Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Vraag om uitleg over het ziekteverzuim bij leerkrachten
Vraag om uitleg over het toenemende ziekteverzuim in het onderwijs
Vraag om uitleg over het toenemende ziekteverzuim in het onderwijs
Verslag
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, nooit eerder waren leraren zo vaak ziek als nu. In 2018 bleven zij gemiddeld 16,37 dagen thuis wegens ziekte, tegenover 15,87 dagen een jaar eerder. Vooral bij personeel tussen 56 en 65 jaar ligt het ziekteverzuim bijzonder hoog door stress en burn-outs, en net die groep wordt steeds groter. In een reactie op dit rapport zei u dat onze leerkrachten het niet zo slecht doen in vergelijking met andere sectoren, terwijl we merken dat die cijfers elk jaar sterk stijgen. Ik heb de gedetailleerde cijfers hier bij me.
Graag had ik dan ook heel concreet de volgende vragen aan u gesteld. Welke dringende maatregelen om planlast en ziekteverzuim aan te pakken mogen de leerkrachten en directies dit schooljaar nog van u verwachten? Wat is uw streefdoel voor het ziekteverzuim de komende jaren?
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Voorzitter, ik heb een gelijkaardige vraag, met dan nog de bemerking dat deze cijfers vooral te wijten zijn aan de oplopende langdurige ziektes om psychosociale redenen. Vier op de tien ziektedagen in het onderwijs zijn toe te schrijven aan stress of burn-out. De psychologische belasting van onze leerkrachten neemt jaar na jaar toe. De oorzaken daarvan hebben we ook al vaak besproken: de groeiende planlast, de toenemende zorgvragen, vernieuwingen en hervormingen, waarbij vooral oudere leerkrachten door de bomen het bos niet meer zien, en misschien ook wel de digitale toetsen, wie weet. Door het lerarentekort en de gestegen pensioenleeftijd moeten leraren nu net langer voor de klas staan. Dat vooruitzicht maakt deze bevindingen des te pijnlijker.
Minister, in de pers nuanceerde u die toch wel dramatische cijfers. U gaf ook als antwoord dat u, zoals u in uw beleidsnota zegt, de lerarenloopbaan aantrekkelijker wilt maken. Daar zou 100 miljoen euro in worden geïnvesteerd. Maar hoe dat concreet zal worden gedaan, weten we nog niet. We zullen er hier nog over praten. Ik verwijs naar de regeling van onze werkzaamheden, naar de hoorzittingen over het lerarentekort enzovoort. Ik wou echter toch al deze concrete vragen stellen.
Had u misschien niet beter een krachtiger en meer bemoedigend signaal uitgezonden in plaats van die cijfers te nuanceren? Hoe zit het met de timing van de te nemen initiatieven? Kunt u daar al iets concreets over vertellen?
Aangezien de stijging van het ziekteverzuim vooral bij oudere leerkrachten zit, gaat u maatregelen nemen specifiek voor deze groep?
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, minister, collega’s, het ziekteverzuim stijgt inderdaad. Het is een algemene tendens, maar nog nooit bleven zoveel leerkrachten thuis als nu. In 2018 was dat 16,37 dagen tegenover 15,87 dagen in 2017. Het valt inderdaad op dat het probleem zich vooral voordoet bij de oudere categorie, tussen 56 en 65 jaar. Dat we vandaag verwachten dat leerkrachten langer voor de klas staan, speelt hier zeker en vast een grote rol.
Toch spelen hier nog vele andere factoren die we in ogenschouw moeten durven nemen. De druk op onze leerkrachten is enorm; er wordt veel van hen verwacht. Naast de rol van leraar zijn ze ook opvoeder, vaak vertrouwenspersoon en zelfs psycholoog. Dit maakt dat niet enkel de administratieve taken, de planlast, maar ook de vrij grote psychologische taak, die zeker niet onderschat mag worden, zorgen voor de zware belasting van onze leerkrachten.
