Verslag vergadering Commissie voor Leefmilieu, Natuur, Ruimtelijke Ordening en Energie
Verslag
De heer Steenwegen heeft het woord.
Mijn vraag gaat over de inplanting van veestallen. Minister, in de pers konden we vernemen dat u in oktober 2019 de vergunning voor de bouw en exploitatie van een nieuwe pluimveestal hebt geweigerd. De mogelijke geurhinder, de effecten op de mens en het gebrek aan inpasbaarheid in het omliggende open landschap waren blijkbaar argumenten van uw motivatie tot weigering.
Voor deze grote veestallen spreken we echt wel van een dimensie groter dan wat we tot vandaag hebben gezien. Dat is geen alleenstaand geval, we zien dat er heel wat aanvragen tot vergunning zijn voor die echt grotere stallen en dat ook stallen vergund zijn. Ik heb er een aantal opgelijst die vooral uit de Kempen komen, maar er zijn er ook in Vlaams-Brabant, West-Vlaanderen en Oost-Vlaanderen. Het fenomeen doet zich vooral langs de grensgebieden voor.
Algemeen is er een schaalvergroting. We weten – en dat is ook logisch – dat bedrijven omwille van onder meer efficiëntie overgaan tot schaalvergroting. We weten ook dat er jaarlijks veel landbouwbedrijven verdwijnen, waardoor die schaalvergroting vanzelfsprekend is. Maar we spreken hier van een trend waar we toch eens over moeten nadenken. Het is ook een bezorgdheid van onze landbouwers. We zien dat bedrijven die vanwege strenge regelgeving in onze buurlanden, bijvoorbeeld Nederland, uitwijken naar ons en die eigenlijk de beperkte milieugebruiksruimte van onze eigen bedrijven inpalmen. We weten dat ons bijvoorbeeld rond stikstof grote uitdagingen te wachten staan. In die zin is het beleidsmatig een heel relevante discussie om, los van individuele gevallen, te bekijken hoe we voor de landbouw in de toekomst zo een beleid kunnen voeren waarbij we bedrijven die passen in de landbouwvisie van de toekomst, kansen kunnen blijven geven en we niet de problemen van onze buurlanden importeren omdat men daar wat verder staat in de regelgeving.
Minister, ik ga ervan uit dat u op de hoogte bent van de toenemende schaalvergroting. Hoe gaat u om met deze trend en de impact hiervan op het landschap? Hoe zult u met deze trend omgaan in uw ruimtelijke visie en haar instrumenten? Hoe wilt u zorgen voor een betere afstemming tussen het omgevingsbeleid en het vergunningenbeleid, zowel op lokaal als bovenlokaal niveau?
Welk afwegingskader bent u van plan te hanteren bij toekomstige dossiers in eerste of tweede aanleg? In welke mate zullen uw diensten hun adviestaak aanpassen in het kader van nieuwe inzichten?
Minister Demir heeft het woord.
Collega, de thematiek ligt mij zeer na aan het hart, dat kan ik al vooropstellen. Als Vlaams minister van Omgeving ben ik ook rechtstreeks bevoegd voor vergunningverlening aan veehouderijen waarbij de grens voor klasse 1 overschreden wordt en waarbij deze grote inrichtingen inderdaad behandeld worden. Daarnaast behandel ik ook dossiers in tweede aanleg waarbij een beroep is ingesteld tegen vergunningen verleend door de provincie. Via een concrete omgevingsvergunningsaanvraag wordt het project ter zake geëvalueerd op zijn ruimtelijke inpasbaarheid en de aanvaardbaarheid van mogelijke hinder op de nabije omgeving. Onder de omgeving begrijpen we het leefmilieu en de omwonenden, die van groot belang zijn.
De administratie hanteert een uitgebreide set regels en afwegingskaders om de toelaatbaarheid van dergelijke inrichtingen te beoordelen. Belangrijke aspecten bij de hinderbeoordeling van een concrete omgevingsvergunningsaanvraag zijn de geurhinder voor de omwonenden, de mobiliteit, het watergebruik, de fijnstofproblematiek en de uitstoot van ammoniak. Mijn administratie houdt de vinger ook aan de pols over technologische evoluties, ontwikkelingen en relevante rechtspraak in het buitenland en zet vol in op het bijsturen en actualiseren van de sectorale wetgeving en richtlijnen.
