Verslag vergadering Commissie voor Onderwijs
Verslag
De heer Slagmulder heeft het woord.
Voorzitter, minister, uit uw antwoord op mijn schriftelijke vraag over het aantal arbeidsongevallen bij leerkrachten door geweld van leerlingen blijkt dat agressie tegen leerkrachten fors in de lift zit. In de eerste helft van 2019 liepen 56 leerkrachten een arbeidsongeval op ten gevolge van agressie. In het volledige jaar 2018 ging het om 86 gevallen. Verhoudingsgewijs gaat het dus om een stijging met 30 procent. Tegenover 2017 is zelfs bijna sprake van een verdubbeling van het aantal feiten.
Het is ook duidelijk dat deze cijfers enkel het topje van de ijsberg zijn. Het Agentschap voor Onderwijsdiensten (AGODI) registreert immers niet het aantal gevallen van agressie, maar enkel het aantal arbeidsongevallen door agressie met een mogelijk aansprakelijke derde. Opvallend is het lage aantal terugvorderingen van schade ten gevolge van deze arbeidsongevallen. In 2016 gebeurden 14 terugvorderingen, in 2017 en 2018 telkens 9 en in de eerste helft van 2019 amper 4. In de voorbije 3,5 jaar waren er dus 282 geregistreerde gevallen van agressie tegen leerkrachten, maar in slechts 36 van die gevallen vond een terugvordering van de schade plaats, dat is nog geen 13 procent. Weliswaar laat AGODI weten dat ‘niet alle gemelde dossiers met daden van agressie afgesloten zijn’ en de ‘vermelde aantallen nog kunnen stijgen’.
Minister, op welke wijze wilt u de scholen bijkomend ondersteunen bij het opmaken van een agressiebeleid?
Waarom worden er geen algemene cijfers bijgehouden inzake agressie maar enkel van het aantal arbeidsongevallen? Een degelijk beleid kan toch maar gevoerd worden op basis van goede cijfers?
Legt de stijging geen algemeen probleem van discipline en normvervaging bloot dat moet worden aangepakt via een kordater optreden, via kordatere sancties? Welke initiatieven wilt u desgevallend nemen?
Waarom worden er zo weinig procedures voor terugvordering van de schade opgestart bij arbeidsongevallen na geweld door leerlingen of familie? Dient dit niet consequenter te gebeuren?
Kunnen onhandelbare en agressieve leerlingen niet sneller geïsoleerd worden uit de normale klas door hen bijvoorbeeld naar een tuchtinternaat te zenden waar de focus ligt op het opnieuw aanleren van discipline?
Welke andere initiatieven zult u ter zake nog nemen teneinde de veiligheid in ons onderwijs opnieuw te verzekeren?
Minister Weyts heeft het woord.
Ik wil eerst de cijfers kaderen. De toenemende agressie in onze samenleving is een ruimer probleem en niet alleen in het onderwijs. Ten tweede, en zoals u zelf aangeeft, is het aantal arbeidsongevallen geen eenduidige indicator voor agressie binnen het onderwijs. Vergis u niet, ik wil het een en ander niet minimaliseren. Agressie hoort nergens thuis, laat staan, en zeker niet, binnen de schoolmuren.
Wat de registratie van geweld betreft: onze schoolbesturen zijn door de federale welzijnswetgeving – net als alle andere werkgevers – verplicht om een register van agressie door derden, zoals leerlingen, bij te houden. De preventieadviseur van de onderwijsinstelling moet dat in zijn jaarrapport opnemen. Het toezicht op deze wettelijke verplichting ligt bij de FOD WASO (Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg) en meer bepaald bij de regionale directie van het Toezicht op het Welzijn op het Werk. Het bijhouden van de gegevens berust dus volledig op de federale regelgeving en staat los van de onderwijsbevoegdheid.
We hebben wel een convenant tussen de administratie Onderwijs en de FOD WASO waarbij er gesprekken worden gevoerd over de impact van de federale regelgeving op het onderwijs. Binnen dit convenant hebben we een werkgroep psychosociale risico’s opgericht, waarin alle werknemersorganisaties vertegenwoordigd zijn. Deze werkgroep onderneemt meerdere acties om scholen te ondersteunen bij hun agressiebeleid. De Christelijke Onderwijscentrale (COC), een belangrijke onderwijspartner en werknemersorganisatie, werd uitgenodigd om hun recente studie toe te lichten en samen naar oplossingen te zoeken.