Minister, u kent de cijfers ongetwijfeld. U hebt er al naar verwezen en u onderstreept hierbij dat u werk wilt maken, zoals overeengekomen in het regeerakkoord, van een vermindering van de planlast, waar we het zonet nog over hebben gehad, en van een opwaardering van het beroep leerkracht. Dat is broodnodig. U zou ook werk maken van een lerarenpact.
Minister, welke stappen zijn al gezet voor de uitwerking van dat lerarenpact?
Is er al overleg geweest tussen de verschillende partners? Zo ja, wat zijn de resultaten van dit overleg?
Welke volgende stappen plant u in de nabije toekomst?
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
De cijfers rond de ziektedagen zijn door de collega’s al aangehaald, ik ga die niet opnieuw vermelden. Ik ga meteen over naar mijn vragen, minister. Er is een groot verschil in opgenomen ziektedagen tussen mannen, met 13,66 ziektedagen per jaar, en vrouwen, met 17,25 ziektedagen per jaar. Hebt u een verklaring voor dit verschil?
40 procent van de ziektedagen is toe te schrijven aan mentale problemen, bij directies is dat zelfs 60 procent. Een manier om de stress te doen afnemen is de vermindering van de planlast. In de beleidsnota is hiervoor ruime aandacht. Kunt u een overzicht geven van de concrete initiatieven die u in 2020 zult nemen om de planlast te verminderen?
Bij de groep tussen 56 en 65 jaar ligt het aantal opgenomen ziektedagen in Limburg merkelijk hoger dan in de rest van Vlaanderen. Hebt u daar een verklaring voor?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil vanzelfsprekend ziekteverzuim noch de stijging ervan minimaliseren. Zeker nu hebben we elke leraar broodnodig en we moeten daarom de oorzaken van het ziekteverzuim – voor zover we dat kunnen – aanpakken. Ik heb het ziekteverzuimpercentage wel onmiddellijk in een ruimer kader geplaatst. Onderwijs fungeert niet in een parallel universum. Er bestaat zoiets als tendensen in de samenleving, die zich dus ook manifesteren in het onderwijs. Men heeft dan voor het eerst – want ik stelde die vraag aan de administratie – de evolutie van het ziekteverzuim in andere sectoren bekeken, namelijk in de private sector en bij de Vlaamse overheid.
Men heeft de evolutie van de afgelopen jaren bekeken, in dezen een toename tot onze spijt, los van de verschillen ten gronde. Zo noteerde de Vlaamse overheid een stijging met 5,7 procent en in de privésector was er volgens Securex sprake van een stijging met 10 procent.
Mijnheer Vandenberghe, ik vind dat men in een plas water soms de zon moet zien schijnen. Het is niet verboden om enige nuance aan te brengen, laat staan om soms zelfs eens positief te zijn over onderwijs. Dat was mijn enige bedoeling.
Er zijn natuurlijk negatieve effecten, niet alleen voor de leraar die uitvalt maar ook voor de school in zijn geheel. De school moet vervangingen zoeken, wat gelet op het lerarentekort een moeilijkheid is. Bij gebrek aan vervangingen verhoogt de druk op de leraren die dan moeten inspringen, waardoor zij weer sneller dreigen uit te vallen. Ik wil er wel op wijzen – en dat is positief – dat vier op de tien leerkrachten in het afgelopen jaar geen enkele dag afwezig zijn geweest.
Het aanpakken van afwezigheden door ziekte is vanzelfsprekend een gedeelde verantwoordelijkheid van de overheid, koepels, netten, schoolbesturen en directies. Er bestaan geen mirakeloplossingen.
Er zijn hier al enkele oplossingen vernoemd, maar ik ga even dieper in op welke wij naar voren willen schuiven. In de eerste plaats gaan we voor het reduceren van de planlast, wat ervoor zorgt dat leerkrachten vooral kunnen focussen op hun kernopdracht. We hebben al eerder besproken wat er in de pijplijn zit met betrekking tot het meldpunt planlast. We willen de inspectie ook inzetten op het vlak van detectie en melding van planlast.
