Verslag vergadering Commissie voor Economie, Werk, Sociale Economie, Wetenschap en Innovatie
Verslag
De heer Bothuyne heeft het woord.
We weten allemaal dat de arbeidsmarkt geconfronteerd wordt met een acute en structurele krapte. Er werden in het voorbije jaar bijna 300.000 vacatures gemeld. Ondanks het feit dat er tekenen zijn dat er een bepaalde luwte aankomt op die arbeidsmarkt, zijn dat toch nog altijd recordcijfers.
En voor die vacatures zijn er uiteraard steeds minder kandidaten te vinden. In het begin van de vorige legislatuur waren er nog negen kandidaat-werkzoekenden per vacature, nu zijn dat er gemiddeld nog een viertal. Daarvan zijn er ook gevolgen, onder andere bij werkgevers. Zo zijn er ook recordcijfers voor het annuleren van vacatures.
Je zou dan verwachten dat VDAB inzet op meer knelpuntopleidingen, opleidingen richting knelpuntvacatures, knelpuntjobs. Maar ondanks die verwachting, blijkt dat niet zo te zijn. Uit cijfers die ik bij u opvroeg, minister, blijkt dat er in 2015 nog 24.251 knelpuntopleidingen genoteerd stonden bij VDAB. Dit aantal is jaar na jaar gezakt, tot 19.160 in 2018. De cijfers van 2019 zijn bij mijn weten nog niet voorhanden.
Bovendien is dat eigenlijk nog een overschatting van het aantal knelpuntopleidingen. Eén werkzoekende kan immers meerdere gelijkaardige opleidingsmodules richting knelpuntberoep hebben gevolgd.
Bovendien blijkt dat een op de vijf van die knelpuntopleidingen werden stopgezet. De belangrijkste reden waarom een knelpuntopleiding wordt stopgezet, is – naast het feit dat de werkzoekende aan de slag is gegaan, wat natuurlijk positief is – dat hij of zij gewoon ongeschikt is voor die opleiding. En dat doet dan weer vragen stellen over de screening van de betrokkenen door VDAB.
Positief is wel dat de uitstroom naar werk, na het succesvol afleggen van zo’n knelpuntopleiding, stijgt. In 2016 was 64,9 procent van de betrokkenen na drie maanden aan de slag. In 2018 was dit al gestegen tot bijna 70 procent. Dat is dus zeker een pluim voor het werk van VDAB.
Minister, ik veronderstel dat sommige zaken beter kunnen.
Minister, meer werkzoekenden richting knelpuntopleidingen sturen, zou een doelstelling moeten zijn voor VDAB. Op welke manier kan VDAB hen aanmoedigen om zo’n knelpuntopleiding te volgen?
Op welke manier kan de instroom in die opleiding verhogen? Het kan misschien bijvoorbeeld gebeuren door in te zetten op de interregionale mobiliteit, waarnaar collega Ongena verwees, en Walen en Brusselaars toe te leiden tot het volgen van een knelpuntopleiding. Ook mensen die een RIZIV- of OCMW-uitkering kregen richting knelpuntberoep of knelpuntopleiding sturen, zou een oplossing kunnen zijn.
Als je de cijfers wat nader bekijkt, valt het op dat er opleidingen en knelpuntopleidingen worden gegeven in regio’s waar er relatief weinig werkzoekenden zijn. Dit kan leiden tot een geografische mismatch. Op welke manier kunnen we daarmee omgaan?
Een aantal van die knelpuntopleidingen worden stopgezet. Als een werkzoekende aan de slag kan gaan, is dat natuurlijk een goede en begrijpelijke zaak. Maar heel wat mensen zetten die opleiding stop omdat ze er ongeschikt voor zijn. En dat is natuurlijk te vermijden, want zo wordt nodeloos tijd en geld verspild, zowel van VDAB als van de betrokken werkzoekende. Op welke manier kan de screening van VDAB op dat vlak beter?
De noden op de arbeidsmarkt evolueren. De bedrijven en sectoren hebben elk jaar opnieuw nieuwe noden en nieuwe vragen. Op welke manier wordt er samengewerkt met de bedrijven en sectoren? Op welke manier wil VDAB meer en beter inspelen op de noden op de arbeidsmarkt bij het organiseren van knelpuntopleidingen?
Minister Crevits heeft het woord.