Ook dit jaar gaan we gratis opleidingen voor vertrouwenspersonen organiseren, vooral met de bedoeling hen te laten helpen enig taboe te doorbreken inzake feiten van agressie. Daarnaast hebben we ook de intentie om voor deze vertrouwenspersonen supervisies te organiseren. We bedoelen daarmee dat we reeds opgeleide vertrouwenspersonen willen samenbrengen om wat goede praktijken uit te wisselen, ervaringen te delen en om hun de kans te geven gespreksvaardigheden en luistertechnieken verder te ontwikkelen.
Er werden ook actieplannen ontwikkeld. Er is onder andere een beleidsplan ter bevordering van het welzijn en welbevinden in onderwijsinstellingen, waarin er ook aandacht wordt besteed aan specifieke acties en maatregelen bij leerlingen in leerplichtonderwijs. Het plan gaat ook zo veel mogelijk uit van een aanpak op maat van de school.
Het onderwijspersoneelslid dat slachtoffer meent te zijn van grensoverschrijdend gedrag op het werk, beschikt natuurlijk ook zelf, conform de welzijnswetgeving, over verschillende actiemogelijkheden en procedures: er bestaan zowel informele procedures, via die vertrouwenspersonen bijvoorbeeld, als formele procedures. Die mogelijkheden staan ook beschreven in het beleidsplan ter bevordering van het welzijn en welbevinden in onderwijsinstellingen.
Er werden voor leden van schoolteams samen met de FOD WASO ook opleidingen agressiepreventie georganiseerd en we gaan die dit jaar opnieuw organiseren. In 2019 werden supervisies voor schoolleiders georganiseerd, waarmee we scholen op weg willen helpen om een welzijnsbeleid op maat van hun school uit te werken. We willen dat agressiebeleid dus vooral inbedden in een ruimer algemeen welzijnsbeleid. Recent nog, eind november 2019, hebben we ook een studiedag rond werkbaar werk en welbevinden in onderwijs georganiseerd. Tijdens die studiedag hebben we onder andere aandacht besteed aan het agressieprobleem en zijn er via workshops goede praktijkvoorbeelden uitgewisseld.
Wat de terugvorderingen betreft, zijn er een aantal situaties waarbij mijn administratie afziet van terugvordering, bijvoorbeeld als men oordeelt dat de kosten de baten niet overstijgen.
Tot slot, wat het sanctiebeleid betreft, heb je enerzijds strafrechtelijke feiten, waarbij je een beroep kunt doen op politie. In andere gevallen kan de school in kwestie autonoom beslissen. Scholen hebben de plicht om in het kader van orde en tucht procedures uit te werken en op te nemen in het schoolreglement. Wanneer er zich problemen stellen met een leerling en de schoolinterne mogelijkheden uitgeput zijn, dan kan de school voor ondersteuning terecht bij zijn centrum voor leerlingenbegeleiding (CLB). Het CLB kan desgevallend doorverwijzen naar welzijnsorganisaties.
De slotsom: elk geval van agressie is er een te veel. We leveren al wat inspanningen, maar we schakelen nog altijd wel wat versnellingen hoger en blijven met alle betrokken actoren actie ondernemen om scholen zo goed mogelijk te ondersteunen in hun agressiebeleid. Ik heb aan mijn administratie gevraagd om met de werkgroep psychosociale risico's te bekijken hoe we scholen verder heel concreet kunnen ondersteunen bij het uitwerken en verfijnen van hun agressiebeleid.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, dank u wel voor uw antwoord.
In onze klaslokalen kan het er soms ruig aan toe gaan: karatetrappen, vuistslagen, leerkrachten die een hamer of een schaar naar het hoofd geslingerd krijgen… Soms worden van die feiten filmpjes gemaakt om ze te verspreiden via sociale media. De schade is dus niet alleen lichamelijk, maar vaak ook psychisch. Ook doodsbedreigingen kunnen er bij heel wat leerkrachten trouwens stevig inhakken.