Verder willen we het lerarenberoep opnieuw aantrekkelijk maken om via die weg het lerarentekort aan te pakken. Ik verwijs ook naar de stijgende juridisering van het onderwijs.
Dan kom ik tot de psychosociale risico’s, die hier voor 40 procent werden geduid als oorzaak van het ziekteverzuim. In 2016 is het beleidsplan ter bevordering van het welzijn en welbevinden in onderwijsinstellingen gepubliceerd door de werkgroep psychosociale risico's. Dit beleidsplan wordt sindsdien zoveel mogelijk geactualiseerd. We zijn momenteel bezig met een nieuwe actualisatie naar aanleiding van de cijfers uit de werkbaarheidsmonitor.
Er werd een toolbox met instrumenten ter voorkoming van psychosociale risico’s gepubliceerd op de website van Onderwijs Vlaanderen. Samen met de Federale Overheidsdienst Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg werden opleidingen over psychosociale risico’s georganiseerd. In 2019 werd voor het eerst een supervisietraject georganiseerd waarin schoolleiders ondersteund werden bij het uitbouwen van een welzijnsbeleid op maat van hun school. Dit traject is recent afgerond en wordt momenteel geëvalueerd door mijn administratie in functie van een verdere en bredere uitrol.
Eind november 2019 werd een studiedag rond werkbaar werk en welbevinden in het onderwijs georganiseerd, ook met het oog op het uitwisselen van beste praktijken.
Er worden regelmatig opleidingen voor vertrouwenspersonen georganiseerd. Sinds de start in 2015 werden al zo’n vierhonderd vertrouwenspersonen opgeleid. In 2020 zullen we een nieuwe reeks van opleidingen en supervisie voor vertrouwenspersonen organiseren.
Ieder jaar stelt het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) een jaarrapport op over het ziekteverzuim van het Vlaamse onderwijspersoneel. De gegevens uit dit rapport worden aangeleverd door de controlefirma Certimed en bevatten geen nuancering. Dat zijn gewoon harde data. Het rapport toont aan dat er zich een aantal tendensen aftekenen, maar bevat geen enkele verklaring voor deze of gene tendens. Ik kan vandaag dus geen sluitende verklaringen geven voor de verschillen tussen regio, leeftijd of geslacht. Uit de rapporten ziekteverzuim blijkt wel dat er veel oudere leraren aan de slag zijn, alhoewel blijkt dat in vergelijking met de omringende landen ons lerarenkorps nog vrij jong is.
De groep oudere personeelsleden wordt wel groter. En dat heeft natuurlijk ook zijn weerslag op de vaststelling van afwezigheden door ziekte. Ingevolge de maatregelen met betrekking tot het verminderen van de mogelijkheden tot vervroegde uitstap en het opschuiven van de pensioendatum, waren er in 2018 28.261 personeelsleden in die categorie van oudere personeelsleden. In 2017 waren dat er 26.310. Dat is een stijging met bijna 7,5 procent. Dat zou dus ook ten dele een verklaring kunnen zijn voor de stijging van het ziekteverzuim.
In Limburg ligt het aantal ziektedagen bij de oudste leeftijdsgroep inderdaad hoger in vergelijking met de andere provincies. Ik heb daar niet bepaald een verklaring voor. Positief is wel dat het gemiddelde aantal ziektedagen in Limburg bij die groep gedaald is.
Mijnheer Vandenberghe, het is moeilijk om een streefdoel te bepalen inzake ziekteverzuim, omdat er ook heel veel externe factoren een rol spelen, bijvoorbeeld de frequentie van griepepidemieën, om maar iets te zeggen.
