Verslag vergadering Commissie voor Binnenlands Bestuur, Gelijke Kansen en Inburgering
Verslag
De heer Vandenhove heeft het woord.
Minister, in de commissie Welzijn zijn bij uw collega Beke al talrijke vragen gesteld over de besparingen in de gehandicaptensector, maar ik wou dat ook graag eens vanuit een ander perspectief bekijken, omdat er ondertussen door van die besparingen in de sector van de gehandicapten, 140 personen met een handicap die verblijven in voorziening voor zelfstandig wonen, naar de rechtbank gestapt zijn vanwege die zogeheten correctiefase 2 waarover zoveel te doen is. Dat zijn allemaal mensen die 40 procent van hun budget zouden verliezen en bijgevolg niet meer in staat zijn om een menswaardig bestaan te handhaven.
De neerwaartse bijstelling van de zorggebonden punten en het budget komt er immers op neer dat bepaalde zorgtaken die vandaag gefinancierd worden vanuit de Vlaamse overheid, morgen niet meer gefinancierd worden. In het geval van zelfstandig wonen betekent dat natuurlijk dat aan die 24 op 24 uurshulp, die permanentie, in hun geval ook om te voldoen aan basisbehoeften, niet meer voldaan is. De 140 gebruikers die nu naar de rechter stappen, zijn trouwens voorafgegaan door een 10-tal personen met autisme die wegens gelijkaardige bezorgdheden omtrent hun grondrechten een juridische procedure hebben opgestart. Vandaar dat Vlaanderen vanuit de invalshoek van de internationale mensenrechtenverdragen en de internationale conventies zoals de Verenigde Naties-Conventie inzake de rechten van personen met een handicap ook gehouden is om een aantal fundamentele vrijheden te waarborgen.
In die zin had ik u als minister van Gelijke Kansen, vanuit die bevoegdheid en niet vanuit al die andere bevoegdheden die u daarnet toebedeeld gekregen hebt, uw visie daarover gevraagd.
Ten eerste hebt u ongetwijfeld kennis van de opstart van die juridische procedures. Maar in welke mate denkt u dat dat op een bepaald ogenblik zou kunnen leiden, na eventuele uitspraken van de rechtbank, tot de effectieve aantasting van die Vlaamse grondrechten van die personen met een handicap?
Ten tweede, hoe je het ook draait of keert, uit deze juridische procedures blijkt ook een falen van dialoog. Natuurlijk zou u kunnen zeggen dat men dat moet regelen met minister Beke. Maar de zorgontvangers hebben ettelijke keren gehekeld in de media, maar ook in een procedure die ze voor de rechtbank opgestart zijn, dat er vanuit het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) weinig mogelijkheden tot interactie waren en dat de bereidheid om tegemoet te komen aan de bezorgdheden zeer beperkt was. Ik zou ook graag uw mening daarover hebben. Ik verwijs in mijn vraag naar een arrest van een tiental jaar geleden, waarin de Vlaamse Regering in het algemeen en de minister van Onderwijs in het bijzonder veroordeeld zijn – of de rechtbank zich alleszins in hun nadeel uitgesproken heeft –, omdat er ook te weinig gedaan werd in het onderwijs naar doventolken toe. Misschien zou dat dus een precedent kunnen zijn voor deze aangelegenheid.
Ten derde: bent u desgevallend bereid om vanuit uw bevoegdheid zo'n dialoog op te starten om het beleid van de Vlaamse overheid hier beter op af te stemmen?
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vandenhove, ik voel mij opnieuw vereerd. Ik voel mij stilaan opnieuw een beetje de Grote Raad van Mechelen, waarbij men, als men bij de eigen minister zijn haring niet braadt, eens in beroep zegt te gaan bij die brave Somers, want dat is toch iemand met een groot hart en die gaat dat misschien allemaal op een andere manier bekijken. Ik begrijp dat; ik zou in uw plaats misschien hetzelfde doen. Ik ga dan ook heel concreet antwoorden op uw eerste vraag: ja, ik heb daarvan kennis genomen.