Minister, ik had u ook een andere schriftelijke vraag gesteld naar cijfers inzake verboden wapenbezit in onze scholen. U liet mij weten dat er hierover geen cijfers bestaan en dat het aan de scholen zelf is om gepaste maatregelen te nemen ten aanzien van leerlingen, als die betrapt worden met verboden wapens, maar toch wil ik de volgende bijkomende vraag stellen: bent u bereid stappen te ondernemen om ons via cijfermateriaal zicht te kunnen geven op de problematiek van verboden wapenbezit in scholen?
De heer Brouns heeft het woord.
Collega’s, we delen allemaal de mening dat geen enkele vorm van agressie is toegelaten, ten aanzien van eender wie die een publieke functie invult, zeker leerkrachten. We moeten jongeren er zo vroeg mogelijk op wijzen dat geen enkele vorm van geweld getolereerd wordt. Daarom is het belangrijk dat elke school een schoolcultuur ontwikkelt waarbij het heel duidelijk is dat geweld niet getolereerd wordt. Daarbij moet men er ook gevoelig aan zijn dat dat geweld een ‘dark number’ zou kunnen zijn. Geweld kan verschillende vormen aannemen. Het hoeft niet altijd fysiek te zijn, maar kan ook psychisch zijn. Voor leerkrachten zou er geen enkele drempel mogen bestaan om het te melden wanneer zij slachtoffer zijn van enige vorm van geweld.
Er is al een hele weg afgelegd naar het installeren van vertrouwenspersonen. Ook binnen de wetgeving die u schetst, is dat inderdaad voorzien, volgens mij ook op de schoolvloer. Om het zo laagdrempelig mogelijk te organiseren, lijkt het mij niet slecht om ook naar intervisies te gaan, waarbij leerkrachten naar elkaar kunnen luisteren, niet alleen bij incidenten, maar ook bij het delen van ervaringen van wat er leeft, hoe men met elkaar omgaat, hoe leerlingen omgaan met leerkrachten in de klas. Naast het installeren van vertrouwenspersonen wil ik dus ook een pleidooi houden voor intervisie. Die kan volgens mij breed worden toegepast in het onderwijs, waarbij leerkrachten ervaringen kunnen delen en elkaar zo sterker kunnen maken.
Ten slotte wil ik nog een suggestie doen in verband met het agressiebeleid dat u voor ogen hebt en waarmee u de scholen tegemoet wilt komen. Er zijn vandaag heel wat goede voorbeelden van schoolinspecteurs. Er bestaat daarbij een nauwe relatie tussen de lokale politie en de desbetreffende scholen op hun grondgebied. Het gaat dan niet over een repressieve invalshoek, maar de permanente aanwezigheid van een politie-inspecteur kan in eerste instantie uiteraard preventief werken. Hij of zij kan een brug vormen tussen het schoolbestuur, de schoolleider, de leerkrachten en leerlingen, maar ook de ouders. Uit ervaring weten we dat die aanwezigheid op zich op zijn minst zeer preventief kan werken. En indien nodig, is handhaving ook mogelijk.
Minister, daarom wil ik de suggestie doen om de goede voorbeelden die er vandaag zijn rond de werking van schoolinspecteurs, breed te communiceren, ter bestrijding van de agressie die er inderdaad soms is op school.
Collega Slagmulder, eerst en vooral denk ik dat uw redenering wiskundig niet helemaal klopt. Ik denk niet dat je zomaar het aantal gevallen van de eerste helft van het jaar maal twee kunt doen om dan te zeggen dat er een stijging met 30 procent is. Dat is toch wat kort door de bocht, al was het maar omdat het aantal effectieve lesdagen in de eerste helft en de tweede helft van het jaar verschillend is. Het lijkt mij veiliger en correcter om de verdere cijfers af te wachten. Maar ik denk wel dat er in 2019 een lichte stijging zal zijn.
Verder wil ik het probleem zeker niet minimaliseren. We horen heel regelmatig over incidenten binnen scholen, maar ook overal waar er werknemers zijn in publieke sectoren: maatschappelijk assistenten, ambulancepersoneel, politie enzovoort. Ik wil heel duidelijk stellen dat geweld en agressie onaanvaardbaar zijn voor onze fractie.