Ik wil afsluiten met een positieve tendens, een tendens waarbij we ook wel wat toonaangevend zouden kunnen zijn als beleidsdomein Onderwijs. De laatste jaren blijkt dat steeds meer leraren gebruikmaken van het verlof voor verminderde prestaties (VVP). Vroeger was dat een beetje een binair gegeven: ofwel ben je ziek en blijf je thuis, ofwel ben je niet langer ziek en kom je werken. Daarvan zijn we kunnen afstappen met dat systeem van verlof voor verminderde prestaties, waarbij je deeltijds opnieuw aan de slag gaat. Dat lijkt wel te werken. Dat kent steeds meer succes. Het gaat om mensen die vroeger op volledig verlof bleven of zelf met pensioen werden gestuurd. In 2018 zaten er al 2578 mensen in het VVP-stelsel – dat is een stijging met 18 procent – en 1814 in het VVPmed-stelsel, om medische redenen, wat een stijging van 20 procent is. In het kader van re-integratie kunnen we als Onderwijs dus mogelijk een model zijn voor andere beleidsdomeinen om die halftijdse of deeltijdse wederopname in het arbeidscircuit te kunnen realiseren.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Minister, ik ben positief, ik ben een heel positieve man. Maar hoe kun je nu positief zijn? Je kunt het zonlicht toch niet verloochenen? U doet dat. U hebt hier 24 keer het woordje ‘positief’ gebruikt. U lacht altijd alles weg, en dat is natuurlijk een manier om de dingen weg te schuiven, maar ik zal daar blijven op hameren. U kunt het zonlicht niet verloochenen. Ik zal u uitleggen waarom. Ik wil u hier een ernstige wake-upcall geven. Ik zal dat blijven doen tot u het wilt begrijpen of het probeert te begrijpen.
Het verhaal van vanmorgen, van die directeur die brieven meegeeft voor de ouders om te helpen in de klas of om te helpen met lesgeven, dat vind ik niet positief. Ik denk ook niet dat die directeur dat positief vindt. Ik denk niet dat de leerkracht dat positief vindt. En ik denk nog veel minder dat die ouders dat positief vinden. Kijk, ik heb nu ook al drie keer het woordje ‘positief’ gebruikt, maar in een andere context. (Opmerkingen. Gelach)
Wat u totaal onderschat, minister, is dat het een vicieuze cirkel is. Ik zal beginnen met cijfers. U zegt dat er een aantal factoren zijn waar u geen rekening mee kunt houden, zoals een griepepidemie. Kijk eens naar de cijfers van ziekteverzuim wegens een psychosociale aandoening. Ik denk niet dat je een psychosociale aandoening krijgt van griep. Dat komt door een burn-out, door werkdruk, doordat leerkrachten en directies heel wat werk op hun schouders moeten nemen.
Ik zal u een paar concrete voorbeelden geven, want ik heb de indruk dat u nog niet zo dicht bij het werkveld staat. Ik zal u daar nu eens concreet bij helpen. Als gepensioneerde leerkrachten moeten terugkeren naar de klas, dan willen zij lesgeven. Zij willen niet langer de administratie doen of toezicht houden. Alle andere leerkrachten moeten dat dus op zich nemen. Als leerkrachten uitvallen die gediplomeerd zijn om een bepaald vak te geven, en men vindt geen nieuwe leerkrachten meer, dan moeten andere leerkrachten daarvoor opdraaien. Dat zijn de redenen waarom men met zoveel burn-outs en psychosociale klachten te maken krijgt. En het is daardoor dat leerkrachten gaan uitvallen. Dat is de reden.
Het hangt allemaal aan elkaar vast: ziekteverzuim, leerkrachtentekort, gebrek aan ondersteuning van de directies, planlastvermindering. We hebben het dan over Operatie Tarra, waarover wij in de vorige legislatuur vijf jaar lang hebben gedebatteerd. Er zijn een aantal kleine oplossingen gekomen, maar een concrete en structurele aanpak is er nog niet gekomen. U hebt het daar ook heel weinig over. Ik weet nog altijd niet uw plannen daaromtrent zijn; dat blijkt ook niet uit uw beleidsplannen.