Collega’s, zoals u weet, werkt VDAB op maat van vacatures en van werkzoekenden. Werkzoekenden worden zo snel mogelijk gescreend en georiënteerd in functie van concrete vacatures. Daartoe wordt in eerste instantie gekeken of het jobdoelwit van de werkzoekende realistisch is. Indien er wordt vastgesteld dat er in functie van het gestelde jobdoelwit nood is aan competentieversterking of werkervaring, dan wordt zo snel als mogelijk doorverwezen naar een intensief traject. Dat kan een opleiding, maar ook een concrete werkervaring in een onderneming zijn. Daarbij worden werkgevers ook gesensibiliseerd om mensen kansen te geven op een werkplekervaring. Collega, ik verwacht wel van VDAB dat ze hun ondersteuningsaanbod voor het invullen van vacatures heel laagdrempelig bekendmaken bij werkgevers. Er kan daar dus misschien nog wat extra gas worden gegeven.
VDAB maakt jaarlijks de evaluatie van welk opleidingsaanbod nodig is, en past het aanbod daaraan aan, net als de inzet van personeel en middelen. Dat gebeurt in overleg met de sectoren en de partners. Het is daarin van belang dat de sectoren en bedrijven hun verantwoordelijkheid nemen. Elke werkplek is voor mij een potentiële opleidingsvloer waar werkzoekenden hun talenten kunnen tonen.
Walen en Brusselaars die interesse tonen voor een tewerkstelling in Vlaanderen worden in principe eerst door hun eigen arbeidsbemiddelingsdiensten aangespoord om opleidingen te volgen. In Brussel verzorgt VDAB zelf die opleidingen, vanuit de gemeenschapsbevoegdheid. Er wordt daarbij maximaal aangedrongen op toeleiding van kandidaten. Ook OCMW’s worden door VDAB aangespoord om toe te leiden naar het opleidingsaanbod van VDAB of gebruik te maken van stages in functie van het bepalen van het jobdoelwit en de eventuele verdere opleidingsnoden.
Via mobiele opleidingen leiden we werkzoekenden toe naar knelpuntberoepen die zich situeren op de regionale arbeidsmarkt. Er worden zowel samenwerkingen opgezet met lokale besturen en OCMW’s in functie van lokale behoeftes op de lokale arbeidsmarkt, als met werkgevers voor de invulling van hun vacatures. De opleidingen worden georganiseerd bij de lokale besturen of op de werkvloer van de werkgevers. Ik verwacht sowieso van VDAB verder in te zetten op vacaturegericht opleiden om op die manier meer en meer de match te benaderen tussen de vraag van de arbeidsmarkt en de werkgever en de opleiding.
Dan is er de stopzetting van de opleidingen. Ik heb dat samen met u vastgesteld, collega Bothuyne. In het kader van het Versnellingsplan 2018 zijn de instapvoorwaarden voor de VDAB-opleidingen voor werkzoekenden herschreven, net om drempels te voorkomen. We focussen op het geven van kansen door competentieversterking, door enkel nog formele instapvoorwaarden voor inschrijving te hanteren. Een formele instapvoorwaarde, dat is bijvoorbeeld dat je werkzoekend bent of medisch geschikt bent.
Werkzoekenden starten daardoor met een opleiding op basis van een dossieranalyse en een inschattings- of motivatiegesprek. Als de kandidaat eenmaal gestart is, kunnen er valide testen gehanteerd worden om het persoonlijk ontwikkelplan te stofferen. Daardoor is de duurtijd van de eerste weken in een opleiding, waarin de klant kennismaakt met het beroep, verhoogd van 100 naar 150 uren. Als tijdens die 150 uren blijkt dat de opleiding niet past, wordt aan de klant een ander dienstverleningsaanbod aangeboden. De vraag is of het ene ook met het andere te maken kan hebben.
Opleidingsmodules worden op die manier ingezet als oriënteringsinstrumenten. Ook een gestopte opleiding kan dus waardevolle informatie aanleveren over het potentieel van de werkzoekende en zou ons in theorie ook tot een meer succesvolle match kunnen brengen.