In verband met de tweede vraag, deel ik uw mening niet dat het hier gaat over het falen van een dialoog. Een transitie is nooit gemakkelijk, maar ik heb het volste vertrouwen in mijn collega Beke dat hij daar op een gepaste manier mee zal omgaan. Ik ga ermee akkoord dat dialoog een belangrijk onderdeel van wetgeving is, maar dat sluit niet uit dat er juridische procedures kunnen worden gevoerd. We leven in een rechtsstaat. Je kunt toch moeilijk die logica doortrekken en zeggen dat er geen dialoog geweest is voor alles wat in een juridische procedure uitmondt. Soms is er een dialoog, zelfs een intense dialoog, maar blijft men het fundamenteel oneens. En dan gebeurt het dat een van de partijen gebruik maakt van zijn recht om juridische stappen te zetten en naar de rechter te gaan.
Uw derde vraag: ik begrijp de vraag naar mijn bereidheid om de dialoog opnieuw op te starten. U probeert daarmee het debat opnieuw op te starten, maar in dezen is collega Beke bevoegd en ik heb vertrouwen in zijn capaciteiten om dat goed aan te pakken. Een groot deel van de antwoorden op uw vragen liggen trouwens bij collega Beke – u geeft dat zelf aan, u bent gentleman genoeg om dat tussen de lijnen door ook te suggereren. Ik stel voor dat u zich tot hem wendt, of beter gezegd, opnieuw tot hem wendt. Hij gaat u daar dan verdere informatie over kunnen geven.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik vind Mechelen wel een mooie en belangrijke stad, maar we gaan ook niet overdrijven. U hebt natuurlijk een punt bij alles wat u zegt. Dat is zo duidelijk als dat een plus een twee is.
Ik wil toch nog even verwijzen naar die rechtszaak van Fevlado, dat nu omgedoopt is tot Doof Vlaanderen. Ik denk dat de voorzitter dat ook weet, want dat is eigenlijk een onderwijskwestie: daar is alles ook op die manier begonnen en heeft de rechtbank uiteindelijk uitgesproken dat de Vlaamse Regering meer moest voorzien in doventolken dan toen het geval was. Natuurlijk, het staat mensen altijd vrij om naar de rechtbank te gaan. Men moet die uitspraak dan afwachten. Langs de andere kant: als ik zie – en daar zijn al vragen over gesteld aan minister Beke – dat op dit ogenblik meer en meer mensen overwegen om de juridische weg op te gaan in verband met deze aangelegenheid, denk ik dat dat hoe dan ook op dat ogenblik raakvlakken heeft met gelijke kansen zonder te vervallen in het u toewijzen van meer of minder bevoegdheden, zonder het politieke spel te willen spelen tussen twee ministers. Ik zit al te lang in de politiek om te beseffen dat dat bij jullie niet zal lukken. Ik denk dat ook in deze omstandigheden, ondanks al mijn anciënniteit, ik dat toch moet proberen.
De heer Vande Reyde heeft het woord.
Ik ga mijn tijd opmeten, want daar wordt blijkbaar strenger op toegezien dan in de andere commissies. Ik ben in ieder geval heel blij dat de maatschappelijke uitdagingen voor mensen met een beperking zo uitgebreid aan bod komen in dit parlement. Ik ben daarvoor al in alle commissies geweest, behalve die voor Landbouw en Visserij, maar dat zal ongetwijfeld nog komen. Ik vind de basisfilosofie van uw vraag heel goed, namelijk: hoe kunnen we gelijke startkansen garanderen voor mensen, ondanks – of met – hun beperking? Ik vind die basisfilosofie zeer goed, want dat is de essentie. Daarvoor moeten we als overheid zorgen: voldoende steun zodat mensen een menswaardig leven kunnen leiden.
Ik stel me alleen de vraag – en dat vind ik ongelooflijk raar aan uw vraagstelling – waarom u net dit topic aanhaalt van de correctiefase. Ik ga niet in detail, want dat is inderdaad iets voor de commissie Welzijn. We hebben het daar al twee of drie keer over gehad. Maar de bedoeling van heel die correctiefase is geen besparing. Dat is fundamenteel onjuist. De bedoeling van de correctiefase – die trouwens in de vorige legislatuur afgesproken werd, waarbij u toen geen commentaar had en nu wel, wat uw goed recht is – is om scheefgetrokken financieringen uit het verleden recht te trekken. Dat zorgt net voor gelijke kansen. Dat zorgt ervoor dat iemand met een handicap op plaats Y dezelfde ondersteuning krijgt als iemand met dezelfde zorgnood, dezelfde handicap, op plaats X.