Minister, als je de cijfers van het aantal leerkrachten dat uitvalt eens ten gronde bestudeert en genuanceerd bekijkt, dan zie je dat die cijfers in het onderwijs almaar slechter worden. Je mag het dus niet gewoon op een hoop gooien, en dan zeggen dat het door griep komt, of dat de cijfers minder erg zijn dan in de privésector. Ik zeg dat de cijfers almaar slechter worden in het onderwijs, en ik zal ook kort zeggen waarom. Er zijn structurele maatregelen nodig om het lerarentekort aan te pakken. Zo kunnen we ervoor zorgen dat ze met hun kerntaken bezig zijn, en dat directies, middenkader en beleidsondersteunende mensen kunnen worden ondersteund om hun job te doen. Dan pas zult u het ziekteverzuim naar beneden kunnen halen, minister.
Het is natuurlijk gemakkelijker om altijd maar kleine middelen te geven. Maar als je het niet structureel aanpakt, dan geraakt het nooit opgelost. Minister, dit is nog eens een wake-upcall. Ik ben positief, ik ben een positief man. Maar dit verhaal is niet positief. U moet het ernstig nemen. En ik heb na uw betoog absoluut niet de indruk dat u dat doet, integendeel.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Ik geef de heer Vandenberghe in grote mate gelijk. Ik zie bij ons op school bijvoorbeeld kleuterjuffrouwen die blijven doorwerken, tegen beter weten in, ook al zijn ze ziek. Maar ze weten dat als ze nu uitvallen, er niet direct een vervanger komt. En dan moeten de kinderen samenzitten in te grote klassen. Ze blijven dan maar doorwerken tot ze op een bepaald moment echt niet meer kunnen, en dan vallen ze voor langere tijd uit, bijvoorbeeld met een burn-out. Dat is inderdaad een heel groot probleem.
Minister, wat dat ziekteverzuim betreft: ik weet niet of de vergelijking die u maakt tussen het onderwijs en de privésector volledig opgaat. Ik heb een verleden als vervangend leerkracht, en ik had eigenlijk altijd opdrachten, tot een week voor de vakantie. Dan kwam de leerkracht die ik verving tijdelijk terug, om dan na de vakantie opnieuw uit te vallen. Ik denk dat dat de cijfers toch wel vertekent.
Ik wil wel zeggen dat het verlof voor verminderde prestaties een goede zaak is, zeker omdat oudere leerkrachten dan bijvoorbeeld voor een dag de zorg voor een ouder kunnen opnemen. Dat lijkt mij wel goed, ook omdat ze dan hun sociale rechten behouden. Dat lijkt mij een positieve zaak.
Maar ik sluit mij aan bij collega Vandenberghe, we hebben inderdaad nood aan een sense of urgency. We gaan zeker snel moeten handelen.
De heer Brouns heeft het woord.
Minister, ik dank u voor uw antwoord. Maar mijn vraag ging toch over de algemene bezorgdheid rond de job van leerkracht. En ik voel dat hier ook bij de collega’s. Ik geloof er heel sterk in dat we daar veel kunnen doen met een lerarenpact. Ik hoop dat u daar zo dadelijk nog iets meer over kunt vertellen, want ik denk niet dat ik daar veel antwoorden over heb gekregen.
Ten tweede, wat het personeelsbeleid betreft: ik geloof heel sterk in een heel actief humanresourcesbeleid, ook in scholen. Ik denk dat we op dat vlak de scholen nog wel wat kunnen ondersteunen, wat kunnen bijstaan. Als je vandaag kijkt naar het aanwezigheidsbeleid – ik noem het een aanwezigheidsbeleid in plaats van een verzuimbeleid, om de aanwezigheid van leerkrachten te stimuleren –, en we maken de vergelijking met de privésector of de overheid, dan is het belangrijk dat de afwezigheid op een meer wetenschappelijke wijze wordt onderzocht.