Ook de verstrengde regels met betrekking tot vergunningverlening in Nederland en de gevolgen hiervan die in Vlaanderen voelbaar zijn, volg ik op de voet, zowel op het vlak van regelgeving alsook wat betreft de verhoogde interesse van Nederlandse veehouders om zich in Vlaanderen te vestigen.
De beoordeling van de ruimtelijke aspecten gebeurt op basis van de beoordelingsgronden uit de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening. De agrarische gebieden op de gewestplannen zijn bestemd voor de ontwikkeling van landbouwbedrijven in ruime zin en para-agrarische bedrijven. Los van de conformiteit van de bestemming agrarisch gebied die stelt dat de inplanting van landbouwbedrijfgebouwen binnen deze gebieden in principe vergunbaar is, moet bij iedere vergunningsaanvraag getoetst worden in hoeverre het aangevraagde ruimtelijk inpasbaar is op de voorgestelde locatie en het de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet overschrijdt.
Bij de toetsing aan de goede ruimtelijke ordening is de omzendbrief over de toepassing van de gewestplanvoorschriften van belang. Aanvragen voor inplantingen van zeer grote gesloten varkens- en pluimveestallen waar we de afgelopen maanden mee geconfronteerd werden, kunnen worden geweigerd indien de schaal en omvang van de ontwikkeling niet aansluit bij de schaal van het gebied en het landschap, of indien de aanvraag te hoogdynamisch is voor de locatie. Het aspect dynamiek kan worden ingevuld vanuit het aantal vervoersbewegingen, het tijdstip van de activiteiten en vervoersbewegingen en de milieuhinder. Er kan een weigering zijn wanneer de aanvraag de leefkwaliteit van de omgeving in het gedrang brengt. Er kunnen ook randvoorwaarden nodig zijn om de hinder die een activiteit met zich meebrengt, te vermijden, beperken of milderen. Men kan de aanvraag weigeren wanneer ze ligt binnen beschermde cultuurhistorische landschappen of in mogelijk of effectief overstromingsgevoelige gebieden. Daarnaast zijn er nog andere punten waarvoor een aanvraag kan worden geweigerd.
Ik houd echt in de mate van het mogelijke rekening met die elementen. Ik volg het op de voet en ik zal onderzoeken of er al dan niet een algemeen kader nodig is. Want als de trend zich voortzet, is dit geen goede evolutie.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Dank u wel, minister. U neemt in uw antwoord veel van mijn bezorgdheden over. Natuurlijk moet er bij elke vergunningsaanvraag binnen het wettelijk kader worden gekeken wat de mogelijkheden zijn en wat de motivatie is. Maar de bedoeling van mijn vraag was vooral om te zien of de evolutie die we zien gebeuren, wenselijk is en of we erover moeten nadenken of we dat wel willen. Als we denken dat dat niet de gewenste evolutie is, hebben we vandaag dan mogelijkheden of moeten we beleidsmatig een debat hebben om te kijken of we daar eventueel op een andere manier mee moeten omgaan?
Ik onthoud dat u waarneemt dat er inderdaad door de strengere regels in het buitenland, bijvoorbeeld Nederland, een soort import ontstaat die voor de mogelijkheden voor onze eigen landbouw niet per se positief is, om het zacht uit te drukken. Ik ben tevreden met uw antwoord en de elementen daarvan. Ik hoop dat we dat verder kunnen opvolgen en indien nodig het debat daarover in alle openheid voeren.
Mevrouw Rombouts heeft het woord.
Ik wil me graag aansluiten bij dit debat waaraan veel verschillende invalshoeken zijn. Daarstraks werd gesproken over ruimtelijke ordening. Dat is al geen evident verhaal. Er zijn heel veel zaken die in rekening moeten worden gebracht, wat het hele verhaal ook complexer maakt.
Wat betreft de druk uit het buitenland, waarbij mensen de grens oversteken om hier een initiatief te nemen, zijn de problemen velerlei. Ik denk op zich niet dat daar de wet veel strenger is, maar er zijn inderdaad bepaalde redenen waarom men de grens oversteekt. We moeten daar oog voor hebben en eventueel in overleg treden met buurlanden om te zien welk effect bepaalde maatregelen kunnen hebben.
