Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
In de media vernamen we dat de Vlaamse onderwijsinspectie onlangs versterkt werd met een tiental extra inspecteurs. De versterking van het team inspecteurs heeft als doel de onderwijskwaliteit in Vlaanderen te verbeteren. Op die manier werken we aan een van de vijf grote doelstellingen rond onderwijs in het Vlaams regeerakkoord.
In de vorige legislatuur werd de onderwijsinspectie al grondig hervormd. De taken van een inspecteur veranderen dus ook grondig. Zo zullen de scholen voortaan vaker een doorlichting krijgen. De nadruk wordt gelegd op transparantie en dialoog tussen de inspectiediensten en de scholen. Verder zal de inspectie bijvoorbeeld ook uitspraken doen over de planlast bij leerkrachten en doet ze suggesties om die planlast te verlagen. Bovendien krijgt men de bijkomende opdracht om de ondersteuning en begeleiding te auditen
In de komende jaren worden anderzijds ook de pedagogische begeleidingsdiensten hervormd. Ze moeten hun kerntaken effectiever en efficiënter kunnen opnemen zodat ze een echte hulp zijn voor de dagdagelijkse klaspraktijk. In de engagementsverklaring die de onderwijsactoren samen met de minister heel recent hebben ondertekend, worden beide organen ook vernoemd. Pedagogische begeleidingsdiensten ondersteunen scholen en de Onderwijsinspectie controleert en stimuleert de onderwijskwaliteit.
Minister, welk onderscheid ziet u concreet tussen de vernieuwde inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten van de toekomst? Hoe zult u ervoor zorgen dat dit onderscheid op de werkvloer ook duidelijk is en blijft?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik begrijp uw vraag omdat in het onderwijskwaliteitskader de inspectie en de pedagogische begeleidingsdiensten dichter naar elkaar zijn toegegroeid. Zowel de inspectie als de pedagogische begeleidingsdiensten zien zichzelf als een partner van de scholen en benadrukken hun ontwikkelingsgerichte aanpak.
Ze hebben echter een andere opdracht en een ander mandaat. Het is de doelstelling dat de inspectie gemiddeld een keer om de zes jaar een school inspecteert in functie van kwaliteitscontrole. Het inspectieteam analyseert tijdens een doorlichting, samen met de instelling, sterke punten en werkpunten, identificeert tekorten en ontwikkelkansen en heeft ook een taak op het vlak van de erkenning, maar dat is een andere zaak. Zeker sinds de invoering van de Onderwijsinspectie 2.0 probeert ze een heel ontwikkelingsgerichte praktijk en dialoog te hanteren die scholen stimuleert om met de analyse aan de slag te gaan. Indien de school dit wil, kan zij vervolgens deze werkpunten opnemen met een pedagogische begeleidingsdienst.
Los daarvan kan een school zich op elk moment richten tot pedagogische begeleidingsdiensten voor vakdidactische- en inhoudelijke ondersteuning en schoolbegeleiding. Met andere woorden, waar de pedagogische begeleidingsdiensten een continue kwaliteitsontwikkeling moeten stimuleren bij scholen, concentreert de inspectie zich op controle op decretaal voorziene tijdstippen of op het feit of onderwijsinstellingen voldoen aan de erkenningsvoorwaarden en brengt hierover advies uit. Ze hebben dus een andere opdracht en een ander mandaat, maar ik vind het wel goed dat ze vertrekken vanuit de ontwikkelingsgerichte dialoog.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Minister, ik dank u voor het antwoord. Ik ben blij dat u onderschrijft wat de decretale taak is van de inspectie, ook voor de inspectie 2.0, die ontwikkelingsgericht is geworden. Ik heb onlangs een inspectie kunnen bijwonen bij een centrum voor basiseducatie en dit werd positief ervaren door zowel de directies als de individuele leerkrachten. Ze ervaren het als een spiegel die wordt voorgehouden en hen zicht geeft op hun eigen functioneren. Op die manier konden ze ook ontwikkelingsdoelstellingen realiseren.
Ik vind het belangrijk dat de inspectie alle goede voorbeelden die ze ziet, verzamelt als ‘good practices’, maar dat ze niet de begeleiding opneemt die onder de taak valt van de pedagogische begeleidingsdiensten. Onze fractie blijft de vrijheid van het onderwijs onderschrijven waarbij elke school vrij kan kiezen bij welke begeleidingsdienst ze aanklopt.
We weten dat de pedagogische begeleidingsdiensten efficiënter en effectiever moeten werken. Wat is de timing? Wanneer weten we hoe ze zich moeten organiseren op basis van het budget dat hun zal worden toegewezen?
De heer Vandenberghe heeft het woord.
Ik wil collega Vandromme danken voor deze interessante vraag, waar we de volgende weken en maanden nog op zullen terugkomen zodra de vernieuwde onderwijsinspectie goed is geïmplementeerd in verschillende scholen.