Zo maakt men in de privésector gebruik van de Bradfordfactor, waarbij men kijkt naar de frequentie. Want het is zo dat langdurige afwezigheden veel minder problematisch zijn voor een organisatie – ze zijn gemakkelijker te vervangen – dan die heel kortstondige afwezigheden, die frequenter voorkomen.
In die zin houd ik een pleidooi voor een meer actief personeelsbeleid, ook in de scholen. Denk aan een beleid dat heel kort bij de leerkrachten staat, met intervisie en een persoonlijk ontwikkelingsplan, en gesprekken met leerkrachten om te weten wat er leeft, om te weten hoe goed ze zich in hun vel voelen. Zo kunnen we de aanwezigheid op een positieve, duurzame manier versterken.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Minister, ik wil u eerst danken voor uw antwoord. Ik wil beginnen met een algemene opmerking. De term ‘ziekteverzuim’ vind ik eigenlijk een bijzonder slecht gekozen, een ongelukkige gekozen term, want als je verzuimt, dan maak je je schuldig aan iets. Dan is het net alsof al diegenen die thuis zijn, schuldig zijn, alsof ze eigenlijk voor niks thuis zijn. Ik zou die term veeleer gebruiken voor iemand die zich buitensporig vaak ziek meldt. Ik zou in dit geval liever spreken over ‘afwezigheid door ziekte’, maar die term is natuurlijk iets waaraan u totaal niks kunt doen.
Collega Vandenberghe, ik wil toch een opmerking maken aan uw adres. U maakt zich hier heel boos en verwijt eigenlijk de huidige en vorige regering verantwoordelijk te zijn voor die stijging van het aantal ziektedagen. Dat vind ik eigenlijk wel straf, want als ik even googel, dan kom ik meteen op een berichtje uit 2009, ‘Jonge leraars verliezen hun mentoren’. Ik citeer: “Het systeem waarbij elke school mentoren kan aanstellen om jonge leerkrachten te begeleiden, wordt afgeschaft. Op die manier wil de minister van Onderwijs, Pascal Smet, besparen op het onderwijsbudget.” Mijnheer Vandenberghe, ik vind dat dan toch wel heel straf dat u hier zo hard van leer trekt tegen de huidige en de vorige minister wegens die ziektedagen, terwijl de cijfers misschien zijn beginnen te verslechteren sinds 2009. Ik weet het niet, het zou eens kunnen worden nagegaan. (Opmerkingen van Hannelore Goeman en Steve Vandenberghe)
Verder heb ik nog een extra vraag. Er was in 2018 een lichte daling van het aantal controles op afwezigheid wegens ziekte. 31 procent van die controles gebeurde door Certimed, dat door het ministerie is aangesteld. Minister, wilt u meer inzetten op controles, of zal het controlebudget ongewijzigd blijven in de komende jaren?
De heer Daniëls heeft het woord.
Ik wil eigenlijk heel kort verwijzen naar het regeerakkoord. Wat de minister heeft gedaan, is het onderwijs bekijken in het perspectief van andere sectoren. Ik denk dat dat belangrijk is, om te zien of het nu enkel in het onderwijs is dan wel of het een algemene trend is. De minister heeft daarbij aangeduid dat er een algemene trend is. Is dat de oplossing? Neen, dat is de oplossing niet. Collega’s, mag ik echter toch echt vragen om naar het regeerakkoord te kijken. Inzake planlast gaan we dat meldpunt activeren om daar echt iets aan te doen, om ervoor te zorgen dat leerkrachten les kunnen geven.
Inzake het M-decreet, een van de zaken waardoor veel leerkrachten uitvielen, gaan we de regie opnieuw bij de scholen leggen. Er is ook alles omtrent het opnieuw kunnen geven van de vakinhoud. Dat de begeleiding in de school zit, dat de middelen in de klas en in de school zitten, dat staat allemaal in het regeerakkoord. Ik hoop, uiteraard samen met jullie, dat dat in het onderwijs minstens een knik kan opleveren. Dat dit niemand interesseert en niet belangrijk is, dat heb ik hier vandaag echter niet gehoord. Lees alstublieft het regeerakkoord. Daar gaat het over, zeg.