In het verhaal van de schaalvergroting is heel duidelijk aangestipt dat het een algemeen gegeven is dat een aantal bedrijven de keuze maakt om naar schaalvergroting te gaan. Dat is trouwens niet alleen in de land- en tuinbouwsector zo, maar als we om ons heen kijken zien we centralisatie van dienstverlening en van taken. Dat is een gegeven in heel onze maatschappij, omdat we ons niet alleen in Vlaanderen begeven, maar in de ruimere context van Europa en de wereld.
Het is zeker belangrijk om te kijken hoe we daarmee moeten omgaan. Je kunt dit gegeven niet zomaar wegcijferen. Vorige legislatuur hebben we daar een boeiend debat over gehad. Daarover is een eensgezinde resolutie goedgekeurd. Het is zeker interessant om die nog eens nader te bekijken. Het thema is toch wel zeer divers, afhankelijk van het bedrijf en de keuzes van de bedrijfsleider.
Minister, ik vind het fijn in uw antwoord dat in het afwegingskader steeds nieuwe inzichten worden meegenomen alsook nieuwe technieken die vaak oplossingen kunnen bieden. We zoeken natuurlijk in techniek soms oplossingen, zeker ten aanzien van natuur en milieu. Ik vind het fijn te horen dat u daar aandacht voor hebt. Ik wil daar zeker nog eens de nadruk op leggen, want voor het snel gebruiken van nieuwe technieken, te erkennen als best beschikbare technieken, moet vaak een heel lange weg worden afgelegd. Uiteraard moet men daarover zekerheid hebben. Ik wil er aandacht voor vragen dat dat zo snel mogelijk geïntroduceerd kan worden zodat bedrijven daar gebruik van kunnen maken.
Minister, u hebt het over een kader dat we misschien kunnen of moeten creëren. Ik begrijp dat dat nog in onderzoek is. Ik vind het belangrijk om in dezen ruimte voor ondernemen mee te nemen en anderzijds rechtszekerheid, wat een zeer belangrijk item is als we spreken over ondernemen. Ik wil zeker meegeven om daar in de toekomst de nodige aandacht voor te houden.
De heer Pieters heeft het woord.
Ik sluit me aan bij collega Rombouts. Ik wil eraan toevoegen dat we misschien ook rekening moeten houden met inkomenszekerheid voor de bedrijven en dat we in de toekomst deze bedrijven een garantie kunnen geven op een fatsoenlijk inkomen. Men heeft mindere jaren en een betere jaren, maar het zou op termijn wel mogelijk moeten zijn dat deze bedrijven kunnen overleven.
Minister Demir heeft het woord.
Voor alle duidelijkheid: het gaat hier wel over megastallen. Het gaat hier niet over een boer en de zekerheid die je daaraan moet geven. Het gaat hier echt wel over gigantische schaalvergrotingen. Als men in Nederland de wetgeving verstrengt, dan is het niet meer dan normaal dat ik de evolutie bekijk. De trend waarbij die megastallen uit Nederland richting Vlaanderen komen, is ook concurrentie voor onze boeren.
Ten tweede is er de schaalvergroting op de juiste plaats. Als die gigantische schaalvergroting dan ook nog eens bijkomende milieu- en klimaateffecten heeft? Sorry, ik ben minister van milieu. Dat wil zeggen dat ik de effecten op het milieu in zo een dossier in overweging zal nemen en een vergunning van zo een gigantische stal ook zal weigeren. Ik blijf daarop staan, ik ben minister van milieu, en dat is op de eerste plaats erop toezien dat we het milieu beschermen. Die evolutie richting Vlaanderen zal ik echt in de gaten houden en met mijn Nederlandse collega bespreken, want dat baart mij echt wel zorgen.
De heer Steenwegen heeft het woord.
Het is een goede suggestie van collega Rombouts om over de grens te kijken en te zien of evoluties samen kunnen worden bekeken en of er afspraken kunnen worden gemaakt. Het kan immers niet de bedoeling zijn dat de oplossing voor de ene een probleem voor de andere creëert. We moeten proberen te zoeken naar bepaalde tendensen die we vaststellen. Ik steun zeker het idee om daar een gesprek over te hebben met uw collega.
De vraag om uitleg is afgehandeld.