Uw vraag gaat specifiek over geweld door leerlingen. Maar helaas zijn er af en toe ook ouders die door het lint gaan. Scholen zijn primair verantwoordelijk om zelf een agressiebeleid op poten te zetten. Het is heel goed dat een school dat zelf kan doen. Een school is heel specifiek en kan dan maatregelen nemen op maat. In de beleidsnota staat dat nascholingen dicht bij die onderwijspraktijk moeten staan en er op vraag van leerkrachten en directie moeten komen. Dat lijkt mij ook terecht, omdat zij het best geplaatst zijn om te weten waar er nood aan is.
In het verleden zijn er heel wat inspanningen geleverd om agressie op school het hoofd te bieden. Er werd onder meer sterk ingezet op de opleiding van vertrouwenspersonen; ik had hier ook al een vraag over gesteld in de commissie. De minister liet hier weten dat er sinds 2015 vierhonderd vertrouwenspersonen zijn opgeleid die een bemiddelende rol spelen. Minister, ik ben blij te horen dat u dat project zult verderzetten, dat u bijkomende vertrouwenspersonen zult opleiden en dat u ook overweegt om nieuwe opleidingen rond agressiepreventie op te zetten.
Ik treed de collega’s bij dat het belangrijk is om dat probleem in kaart te brengen, zodat we zo goed mogelijk zicht krijgen op die zaken. Want nu weten we eigenlijk nog heel weinig over dat geweld: gaat het om lichamelijk geweld, verbale agressie, intimidatie, ongewenste seksuele aandacht, digitaal pesten, via filmpjes die op het internet worden gezet?
Minister, gaat u er werk van maken om het probleem nog beter in kaart te brengen? Indien ja, op welke manier? Het lijkt mij ook belangrijk dat er gesleuteld wordt aan die lerarenopleiding, zodat toekomstige leraren voldoende uitgerust zijn om voor de klas te staan, en over de juiste vaardigheden beschikken in verband met deze problematiek.
Tot slot vind ik het heel belangrijk dat we zeker moeten voorkomen dat slachtoffers zwijgen – omdat ze denken dat er toch niets zal gebeuren met hun klacht, omdat ze vrezen dat ze niet worden geloofd, of omdat ze bang zijn dat ze hun job gaan verliezen. Geweld, pesterij en agressie zijn onaanvaardbaar en zijn nooit part of the job. Dat wilde ik nog kwijt.
Minister Weyts heeft het woord.
Met betrekking tot de concrete vraag om scholen op te leggen om nog eens te rapporteren over incidenten met verboden wapenbezit: ik denk dat het belangrijker is om op te treden dan om te rapporteren. We komen onszelf regelmatig tegen in zulke debatten. Enerzijds willen we die cijfers absoluut kennen, en moeten we dat vragen aan de scholen. Vervolgens klagen we over te veel rapporteringsplicht en administratieve lasten. Dat is een beetje zoeken naar het juiste evenwicht.
Ik denk dat ik een breed palet heb geschetst van maatregelen ‘as is’ en ‘to do’; maatregelen waarmee we bezig zijn. Collega Brouns zei het al: het gaat om de uitwisseling van goede praktijken via wat u intervisies noemde. Ik heb het supervisies genoemd, maar we bedoelen hetzelfde. We zijn er ondertussen ook mee bezig. U gaf het goede voorbeeld van fysieke aanwezigheid, waarbij de politie niet in een wachttoren op school zit, maar er wel regelmatig bezoek is van een politieagent. Ik denk dat dat een goede praktijk kan zijn, ten minste daar waar het probleem zich stelt. We moeten ook niet aan overshooting doen.
De heer Slagmulder heeft het woord.
Minister, u blijft in de eerste plaats vooral focussen op agressiepreventie in onze scholen. Een beleid rond agressiepreventie, met onder meer bemiddelingstechnieken, heeft zeker zijn nut. De cijfers leggen een ernstig probleem bloot van een gebrek aan respect en discipline in ons onderwijs, en dat draagt er ook toe bij dat veel beginnende leerkrachten uiteindelijk besluiten om te stoppen met lesgeven.
Daarom wil ik er toch voor pleiten dat er een systeem op poten wordt gezet waarbij onhandelbare scholieren, die de school verzieken, uit het gewoon onderwijs worden geïsoleerd en naar een tuchtinternaat worden gestuurd. Daar moet dan worden gefocust op het opnieuw aanleren van discipline en werkethiek. De kwaliteit van ons onderwijs en onze scholen zal er alleszins wel bij varen. Ik dank u.
De vraag om uitleg is afgehandeld.