Minister Weyts heeft het woord.
Mijnheer Vandenberghe, de elementen die u vol verontwaardiging opsomt, heb ik allemaal gevat in mijn antwoord, maar u kunt het eens in alle rust en kalmte herlezen op basis van het verslag. Ik heb die elementen allemaal meegenomen, misschien iets positiever, dus minder negatief, met meer nuance en minder volume, maar ik heb ze wel allemaal aangebracht. Ik tracht toch ook een discours te voeren waardoor we ervoor kunnen zorgen dat leerkrachten opnieuw enthousiast kiezen voor dat ambt van leerkracht, dat we hen kunnen aantrekken.
Dat had ik niet meegegeven, maar met betrekking tot al die maatregelen zitten we momenteel samen met de administratie om een plan van aanpak uit te tekenen. Zoals al gezegd: een lerarenpact zie ik niet als een kar die volledig wordt beladen, en vervolgens overladen. Het is eerder een stapsgewijze uitvoering, zodat dat we sneller kunnen vooruitgaan in plaats van te wachten tot alle desiderata op tafel liggen. Je geeft dan ook onmiddellijk te kennen dat dit een exhaustief verhaal is. Het is niet gelimiteerd, integendeel, ik denk dat dat een perpetuum mobile moet zijn, zodat we zo veel mogelijk maatregelen kunnen uitwerken. En als we overeenstemming vinden over één maatregel, gaan we die al uitvoeren, en zo zouden we stapsgewijs vooruit kunnen geraken. Ik heb de inspectie alvast de opdracht gegeven om die planlastdetectie mee te nemen in hun inspectierondes, en daar ook echt als aanspreekpunt te kunnen fungeren voor de leerkrachten en door te geven aan de centrale administratie in Brussel om te kijken hoe we dat kunnen aanpakken.
Tot slot, mevrouw Beckers, ik vergelijk niet zomaar de frequentie van afwezigheid op basis van ziekte bij de Vlaamse overheid, de private sector en het onderwijs. Maar zoals ik daarnet gezegd heb, het is de evolutie. Onderwijs fungeert niet in een parallel universum, maar in een brede samenleving, en dan is het wel onmiskenbaar zo – en dat biedt enige stof tot nuance – dat de stijging van de afwezigheid op basis van ziekte minder is in het onderwijsveld dan in de private sector en dan bij de Vlaamse overheid in zijn totaliteit. Dat is een nuance die ik gewoon wil meegeven. Dat stemt mij niet blij, maar dat nuanceert wel en maakt ook dat we niet zomaar leerkrachten met de vinger moeten gaan wijzen alsof het verzuimers zijn. Je ziet dat de maatschappelijke tendens veel manifester is in andere sectoren buiten het onderwijs dan in het onderwijs zelf.
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik moet zeggen dat uw antwoord mij bijzonder ontgoochelt: u haalt een artikel aan van ruim elf jaar geleden. In de tussentijd zijn er twee ministers geweest. U moet maar eens de cijfers bekijken. En jullie zaten met jullie partij elf jaar geleden ook in de regering. Ik vind het bijzonder zwak als u met dergelijke argumenten van elf jaar geleden moet afkomen om het debat hier te voeren. Dat wil dan zeggen dat er ook niet te veel andere zaken zijn.
Bijgevolg wil ik ook nog meedelen dat onze fractie een actieplan ingediend heeft om het beroep van leerkracht opnieuw aantrekkelijker te maken. Wij hebben dat gedaan! We hebben ook vastgesteld dat er een hoge werkdruk is die vooral zijn tol heeft bij leerkrachten en bij oudere leerkrachten en dat er heel wat mensen met burn-out en depressie gaan uitvallen. Voor hen voorzien we in ons plan vooruitzichten voor die oudere leerkrachten van een pensioen naar een pensioen met landingsbaan, waarbij ze lesopdrachten kunnen afbouwen, als ze dat willen, om hun expertise ter beschikking te stellen van het hele schoolteam, van een scholengroep of van individuele leerkrachten. Wij hebben dus concrete voorstellen gedaan.
