij behoren tot de basics, om als kind goed te functioneren binnen een school tijdens de schooluren. Dat is voor mij eens te meer een reden om dat voorstel van resolutie in te dienen. Zo kunnen we inderdaad garanderen dat alle mogelijke vormen van toezichttaksen in de toekomst niet meer mogelijk zijn – of het nu gaat om een dutjes- of boterhammentaks. Op die manier zijn we er vooral zeker van dat die extra werkingsmiddelen – die u inderdaad toekent, dat zal ik nooit ontkennen – zullen worden gebruikt waarvoor wij willen dat ze worden gebruikt: om ervoor te zorgen dat die kosten voor toezicht in de toekomst niet worden doorgeschoven naar de ouders.
Mevrouw Tavernier heeft het woord.
Ik wil nog eens benadrukken dat de N-VA heel tevreden is dat er extra middelen worden uitgetrokken voor het kleuteronderwijs, en dat ze nu al, in het begin van de legislatuur, zullen worden aangewend. Ik dank u.
De heer De Witte heeft het woord.
Ik sluit mij aan bij het slotwoord van mevrouw Goeman. Het zou veel beter geweest zijn mocht u kunnen garanderen dat die middelen niet leiden tot dat soort taksen, en dat die middelen net worden ingezet om dat soort dingen te doen. Maar nogmaals: we willen niet met een beschuldigende vinger naar de scholen wijzen, want het probleem zit uiteraard bij de financiering, op een hoger niveau.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.