Elk jaar doet VDAB een analyse om na te gaan voor welke beroepen werkgevers de meeste problemen ondervinden om geschikte werknemers te vinden, de befaamde knelpuntberoepenlijst. Dat onderzoek is gebaseerd op enerzijds een statistische analyse van de vacatures die bij VDAB gemeld worden en anderzijds kwalitatieve input van consulenten en sectororganisaties. Elk jaar wordt daarvoor aan tientallen sectororganisaties gevraagd om inhoudelijke input te geven over hun problemen bij de invulling van de vacatures. Op die manier pikt VDAB de signalen op en worden de actuele noden naar knelpuntberoepen in kaart gebracht in functie van het organiseren en erkennen van de knelpuntopleidingen.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Dank u wel, minister. Ik ben blij dat er een aantal initiatieven in de pijplijn zitten om hier stappen vooruit te zetten, want eigenlijk moet ik vaststellen dat er de voorbije pakweg vijf jaar niet zo heel veel is verbeterd op dit punt, toch niet kwantitatief. Kwalitatief zijn er zeker positieve stappen gezet, met de uitstroom die verhoogd is, maar als we kijken naar de hoeveelheid knelpuntopleidingen, de hoeveelheid werkzoekenden die richting zo’n knelpuntberoep worden geleid, is dat elk jaar ongeveer 10 procent van de werkzoekenden die op een actieve manier een knelpuntopleiding bij VDAB volgt. 10 procent is naar mijn gevoel weinig. Dat is een vrij constant percentage. In het licht van de discussie die we hier bij andere vragen al gehad hebben over andere, nieuwe groepen die we willen betrekken bij de arbeidsmarkt – mensen met een langdurige ziekte, mensen vanuit het OCMW, mensen uit Wallonië en Brussel – dan moeten we toch durven te stellen dat er meer mogelijk is dan wat VDAB tot op vandaag doet.
Een aantal sporen zijn alvast hoopgevend richting werkervaring, zoals het aanzetten van werkgevers om werkervaringsplaatsen ter beschikking te stellen. Het hele idee van vacaturegericht opleiden is een vorm van maatwerk waar we inderdaad voor moeten gaan. Zowel VDAB als sectoren en werkgevers hebben daar een belangrijke verantwoordelijkheid in. Kunnen we in het kader van de convenanten die er met sectoren zijn, niet een aantal doelstellingen opnemen om op die manier een versnelling te bewerkstelligen inzake de opleiding richting knelpuntberoepen?
De mobiele opleidingen en de samenwerking met lokale besturen, dat is iets heel positiefs. Lokale besturen houden echt wel de vinger aan de pols bij hun lokale bedrijven en hun lokale arbeidsmarkt. Een lokaal uitgewerkt arbeidsmarktbeleid is essentieel om succesvol te zijn om echt op maat te kunnen gaan werken. Ik doe een warme oproep om met alle gemeenten in Vlaanderen, niet alleen met de steden, een samenwerking aan te gaan en om vanuit VDAB ook op dat punt, het organiseren van knelpuntopleidingen en het invullen van knelpuntvacatures, de samenwerking te zoeken.
Met betrekking tot de screening van werkzoekenden en het al dan niet succesvol instromen in en afwerken van een knelpuntopleiding, vind ik het heel goed dat VDAB kansen wil geven en enkel nog formele criteria wil hanteren bij de toelating in een bepaalde opleiding. Anderzijds is het ook belangrijk om onrealistische verwachtingen bij een werkzoekende tegen te gaan, net zoals het goed is dat werkgevers erop gewezen worden dat witte merels niet vaak te vinden zijn. Werkzoekenden moeten er aan het begin van een traject op gewezen worden wat mogelijk is en wat allicht onmogelijk zal zijn, om op die manier teleurstelling en nodeloos verspilde tijd en geld te vermijden. Ik hoop dat daar in de screening van werkzoekenden rekening mee kan worden gehouden.
Minister Crevits heeft het woord.
Mijnheer Bothuyne, ik had een aantal van uw suggesties al gelezen en ik vind ze bijzonder waardevol. Je kunt alles natuurlijk van twee kanten bekijken. VDAB heeft in het aan mij bezorgde antwoord vrij defensief gewerkt en gezegd te proberen goed te doen. Maar ook de andere kant moet bekeken worden. Ik vind uw suggesties dus zeker waardevol, zeker ook over de samenwerking met de lokale besturen. Er moet op maat van het aanbod gewerkt worden. Ik ben wel blij dat u hun aanpak om kansen te geven ook ondersteunt.
De kritiek is, denk ik, vrij constructief bedoeld en ik neem uw suggesties zeker mee in de hoop dat er iets mee gedaan wordt. Ik zal me daar persoonlijk voor inzetten.
De heer Bothuyne heeft het woord.
Waarvoor dank.
De vraag om uitleg is afgehandeld.