Minister, ik heb al gezegd dat wij de resoluties over het plan voor het basisonderwijs in de vorige legislatuur hadden. U hebt ze: ga ermee aan de slag en dan merkt u dat wij absoluut wel constructief zijn. Maar we willen niet dat het de processie van Echternach wordt. Het is vijf over twaalf, ons onderwijsveld heeft daar nood aan. Ik ben wel positief, maar er zijn echt grote noden, als je gaat babbelen met de leerkrachten, die nu aangepakt moeten worden. Het is onze taak om dit te doen.
Mevrouw Beckers heeft het woord.
Mijnheer Daniëls, u verwijst naar het regeerakkoord, maar ik heb daar toch wel een bedenking bij. De decretale verankering van de levensbeschouwelijke neutraliteit stond ook in het regeerakkoord, en dat is ondertussen ook weggeveegd. In onze kringen horen we nogal vaak ‘geen woorden, maar daden’.
Minister, in verband met die stijging, denk ik dat dit inderdaad wel kan kloppen. Ik wil nog eens benadrukken dat onze onderwijsmensen een bijzonder grote zin voor verantwoordelijkheid hebben, en ze zullen inderdaad zo lang mogelijk doorgaan wegens hun verantwoordelijkheidsgevoel voor hun collega’s, maar ook voor de kinderen en jongeren waar ze verantwoordelijk voor zijn.
Minister, we hebben al vaak gezegd dat we een probleem hebben met de uitval van startende leerkrachten. We hebben dus ook een groot probleem met ziekteverzuim bij de oudere leerkrachten. We hebben gewoon een lerarentekort. Dat is een groot probleem. We zullen iedereen nodig hebben. We zitten in een vicieuze cirkel: er is een tekort, daardoor is er meer werkdruk, daardoor worden mensen meer ziek. Het is een vicieuze cirkel waar we moeilijk uit raken. We moeten echt heel snel handelen.
De heer Brouns heeft het woord.
Voorzitter, ik noteer inderdaad dat u stapsgewijs werk wilt maken van dat lerarenpact dat uiteraard een positief effect zal hebben op de hele schoolorganisatie en zeker ook op de job van leerkracht.
Mevrouw Grosemans wijst er terecht op dat verzuim een heel negatieve connotatie heeft. Niemand – en zeker leerkrachten niet die heel toegewijd zijn – kiest ervoor om ziek te zijn. Ik hou nogmaals een pleidooi voor een aanwezigheidsbeleid dat op elke school met de juiste omkadering voor leerkrachten, vorm kan krijgen. Ik geloof daar heel sterk in.
Wat een actief personeelsbeleid betreft naar afwezigheden als gevolg van ziekte houd ik een pleidooi om de wetenschappelijke benadering – als er wordt vergeleken met de privésector en de Vlaamse overheid – met de Bradfordfactor te integreren, want op die manier kun je nagaan in welke mate bepaalde leerkrachten eventueel toch problematisch gedrag vertonen. Dan kun je met die leerkracht het gesprek aangaan om te kijken wat er aan de basis ligt van de afwezigheid om zo te komen tot een positief beleid om de aanwezigheid van de leerkracht op de werkvloer te stimuleren, want we hebben ze allemaal meer dan nodig.
Mevrouw Grosemans heeft het woord.
Afwezigheid door ziekte is inderdaad soms een indicator van onderliggende problemen. Zeker psychologische problemen kunnen verminderd worden door de juridisering en de planlast in het onderwijs aan te pakken. Hiervoor hebt u ook uitgebreid aandacht in uw beleidsnota. Ik kijk in ieder geval uit naar de verdere stappen die u hierin zult ondernemen.
De vragen om uitleg zijn afgehandeld.