Ik wil op één punt de nadruk leggen en nog een bijkomende vraag stellen aan de minister. We moeten opletten dat de pedagogische begeleidingsdienst voldoende tijd en middelen heeft om proactief met de scholen te werken. Daarmee bedoel ik – en ik spreek uit ervaring – dat de pedagogische begeleidingsdiensten met de beperkte uren en beperkte manschappen die ze hebben, ook al werken ze meer taakgericht, vooral hun tijd moeten steken in twee soorten scholen. Dat zijn ten eerste de scholen die een gunstig advies hebben gekregen met heel veel werkpunten, waarbij de inspectie vraagt dat ze niet alleen werken aan de werkpunten maar dat ze het totale beleid verder afstemmen, wat werk kost, en ten tweede de scholen die een ongunstig advies krijgen met heel wat werkpunten, want die krijgen een volledig nieuwe doorlichting. Ik spreek uit ervaring. Ik ben een beetje bevreesd. De meeste uren en de meeste taken van die pedagogische begeleidingsdiensten gingen na een doorlichting naar het begeleiden van die scholen die het moeilijk hebben. Mijns inziens zou het echter de taak moeten zijn van de pedagogische begeleidingsdiensten om proactief de scholen te ondersteunen om hun beleid te helpen uitwerken en om de directies en leerkrachten te ondersteunen om het beleidsvoerend vermogen in hun scholen uit te tekenen.
Minister, bent u ervan overtuigd dat de pedagogische begeleidingsdiensten over voldoende uren, middelen en manschappen beschikken om voldoende tijd te steken in het proactief begeleiden van die scholen, voor ze een doorlichting en dergelijke hebben, in plaats van alleen brandjes te gaan blussen en te helpen bij de scholen die ofwel een gunstig advies met heel veel werkpunten ofwel een ongunstig advies hebben gekregen?
De heer Daniëls heeft het woord.
Een belangrijk punt is dat wanneer de inspectie adviezen of beoordelingen geeft, leerkrachten soms wel vragen wat ze moeten doen zodat de inspectie het goed zou vinden. Als de inspectie dan zegt dat ze daar niets over mag zeggen, dat dat haar taak niet is maar die van de pedagogische begeleiding, dan blijven vooral leerkrachten op hun honger zitten. Begrijp me niet verkeerd. Mijn oproep is niet om die twee functies samen te brengen maar wel dat we aan de inspectie duidelijke opdrachten geven en dat bijgevolg de inspectie er dan ook niet is om een of ander waardeoordeel uit te spreken over een pedagogische aanpak. Ik verwijs naar het debat over de herexamens. Als de inspectie zegt dat ze herexamens niet goed vindt en dat er te veel herexamens zijn, wat is dan ‘te veel’ en op welke assumpties is dat gebaseerd? Net zoiets behoort tot de autonomie van de klassenraad, die op basis van bepaalde zaken oordeelt.
Minister, de oproep vanuit onze fractie is om te zorgen, als de inspectie adviezen geeft, dat die duidelijk zijn, dat men weet waarop ze gebaseerd zijn en dat de inspectie zich onthoudt van pedagogische assumpties en dat bepaalde gedachten die misschien bij een inspecteur leven, zoveel mogelijk op de achtergrond blijven. Dat is niet altijd even gemakkelijk, maar het is wel belangrijk voor de school en voor de leerkrachten
Minister Weyts heeft het woord.
Ik heb een sessie bijgewoond van de onderwijsinspectie. Ik vond dat heel leerrijk. Ik ben een voormiddag samen met hen op pad geweest. Het was heel coachend. Je voelde dat dat in een totaal andere sfeer verliep dan een van billentikkers of met een belerend vingertje binnenkomen. Dat was een leuke ervaring.
Wat betreft de efficiëntieoefening inzake de pedagogische begeleidingsdiensten, zijn wij intussen gestart met de eerste contacten en de eerste bespreking. We hebben als timing de begrotingscontrole 2020, dus in maart moeten we daarmee rond zijn. Wij nemen vanzelfsprekend de taken mee.
Wat betreft proactief optreden: men heeft die mogelijkheid nu al. Ik ga nu ook niet vragen om aan elke schooldeur te gaan aankloppen. Vandaag is het iets duidelijker, gemakkelijker en werkbaarder om met een systeem te werken waarbij je ofwel optreedt op vraag van de scholen, waarbij de autonomie speelt en we het vertrouwen geven aan de scholen dat wanneer zijzelf problemen vaststellen, ze zich tot de inspectie zullen richten, ofwel dat je optreedt na de vaststelling van problemen in hoofde van de onderwijsinspectie.
Maar los daarvan kan men nu al proactief optreden. Alleen denk ik: ‘If it ain’t broke, don’t fix it’. Ik zou daar niet zwaar op gaan drukken. In essentie is de belangrijkste taak om te kunnen optreden wanneer een school het vraagt – een beetje vertrouwen in autonomie aan de scholen geven –, en wanneer de Onderwijsinspectie vaststelt dat er wel degelijk begeleiding en verandering in de school nodig is.
Mevrouw Vandromme heeft het woord.
Ik dank u voor de tussenkomsten en het antwoord.
Collega Daniëls, we moeten inderdaad het onderscheid blijven maken tussen de pedagogische begeleidingsdiensten en de inspectie. Belangrijk vind ik vooral dat we onderwijs gaan zien vanuit het ontwikkelingsperspectief. Daar liggen volgens mij heel wat kansen. Ik verwijs naar collega Vandenberghe, die het over het beleidsvoerend vermogen van scholen had. Schoolontwikkeling heeft heel vaak te maken met de ruimte die men ziet om aan schoolmaken te gaan doen en om ervoor te zorgen dat leerlingen in maximaal goede omstandigheden maximale leerwinst kunnen halen. Dat is niet enkel een klasgebeuren, maar zoveel meer. Vandaar dat ik het heel belangrijk vind dat het heel duidelijk is wat de taakstelling van de inspectie is en de taakstelling van de pedagogische begeleidingsdienst. Maar ik denk dat we allen op dezelfde lijn zitten.
De vraag om uitleg is afgehandeld.