Verslag vergadering Commissie voor Cultuur, Jeugd, Sport en Media
Verslag
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Minister-president, aan de VUB namen de vakgroep communicatiewetenschappen en het onderzoekcentrum imec-SMIT (Interuniversitair Micro-elektronicacentrum - Studies in Media, Innovation and Technology) de genderongelijkheid binnen de Vlaamse filmindustrie onder de loep. Daarvoor gebruikte men cijfers van Vlaamse films met een bioscooprelease in de periode 2006-2018. De resultaten van het onderzoek werden begin december van het voorbije jaar, 2019, gepubliceerd in een policy brief.
Er werd gefocust op de kernberoepen van de filmsector, onder andere regisseur, scenarist en producent. Vlaanderen komt niet zo goed uit dat onderzoek: met slechts 16 procent vrouwelijke regisseurs scoort de Vlaamse film onder het Europese gemiddelde van 21 procent. Dat geldt voor de verschillende filmgenres, alleen documentaire doet het beter. Bij films ondersteund door het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) vinden we een iets grotere vrouwelijke bezetting terug.
Opvallend is dat het aantal vrouwelijke masterstudenten aan de filmscholen jaar na jaar toeneemt terwijl het aandeel vrouwelijke regisseurs fluctueert en de laatste vier jaar zelfs afneemt. De studie vermeldt nog dat deze resultaten niet noodzakelijk betekenen dat genderongelijkheid een intentioneel proces is. De kwaliteit van onze films moet op de eerste plaats komen, maar gendergelijkheid en diversiteit moeten een aandachtspunt zijn.
In de studie stond ook iets dat mij een beetje verontrustte, namelijk dat buitenlandse onderzoeken aantonen dat vrouwelijke regisseurs moeilijkheden ondervinden bij het financieren van hun project.
Minister-president, bent u van plan om de gendersituatie binnen de filmsector op te volgen. Indien ja, hoe ?
Zult u verder onderzoeken waarom vrouwelijke filmstudentes na het afstuderen minder aan bod komen in de filmsector ?
Welke acties kunt en wilt u ondernemen om het Vlaams gemiddelde van vrouwelijke regisseurs op te krikken tot het Europese gemiddelde?
Bent u van plan om specifieke sensibiliseringsinitiatieven op te starten en indien ja, hoe wilt u dan sensibiliseren?
Welke acties moet en kan het VAF opzetten om kernberoepen in de filmsector diverser te maken?
Minister-president Jambon heeft het woord.
De gendersituatie in de audiovisuele sector wordt opgevolgd door het Vlaams Audiovisueel Fonds. Het VAF beschikt over de nodige informatie voor alle VAF-gesteunde films om de situatie nauwgezet op te volgen.
Gezien de toename van vrouwelijke studenten aan filmopleidingen, wordt verwacht dat dit zich in de toekomst ook zal vertalen in meer vrouwelijke personen op de sleutelfuncties productie, scenario en regie. Alleen is het eerder zo dat pas afgestudeerden – mannen én vrouwen – vaak eerst een aantal jaren meedraaien in andere functies of in andere niet-gesubsidieerde types producties om hun stiel helemaal onder de knie te krijgen, vooraleer ze zelf de grote stap zetten naar een sleutelfunctie in een film of een dergelijke verantwoordelijkheid krijgen. De stijging van het aantal afgestudeerden vertaalt zich dus niet onmiddellijk in die functies, maar wel later.
De studie van de vakgroep communicatiewetenschappen biedt een inzicht in de huidige stand van zaken. Het is interessant om verder te onderzoeken of gezinsgerelateerde factoren meespelen in de beroepskeuze van vrouwelijke afgestudeerden.
Dan de acties. Ik zal dit thema meenemen als aandachtspunt in de gesprekken met het Departement Cultuur, Jeugd en Media en het VAF over de nieuwe beheersovereenkomst.
We moeten er echter ook rekening mee houden dat er minder producties gemaakt worden in Vlaanderen dan in sommige andere Europese landen of regio’s. Dat maakt dat de invoering van harde quota, zoals in Zweden is gebeurd, geen goede oplossing is voor de Vlaamse audiovisuele sector. Als het VAF bijvoorbeeld jaarlijks tussen de zes en de acht Vlaamse speelfilms kan cofinancieren, is het een stuk moeilijker om – los van wat er reëel aan aanvragen binnenkomt – te beslissen dat de helft hiervan van vrouwelijke en de helft van mannelijke regisseurs afkomstig moet zijn, dan in landen waar men een hogere output kan genereren en zo meer professionals kan bedienen.
Inmiddels zijn er bij het VAF wel een aantal andere maatregelen van kracht. Zo zorgt het VAF ervoor dat al zijn beoordelingscommissies gelijkwaardig zijn bevolkt door mannen en vrouwen. Dat is alvast een goed uitgangspunt om de te beoordelen projecten vanuit diverse ervaringen en gevoeligheden te benaderen. Uit het onderzoek van de VUB bleek dat er geen discrepantie is tussen de man-vrouwverhouding op het niveau van de instroom aan aanvragen en de man-vrouwverhouding op het vlak van de goedkeuring van aanvragen. Dat is volgens mij geruststellend. Het gaat er dus vooral om om de instroom van projecten waar vrouwelijke makers en producenten aan verbonden zijn, te stimuleren en de selectie van projecten in eerste instantie op kwalitatieve gronden te blijven voeren.