U hebt het altijd over de mensen die budget verliezen. Ik kan u honderden voorbeelden geven van mensen die budget bijkrijgen. Ik geef u het voorbeeld van Amelie, een dame van 36 met een zware dubbeldiagnose. Haar budget stijgt van 60 naar 85 punten. Ik ga geen andere voorbeelden geven, want dat zou ons te ver leiden. Maar er zijn heel veel mensen die budget bijkrijgen. Wat u eigenlijk zegt, als u tegen deze correctiefase bent, is dat die mensen geen gelijke kansen verdienen. Dat vind ik fundamenteel onjuist. Deze correctiefase is net bedoeld om gelijke kansen voor iedereen te garanderen. Daarom blijf ik daar, samen met mijn fractie, 100 procent achter staan.
U hebt natuurlijk gelijk dat de zorgcontinuïteit voor mensen die budget verliezen, gegarandeerd moet worden. Maar daar zijn checks en balances voor ingebouwd. We moeten daar inderdaad in dit parlement op toezien dat die behouden blijft. Ik ga er wel 100 procent mee akkoord dat u de problematiek rond mensen met een beperking wilt bekijken vanuit de invalshoek van gelijke kansen. Maar ik raad u dan aan om te werken rond topics als arbeid en toegankelijkheid, allemaal zaken waarover mijn fractie meer gezegd heeft dan sp.a deze legislatuur, maar goed, u kunt dat nog inhalen.
Deze correctiefase is echt een typisch voorbeeld van het garanderen van gelijke kansen. Ik vind het jammer dat u of uw collega’s in de commissie Welzijn hebben gezegd achter de correctiefase te staan, in de plenaire vergadering dan weer niet, in deze commissie dan ook weer niet. U moet daar toch wel consequent in zijn. En ik hoop dat we de uitdagingen voor mensen met een beperking verder kunnen aanpakken, maar dat we dan ook wel eerlijk zijn over maatregelen die wel gelijke kansen garanderen.
Minister Somers heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, ik zal heel kort zijn. Uit uw uitstekende en goed onderbouwde woorden blijkt dat dit eigenlijk in de commissie Welzijn thuishoort. Hier werken we aan andere thema’s. De basisredenering dat de start van een juridische procedure op zich een argument is om in deze commissie over gelijke kansen te praten, vind ik een zeer brede interpretatie.
Het is evident dat dit met kansen te maken heeft. Het is evident dat met betrekking tot veel beleidsdomeinen vragen om uitleg kunnen worden gesteld over de vraag of we mensen gelijk en gelijkwaardig behandelen, maar het gelijkekansenbeleid vormt werkelijk de kern van een transitie in het welzijnsbeleid. Daar moet het debat ten gronde en op een deftige manier worden gevoerd. Ik kan enkel stellen dat ik vertrouwen in minister Beke heb. Hij doet dat op een ordentelijke wijze en wil de gelijke kansen van die mensen garanderen. De lopende procedure is een gevolg van het recht van mensen om naar de rechtbank te stappen. Ik heb daar respect voor. De rechter zal een uitspraak doen en dan moeten we die uitspraak aanvaarden of ertegen in beroep gaan. Dat is de situatie.
Mijnheer Vandenhove, ik begrijp dat u uw job doet. U probeert het gaatje in de defensie van de Vlaamse Regering te vinden, maar we zitten allebei al te lang in de politiek om te weten dat het niet zo eenvoudig is om dat met een vraag om uitleg te doen lukken.
De heer Vandenhove heeft het woord.
Mijnheer Vande Reyde, we moeten opletten dat we hier niet het proces voeren dat in de rechtbank moet worden gevoerd, maar ik respecteer uw argument.
Minister, telkens ik minister Beke hierover heb ondervraagd, heb ik dat op een ordentelijke wijze gedaan. Ik ben van Sint-Truiden, wat betekent dat ik al eens niet ordentelijk ben, maar dit heb ik alleszins ordentelijk gedaan.
Het bewust arrest in verband met de tolken waarnaar ik heb verwezen, gaat over het verlies van een derde van de ondersteuning. Nu loopt dat voor de categorie waarover ik het heb soms op tot 40 of 50 procent. Ik wil dat debat hier niet verder voeren.
In uw antwoord hebt u terecht en perfect de andere invalshoek geschetst. De vraag is of dit al dan niet een gelijkekansendebat is. We moeten opletten dat we niet in woorden vervallen. We moeten over de partijgrenzen heen proberen de probleemgevallen op te lossen. Dat kan misschien het best in de rechtbank gebeuren – en de procedures zijn ingeleid –, maar we moeten dat natuurlijk ook op andere manieren proberen op te lossen.
De vraag om uitleg is afgehandeld.