Verder zet het VAF, met het oog op een hogere instroom van projecten waar vrouwen aan verbonden zijn, in op sensibilisering van de sector. Het VAF moedigt vrouwen actief aan om in het vak te stappen en om projecten in te dienen. Daarnaast neemt het ook initiatieven om heel de sector op het belang hiervan te wijzen. Wat dit betreft, tekent zich ook internationaal in het filmmilieu een positieve tendens af.
Dan de sensibiliseringsinitiatieven. Zoals ik zonet zei, neemt het VAF al verschillende initiatieven om de sector te sensibiliseren. Zo wordt bij fictiereeksen bij het aanstellen van schrijversteams gewezen op het belang van ook ondervertegenwoordigde categorieën in het team op te nemen: vrouwelijke scenaristen, junior scenaristen, scenaristen met een andere culturele of etnische achtergrond.
Dan nog wat over de acties die het VAF kan opzetten. Het VAF heeft de laatste jaren sterk gewerkt aan zijn diversiteitsbeleid. Zo wordt bij iedere steunaanvraag naar een diversiteitsaanpak gepolst, die door de commissieleden wordt meegenomen in de bespreking van het project. In deze nota geeft de aanvrager binnen de context van zijn of haar specifiek project aan op welke manier concreet op diversiteit wordt ingezet. Gender is hierbij een belangrijk onderdeel. De concrete vraagstelling van het VAF ten aanzien van de aanvragers kan men vinden op de website van het VAF: vaf.be/diversiteitsaanpak-filmfonds-mediafonds.
Mevrouw Van Werde heeft het woord.
Dank u wel voor uw antwoorden, minister-president. We hebben een uitstekend filmfonds met een heel gedreven directeur. Daar wordt de problematiek van gendergelijkheid en diversiteit inderdaad heel ernstig genomen. De rol van het filmfonds is belangrijk, maar het VAF draagt die verantwoordelijkheid niet alleen. De helft van de langspeelfilms wordt gesteund door het VAF, de andere helft niet. Het is cruciaal dat er ook bij die andere helft meer vrouwen op sleutelposities kunnen geraken. Ik denk dat er daarvoor ook een andere mindset moet komen. En ik denk dat de minister van Cultuur daarvoor bijkomende initiatieven kan nemen, om te sensibiliseren.
Ik haal de mosterd voor die vraag of die opmerking bij de Scandinavische landen, bij hun aanpak van de problematiek. Ik ben absoluut geen voorstander van quota, maar hun aanpak heeft, ondanks of dankzij die quota, goed gewerkt, want 60 procent van de filmprijzen gaan daar nu naar vrouwelijke regisseurs. Dat zijn rolmodellen geworden, en rolmodellen zijn heel belangrijk. Ik citeer Anna Serner, sinds 2011 directeur van het Zweedse filmfonds: “If you can see it, you can be it.” Een rolmodel kan dus een aanmoediging zijn om door te zetten. Dat zegt ook filmmaakster Eva Cools in een interview van begin december in De Standaard: “Ik heb mij kunnen spiegelen aan vrouwelijke filmmakers zoals Fien Troch.” In Zweden zijn er trouwens niet alleen quota maar ook ontwikkelingsfondsen ingevoerd voor jong vrouwelijk filmtalent en dat heeft ook succes gehad. Scenarioschrijven, regisseren en produceren zijn namelijk vaardigheden die je echt onder de knie moet krijgen en dat vergt tijd. Een goed scenario – toch de basis voor een goede film – komt niet uit de lucht vallen. Daar wordt jarenlang aan gewerkt. De mensen moeten die ruimte krijgen en moeten daar ook in begeleid worden.
Ik mag hopen, zoals Erwin Provoost zegt, dat het een kwestie van tijd is vooraleer de vrouwelijke filmstudenten sleutelposities gaan innemen in de filmbusiness. Maar ik denk dat we het wel moeten blijven opvolgen.
Nog een citaat uit het interview met Anna Serner: “Als er alleen geld in het spel is, dan gaat het aantal vrouwen drastisch omlaag.” Dat is overal zo, dus ook in Zweden. Daarom is de rol van een filmfonds dus heel belangrijk.
Dank u voor uw antwoorden. Ik blijf het opvolgen.
Mevrouw Segers heeft het woord.
Bedankt, mevrouw Van Werde. Ik was met dezelfde vraag bezig, maar het is niet meer gelukt voor de kerstvakantie. Heel fijn dat we het hier toch even op de agenda kunnen plaatsen en het erover hebben. Ik wil precies hetzelfde punt maken als u.
Minister, u gaf terecht aan dat in het onderwijs de ‘gender gap’ zich aan het dichten is. In tien jaar tijd is het aantal vrouwelijke studenten in de masteropleidingen film gestegen van 24 naar 48 procent. Te verwachten valt dus dat de gap min of meer gedicht zal raken, maar dat zal niet zonder slag of stoot gebeuren. Dat gaat traag, en we zullen ook nog meer incentives nodig hebben. Dat is waar ik u toe wil oproepen. Ik kijk daarbij ook naar de Scandinavische landen. Het Zweeds Filminstituut is er echt in geslaagd om die gendergelijkheid te krijgen, en aanvankelijk zelfs zonder quota, dacht ik. Ik ben het ermee eens dat quota invoeren op dit moment niet de te volgen weg is, maar we moeten zeker onderzoeken op welke manieren we kunnen leren uit het Scandinavische filmbeleid. Rolmodellen spelen daar inderdaad een belangrijke rol in.
De vraag om uitleg is afgehandeld.